W8Ï BE B8JBEH ZEGGEN. NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 8 JUNI 1926 TWEEDE BLAD. Extra treinen op Zondag. Het antwoord van den Minister van Waterstaat op de schriftelijke vragen van het Kamerlid, den heer Duyniaer van Twist, betreffende het loopen van een extra trein tegen verlaagd tarief op Zondag, is nog altijd niet versche nen. Volgens, het Regieinent van Orde van de Tweede Kamer behooren schrif lelijke vragen binnen een maand be antwoord te zijn. Laat de Minister dezen termijn voor bijgaan,- dan ontvangt de Regecring een mededeeling, dat nog geen ant woord werd ontvangen. Dat de voorzitter der Kamer genood zaakt is een waarschuwing te varzen- den ,zegt de „Waarheidsvriend' komt maar sporadisch voor. Ditmaal ge schiedde dit wèl met de vrager, van den heer Duymaer van Twist, welke op 19 April werden ingezonden. Nu was het echter vooruit te zien, dat de Minister van Waterstaat lan gen tijd zou behoeven, eer hij met ziin antwoord gereed kon komen. Een zaak als het hier geldt, wordt maar niet in een oogenblik beklonken. Daarvoor is heel wat overleg noodig. Bovendien, als de maatschappijen niet bereid zijn zich naar de meening van de regeering te voegen, moet 'er een omslachtige procedure volgen, om de zaak in de gewenschte banen te leiden. Intusschen behoeven wij, ai tceft nog steeds het antwoord, niet ongerust te zijn, dat de Minister, als hij zoo aan stonds op de vragen bescheid zal ge ven, de tegenstanders van het laten loopen van extra treinen tegen ver laagd tarief op Zondag, zal teleurstel len. De aanwijzing is er nu reeds, dat mr. Van der Vegte geen onzeker geluid zal doen hooren. Daarvoor heeft 't Anti-revolutionai re Kamerlid, de heer Leenstra, ge zorgd, die bij het spoorweg-debat van 20 Mei in de Kamer ook de kwestie van de Zondagstreinen op de spoor wegen ter sprake bracht. Hij zeide daarvan het volgende: Naar mijn bescheiden meening moet er naar gestreefd worden, den Zondagdienst, hij de spoorwegen zoo veel mogelijk te beperken. Het is niet te ontkennen, dat rust op Zondag een eisch is van d wet des Heeren, en die rust moet zich zoo veel mogelijk uitstrekken lot het openbare verkeer. De Overheii heeft in deze een taak te vervullen, n.l. het verkeer op Zondag zooveel mogelijk te beperken. Nu zou men misschien kunnen zeggen, dat allen, die zich op Zondag voor vervoer aanmelden, vervoerd dienen te worden, maar het is in ieder geval een verkeerde maatregel om speciale treinen met verlaagd tarief in te leggen, waar door het reizen op Zondag wordt aangemoedigd. Ik acht het dan ook niet overdreven, van den Minister te vragen en ik verwacht een gun stig antwoord van hem dat hij zijn bemoeienis in deze richting zal aanwenden, dat het vervoer op Zon dag, zooveel mogelijk wordt beperkt alt.hans niet door bepaalde maatre gelen wordt uitgebreid en aange moedigd. De verwachting van den heer Leen stra werd niet teleurgesteld, want in zijn antwoord zeide de Minister van Waterstaat: Ten aanzien van de Zondagstrei nen sta ik, ik behoef het wel niet te zeggen, op het standpunt van den heer Leenstra. Het is mijn wensch, om in die richting werkzaam te zijn. Dit antwoord laat aan duidelijkheid niets te wenschen over, zoodat ver wacht mag worden dat binnenkomt op de vragen van den heer Duymaer van Twist een bevredigend antwoord zal komen. FEUILLETON. ■ilifittWii JONGE HELDEN. (Uit den tijd der Hervorming). 13) Op een zonnigen morgen, achter in Januari, wandelden vader en zoon door Genève. Robert 'droeg de bont mantel, die hem ongetwijfeld het le ven had gered in den nacht der esca lade. Terwijl zij voortgingen, .keek Robert om zich heen met de blijde verwonde ring van een herstellende, voor wien de gewone gezichten en geluiden, na zoo lange afwezigheid, weer de beko ring van het nieuwe hebben. 't Was niet druk op dat uur van den dag. 't Was nog vroeg; de mannen wa ren druk aan 't werk in hun winkels of werkplaatsen, de vrouwen met haar huishoudelijke zaken. Doch toen zij van de Corraterie naar de Nieuwe Poort liepen, kwamen ze een afdeeling van de Burgerwacht tegen, welke een knaap in Savoyaardsche boerenklee- ding met zich voerde, ondanks de lui de protesten van den jongen. Zij had den een „grijsvoet" zooals de Geneef- schen de Savoyaards noemden, te pak ken. De burgers waren dappere lui, met eerlijke inborst en moedig hart. maar de herinnering aan den rnoord- nacht van eenige weken geleden was »nog levendig, en daarom was het niet KERK EN SCHOOL. GEREF. KERKEN.' Tweetal: Te Ede, D. van Dijk te Groningen en G. Laarman te Klundert. Beroepen: Te Bunschoten-Spaken burg, A. A. Wijngaarden te Baarland. Te Zevenbergen, cand. J. Smelik te Hillegom. Aangenomen: Naar Helder, H. Steen te Zoutkamp. Naar Lexmond, J. Dekker Hzn., te Ambt-Vollenhove. Bedankt: Voor Emmen, A. Wijn gaarden te Baarland. Voor Hilversum, U. v. d. Woude te Gorredijk. CHR. GEREF. KERK. Tweetal: Te 's Gravendeel, L. de Bruyne te Zwolle, en A. Zwiep te Hil legom. DOOPSGEZINDE GEMEENTE" Beroeipen: Te Rottevalle, L. J. Reinders te Berlikum (Fr.). Bevestiging, Intrede, Afscheid. Zondagmorgen nam Ds. G. Hos- pe rs afscheid van de Ned. Herv. Kerk te Gouda, met een predicatie over Hand. 20:20. Na een persoonlijke toespraak tot Kef keraad en Gemeente, werd de' scheiden de leeraar toegesproken door Ds. Ver heul, waarna de Gemeente Ds. Hospers toezong Ps. 121:4. Onder de aanwezigen waren ook af gevaardigden van de Gemeente te Fey- enoord. Ds. L. D. P 0 0 t is Zondagmorgen door Ds. P. J. Kromsigt van "Amster dam bevestigd als predikant der Ned. Herv. Gem. te Haarlem met een predi catie over Efeze 4:11 en 12. Des avonds deed Ds. Poot zijn intrede met een leerrede over 2 Petrus 1iq. De predicatie werd gevolgd door de gebruikelijke toespraken, waarbij Ds. Foot zich richtte tot enkele vrienden uit Amsterdam en Noordwjjkerhout, en tot zijn ouders. Zijn laatste woord was tot de Gemeente van Haarlem. Na het dankgebed werd gezongen Ps. 89:7 en na het uitspreken van de zegen bede zong de gemeente den nieuwen leeraar toe: „Dat 's Heeren zegen op u daal'." Zondagmorgen werd te Zwolle Ds. C. D. van Noppen bevestigd door zijn vader, Ds. L. M. van Noppen van Sche- venïngen. Z. Eerw. hield 's avonds zift. intreepreek. Ds. C. D. van Noppen was* reeds 8 jaar als predikant van de vereeniging „Gemeentebelang" te Zwolle werkzaam. Beide keeren was de kerk stampvol. Na des morgens bevestigd te zijn door Prof. Dr. W. J. Aalders van Gro ningen met een predicatie over Hann. 26:19, deed Ds. H. J. D ijckm e es t et gekomen van Welsum, Zondagmiddag zijn intrede bij de Ned. Herv. Gem. 1 IJmuiden, sprekende over Jes. 43:10a. Ds. R. Feitsma f Zaterdagmiddag te 12 uur overleed te Surhuisterveen (Fr.) Ds. R. Feitsma, rustend predikant van de Oud-Geref Kerk van Broek onder Akkerwoude. De overledene werd 16 Mei 1855 te Heeg geboren en ging in 1881 naar Broek, waar hti m den dienst van zijn Zender ruim 43 jaar arbeidde, eerst als Evan gelist, daarna, na de Doleantie, als oefe naar bij de Ge/ef. Kerk en ten slotte sedert 1910, als predikant der Oud Ge- ref. Kerk. Toen hij 70 jaar was geworden nam hij afscheid (17 Mei 1925) en vestigde zich te Surhuisterveen. Voor den werkzamen man, die inzon derheid voor Kerk en School en ook voor de A. R. partij veel werk heeft verricht, was slechts een korte aardsche rust weggelegd. Thans geniet hij de ruufc van Gods kinderen hierboven en verkreeg hn zijn wensch (Ps. 68:2, zijn lievelingslied). De teraardebestelling zal a.s. Woens dagmiddag te 1 uur plaats hebben te Surhuisterveen. P.G. of G.G. Iemand las een advertentie, waarin een dienstmeisje gevraagd werd: P. G. of G. G. Hij wilde gaarne eens weten of P. G. en G. G. dan tegenstellingen zijn en maakte daartoe gebruik van de Vragen- busin „Voor Kerk en Leven", het recht zinnig orgaan der vereeniging tot be vordering van het Kerkelijk leven in de te verwonderen, dat. bezoekers als de ze allesbehalve welkom waren. En men hield dan ook vanaf dien vreese- lijken nacht de stadspoorten zoowel overdag als 's nachts weer gesloten, terwijl ze bovendien door een extra- sterke wacht werden bewaakt. Intusschen toonde de jongen zicli meer boos dan bevreesd. I11 zijn Sa- voyaardschen tongval schreeuwde hij: „Laat mij los, dan zal ik met je mee gaan, z-eg maar waarheen! Ik heb ge oorloofde zaken, en eisch, te worden- Toen, plotseling Robert in 't oog krijgend, maakte hij zich met een for- sclien ruk van de mannen los, sprong op Robert toe, en wierp zich voor don jongen Brit te voet. „O, mijnheer Robert! mijnheer Ro bert! diep hij uit. „Zijt gij het? Dus u leeft nog? Dank God alleen!" „Jean Boppart!" riep Robert uit, niet minder verbaasd dan Jean. „Maar sta toch op! Je mag niet knielen!" Zich daarna tot de wacht wendende, vervolgde hij: „Wat gaat ge met den jongen doen? Laat hem gaan! Hij is een vertrouwbare jongen; ik kon hem.' Sir John kende heel goed Fransch, maar het plat-Savoysche dialect ver stond hij niet. Hooren de, wat zijn zoon gezegd had, sprak hij op eon toon van iemand, die gewend is gehoorzaamd te worden: „Als mijn zoon voor dezen jongen instaat, is dat voldoende. Wat wilt ge met den jongen uitvoeren? „Hem zoo spoedig mogelijk uit de stad verwijderen" antwoordde de man Ned. Herv. Gemeente te Amsterdam en vroeg: „Zijn P. G. en G. G. dan tegen stellingen?" De redactie schreef daarop als volgt: ...Wij antwoorden: Ja, dat zijn sedert eenige maanden tegenstellingen. Op de Synode te Assen is n.l. gebleKen, dat de Geref. Kerken, die sedert haar ontstaan in 1886 altijd voor Protestant zijn door gegaan, puur Roomsch zrjn. En in zoo verre nog Roomscher dan de Roomsch Katholieken, daar deze laatsten maar één Paus hebben en de Roomsche Ge reformeerden hebben ze in soorten en formaten: Stads- en dorpspaus in zak formaat, 80, 40 in folio-formaat". Nieuwe Bijbelvertaling. In de al^emeene vergadering van het Ned. Bijbelgenootschap. 16 en 17 Juni a.s. te Amsterdam te houden, komt de vraag aan de orde, of het hoofdbestuur in overweging zou willen nemen, of de tijd thans niet rijp ware om de weldaad aan zooveel andere volken bewezen, die een Bijbelvertaling kregen up to date, ook aan ons land te bewijzen en dat het Bijbelgenootschap het initiatief zoude nemen tot het instellen eener commissie van taalgeleerden om den Bjjbel op nieuw in het Nederlandsch te vertalen Blijft elke kerk immer voor zich al leen een nieuwe vertaling nastreven, dan wordt de nieuwe vertaling altoos iets specifieks eener bepaalde^ Kerk, zonder kans nationaal bezit te worden Het particulier initiatief daarentegen is niet sterk genoeg en mist het noodige gezag. Er is in ons land geen beter Ti chaam dan het Bijbelgenootschap om de ze zaak aan te vatten, aldus de meening van den vraagsteller. Prof. Dr. D. Plooij van Amsterdam hoopt dit belangrijke punt in te leiden. Schoolraad voor de scholen met den Bijbel. Tot lid van de Commissie van Beroep van den Schoolraad vcor de scholen met den Bijbel is benoemd Dr. K. Dijk, Ge ref. predikant te 's Gravenhage (voor de schoolbesturen) en de heer J. C. Wirtz Czn., te Oegstgee^t (voor het on der wijzena personeel). De Christenen der wereld. Volgens de laatste Statistische opga ven, dus lezen wij in het corresponden tieblad van de Evangelische Alliantie, zijn er op de wereld 203 millioen R. K., en 210 millioen Protestanten. Het getal leden der Grieksch-Orthodoxe en der andere Oostersche Kerken is zeer moei lijk aan te geven. Rekent men voor Rus land en Siberië op ongeveer 100 mil- - Hoen, voor den Balkan op 25 millioen, dan zal men, met inbegrip van de Azi atische en Afrikaansche christenen, ko men tot'een getal van 130 millioen. Bij deze statistiek heeft men evenwel te bedenken, dat verschillende Protes- tantsche Kerken, alleen hen als leden tellen, die tot het Avondmaal zrjn toe gelaten. Telde men bij deze Kerken, zooals bn de Protestaiitsche volksker ken, dan zou het. getal Protestanten on gevéer 20 millioen meer bedragen. In de laatsie jaren is het getal Pro testanten sterker toegenomen dan dat der Roomsch-Katholieken. Sedert 1872 nam in Europa hex Protestantisme toe met 54 pet., het Katholicisme met 30 pet. I11 Engeland is het getal Katholieken in de laatste eeuw met 1 milllioen ver minderd, waarschijnlijk tengevolge van de Iersche emigratie. Volgens de geboorte-opgaven nemen tegenwoordig in Noord-Amerika de Pro testanten en in Duitsehlanci de Katho lieken het sterkst toe. Hoelang onderwijzer? In een Engelsch blad kwam onlangs een artikel voor over de vraag, hoelang een onderwijzer in alle opzichten voor zijn^ taak berekend blijft. Naar aanleiding daarvan schrijft thans een onderwijzer in hetzelfde blad, dat een onderwijzer ten hoogste tien jaar noodig heeft', om zijn vak door en door te verstaan en daar op het 32ste jaar de lichamelijke 'kracht nog volkomen gaaf geacht kan worden, mag men vol gens den schrijver omstreeks dien leef tijd de grootst mogelijke efficiency ver wachten. Er is voorts geen enkele reden zegt de schrijver, om te veronderstellen, dat 'dit maximum-beroepswaarde niet vijf of zes jaar op peil zal blijven. Zon der eenigeii twijfel begint dan de kracht van den onderwijzer te verminderen en de beroepswaarde gaat achteruit, maar achteruitgaan beteekent nog geenszins verdwijenen en geholpen door zijn er varing, blijft de onderwijzer nog eeo jaar of vijf, zes, een zeer nuttig man, wat ons al brengt tot dicht bij de 45 jaar. Een jaar van vernieuwde studie zou niets géven, een jaar van rust zou hem nog yerder achteruit zetten. De senrijver zou het in het belang van de menschheid, d.w.z. de school jeugd, en beroepsvolwaardigheid ach ten, als men de onderwijzers op 45 jaar pensionneeren" kon. De kosten zouden er wel weer uitko men, want de vertrekkende onderwijzer zou vervangen worden door een jonge re leerkracht, die minder salaris ver dient. Een andere inzender is van oordeel; dat iedere onderwijzer een hobbv be hoort te hebben, opdat zjjn ziel niet onderga in het klasseleven, hetzij mu ziek, of andere tak van kunst, sport of spel. Boeken, schouwburgbezoek, en het afloopen van musea schijnen dezen schrij ver ondeugdelijke middelen voor het redden van de ziel van den onderwijzer, daar ze hem niet met de levenswer kelijkheid in aanraking brengen. In boe ken vinden ze hun eigen kleine zorgen en problemen terug. Bovendien vormt lectuur, zelfs de meest moderne littera tuur niet het „sesam open u" voor de „society", want als de onderwijzers over boeken spreken, zijn ze nogal verwaand. Het eenige, dat hen redden kan, is een voorwerp van belangstelling buiten de school of stiidie, dat actieve belangstel ling vraagt,, en waarbij een doel wordt nagestreefd. En dat moet niet een hobby voor de Zaterdagmiddagen alleen zijn maar het moet om zijn dagelijksche den ken heen zweven. Het „Hbld." waaraan wij een en an der ontleenen, merkt hierbij o.m. op: „Een algemeene regel is zeker nier te geven. Het is in hooge mate incm dueel verschillend. Wel zou het goed zijn, als leerkrachten, die zich niet meer geschikt achten voor hun taak, op 50 naar gepensionneerci konden worden. Wanta een te oude of niet volwaardige» onderwijzer is een ramp voor de kin deren en voor zichzelven". UIT ONZE INDIEN. Diefstal bij de Handelsbank. De correspondent van de „Locomo tief" te Soerabaja schrijft: Voor den landraad zal terecht staan Tan Lan Hing, die de Ned.-Ind. Han delsbank, bij welke hij kassier was, bestal voor f 43.080. De tenlastelegging zegt, dat hij als 3e kassier in dienst van den len kas sier bij de Ned. Jnd. Handelsbank al hier, waar hij o.m. belast was met het in ontvangst nemen van door het pu bliek en door de hulpkassiers ie stor ten muntbiljetten van f 1 en f2.50 en met het opbergen daarvan, op niet na der vast te stellen tijdstippen in de laatste helft van 1925 te Soerabaja, Sidoardjo en Malang opzettelijk een bedrag van f 43.080 aan muntbiljetten van f 1 en f2.50 zich heeft toegeëigend ,en deze gelden ten eigen bate aange wend door ze op de genoemde plaatsen te verdobbelen. Inlandsche politie. Terwijl gansch Semarang zich druk maakte over de zaak van een Europe aan. die ervan wordt beschuldigd op den Dei Tjong Bingweg te"Semarang twee agenten aangereden te hebben, is er weer iets gebeurd, dat den lezer verstomd zal doen staan. Om 12 uur 's nachts ongeveer pas seerde een Semararger, den directeur van een der groote autoverhuurder ij en ter stede, met zijn auto de H'oogen- raadslaan. De heer Christ had een ma tige vaart, hetgeen een geluk voor 'm was. Op een der donkerste gedeelten van den weg zag hij iets op den weg liggen. Hij minderde onmiddellijk zijn vaart, "denkende met een van een kar afgevallen mand* of iets dergelijks te doen te hebben. Wie schetst echter z'n verbazing toen hij. dichterbij gekomen twee politieagenten op den weg zag liggen, vast in slaap!! Zelfs het naderen van den auto was niet in staat de heeren uit hun dut wakker te maken. Pas toen de be stuurder den dagen s'til deed houden en de slaapkoppen de waarheid in het oor brulde, stonden zij slaapdronken op en lummelden van het eene been op het andere. Een vreeselfyk auto-ongeluk. Zondag 9 Mei reed te Soerabaja een auto, bestuurd door een Europeaan, den heer K. uit Sidoardjo, tegen een boom op, toen hij wilde uitwijken voor een fietser. De heer vloog door de voor ruit heen, waarbij zijn hoofd vrijwel werd afgesneden. Hij was op slag dood Van de inzittende familie werd alleen een dame, maar niet ernstig, gewond. De andere inzittenden kwamen er zon der letsel af. De auto werd vernield. De gevangene, die zichzelf bracht. Eenigen tijd geleden werd door een agent te Soerabaja een man gezien, die een brief in de band hield en hiermee niet goed scheen weg te kunnen. De agent ontfermde zich over den kerel en zag, dat de zeer lijvige brief gericht was aan den directeur van de gevan genis voor doortrekkenden te Soera baja. waarop de agent den man en den brief te bestemder plaatse bracht. 'Wat bleek nu uit den brief? Dat de man, een zekere Gio. nog een straftijd van één jaar had uit te zitten te Wo- nogiri en dat hij afkomstig was van Menado, waar een andere straftijd ge- expireerd was. In het' begeleidend schrijven nu meldde de controleur van Menado, dat de man onder militair geleide moest zijn overgebracht. Op Je een of andere manier, hoe is nog niet bekend, moet het militaire geleide achterwege zijn gebleven. De envelop pe bevatte behalve het door ons reeds vermelde begeleidende schrijven ook alle processtukken, zoodat de man, indien hij die enveloppe had vernie tigd, zich zelf onbedreigd op vrije voe ten had gestald Mishandeling van arrestanten, .Naar de correspondent van de Su matra Post te Padang seint, heeft daar op 11 Mei voor den raad van justitie de zaak gejdiend van den ge* wezen hcofddjaksa Sanpoaa Harahap uit Sibolga, terzake van vrijheidsbe* r 00 ving. De belangstelling was enorm. Be klaagde ontkende het hem ten laste gelegde. Het getuigenverhoor bracht ontstellende staaltjes aan het licht van de toenmaals heerscheude gevangenis- toestanden te Sibolga, door den groo-- ten willekeur van den hoofddjaksa, op wiens bevel bijvoorbeeld preven tieven in boeien werden geklonken, en gedwongen werden in staande hou ding te blijven, waarbij zij met al lerlei hocus pocus werden bewerkt en mishandeld. Niet minder dan zeven tien getuigen zullen in deze zaak moe ten worden gehoord, zoodat de zit ting waarschijnlijk eenige dagen zal duren. Beklaagde verklaarde, dat de door hem ten uitvoer gebrachte arrestaties plaats hadden op mondelinge lastge ving van den magistraat. Deze ontkent echter pertinent. Hoogstwaarschijnlijk zouden de ver hooren een week in beslag nemen. Communistische financieele politiek. De Java-Bode vertelt verschillende staaltjes, hoe de communisten hun kas weten te spekken. Hieronder een voorbeeld. Bantam is, naar men zal weten, het gewest waar het meest armoede gele den wordt als gevolg van de eigenaar dige toestanden, welke er vroeger heersohten. De landbouwer vindt er met moeite een armoedig bestaan. Werkt en teert voort op de geldschieters, eens deels Chtneezen, anderdeels hadji's. Hun bezittingen, meestal grond, is het object waarop telkens wee- leeningen worden gesloten op fnuikende voor waarden, en dan is, wanneer aan die voorwaarden moet worden voldaan, de ontevredenheidtegen het „kapitaal" een ding, waar weer door de roode bent mee wordt gerekend. De noodige akals worden uitgedacht en de nieuwste is wel, dat de kleine man, die al op zijn gronden een lee ning heeft gesloten nogmaals geld op neemt bij kandjeng gouvernement, pp dezelfde onderpanden, en dan een bij drage geeft aan hen, die hem dat akaltje hebben geleerd. Deze bijdrage varieert, zoo verzekerde men aan ae. Java-Bode, van 80 tot 60 percent van- het geleende bedrag. Het foefje is nu: als de oogst er is, dan kan wel kandjen gouvernement zeer erkentelijk voor hun belangstel ling, en antwoordde, tegelijk een ge lukkigen en trotschen blik op zijn va der slaande: „Uitstekend, en dank zij de overkomst van mijn vader, zeer vlug hersteld." Intusschen had Sir John onder de Raadsleden een burger van hoogeren stand opgemerkt, wiens ernstige en zorgvolle bfikken hem een zekeren Ca nal in herinnering brachten, dien hij kende. Hij trad op hem toe, en vroeg hem, of hij niet de zoon was van dien dapperen ouden Syndicus, die zijn le ven voor Genève geofferd had in den escalade-nacht. „Neen, mijnheer" zei Canal, „ik ben zijn neef." Terwijl hij wees op tie vier groote, rijkbesneden zetels aan het ein de der zaal, waar de Syndicussen al tijd plaats namen, sprak hij droef: ..Een van deze vier zal vandaag ledig blijven." „Welke was zijn zetel?" vroeg Sir John. „Die eene is hooger dan de an dere, en hij 9chijnt ook nog fijner te zijn besneden." „Neenl die is het niet. Die daar naast aan dezen kant, was van hem. Die zetel daar werd in oude tijden in genomen door den Prior der Francis canen tijdens het Kapittel, 't Is de plaats van onzen eersten Syndicus, meester Michel Roset, Maar wat ziet uw zoon nog bleek, ziin krachten zijn zeker nog niet geheel teruggekeerd. f Wordt vervolgd). die naast hem stond, terwijl liij eer biedig aansloeg voor den uitnemen- den" vreemdeling. (De Geneefschen -noemden een hooggeplaatst persoon een „uitnemend" man). „Hij is bepaald door de onoplettend heid van den een of ander binnenge komen" voegde een tweede er aan toe. „We hebben hier heelemaal geen grijs voeten noodig." „Ik had boodschappen" verklaarde de „grijsvoet" maar hield eensklaps we.er op om in blijde verrassing Ro berts hand te kussen, en nog eens weer, alsof hij er nog niets van be greep, uit te roepen: „Dus u leeft nog!" „Ja, dat schijnt wel zoo" sprak Ro bert lachend. Maar plotseling schrok hij bij de gedachte aan de treurige tij ding, die Jean zou hebben mee te ne men voor Madeion Bojtpart. Hij zag er tegen op, het te vertellen. Sir John zei ernstig: „'t Is niet bij zonder verstandig en ook waf lomp om iemand de stad uit te zetten, die ongewapend hier komt, slechts om boodschappen te doen, en meer niet. Hij kan berichten hebben, die uw stad van dienst konden zijn! 't Is beter hem naar een of ander magistraatspersoon te brengen; die zal aanhooren wat hij te melden heeft, en naar bevind van zaken met hem handelen."» Do man knikte toestemmend. „U hebt gelijk, mijnheer. We zullen hem naar het Raadhuis brengen. Vanmor gen vergadert toch de „Kleine Raad." 'i Is nog wel vroeg, maar er zal wel al iemand wezen, die den jongen to woord kan staan." „Vader, laten we met hem meegaan" fluisterde Robert zijn vader(in ..,Ik zou graag willen weten, waarvoor hij hier heen gekomen is. Énik moet ook even met hem spreken." „Zooals je wilt" antwoordde Sir John, wiens nieuwsgierigheid nu ook opgewekt was. „Maar hoe ken je dien jongen zoo?" „Hij is de broeder van Jacques Mer- cier's verloofde. O vader, wat zal het haar hard vallen!" Sir John wist natuurlijk al van Mer- cier's geschiedenis, en van zooveel an dere voorvallen uit dien onvergetelij- ken escalade-nacht(. ,,'t Beste is, om hem nog maar niets te vertellen, voor dat hij zijn eigen verhaal gedaan heeft." Vervolgend sprak hij tot de wacht. „Gaat uw gang, mannen, wij zullen meegaan naar den Raad." De Kleine Raad of „Raad van vijf en twintig" die in gewone tijden de stad bestuurde onder de leiding van vier „Syndicussen" hield zijn vergaderin gen in de groote zaal van wat eens het Franciscaner klooster was geweest Toen de wacht met Boppart. Sir John en Robert er aankwam, waren de Syn dicussen er nog niet, doch wel reeds onderscheidene Raadsleden. Zij ver welkomden Sir John zeer beleefd, en spraken vriendelijk met Robert, hem gelukwenschend met zijn herstel, en belangstellend informeerend naar zijn gezondheidstoestand. Hij toonde zich

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5