m
n n
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 5 JUNI 1926
Aan het einde der Week
Zoo heeft dan "de Poolsche republiek
weer een president. Eerst werd Pil-
soedski gekozen, doch deze meende
voor de eer te moeten flpedanken. Daar
na .was zijn vriend Moscicki, professor
in de scheikunde, de gelukkige en de
ze heeft de benoeming aangenomen.
Eigenaardig is de reden, waarom
Pilsoedski weigerde, de benoeming te
aanvaarden. Naar zijn overtuiging zijn
de rechten, die volgens de huidige
grondwet het hoofd van den staat ge
niet, zoo gering, dat het hem onmoge
lijk is, in voldoende mate en naar zijn
inzicht de belangen van zijn land te
behartigen.
Pilsoedski wil klaarblijkelijk groo-
tere bevoegdheden dan thans de,
staatspresident geniet. Mussolini is
naar het schijnt het lichtend voorbeeld
voor dezen „democraat"; enfin hij kon
een minder goed exempel gekozen
hebben, b.v. wanneer zijn blik naar het
Oosten was gericht, naar hen die na
mens of juister uitgedrukt over het
proletariaat de dictatuur uitóefenei:.
'Want naar de dictatuur gaat het ook
in Polen heen. Het schijnt in de bedoe
ling te liggen, dat a la Spanje een
directorium van drie personen wordt
gevormd: cffcn president Moscicki, den
veldmaarschalk Pilsoedski en den
premier Bartel. Dezen zullen van het
parlement een bijzondere volmacht
krijgen en daarna den Landdag voor
geruimen tijd verdagen. Want. daar
over zijn allen die tot regeeren geroe
pen zijn liet wel eens (uitzonderingen
daargelaten), als men iets goeds in het
belang van de gemeenschap tot stand
wil brengen, moet men het parlement
met deszelfs gepraat en partygeknoei
uitschakelen.
Het parlementarisme doorleeft wel
een ernstige crisis in onzen tijd, en de
menschen zijn beu van het partijge-
konkel (natuurlijk doelen we hier op
de landen, waar de verwording van
't parlementarisme het ergst is voort
geschreden). Zoo is in Portugal een
militaire revolutie uitgebroken, die
zonder veel moeite de regeering tot af
treden genoopt heeft en wel teekenend
is de eisch, die thans door de revolu
tionairen gesteld wordt: er moet een
regeering gevormd worden, uit niet-
politieke personen bestaande.
In Frankrijk is het partijleven nog
in vollen gang, doch ook daar zien we
merkwaardige verschijnselen die in
dezelfde richting wijzen. Frankrijk
maakt een ernstige financieele crisis
door: de verdediging van den franc
staat daar in het middelpunt der be
langstelling.
De Fransche regeering heeft thans
energieke maatregelen' genomen om
de inflatie tegen te gaan, doch zij wil
nu ook den tijd hebben, deze maatre
gelen tot uitvoering te brengen. Daar
om weg met die dagen- ja maanden
lange debatten in het parlement, 'met
het zoeken van compromissen tus-
schen de verschillende partijen en al
den aankleve van dien!
Reeds hadden eenige politieke lei
ders aangevraagd de regeering over
de financieele crisis te mogen inter-
pelleeren. Doch Briand wil daar niets
van weten; hij deed een beroep op alle
partijen om in deze bij uitstek natio
nale zaak achter de regeering te
staan.
En Briand heeft zijn zin gekregen.
Hij heeft een overwinning behaald,
zooals nog zelden of nooit in zijn poli
tieke loopbaan! Het is hem gelukt het
kartel (de meerderheid waarop de hui
dige regeering steunt) uiteen te slaan
en voor zijn linksche kabinet een
nieuwe meerderheid te vinden, be
staande in de rechter partijen. Een
zaak die van vérstrekkende beteeke-
nis kan worden voor de toekomst, der
- Fransche politiek. En het is de Fran
sche regeering (evenals de Belgische)
aanvankelijk gelukt, de daling van
den franc tot staan te brengen. Trou
wens deze had in beide landen meer
een politieke dan een economische
oorzaak.
Uit het grijs verleden.
DE OUD-ROMEINSCHE LEVENS
WIJZE.
Rome heeft zich in rien loon der ee»
wen van een primitief .boerendorp tot
een mondaine wereldstad ontwikkeld.
Oorsnronkeliik waren de Romeinen
een volk van boeren, koonlieden en sol
daten. Allen, zelfs de rijlcsten, hielden
zich slechts bezig met het bebouwen van
het land, handeldrijven en oorlogvoe
ren. Kunsten en wetenschappen, litte
ratuur en wijsbegeerte waren hun on
bekend en lietenhen onverschillig.
Het was een tamelijk eentonig leven
dat zij leidden. Menstond vroeg op,
in den winter voor het dag geworden
was, en na zich gewasschen en een
gebed tot den god van den morgei.
Matutinus gedaan en ontbeten
te hebben begaf men zich aan den
arbeid en werkte den geheelen dag,
met alleen een onderbreking voor den
maaltijd'. De mannen brachten alzoo den
dag op het veld door, de vrouwen bin
nenshuis; de slavinnen sponnen de wol
en de vrouw des huizes weefde er klee
deren van.
Slechts op de marktdagen ging men
naar de stad; om de negen dagen werd
er markt gehouden. Dan verkocht men
koren, groenten en vee en kocht de
dingen, die men behoefde, doch dit w»
ren bijna uitsluitena de voorwerpen,
van metaal of leder, alsmede aarden vaat
werk. Meer had men niet noodig, want
iedereen had zijn eigen meel en bakte
daar zelf brood van; zelf vervaardigde
men de werktuigen, die men voor den
arbeid noodig had, zelf bouwde men
zjjn huis, de vrouwen vervaardigden de
stoffen en kleederen, kortom, in deze
periode der maatschappelijke ontwik
keling }vas er nog seer weinig arbeids
verdeeling.
Gelegenheid tot vermaak en verstrooi
ing was er weinig. Twee of driemaal
per jaar werden er te Rome volks
spelen gehouden, namelijk een proces
sie ter eere van de goden, die gevolgd
werd door wedrennen met wagens ol
paarden. Gedansd werd er oók slechts
een of twee keer per jaar, eveneens
ter eere der goden. Men maakte geen
pleizierreisjes; trouwens daar kon in
verband met de gebrekkige_ vervoer
middelen geen sprake van zijn. Er wa
ren geen andere rijtuigen dan tweis
wielige karretjes, die men gebruikte bij
de werkzaamheden op het land. Men
ging te voet of werd, als men ziek
was, in een draagstoel vervoerd ove;
slechte, smalle wegen, met keien g»
plaveid. Reisde men te water, dan ging
dit met uiterst langzaam varende boos
jes. Men had nog geen goede havens
en' geen zeeschepen.
De huizen der oude Romeinen warer,
laag en hadden niet meer dan één vei
dieping. Zji bestonden slechts uit een
enkel gebouwtje tusschen de straat voor
en den hof achter. Het was in steen
opgetrokken, de muren van ruwen bak
steen, bestreken met een mengsel van
klei en stroo. De verschillende ver
trekken in het huis waren afgescheiuen
door houten beschotten, terwijl de grond
was geplaveid met keien of leem. Het
huis nad twee deuren, van welne de
eene toegang gaf tot de straat en do
andere tot den hof. Door de eerste, de
§roote deur, kwam men in een vesti
ule en vandaar in het atrium, do
grootste kamer van het huis. In het
midden daarvan, tusschen vier houten
pilaren, was in het dak een vierkante
opening gemaakt, waardoor het licht
kon binnentreden, maar ook de regen
ewlke laatste in een bekken wern op-
gevangen. Dpze opening heette het
eompluvium, terwijl de regenbak
den naam van impluvium droeg, wel
ke beïae woorden afkomstig zijn van
het Latijnsche „pluere", dat regenen
be teekent.
Rondom het atrium waren kleinero
kamers, witgekalkt en zonder meubels
In een hoek van het atrium bevond
zich de. co qui na of keuken, waar de
spijzen gekookt werden. Daar brandde
de haard, die het altaar der huisgoden,
ja zelve een godheid was; het was de
plicht van de 'vrouw des huizes er zorg
voor te dragen, dat nimmer dit heilige
vuur uitdoofde. Naast dezen haard stond
het bed van den pater en de matei
familias.
Deze plaats was natuurlijk om sym
bolische en religieuze redenen daar uiV
Eekozen, doch volgens Prof. Storm v.
eeuwen is zjj ook uit hygiënisch oog
punt zeer aanbevelenswaardig, beter
dan het moderne slapen met open ra
men.
De familie bevond zich gewoonlijk
in het atriuai; daar stond de zetel van
den heer des huizes en daar was de
plaats, waar de vrouw des' huizes haai
weefarbeid verrichtte, daar stonden ook
de kast (armarium) en de koffer (area)
waarin de huishoudelijke benoodigdhe-
den bewaard werden.
Het atrium was de eetzaal en tegi
ljjk de salon, waar men de bezoekers
ontving.
Meubels had men niet veel in dien
oudsten tjjd: het geheele meubilair be
stond uit eenige bedden, stoelen, tateis
en houten koffers of kisten.
Voor de verlichting gebruikte men
een fakkel van hars of een kaars, b»
staande uit een touwtje, dat gedrenkt t
was in talk.
Het leven was alzoo zeer primitief
en men kende niets, wat aan luxe deed
denken
SCHAAKRUBRIEK
Redacteur: J. Verstoep Jzn. Poort-
iandlaan 40, Delft.
Probleem no. 16 (driezet). -
Auteur: Frank Healy, Londen.
Zwart 3 stukkon.
ju us n
pp gpp |pp
'V.
i
HP ga
§§t
ja i
Bill
tM Üi
abcdefgh
Wit 6 stukken.
Oplossing probleem no. 15 (driezet
van Howard).
1 Dbl, dreigt 2 De4f en 3 De7 mat.
1Kg5: 2 Db6 of d6, 3 Dd8 mat.
1d5; 2 Db4, hg5: 3 Pf3 mat.
1Lc6 enz.
Aangenomen Damegambiet
Gespeeld in bet Trebitsch-tournooi
te Weenen, E^bruari 1926.
Wit: E. Grünfeld.' Zwart: B. Hgn-
linger.
1 d2d4 Pg8—f6
2 c2c4 e7-e6
3 Pgl—f3
Ook 3, Pc3, Ljb4. Db3 is een goede
voortzetting voor Wit.
3... Ü7do
4 Pbl—c3 d5 x c4
De moderije verdediging.
5 Lelg5!
Door mij reeds in het tournooiboek
van Tiplitz-^Schönau als het beste
aanbevolen. Heden ten dage is 5 e3
gebruikelijker, waarbij zwart echter
geen moeilijkheden te overwinnen
heeft.
6Lf8e7
Energischer is hier 5h6, terwijl
5.... c5, 6 e3, Le7, 7 Lc4: (Grünfeld—
Selissniew, Pistyan 1922) minder aan
lokkend schijnt.
-6 e2ei
Wellicht ligt hier 6 e3, meer in de
stelling. De tekstzet van grootere con
sequentie heeft echter in ieder geval
reeds in één glanspartij zijn deugde
lijkheid bewezen.
6 00
Namelijk 6h6? 7 Lf6:Lf6: 8
Lc4: Pd7, 9 0—0, 0—0, 10 e5, Le7, 11
De2, enz. ForgacsCöhn, Petersburg
1909.
7 Lfl x c4 c7—c6?
Zwak. 7c7—c5 was absoluut
noodzakelijk. Nu wordt zwart over
hoop gerend.
8 0—0 Pb8—d7
9 Ddle2 b7b6
10 Tal—dl Tf8e8
Om den koningsvleugel met Pf8 te
kunnen verdedigen. Op 10Lb7
zou eveneens voordeelig 11 e5, Fd5, 12
Pe4 volgen.
11 e4e5!
Dit heeft het vrijmaken van punt
d6 ten doel.
11 Pf6d5
12 Pc3e4
Niet duist" ware 12 Le7: wegens 12..
Pc3!
1 2Le7 x g5
13 Pf3 x g5 h7h6
14 Pgö—f3
Nu staat Wit door de beheersching
van het punt d6 veel beter.
14 a7—aö
Zwart zou zich gaarne door afruil
.lucht geven.
15 Tfl—el Pd7b8
Als vervolg op dit plan gespeeld.
16 De2—d2 Lc8—a6
17 Lc4 x d5 c6 x d5
Na 17.ed5: 18 Pd6 benevens Df4
en Pf5 zou zich binnenkort een -leven
dige aanval op den zwakken konings
vleugel van Zwart ontwikkelen. De
tekstzet veroorlooft thans een behoor
lijk offerspel, dat de beslissing brengt.
Stelling na 17c6 x d5
abcdefgh
18 Pe4—f6f g7 x f6
19 Dd2 x h6 f6 x e5
Op 19Pd7 volgt 20 Te3! met de
dreiging 21>Ph4 of Pg5 en 22 Tg3 of
Th3 (20..,. Pf8, 21 ef6:).
20 Pf3g5 Dd8c7
Nog het beste, daar mat in twee zet
ten dreigt.
21 Tdl—cl!
De dreiging van den tegenstander
Dc7c2 moet afgewend worden.
21 Dc7b7
22 Tel—e3 f7—f5
23 Dh6—g6f opgegeven.
Want na 23.... Kf8, 24 Th3! Dg7,
24 Th8f is het mat niet meer te keer en.
Een aardige huzarenpartii.
(Noten van Grünfeld in de Wiener
Schachzeitung, Maart 1926).
GEMENGD NIEUWS.
I) o o d e 1 ij k e o n g" e I* u k k e n.
Gistermiddag vervoerde de heer A.
uit Tilburg een achttal paarden voor
het concours hippique naar het Sport
park Reeweg te Dordrecht. Ter hoog
te van den St. Jorisweg werd een der
paarden schichtig en gat 'het zijn ge
leider een trap, waardoor de man neer
viel. Bewusteloos werd hij de woning
van Ds. Bins binnengedragen. Kort
daarna is de ongelukkige, die tegen
de onderkaak en borst getrapt was,
overleden.
In een onbewaakt oogenblik viel het
vierjarig zoontje van den landbouwer
G. Wijnhoven te Oostrum (L'.j legen
een in de schuur staande geladen kar
met het gevolg dat de kar, die minder
goed gestut scheen te zijn, opsloeg
en de kleine er onder bekneld raakte.
Toen men het kind opnam waren de
levensgeesten reeds geweken.
iV lieg machine gedaald.
Gistermiddag, omstreeks 2 uur is op
het stille strand te Scheveningen een
militair vliegtuig, afkomstig uit het
vliegkamp Soesterberg geland.
De bestuurder, een sergeant-vliege
nier, verklaarde aan de politie* dat
hij magr ongeveer Sö M. zicht had,
tengevolge van den nevel, welke bo
ven de zee hing.
Daar hij 'bijna tegen een der beide
masten van het radio-telegrafie station
was aangevlogen, vond de bestuurder
het veiliger om te dalen en beter weer
at te wachten.
Het vliegtuig was nog bemand met
een tweeden persoon, een .sergeant-
mecanicien.
Ov<3 treden en gedood. In
de Pelgnmstraat te Rotterdam is gis
teren de zes-jarige J. de J. uit de
Spanjaardstraat, ioen hij op een slee
perswagen was gelaommen, er van
af gevallen en er onder geraakt. Het
ventje kreeg een wiel over het hootdi
en was bijna onmiddellijk dood.
Nieuwe bezienswaardigheid'.
Als een nieuwe bijzonderheid, waaraan
de buitenlandsche touristen in de Re
sidentie de oogen doen verlustigen,
fungeeren de duizenden 'mannelijke en
vrouwelijke employees der Haagsche
kantorep. en departementen geduren
de het tijdstip waarop ze zich dagelijks
in een Kilometerslange wielrijdende
stoet voor hun lunch langs de Laait
van Meerdervoort huiswaarts bege
ven. De gids zorgt, dat hij zich met
zijn groepjes Yankees ot Éngelschen
tijdens het middaguur op den hoek-
van de Zeestraat en de laan van
.Meerdervoort bevindt om aan de bui
tenlanders de voorbijfietsende minis
ters, generaals, referendarissen, kom
miezen, ambtenaren, boekhouders, por
tiers, schrijvers enz. te toonen.
't Is alleen jammer, dat de Hage
naar geen klompen en geen Volen"
dammer broek draagt, want dan was
het volmaakt.
Ontploffing. Te Los Ange
les is door een ontploffing van riool-
gassen brand ontstaan. Het vuur tastte
ook een wegbedek'king aan, die van'
asfalt was vervaardigd.
De brand nam groote afmetingen;
aan. Zoo wedden ettelijke huizen en
negen auto's vernield.
200.00Ü dollars uitgegraven.
Te Demopohs (Alabama) is dezer da
gen een som van meer dan 20Ü.00J
dollars, in goud uitgegeven, die voor
de legers der unie-stat en tijdens deni
Amenkaanschen burgeroorlog van'61-
1865 verstopt was.
Het geld, was verborgen door O.
Boas Whitfield. Deze had zijn zoon
een plan en aanwijzingen over de
plaats, waar de schat was gedeponeerd
nagelaten.
Aan de hand van dit plan is het
geld thans teruggevonden.
Dure univ'ersi teit. De uit
gaven voor de Columbia-University in
New York worden voor 1926 geschat
op. 11.28Ü.U0Ü dollar. Deze som is nog
maar alleen voor de loopende uitga
ven. Aanschaf ring van nieuwe leer
middelen, vergrootingen van lokalen
of het plaatsen van nieuwe gebou
wen zijn er niet in begrepen. De Co
lumbia University, telde verreden jaar
35.000 studenten en 1900 hoogleera-
ren en docenten. De andere nooge"
school te New York had 21.000 stu
denten en 850 leerkrachten.
Leidsche Penkrassen.
Amice,
'tZou me niet verwonderen als we
in de eerstvolgende raadsvergadering
een min of meer breedvoerig debat
krijgen over wat men zou kunnen noe
men het vraagstuk van de verpleging
in ziekenhuizen.
Zooals ge onlangs in ons blad zult
hebben gelezen, werd in 1920 door den
Gemeenteraad besloten aan den te be
noemen Directeur van den Gemeente
lijken Geneeskundigen Dienst op te
dragen het vraagstuk der ziekenhuis-
verpleging in deze gemeente in studie
te nemen en plannen te ontwerpen
met kostenberekening voor den bouw
en de inrichting van een gemeentelijk
aanvullings-ziekenhuis.
Gelukkig hetfft deze studie een nega
tief resultaat gehad. Bedoelde direc
teur is tot de overtuiging gekomen dat
de oprichting van een aanvullingszie-
kenhuis in deze gemeente onnoodig is
en deze meening wordt zoowel door
B. en W. als door de commissie van
den Geneeskundigen Dienst onder-'
schreven.
Ik vermoed amice, dat de meerder
heid van den Raad zich wel op het
zelfde standpunt zal plaatsen. Het is
toch nog slechts ruim een jaar gele
den dat een voorstel van den heer Wit
mans en Mevr. Dietrichde Rooij oin
een gemeentelijk ziekenhuis te stich
ten verworpen werd en er is m.i. niets
wat thans een ander besluit zou wet
tigen.
Het aantal zieken dat verpleging be
hoeft zal waarschijnlijk naar verhou
ding wel niet veel grooter zijn gewór
den, terwijl door den verbouw zoowel
van het Diacones sen huis als van het
Elisabethsgesticht en den afbouw van
het Academisch Ziekenhuis het aantal
beschikbare bedden straks in niet ge
ringe mate zal toenemen.'
Men zal al zal dit straks in den
Gemeenteraad allicht Worden gepro
beerd, dan ook niet op goede gronden
kunnen volhouden, dat er hier in Lei
den gebrek is aan ziekenhuisruimte.
Wat dit betreft verkeert Leiden wel in
een zeer gunstige conditie. We hebben
hier eerste klasse ziekenhuizen en
daarenboven een keurcorps van speci
alisten, zoodat er weinig plaatsen zijn
waar zooveel gedaan kan worden en
gedaan wordt om de lijdende mensch-
heid te helpen, dan juist hier.
En och, er is zooveel te klagen, er
is zooveel geween en ook op licha
melijk gebied zooveel leed te dra
gen. Wanneer men zooals ik, bijna el-
ken dag eenige malen een der zieken
huizen passeert, komt men onwillekeu
rig onder den indruk.
Daar is nooit over slapte in de za
ken te klagen naar het schijnt. Heel
deiï dag staan daar de auto's die zie
ken aanbrengen of de gezonden om
de zieken te bezoeken En telkens weer
ontmoet ik ze, de menschen, wien men
het kan aanzien dat ze een droeve tij
ding hebben gehad of misschien wel
voor altijd afscheid hebben genomen
van een dierbare. Welk een lijden ver
tegenwoordigt zulk gen ziekeninrich-
ting, welk een angsL maar ook welk
een blijdschap als wat hopeloos scheen
toch niet zonder hoop blijkt te zijn,
als daar de smarten worden verzacht,
het lijden afgewend en met gelukkig
resultaaat riekte en dood worden be-
kampt.
En welk een zegen, amice, dat we
hier ook hebben een Christelijk diaco-
nessenhuis, waar men niet alleen
tracht het lichaam te helpen, maar
waar ook aan de nooden van de ziel
aandacht wordt geschonken.
Ik bedoel daarmee niets kwaads ie
•zeggen aan het adres van het Acade
misch Ziekenhuis of van het Elisa
bethsgesticht. Naar ik meermalen
hoorde laat de verpleging in beide in
richtingen niets te wenschen over en
wordt daar niets onbeproefd gelaten
om de zieken te genezen of althans het
lijden te verzachten. Maar het Acade
misch Ziekenhuis is een neutrale in
richting, waar over de geestelijke din
gen door hen die*daar hun werk heb
ben te doen niet mag worden gespro
ken, terwijl de geestelijke verzorging
in het Elisabethsgesticht uiteraard nu
eenmaal anders is dan wij dat wen
schen.
Juist daarom is het van zooveel be-
teekenis, dat we hier ook hebben een
Christelijke diaconesseninrichting,
waar wel niet veel gepreekt wordt,
maar waar toch ook aan de geestelijke
behoeften van de patiënten aandacht
kan worden geschonken.
Eenigen tijd geleden sprak ik een
patient die daar een ernstige operatie
had ondergaan. Hij wist dat zijn toe
stand ernstig was en de operatie zeer
gevaarlijk. Maar zoo 'vertelde hij, het
was hem een verkwikking geweest
toen de dienstdoende zuster hem met
een enkel woord had bemoedigd en
hem gewezen had op den grooten Hel
per die redden kan uit nood en dood.
Enkele weken later moest hij op
nieuw worden geopereerd en het is te
verstaan dat hij daarvoor terugdeins
de. Toen hij in de operatiekamer
kwam, was daar de zuster om haar
werk te doen. Spreken mocht zij daar
niet, maar zij wees hem met een en
kel gebaar op een daar aan den wand
geschilderden tekst: Mijn oog zal op U
zijn. Dat bemoedigde hem. Dat gaf
hem kracht. En in het veilig besef,
dat hij niet alleen was, maar dat Gods
oog op hem bleef rusten ook als hij
niet meer in staat zou zijn te denken,
legde hij zich neer om de behandeling'
te ondergaan die noodig geacht werd.
Ik begrijp dan ook niet amice, wel
ke bezwaren men tegen deze zieken-
inrichtingen heeft en waarom inder
tijd werd voorgesteld een nieuw neu
traal gemeentelijk ziekenhuis te stich
ten. Aan zulk een inrichting is toch
allerminst behoefte; temeer, daar nie
mand ooit met godsdienstige zaken
wordt „lastig" gevallen.
Trouwens ik geloof ook niet dat de
ze „last" veel is gevoeld. Een feit is
toch, dat de meeste zieken liever in
een particuliere inrichting, dan inhej
Academisch Ziekenhuis worden opge
nomen. En dat niet omdat de behan
deling daarin beter zou zijn, maar om
dat daar een andere sfeer is, die door
verreweg de meeste menschen op prijs
wordt gesteld.
Wanneer, zooals dat nog weieens
voorkomt, voor on- of minvermogen
de patiënten, die voor rekening van
de gemeente verpleegd worden, in het
Academisch Ziekenhuis, geen plaats
was, zoodat ze in een der particuliere
inrichtingen moesten worden opgeno
men, dan is daar voor zoover mij be
kend door de zieken nooit eenige
aanmerking op gemaakt.
Wel echter werd bezwaar gemaakt
door Prof. Eerdmans, die hier een han
delen in strijd met de verordening
constateerde en die bovendien, naar
het scheen, bevreesd was voor een ver
kapte subsidie aan bedoelde inrich
tingen.
Welnu, aan dat bezwaar wordt nu
mede door B. en W. tegemoet geko
men. Zij stellen namelijk aan den
Raad voor, te bepalen, dat alle patiën
ten, voor wie geen plaats beschikbaar
is in het Academisch Ziekenhuis, zul
len worden verpleegd in een der par
ticuliere ziekeninrichtingen. Door dit
te bepalen wordt een vaak noodzake
lijke afwijking van een vroeger gestel
den regel officieel gesanctionneerd en
is üieteen alle reden voor critiek op
dit punt vervallen.
Met ingenomenheid amice, heb ik
van deze voorstellen kennis genomen.
Zij gaan uit vap de m.i. goede gedach
te dat de gemeente beter het particu
lier initiatief kan steunen, dan de ri
sico van gemeentelijke instellingen op
zich te nemen.
Ook op ander gebied dient deze re
gel te worden gevolgd.
Ge zult u misschien herinneren,
amice, dat in de laatste raadsverga
dering^ door een der leden geïnfor
meerd werd, hoe ligt stond met het
adives van B. en W. inzake het ver
zoek van de Vereen, voor Christelijk
fröbelonderwijs om een ietwat ruime
re subsidieregeling, teneinde de stich
ting van meerdere scholen mogelijk
te maken. Het an^twoprd van den wet
houder was niet moedgevend. Hoewel
het niet ronduit gezegd werd, bleek
toch duidelijk, dat- aan deze zaak nog
heel weinig aandacht is geschonken
en dat het advies nog wel geruimen
tijd op zich zal laten wachten. Dat is
jammer, amice, omdat het hier toch
e«n heel eenvoudige zaak geldt, het
is jammer, omdat er gebleken is dat
er aan Christelijk fröbelonderwijs zoo
groote behoefte bestaat en voorts ook,
omdat door deze zaak te lang te laten
loopen, de drang naar openbaar be-
waarschoolonderwijs voortdurend ster
ker wordt.
Honderden kinderen staan inge
schreven voor de, particuliere scholen,
maar er is geen plaats. Duurt deze toe
stand voort, dan zal de gemeente er
tenslotte toe moeten komen om in.
strijd met hare roeping, zelf in de be
hoefte aan bewaarschoolonderwijs te
voorzien.
Daarom hoop ik amice, dat de wet
houder van Onderwijs deze zaak niet
langer zal uitstellen, maar dat spoe
dig voorstellen daaromtrent b'ij den
Raad zullen worden ingediend. Ik
neem gaarne aan dat er nog meer te
doen is, maar zóó druk is het toch
niet, dat de afdoening van deze een
voudige, maar hoogst urgente zaak,
niet zou kunnen worden voorbereid.
VERITAS.