NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 12 JUNI 1926
Aan het einde der Week
De Volkenbondsraad is de afgeloo-
pen week te Genève weer bijeengeko
men, doch men is al niet veel gelukki
ger geweest dan de vorige maal, toen
het ondanks alle daartoe aangewende
moeite niet gelukken mocht tot over
eenstemming te komen en de hoeren
onverrichter zake naar huis moesten
terugkeeren
De groote kwestie is nog steeds, die
van de permanente en niet-permanente
Kaadszetels. Was het de vorige maal
de houding van Brazilië, waardoor de
toelating van Duitschland tot den
Bond verhinderd werd en waaraan
dus het echec van Genève te danken
was, thans is het tot een breuk tus-
schen Brazilië en den Volkenbonds
raad wellicht ook tusschen dit land
land en den Volkenbond gekomen.
Het wil tot eiken prijs een permanen
ten zetel; kan het dit niet gedaan krij
gen, welnu dan bedankt het er ook
voor langer lid van den Volkcnbonds-
raad uit te maken. Een dergeijk be
sluit, hoewel niet in zoo scherpen
vorm heeft ook- Spanje genomen.
Achter de ontstemming die deze en
andere landen getoond hebben ligt
.en dit is de ernstige beteelven is van der
gelijke beslissingen de belangente
genstelling, die er tusschen de versclih-
lende natiën der wereld bestaai. Wij
zijn nog zeer ver verwijderd van liet
„Alle Menschen werden Brüdcr".
Maar al te vaak geldt nog dat oud-
Romeinsche spreekwoord: homo homi-
ni lupus, de eene mensch is den ande
ren een wolf.
Toch kan niet ontkend worden, dat
het met den Volkenbond in de goede
richting gaat. Toep hij opgericht werd
kort na den wereldoorlog, scheen hij
weinig anders dan een instelling der
overwinnende mogendheden om de
onderliggende nog meer te onderdruk
ken. Met weinig enthousiasme trad
dan ook in 1920 ons land tot den Bono
toe.
In de jaren die inmiddels verloopen
zijn is de Bond hoe langs zoo meer
heengegroeid in de richting van het
ideaal (dat inmiddels nog lang niet
bereikt is!) de bond te worden van al
le volken der wereld. Quitschland is
nog wel niet formeel lid van den
Volkenbond geworden, doch moreel
wordt het naar de bekende uitdruk
king van Briand reeds als zooda
nig beschouwd".
Het meestrte betreuren is, dat Ame
rika zich nog èteeds afzijdig heeft ge
houden en dit maakt een eventueel
uittreden van Brazilië (dat de verte
genwoordigster is der Zuid-Ameri-
kaansche Staten) zoo gevaarlijk. Reeds
gaan er geruchten, dat men voorne
mens is tot de oprichting van een
eigen Amerikaans ch en Volkenbond
over te gaan tegenover den Europee-
schen die in Genève zijn zetel heeft.
Het zou een zeer penibele toestand
worden, twee volkenbonden naast (en
fnisschien straks tegenover) elkander.
De gedachte, alle natiën der wereld
in één bond te vereenigen, is zoo juist
en zelfs in den korten tijd van zijn be
staan heeft de nog zoo onvolkomen
bond reeds zegenrijk werk verricht en
b.v. een Balkanoorlog kunnen verhin
deren.
En van hoe groote beteekenis zijn
ook niet reeds (en zullen vooral in de
toekomst'zijn) de door den bond in
het leven geroèpen instellingen, b.v.
ter organisatie van den arbeid.
Thans vergadert de negende inter
nationale arbeidsconferentie, die de
regeling van zeeliedenkwesties tot
program heeft. Zondag j.l. werd het
Internationaal Arbeidspaleis te Genè
ve geopend, waarbij onze landgenoot,
Mgr. Nolens, een treffende rede hield,
waarin hij duidelijk deed uitkomen,
dat ook op het terrein van den arbeid
alleen in het houden van Gods gebo
den groote loon ligt.
Zoo was de afgeloopen week meer
dan ooit de blik naar Genève gericht.
Uit dc afzonderlijke" landen is wei
nig nieuws te melden: noch het Brit-
sche mijnconflict is opgelost, noch dc
daling van den Belgischen en den
Franschen frank is tot staan gebracht.
Een eigenaardige gedachte werd in
België geopperd; zou het niet mogelijks
zijn, dat er een internationale milrit
kwam? Zou de Volkenbond zich daar
niet. eens voor kunnen spannen? Het
lijkt niet waarschijnlijk, dat zoo iets
vooralsnog mogelijk zou zijn, maar
wie weet wat we nog' heieven zullen..
Uit het grijs verleden.
OUD-ROMEINSCHE EENVOUD.
In den oudsten tijd toen Rome zich
nog niet tot de verfijnde wereldstad,
die het later geworden is, ontwikkeld
had, leefden de ttomeinen zeer een
voudig en sober. Hun woningen had
den nog zeer weinig comfort en ook
hun kleeding was nog aan alle weeldë
gespeend.
Oorspronkelijk droegen de Romei
nen slechts één enkel kleedingstuk, de
tuniek of tunica; deze was vervaar
digd van ongeverfde wol. De tuniek
der mannen was om de heupen met een
gordel vastgebonden en hing ,af tot
ie'ts heneden de knieën; die der vrou
wen was om de horst vastgemaakt en
reikte tot aan de voeten; bovendien
had do laatste mouwen.
Wanneer de mannen op het lanl
werkten, deden zij de tuniek uit; hun
eenige kleeding bestond dan in eon
linnen gordel en een schort, dat reikte
tot aan de knieën.
Bij ongunstig weer droeg men ecu
wollen mantel, dië om de schouders
geworpen werd en dichtgehaakt mot
een gesp; dit kleedingstuk kwam tot
aan de voeten.
Bij plechtige gelegenheden droeg
men over de tuniek de toga, het ,speci-
fiek-Romeinsche kleedingstuk: een
lang kleed van witte wol, dat men m
sierlijke plooien om het lichaam liet
afhangen tot op de hielen De toga
mocht alleen door de burgers en bun
vrouwen gedragen worden.
Als hoofddeksel droegen de Romei
nen een vilten muts. De mannen lieten
hoofdhaar en baard groeien; de vrou
wen droegen heur haar in zes vlechten
terwijl de jonge meisjes het met een
netje bedekten.
Het schoeisel bestond uit leeren
sandalen, die het bovenste gedeelte
van den voet onbedekt lieten. Aan de
linkerhand droeg men een ijzeren ring.
Even eenvoudig als de kleeding wa
ren in dien alleroudsten tijd de'maai
tijden der Romeinen. Zij aten weinig
Ten dan altijd een min of meer grof
voedsel. De hoofdmaaltijd was des
middags; het middagmaal (cena) was
samengesteld uit meelpap en versche
oi (natuurlijk op primitieve wijze)
verduurzaamde groenten in pekel.
Sedert de vijfde eeuw verstond men
de kunst om brood te bakken.
Men at met een lepel of met de vin
gers, gezeten aan een ongedekte hou
ten tafel.
Wanneer men gasten genoodigd
had, voegde men aan het gewone maal
nog toe een schotel "vleesch, visch, eie
ren, boonen of uien en een soort des
sert, bestaande in vruchten en gebak.
Vleesch werd overigens bijna alleen
gegeten wanneer men een dier geof
ferd had. De ingewanden en het vet
werden dan ter eere van de goden ver
brand en het vleesch behield men om
een offermaaltijd aan te .richten.
Des morgens ontbeten. deRomeinen,
hetzij thuis hetzij op het werk, met
pap of brood en kaas.
De avondmaaltijd bestond uit pap
of brood, noten, vruchten en een wei
nig wijn.
Men ziet: weelde kenden de Romei
nen in dien tijd nog niet.
De Romeinen leefden zeer eenvou
dig; zij hadden weinig behoeften en
weren spoedig tevreden.
Dit was ook hun ideaal: soberheid,
zuinigheid, matigheid, ernst. En het
beginsel, dat hun gedrag beheerschte
was het zoo getrouw mogelijk volgen
van de gewoonten cler voorouders.
Toen later nieuwere ideeën in Rome
ingang vonden, waarover de ouderen
het hoofd schudden, vertelden zij met
bewondering va-iv personen uit den
ouden tijd als Cincinnatus, die groote
diensten aan zijn vaderland bewezen
had én toch, ondanks den staat van
eer waartoe hij opgeklommen was,
leefde hij als een eenvoudige hoer.
Quintius Cincinnatus was in 4G0 v.
Chr. tot Consul gekozen en werd in
458 van den ploeg tot de dictatuur ge
roepen.
Dc Romeinsche staat was in groot
gevaar en de Senaat zond boden om
Cincinnatus te gaan halen; hij was de
eenigste die redding zou kunnen
brengen.
Toen de boden bij Cincinnatus kwa
men, was' hij op zijn land aan het werk
Nadat hij zich wat opgeknapt had en
de inmiddels door zijn vrouw opge
zochte toga aangetrokken had, kon hij
hen op behoorlijke wijze te woord
staan. Zij smeekten hem zoo spoedig
mogelijk te komen.
Cincinnatus voldeed aan hun verzoek
en toen het hem na 15 dagenge
lukt was de vijanden te verslaan, trad
hij af, zocht zijn land weer op en ging
weer gewoon aan den arbeid.
Dat was een Romein van den oud^n
stempel!
DAMRUBRIEK.
Redacteur: J. Verstoep Jzn. Poort-
landlaan 40, Delft.
F ranse he opening.
-De volgende partij werd gespeeld ta
een wedstrijd om liet kampioenschap
van Nederland. Opmerkingen van het
Damspel
'Wit: J. de Haas. Zwart: W. B. J.
Pippijn.
1 34—30 17—21
2 40—34 20—25!
3 44—40 14—20!
4 30—24 19 x 30
20 x 29 had Wit verhinderd een
voorpost op 24 te handhaven en zou
daarom het juiste antwoord, geweest
zijn. De uitgevoerde slag is niet prac»
tisch.
5 35 x 24 20 x 29
6 33 x 24 21—26
7 50—44 10—14
8 38—33
De rij schijven v^naf 49 opbrengen
is de sterkste voortzetting. Wit moet
zoo- lang mogelijk zijn korten vleugel
ter beschikking houden.
8 14—19
Deze voortzetting verzwakt. Zwart
moet zoo lang mogelijk den stand van
zijn langen vleugel onveranderd laten
en liever trachten wits langen vleugel
aan te vallen.
9 40—35 19 x 30
10 35 x 24 9—14
11 44—40 14—19
12 34—30
Te vroeg. Sterker is 4035.
12 25 x 34
13 39 x 30 4—9
Door 19—23 had Zwart uitstekend
spel verkregen; speelt 'Wit hierop 33
28, dan Zwart 1117 en 1520. Wit's
12e zet was zwak, want Zwart kon
19—23 spelen.
14 40—35
Wit profiteert onmiddellijk van de
gelegenheid. De stand van Zwart
wordt nu vastgegrepen en ook 1923
voor goed belet.
14 18—23
Onvast en bereikt alleen, dat Wit 49
44 niet op kan spelen, want daarop
zou Zwart 2328 volgen. 1117, 711
zou voor Zwart de goede voortzetting
geweest zijn.
15 33—28! 12—18 16 42—38, 16—217
Verkeerd. 510! had daarentegen
zekere redding gebracht.
17 30—25, 19 x 30 18 35 x 24, 5—10
Te laat. Het stuk is niet meer te red
den na den 16en zet.
19 28 x 19.11—16 20 38—33
Stand:
Zwart (14) 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 13.
15, 16, 18, 21, 26.
Wit (15) 19, 24, 25, 31, 32, 33, 36, 37,
41, 43, 45, 46, 47, 48, 49.
Om 2127 tegen te gaan, want
kon deze afruil aan Zwart vrijelijk ge
lukken, dan werd de witte sciiijf of 19
geïsoleerd en welhaast prijs gemaakt.
20 21—27
Dacht vermoedelijk niet, dat Wit
naar 22 zou slaan.
21 31 x 22, 18 x 20 22 25 x 5, 13 x 24
23 37—31, 26 x 37 24 41 x 32, 7—12
25 32—27, 8—13 26 5—37, 12—187
Afruilen met 914 was nu beter dan
later. Er volgde nog:
27 37—26, 2—8 28 26—37, 9—14
29 37 x 5, 13—19 30 5 x 12! 8 x 17
31 47-42, 1—7 32 46—41, 7—12
33 42—38, 12—18 34 41—37, 6—11
35 37—31,'17—22 36 38—33, 11—17
37 43—29, 24—30 38 33—29, 17—21
39 29—23, 18 x 29 40 27 x 18, 21—26
41 18—12, 26 x 37 42 12—7, 16—21
43 7—2, 21—27 44 2 x 35, 27—31
45 36 x 27, 37—41 46 36—40, 41-46
47 40 x 12, 46—37 48 27—21, 15—20
49 21—16. 20—24 50 16—11, geeft op.
Een aardiqe slaqcombinatie.
Stand:
Zwart (12) 3, 6, 9, 10, 13, 14, 18, 19,
20, 24, 25, 26.
Wit (12) 28, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39,
40. 42, 45, 48.
De volgende aardige slagcombinatie
kwam voor in een partij de Vries
Woudenberg.
De Vries met Wit speelde als laat-
sten zet 3228, speelt Zwart nu 1823
dan volgt een schitterende combinatie.
1 18—23
2 37—31 23 x 43
3 33—29 24 x 44
4 48 x 50 26 x 48
5 50-44 48 x 30
6 35 x 4 Fraai!
UIT DE OMGEVING.
BODEGRAVEN.
De vergadering van Ingelanden
van den polder Weypoort, heeft goect
gekeurd ae rekening over 1925.
Ontvangen was f 3932,771/5 en uitge-
feven f 3021,88, voordeelig saldo dus
910891/2.
Ook werd de begrooting yoar 1926
vastgesteld met als eindbedrag de sou.
van f 4145,991/2, en werd de omslag
voor 1926 op f 12 per H.A. gesteld
Tot voorzitter van genoemden poldef
is benoemd de heer P. de Zeeuw.
Burgerlijke stand. Geboren: Alida
dochter van M. van der Panne en A., V,«
van Haastrecht. Albertine Apollonia, d.
v. A. Broeckart en M. 4 A. galteu.
Neeltje,. d.v. G. Fluit en M. van Leeu
wen. Dirkje, d.v. A. Gelderblom en A
van Dam.
Overleden: Jacob Heemskerk, 81
wed. v. L. dg Vos. Dirkje Gelderblonv,
In den loop der week vestigden
zich in onze gemeente de volgende pet
sonen:
A. van der Laan, zonder beroep, van
Reeuivjjk. M. M. van Vlietj zonder be
roep van Waddinxveen. G. A. Waar
denburg, zonder beroep, van 's Graven-
bage. K. Anker en gezin, pakhuisknecht
van Gouda en W. Damel, zonder be
roep, van Zwammerdam.
Inmiddels vertrokken de volgende pei
sonen:
S. Booy, bakkersknecht, naar Oude
water. J. M. Vermeulen, dienstbode, n.
Nieuwkoop. A. A. Vermeulen, caféhou
der, -naar Berkel en Rodenrijs. M. G.
Sepers, dienstbode naar Alphen aan d.
Rijn. G. Groenendijk, zonder beroep,
naar 's Hertogenboscb.
Predikbeurten. Ned. Herv. Gem.
Voorm. 10 uur Ds. Pott, nam. 6.30 u.
deb eer Miiller.
Geref. Kerk. Voorm. 10 uur, Heilig
Av., Ds. Dam, nam. 6.30 uur, H. Av.
en Dankz., Ds. Dam.
Gerei. Gemeente. V.m. 10 uur, preek
lezen, nam. 6.30 uur, Ds. van Keenen.
BOSKOOP.
In de Maandag tie houden raadsver
gadering zullen ae volgende onderwer
pen worden behandeld:
Onderwerpen ter behandeling'.
1. Opening. Trekking van nummer
voor stemming en rondvraag.
2. Vaststelling van de notulen der
openbare vergadering van 26 April '26
3. Ingekomen stukken.
4. Mededeelingen.
5. Aanbieding door B. en W. van het
verslag van den toestand der gemeente
over bet jaar 1925.
6. Aanbieding door B. en W. van het
verslag van het Burgerlijk Armbestuur
over het jaar 1925.
7. Aanbieding door B. en W. van de
rekening van ontvangsten en uitgaven
van het Burgerlijk Armbestuur over het
jaar 1925.
8. Aanbieding door B. en W. ter vast
stelling van een concept-wijziging der
gemeentebegrooting voor den dienst '25.
9. Voorstel'van B. en W. om te be
sluiten tot onderbandsche verhuring yan
boomkweekeriiland aan de heéren D.
Spek en E. Worst.
10. Voorstel van B. en W. om te be
sluiten tot ondêrhandscbe verhuring van
een stukje weiland aan den beer .S
E. Dortland.
11. Voorstel van B. en W. om mach
tiging te verleenen tot publieke verba
ring yan een gedeelte van bet gemeen
telijk "bouwterrein aan de Zuidkade VQrf»:
boomkweekerijland.
12. Voorstel van B. en W. betreffen
de de aanschaffing van een vrachtauto
voor den gemeentelijken ophaaldienst
van asch en vuilnis.
13. Voorstel van B. en W. tot wijzi
ging van de Bouwverordening.
14. Voorstel van B. en W. om te be
sluiten tot afwerking van bet door-
braakplan Zuidkade, voorzooveel betreft
de demping van bet nog resteerende ge
deelte.
15. 'Voorstel van B. en W., betreffen
de wijziging van de verordening op de
heffing van schoolgeld voor lager- en
uitgebreid lager onderwijs.
16. Voorstel van B. en W. om te be
sluiting tot intrekking van de onbe
woonbaarverklaring van bet perceel Birt
derbuurt 49.
17. Rondvraag.
18. Sluiting.
De Harmonie Excelsior" alhier
zal op 4 Augustus e.k. doel nemen aan
bet concours te Alpben a. d. Rijn.
Leidsche Penkrassen.
Amice,
In het jubileum-nummer van de
„Rijnlandsche Courant" welk blad de
zer dagen zijn 25-jarig bestaan moebt
vieren, trok inzonderheid mijn aan
dacht een artikel van Mr. V. H. Rut
gers, waarin gewezen werd op de groo
te beteekenis van de Christelijke pers.
Die beteekenis wordt niet altijd, ge
voeld en gezien.
Daarop werd ook door Mr. Rutgers
gewezen. Na herinnerd te hebben aan
de belangrijkheid van de laatste 25 ja
ren voor de Christelijke actie in ons
vaderland en ook in deze omgeving
merkte hij terecht op dat het aandeel
van het jubileerende blad in de be
reikte resultaten niet met den vinger
valt aan te wijzen.
„In dit opzicht, zoo -vervolgde hij, is
een journalist niet gelukkig. De archi
tect of de scheepsbouwmeester, die
ook met potlood en pen op het papier
werken, mogen straks in het schip dat
van stapel loopt, of het bouwwerk dat
verrees op de voor ieder waarneem
bare resultaten van hun arbeid wijzen.
De journalist schrijft dag in, dag uit,
week in, week uit, jaar in, jaar uit,
maar zijn stem verklinkt, meest zon
der echo; hij weet niet hoeveel van
het zaad dat hij zaaide tot kiemen
kwam en in hoever de oogst, die wordt
binnengehaald, te danken is aan het
door hem of door anderen uitgestrooi
de zaad. In zoover is de plichtsbetrach
tmg van den Christelijken journalist
een daad van het geloof; hij heeft zijn
taak te volbrengen en God geeft den
wasdom."
Dat schijnt mij heel juist opgemerkt
amice, en ik geloof ook dat het goed
is dat hierop eens de aandacht wordt
gevestigd. Er zijn van die menschen,
die heel anders redeneeren en die even
als amateur-tuinders elk oogenhlik
aan het zoeken zijn naar eventueele
vruchten. En als zij dan de vruchten
niet zien of althans niet de vruchten
die zij zochten, dam zijn zij dadelijk
met hun oordeel gereed, dat het heb
ben van een eigen Christelijk orgaan
toch bitter weinig beteekent.
Zoo herinner ik mij, Üat ik enkele
jaren geleden, de N. L. Crt. bestond
toen nog maar een paar jaar, een broe
der op bezoek kreeg, die ook tever
geefs naar de vruchten had gezocht.
Hij was nooit warm geweest voor
een eigen blad, hij haid zich dan ook
wel gewacht er ook maar een klein
bedrag in te steken en hij had altijd
voorspeld, dat het op 1 April 1920 ge
plante stekje wel nooit een boom zóu
worden. En nu had, naar hij meende,
de uitkomst hem in 't gelijk gesteld.
Want inplaats dat de A R. partij in
deze omgevlfng vooruit was gegaan,
was ze achteruitgeboerd. De vruchten
waarnaar hij zoo ijverig had gezocht,
had hij niet kunnen vinden en daar
mee was voor hem en hij consta
teerde dit niet met weemoed de
overbodigheid en de onvruchtbaar
heid van een eigen blad gebleken.
Een zonderlinge redeneering was
dat amice. Want hij vergat na te gaan
hoe de toestand geweest zou zijn wan
neer we niet ons eigen orgaan hadden
gehad. Onze positie had dan immers
veel slechter kunnen wezen en onze
nederlaag veel grooter. Bovendien zag
hij over 't hoofd dat een blad pas be
duidenden invloed kan uitoefenen,
wanneer het er in gegroeid is, wanneer
het een grooten lezerskring bereikt en
van dien kring het vertrouwen geniet.
Inplaats van te beweren dat nu de
overbodigheid van het blad was ge-
bleken.had dejteleurstellende uitslag
van de verkiezingen voor hem juist
een prikkel moeten zijn om nu de
hand aan den ploeg te slaan en mee
de dijkwacht te betrekken. Immers
naarmate meerderen den verkeerden
weg opgaan, is het noodiger dat er
handwijzers worden geplaatst om in
de goede richting te wijzen.
Bovendien is het ook een al te ge
makkelijke en al te goedkoope me
thode om op deze wijze de beteekenis
van een of anderen arbeid te beoor
deel en en te veroordeelen.
Hoe is 't gegaan met de zending?
Jarenlang scheen het vaak een ploe
gen op rotsen. Al 't zaad dat werd uit
gestrooid scheen verloren. Al 'tgeld
voor de zending uitgegeven, scheen
weggegooid. Maar zie, daar kwam plot
seling een opwaking, soms nadat de
eerste zaaiers al tal van jaren hunne
oogen hadden gesloten. Het uitge
strooide zaad begon te kiemen en
straks konden de rijke vruchten wor
den geoogst. Zou 'tzoo ook niet kun
nen gaan met onze pers? Wie weet of
er ook op dit gebied niet is een ver
borgen zegen, die eerst later aan het
licht zal treden.
Maar daarenboven, amice, onze taak
is toch niet in de eerste plaats om te
zien op de vruchten: niet op de uit
komst hebben wij allereerst te letteD,
maar op bet gebod. En als we dat niet
doen, dan worden we voor alle werk
onbekwaam.
Ik herinner me nog heel goed, hoe
ik als aankomend jongeling van een
rijke toekomst voor onze partij en on
ze beginselen droomde. Onze invloed
was toen betrekkelijk gering en meer
dan eens had.den de vijanden gelegen
heid om te jyichen.
Maar dat verontrustte mij niet al te
zeer. Ik dacht aan de Christelijke Scho
len, die allerwegen voire zen en die
jaar op jaar hunne vruchten zouden
geven. En vol geestdrift zong ik mee
op onze „aangroeiende deputatenver-
gaderingen" waar de Geref. jongeling
schap bijeen kwam om te betuigen:
„Zij zullen ons niet hebben, de Goden
van den tijd."
We mochten nu dan al geklopt wor
den,, hij de verkiezingen na enkele ja
ren zouden de nieuwe lichtingen in
het strijdperk verschijnen en met on
weerstaanbare geestdrift strijder, on
der de banier van Koning Jezus.
Nu is 't.wel een beetje anders ge
gaan in de practijk, dan ik toen dacht
en ik geloof dat ik niet de eenige ben,
die wel eens een gevoel van teleurstel
ling heb. Ik vraag me weieens af:
waar zijn ze toch, de vurige jongelin
gen van vroeger, die zoo flink konden
zingen en zoo krachtig applaudisseeren
en van wie men alles scheen te mogen
verwachten?
Neen, amice, ik doe niet mee met
hen, die altijd maar weer klagen over
de slechte tijden, en die met een zeker
heimwee terugzien naar vroegere ja
ren toen alles, met name op geestelijk
gebied, zooveel beter en mooier was.
Om de eenvoudige reden dat ik niet
geloof dat die beschouwing juist is en
dat in dergelijk spreken, hoe vroom
het ook mag schijnen, een miskenning
ligt van de zegeningen die God ons
wilde schenken.
Ga maar eens na hoe de toestand
op kerkelijk gebied was een vijftig
jaar geleden, hoe het er toen voor
stond met het Christelijk onderwijs,
hoe toen de toestand was op politiek
gebied en niet te vergeten op maat
schappelijk gebied.
Stel, amice, dat Groen van Prinste-
rer, wiens sterfdag onlangs werd her
dacht, nogeens de oogen kon opslaan
en dat hij kim zien den toestand op
kerkelijk gebied, den grooten invloed
van de Christelijke partijen, de vele
honderden Christelijke scholen, het
diep verval van de z.g. neutrale scho-
leij, de ontwikkeling van de Christe
lijke pers, de rijke ontplooiing van de
Christelijke sociale beweging, denkt ge
niet, dat hij van verbazing de handen
ineen zou slaan en dat hij God zou
danken voor den rijken en ongedach-
ten zegen, die God ons volk wilde
schenken?
Want- Groen van Irinsterer, hoe
kan het anders, kende ook tijden van
moedeloosheid. Hij heeft den tijd ge
kend, dat hij schier als een eenling
stond in het politieke strijdperk. Meer
dan eens scheen het alsof zijn werk
hij de handen werd afgebroken, en het
moet voor hem niet gemakkelijk ge
weest zijn, toen hij met schijn van
recht bespot werd als een veldheer
zonder leger en toen hij de uitgave van
eer. Christelijk blad moest staken, om
dat hij nergens medewerking vond. Al
Zijn werken scheen meer dan eens te
vergeefs te zijn en nu kunnen we zien
ide rijke vruchten van het ook door
hem gestrooid zaad.
Laat dit voor ons een prikkel zijn
amice, om ook met onzén persarbeid
te zien niet in de eerste plaats op de
vruchten, maar op het gebod, dat ons
tot werken roept en tot strijden zoo
lang het dag is.
Natuurlijk, het is prettig wanneer
we ook de resultaten mogen zien,
maar die resultaten mogen niet onzen
meerderen of minderen ijver bepalen.
Wij hebben te arbeiden, te arbeiden
met al onze kracht en dan moge God-
de Heere daarover zijnen zegen ge
bieden.
VERITAS.