NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 12 JUNI 1926 Aan het einde der Week De Volkenbondsraad is de afgeloo- pen week te Genève weer bijeengeko men, doch men is al niet veel gelukki ger geweest dan de vorige maal, toen het ondanks alle daartoe aangewende moeite niet gelukken mocht tot over eenstemming te komen en de hoeren onverrichter zake naar huis moesten terugkeeren De groote kwestie is nog steeds, die van de permanente en niet-permanente Kaadszetels. Was het de vorige maal de houding van Brazilië, waardoor de toelating van Duitschland tot den Bond verhinderd werd en waaraan dus het echec van Genève te danken was, thans is het tot een breuk tus- schen Brazilië en den Volkenbonds raad wellicht ook tusschen dit land land en den Volkenbond gekomen. Het wil tot eiken prijs een permanen ten zetel; kan het dit niet gedaan krij gen, welnu dan bedankt het er ook voor langer lid van den Volkcnbonds- raad uit te maken. Een dergeijk be sluit, hoewel niet in zoo scherpen vorm heeft ook- Spanje genomen. Achter de ontstemming die deze en andere landen getoond hebben ligt .en dit is de ernstige beteelven is van der gelijke beslissingen de belangente genstelling, die er tusschen de versclih- lende natiën der wereld bestaai. Wij zijn nog zeer ver verwijderd van liet „Alle Menschen werden Brüdcr". Maar al te vaak geldt nog dat oud- Romeinsche spreekwoord: homo homi- ni lupus, de eene mensch is den ande ren een wolf. Toch kan niet ontkend worden, dat het met den Volkenbond in de goede richting gaat. Toep hij opgericht werd kort na den wereldoorlog, scheen hij weinig anders dan een instelling der overwinnende mogendheden om de onderliggende nog meer te onderdruk ken. Met weinig enthousiasme trad dan ook in 1920 ons land tot den Bono toe. In de jaren die inmiddels verloopen zijn is de Bond hoe langs zoo meer heengegroeid in de richting van het ideaal (dat inmiddels nog lang niet bereikt is!) de bond te worden van al le volken der wereld. Quitschland is nog wel niet formeel lid van den Volkenbond geworden, doch moreel wordt het naar de bekende uitdruk king van Briand reeds als zooda nig beschouwd". Het meestrte betreuren is, dat Ame rika zich nog èteeds afzijdig heeft ge houden en dit maakt een eventueel uittreden van Brazilië (dat de verte genwoordigster is der Zuid-Ameri- kaansche Staten) zoo gevaarlijk. Reeds gaan er geruchten, dat men voorne mens is tot de oprichting van een eigen Amerikaans ch en Volkenbond over te gaan tegenover den Europee- schen die in Genève zijn zetel heeft. Het zou een zeer penibele toestand worden, twee volkenbonden naast (en fnisschien straks tegenover) elkander. De gedachte, alle natiën der wereld in één bond te vereenigen, is zoo juist en zelfs in den korten tijd van zijn be staan heeft de nog zoo onvolkomen bond reeds zegenrijk werk verricht en b.v. een Balkanoorlog kunnen verhin deren. En van hoe groote beteekenis zijn ook niet reeds (en zullen vooral in de toekomst'zijn) de door den bond in het leven geroèpen instellingen, b.v. ter organisatie van den arbeid. Thans vergadert de negende inter nationale arbeidsconferentie, die de regeling van zeeliedenkwesties tot program heeft. Zondag j.l. werd het Internationaal Arbeidspaleis te Genè ve geopend, waarbij onze landgenoot, Mgr. Nolens, een treffende rede hield, waarin hij duidelijk deed uitkomen, dat ook op het terrein van den arbeid alleen in het houden van Gods gebo den groote loon ligt. Zoo was de afgeloopen week meer dan ooit de blik naar Genève gericht. Uit dc afzonderlijke" landen is wei nig nieuws te melden: noch het Brit- sche mijnconflict is opgelost, noch dc daling van den Belgischen en den Franschen frank is tot staan gebracht. Een eigenaardige gedachte werd in België geopperd; zou het niet mogelijks zijn, dat er een internationale milrit kwam? Zou de Volkenbond zich daar niet. eens voor kunnen spannen? Het lijkt niet waarschijnlijk, dat zoo iets vooralsnog mogelijk zou zijn, maar wie weet wat we nog' heieven zullen.. Uit het grijs verleden. OUD-ROMEINSCHE EENVOUD. In den oudsten tijd toen Rome zich nog niet tot de verfijnde wereldstad, die het later geworden is, ontwikkeld had, leefden de ttomeinen zeer een voudig en sober. Hun woningen had den nog zeer weinig comfort en ook hun kleeding was nog aan alle weeldë gespeend. Oorspronkelijk droegen de Romei nen slechts één enkel kleedingstuk, de tuniek of tunica; deze was vervaar digd van ongeverfde wol. De tuniek der mannen was om de heupen met een gordel vastgebonden en hing ,af tot ie'ts heneden de knieën; die der vrou wen was om de horst vastgemaakt en reikte tot aan de voeten; bovendien had do laatste mouwen. Wanneer de mannen op het lanl werkten, deden zij de tuniek uit; hun eenige kleeding bestond dan in eon linnen gordel en een schort, dat reikte tot aan de knieën. Bij ongunstig weer droeg men ecu wollen mantel, dië om de schouders geworpen werd en dichtgehaakt mot een gesp; dit kleedingstuk kwam tot aan de voeten. Bij plechtige gelegenheden droeg men over de tuniek de toga, het ,speci- fiek-Romeinsche kleedingstuk: een lang kleed van witte wol, dat men m sierlijke plooien om het lichaam liet afhangen tot op de hielen De toga mocht alleen door de burgers en bun vrouwen gedragen worden. Als hoofddeksel droegen de Romei nen een vilten muts. De mannen lieten hoofdhaar en baard groeien; de vrou wen droegen heur haar in zes vlechten terwijl de jonge meisjes het met een netje bedekten. Het schoeisel bestond uit leeren sandalen, die het bovenste gedeelte van den voet onbedekt lieten. Aan de linkerhand droeg men een ijzeren ring. Even eenvoudig als de kleeding wa ren in dien alleroudsten tijd de'maai tijden der Romeinen. Zij aten weinig Ten dan altijd een min of meer grof voedsel. De hoofdmaaltijd was des middags; het middagmaal (cena) was samengesteld uit meelpap en versche oi (natuurlijk op primitieve wijze) verduurzaamde groenten in pekel. Sedert de vijfde eeuw verstond men de kunst om brood te bakken. Men at met een lepel of met de vin gers, gezeten aan een ongedekte hou ten tafel. Wanneer men gasten genoodigd had, voegde men aan het gewone maal nog toe een schotel "vleesch, visch, eie ren, boonen of uien en een soort des sert, bestaande in vruchten en gebak. Vleesch werd overigens bijna alleen gegeten wanneer men een dier geof ferd had. De ingewanden en het vet werden dan ter eere van de goden ver brand en het vleesch behield men om een offermaaltijd aan te .richten. Des morgens ontbeten. deRomeinen, hetzij thuis hetzij op het werk, met pap of brood en kaas. De avondmaaltijd bestond uit pap of brood, noten, vruchten en een wei nig wijn. Men ziet: weelde kenden de Romei nen in dien tijd nog niet. De Romeinen leefden zeer eenvou dig; zij hadden weinig behoeften en weren spoedig tevreden. Dit was ook hun ideaal: soberheid, zuinigheid, matigheid, ernst. En het beginsel, dat hun gedrag beheerschte was het zoo getrouw mogelijk volgen van de gewoonten cler voorouders. Toen later nieuwere ideeën in Rome ingang vonden, waarover de ouderen het hoofd schudden, vertelden zij met bewondering va-iv personen uit den ouden tijd als Cincinnatus, die groote diensten aan zijn vaderland bewezen had én toch, ondanks den staat van eer waartoe hij opgeklommen was, leefde hij als een eenvoudige hoer. Quintius Cincinnatus was in 4G0 v. Chr. tot Consul gekozen en werd in 458 van den ploeg tot de dictatuur ge roepen. Dc Romeinsche staat was in groot gevaar en de Senaat zond boden om Cincinnatus te gaan halen; hij was de eenigste die redding zou kunnen brengen. Toen de boden bij Cincinnatus kwa men, was' hij op zijn land aan het werk Nadat hij zich wat opgeknapt had en de inmiddels door zijn vrouw opge zochte toga aangetrokken had, kon hij hen op behoorlijke wijze te woord staan. Zij smeekten hem zoo spoedig mogelijk te komen. Cincinnatus voldeed aan hun verzoek en toen het hem na 15 dagenge lukt was de vijanden te verslaan, trad hij af, zocht zijn land weer op en ging weer gewoon aan den arbeid. Dat was een Romein van den oud^n stempel! DAMRUBRIEK. Redacteur: J. Verstoep Jzn. Poort- landlaan 40, Delft. F ranse he opening. -De volgende partij werd gespeeld ta een wedstrijd om liet kampioenschap van Nederland. Opmerkingen van het Damspel 'Wit: J. de Haas. Zwart: W. B. J. Pippijn. 1 34—30 17—21 2 40—34 20—25! 3 44—40 14—20! 4 30—24 19 x 30 20 x 29 had Wit verhinderd een voorpost op 24 te handhaven en zou daarom het juiste antwoord, geweest zijn. De uitgevoerde slag is niet prac» tisch. 5 35 x 24 20 x 29 6 33 x 24 21—26 7 50—44 10—14 8 38—33 De rij schijven v^naf 49 opbrengen is de sterkste voortzetting. Wit moet zoo- lang mogelijk zijn korten vleugel ter beschikking houden. 8 14—19 Deze voortzetting verzwakt. Zwart moet zoo lang mogelijk den stand van zijn langen vleugel onveranderd laten en liever trachten wits langen vleugel aan te vallen. 9 40—35 19 x 30 10 35 x 24 9—14 11 44—40 14—19 12 34—30 Te vroeg. Sterker is 4035. 12 25 x 34 13 39 x 30 4—9 Door 19—23 had Zwart uitstekend spel verkregen; speelt 'Wit hierop 33 28, dan Zwart 1117 en 1520. Wit's 12e zet was zwak, want Zwart kon 19—23 spelen. 14 40—35 Wit profiteert onmiddellijk van de gelegenheid. De stand van Zwart wordt nu vastgegrepen en ook 1923 voor goed belet. 14 18—23 Onvast en bereikt alleen, dat Wit 49 44 niet op kan spelen, want daarop zou Zwart 2328 volgen. 1117, 711 zou voor Zwart de goede voortzetting geweest zijn. 15 33—28! 12—18 16 42—38, 16—217 Verkeerd. 510! had daarentegen zekere redding gebracht. 17 30—25, 19 x 30 18 35 x 24, 5—10 Te laat. Het stuk is niet meer te red den na den 16en zet. 19 28 x 19.11—16 20 38—33 Stand: Zwart (14) 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 13. 15, 16, 18, 21, 26. Wit (15) 19, 24, 25, 31, 32, 33, 36, 37, 41, 43, 45, 46, 47, 48, 49. Om 2127 tegen te gaan, want kon deze afruil aan Zwart vrijelijk ge lukken, dan werd de witte sciiijf of 19 geïsoleerd en welhaast prijs gemaakt. 20 21—27 Dacht vermoedelijk niet, dat Wit naar 22 zou slaan. 21 31 x 22, 18 x 20 22 25 x 5, 13 x 24 23 37—31, 26 x 37 24 41 x 32, 7—12 25 32—27, 8—13 26 5—37, 12—187 Afruilen met 914 was nu beter dan later. Er volgde nog: 27 37—26, 2—8 28 26—37, 9—14 29 37 x 5, 13—19 30 5 x 12! 8 x 17 31 47-42, 1—7 32 46—41, 7—12 33 42—38, 12—18 34 41—37, 6—11 35 37—31,'17—22 36 38—33, 11—17 37 43—29, 24—30 38 33—29, 17—21 39 29—23, 18 x 29 40 27 x 18, 21—26 41 18—12, 26 x 37 42 12—7, 16—21 43 7—2, 21—27 44 2 x 35, 27—31 45 36 x 27, 37—41 46 36—40, 41-46 47 40 x 12, 46—37 48 27—21, 15—20 49 21—16. 20—24 50 16—11, geeft op. Een aardiqe slaqcombinatie. Stand: Zwart (12) 3, 6, 9, 10, 13, 14, 18, 19, 20, 24, 25, 26. Wit (12) 28, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40. 42, 45, 48. De volgende aardige slagcombinatie kwam voor in een partij de Vries Woudenberg. De Vries met Wit speelde als laat- sten zet 3228, speelt Zwart nu 1823 dan volgt een schitterende combinatie. 1 18—23 2 37—31 23 x 43 3 33—29 24 x 44 4 48 x 50 26 x 48 5 50-44 48 x 30 6 35 x 4 Fraai! UIT DE OMGEVING. BODEGRAVEN. De vergadering van Ingelanden van den polder Weypoort, heeft goect gekeurd ae rekening over 1925. Ontvangen was f 3932,771/5 en uitge- feven f 3021,88, voordeelig saldo dus 910891/2. Ook werd de begrooting yoar 1926 vastgesteld met als eindbedrag de sou. van f 4145,991/2, en werd de omslag voor 1926 op f 12 per H.A. gesteld Tot voorzitter van genoemden poldef is benoemd de heer P. de Zeeuw. Burgerlijke stand. Geboren: Alida dochter van M. van der Panne en A., V,« van Haastrecht. Albertine Apollonia, d. v. A. Broeckart en M. 4 A. galteu. Neeltje,. d.v. G. Fluit en M. van Leeu wen. Dirkje, d.v. A. Gelderblom en A van Dam. Overleden: Jacob Heemskerk, 81 wed. v. L. dg Vos. Dirkje Gelderblonv, In den loop der week vestigden zich in onze gemeente de volgende pet sonen: A. van der Laan, zonder beroep, van Reeuivjjk. M. M. van Vlietj zonder be roep van Waddinxveen. G. A. Waar denburg, zonder beroep, van 's Graven- bage. K. Anker en gezin, pakhuisknecht van Gouda en W. Damel, zonder be roep, van Zwammerdam. Inmiddels vertrokken de volgende pei sonen: S. Booy, bakkersknecht, naar Oude water. J. M. Vermeulen, dienstbode, n. Nieuwkoop. A. A. Vermeulen, caféhou der, -naar Berkel en Rodenrijs. M. G. Sepers, dienstbode naar Alphen aan d. Rijn. G. Groenendijk, zonder beroep, naar 's Hertogenboscb. Predikbeurten. Ned. Herv. Gem. Voorm. 10 uur Ds. Pott, nam. 6.30 u. deb eer Miiller. Geref. Kerk. Voorm. 10 uur, Heilig Av., Ds. Dam, nam. 6.30 uur, H. Av. en Dankz., Ds. Dam. Gerei. Gemeente. V.m. 10 uur, preek lezen, nam. 6.30 uur, Ds. van Keenen. BOSKOOP. In de Maandag tie houden raadsver gadering zullen ae volgende onderwer pen worden behandeld: Onderwerpen ter behandeling'. 1. Opening. Trekking van nummer voor stemming en rondvraag. 2. Vaststelling van de notulen der openbare vergadering van 26 April '26 3. Ingekomen stukken. 4. Mededeelingen. 5. Aanbieding door B. en W. van het verslag van den toestand der gemeente over bet jaar 1925. 6. Aanbieding door B. en W. van het verslag van het Burgerlijk Armbestuur over het jaar 1925. 7. Aanbieding door B. en W. van de rekening van ontvangsten en uitgaven van het Burgerlijk Armbestuur over het jaar 1925. 8. Aanbieding door B. en W. ter vast stelling van een concept-wijziging der gemeentebegrooting voor den dienst '25. 9. Voorstel'van B. en W. om te be sluiten tot onderbandsche verhuring yan boomkweekeriiland aan de heéren D. Spek en E. Worst. 10. Voorstel van B. en W. om te be sluiten tot ondêrhandscbe verhuring van een stukje weiland aan den beer .S E. Dortland. 11. Voorstel van B. en W. om mach tiging te verleenen tot publieke verba ring yan een gedeelte van bet gemeen telijk "bouwterrein aan de Zuidkade VQrf»: boomkweekerijland. 12. Voorstel van B. en W. betreffen de de aanschaffing van een vrachtauto voor den gemeentelijken ophaaldienst van asch en vuilnis. 13. Voorstel van B. en W. tot wijzi ging van de Bouwverordening. 14. Voorstel van B. en W. om te be sluiten tot afwerking van bet door- braakplan Zuidkade, voorzooveel betreft de demping van bet nog resteerende ge deelte. 15. 'Voorstel van B. en W., betreffen de wijziging van de verordening op de heffing van schoolgeld voor lager- en uitgebreid lager onderwijs. 16. Voorstel van B. en W. om te be sluiting tot intrekking van de onbe woonbaarverklaring van bet perceel Birt derbuurt 49. 17. Rondvraag. 18. Sluiting. De Harmonie Excelsior" alhier zal op 4 Augustus e.k. doel nemen aan bet concours te Alpben a. d. Rijn. Leidsche Penkrassen. Amice, In het jubileum-nummer van de „Rijnlandsche Courant" welk blad de zer dagen zijn 25-jarig bestaan moebt vieren, trok inzonderheid mijn aan dacht een artikel van Mr. V. H. Rut gers, waarin gewezen werd op de groo te beteekenis van de Christelijke pers. Die beteekenis wordt niet altijd, ge voeld en gezien. Daarop werd ook door Mr. Rutgers gewezen. Na herinnerd te hebben aan de belangrijkheid van de laatste 25 ja ren voor de Christelijke actie in ons vaderland en ook in deze omgeving merkte hij terecht op dat het aandeel van het jubileerende blad in de be reikte resultaten niet met den vinger valt aan te wijzen. „In dit opzicht, zoo -vervolgde hij, is een journalist niet gelukkig. De archi tect of de scheepsbouwmeester, die ook met potlood en pen op het papier werken, mogen straks in het schip dat van stapel loopt, of het bouwwerk dat verrees op de voor ieder waarneem bare resultaten van hun arbeid wijzen. De journalist schrijft dag in, dag uit, week in, week uit, jaar in, jaar uit, maar zijn stem verklinkt, meest zon der echo; hij weet niet hoeveel van het zaad dat hij zaaide tot kiemen kwam en in hoever de oogst, die wordt binnengehaald, te danken is aan het door hem of door anderen uitgestrooi de zaad. In zoover is de plichtsbetrach tmg van den Christelijken journalist een daad van het geloof; hij heeft zijn taak te volbrengen en God geeft den wasdom." Dat schijnt mij heel juist opgemerkt amice, en ik geloof ook dat het goed is dat hierop eens de aandacht wordt gevestigd. Er zijn van die menschen, die heel anders redeneeren en die even als amateur-tuinders elk oogenhlik aan het zoeken zijn naar eventueele vruchten. En als zij dan de vruchten niet zien of althans niet de vruchten die zij zochten, dam zijn zij dadelijk met hun oordeel gereed, dat het heb ben van een eigen Christelijk orgaan toch bitter weinig beteekent. Zoo herinner ik mij, Üat ik enkele jaren geleden, de N. L. Crt. bestond toen nog maar een paar jaar, een broe der op bezoek kreeg, die ook tever geefs naar de vruchten had gezocht. Hij was nooit warm geweest voor een eigen blad, hij haid zich dan ook wel gewacht er ook maar een klein bedrag in te steken en hij had altijd voorspeld, dat het op 1 April 1920 ge plante stekje wel nooit een boom zóu worden. En nu had, naar hij meende, de uitkomst hem in 't gelijk gesteld. Want inplaats dat de A R. partij in deze omgevlfng vooruit was gegaan, was ze achteruitgeboerd. De vruchten waarnaar hij zoo ijverig had gezocht, had hij niet kunnen vinden en daar mee was voor hem en hij consta teerde dit niet met weemoed de overbodigheid en de onvruchtbaar heid van een eigen blad gebleken. Een zonderlinge redeneering was dat amice. Want hij vergat na te gaan hoe de toestand geweest zou zijn wan neer we niet ons eigen orgaan hadden gehad. Onze positie had dan immers veel slechter kunnen wezen en onze nederlaag veel grooter. Bovendien zag hij over 't hoofd dat een blad pas be duidenden invloed kan uitoefenen, wanneer het er in gegroeid is, wanneer het een grooten lezerskring bereikt en van dien kring het vertrouwen geniet. Inplaats van te beweren dat nu de overbodigheid van het blad was ge- bleken.had dejteleurstellende uitslag van de verkiezingen voor hem juist een prikkel moeten zijn om nu de hand aan den ploeg te slaan en mee de dijkwacht te betrekken. Immers naarmate meerderen den verkeerden weg opgaan, is het noodiger dat er handwijzers worden geplaatst om in de goede richting te wijzen. Bovendien is het ook een al te ge makkelijke en al te goedkoope me thode om op deze wijze de beteekenis van een of anderen arbeid te beoor deel en en te veroordeelen. Hoe is 't gegaan met de zending? Jarenlang scheen het vaak een ploe gen op rotsen. Al 't zaad dat werd uit gestrooid scheen verloren. Al 'tgeld voor de zending uitgegeven, scheen weggegooid. Maar zie, daar kwam plot seling een opwaking, soms nadat de eerste zaaiers al tal van jaren hunne oogen hadden gesloten. Het uitge strooide zaad begon te kiemen en straks konden de rijke vruchten wor den geoogst. Zou 'tzoo ook niet kun nen gaan met onze pers? Wie weet of er ook op dit gebied niet is een ver borgen zegen, die eerst later aan het licht zal treden. Maar daarenboven, amice, onze taak is toch niet in de eerste plaats om te zien op de vruchten: niet op de uit komst hebben wij allereerst te letteD, maar op bet gebod. En als we dat niet doen, dan worden we voor alle werk onbekwaam. Ik herinner me nog heel goed, hoe ik als aankomend jongeling van een rijke toekomst voor onze partij en on ze beginselen droomde. Onze invloed was toen betrekkelijk gering en meer dan eens had.den de vijanden gelegen heid om te jyichen. Maar dat verontrustte mij niet al te zeer. Ik dacht aan de Christelijke Scho len, die allerwegen voire zen en die jaar op jaar hunne vruchten zouden geven. En vol geestdrift zong ik mee op onze „aangroeiende deputatenver- gaderingen" waar de Geref. jongeling schap bijeen kwam om te betuigen: „Zij zullen ons niet hebben, de Goden van den tijd." We mochten nu dan al geklopt wor den,, hij de verkiezingen na enkele ja ren zouden de nieuwe lichtingen in het strijdperk verschijnen en met on weerstaanbare geestdrift strijder, on der de banier van Koning Jezus. Nu is 't.wel een beetje anders ge gaan in de practijk, dan ik toen dacht en ik geloof dat ik niet de eenige ben, die wel eens een gevoel van teleurstel ling heb. Ik vraag me weieens af: waar zijn ze toch, de vurige jongelin gen van vroeger, die zoo flink konden zingen en zoo krachtig applaudisseeren en van wie men alles scheen te mogen verwachten? Neen, amice, ik doe niet mee met hen, die altijd maar weer klagen over de slechte tijden, en die met een zeker heimwee terugzien naar vroegere ja ren toen alles, met name op geestelijk gebied, zooveel beter en mooier was. Om de eenvoudige reden dat ik niet geloof dat die beschouwing juist is en dat in dergelijk spreken, hoe vroom het ook mag schijnen, een miskenning ligt van de zegeningen die God ons wilde schenken. Ga maar eens na hoe de toestand op kerkelijk gebied was een vijftig jaar geleden, hoe het er toen voor stond met het Christelijk onderwijs, hoe toen de toestand was op politiek gebied en niet te vergeten op maat schappelijk gebied. Stel, amice, dat Groen van Prinste- rer, wiens sterfdag onlangs werd her dacht, nogeens de oogen kon opslaan en dat hij kim zien den toestand op kerkelijk gebied, den grooten invloed van de Christelijke partijen, de vele honderden Christelijke scholen, het diep verval van de z.g. neutrale scho- leij, de ontwikkeling van de Christe lijke pers, de rijke ontplooiing van de Christelijke sociale beweging, denkt ge niet, dat hij van verbazing de handen ineen zou slaan en dat hij God zou danken voor den rijken en ongedach- ten zegen, die God ons volk wilde schenken? Want- Groen van Irinsterer, hoe kan het anders, kende ook tijden van moedeloosheid. Hij heeft den tijd ge kend, dat hij schier als een eenling stond in het politieke strijdperk. Meer dan eens scheen het alsof zijn werk hij de handen werd afgebroken, en het moet voor hem niet gemakkelijk ge weest zijn, toen hij met schijn van recht bespot werd als een veldheer zonder leger en toen hij de uitgave van eer. Christelijk blad moest staken, om dat hij nergens medewerking vond. Al Zijn werken scheen meer dan eens te vergeefs te zijn en nu kunnen we zien ide rijke vruchten van het ook door hem gestrooid zaad. Laat dit voor ons een prikkel zijn amice, om ook met onzén persarbeid te zien niet in de eerste plaats op de vruchten, maar op het gebod, dat ons tot werken roept en tot strijden zoo lang het dag is. Natuurlijk, het is prettig wanneer we ook de resultaten mogen zien, maar die resultaten mogen niet onzen meerderen of minderen ijver bepalen. Wij hebben te arbeiden, te arbeiden met al onze kracht en dan moge God- de Heere daarover zijnen zegen ge bieden. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6