NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 4 JUNI 1920
TWEEDE BLAD.
WAT JE BLADEN ZEGGEN.
Meer dan schandelijk.
De socaal-democraten zijn gewoon
lijk niet bescheiden in het zich toeei
gen en van deugden; wie het orgaan
der S.D.A.P. nagaat, moet zich steeds
verbazen ovèr de groote mate van vrij
moedigheid waarmede eigen handel
en wandel wordt opgehemeld en an-
derer doen wordt neergehaald.
Daarom is net goed, zegt „Patrimo
nium" thans eens 'de aandacht te ves
tigen op de mentaliteit, welke leeft in
de kringen van de mannen, staande
op het standpunt van den klassen
strijd.
In „Het Volk" kwam het navolgende
voor:
Woensdagmiddag vertrok een
tram der „ZutphenEmmerik" uit
's-Heerenberg, die behalve een per
sonenrijtuig ook enkele goederenwa
gens vervoerde, w.o. één beladen
met lompen. Reeds bij het vertrek
bemerkten enkele personen, dat de
ze balen rookten. Ware het niet de
„ZutphenEmmerik" geweest, be
mand met onderkruiperspersoneel,
men had zeker gewaarschuwd. Nu
echter zei men niets en lachte. On
geveer 4 K.M. verder bemerkte het
personeel, dat het achterste gedeelte
in brand stond. Het bleek toen, dat
aan blusschen niet meer viel te den
ken. Alles brandde schoon op. Ook
van den wagen bleef niets anders
over dan het geraamte.
Men lachte; en waarom lachte men?
Omdat er gevaar was voor vernieling,
van goederen behoorende aan een
Maatschappij, die een geschil had met
het personeel.
Men lachte en verheugde zich in het
vooruitzicht van het ongeluk hetwelk
stond te gebeuren; of dat wellicht
menschenlevens zou kunnen kosten,
daaraan werd niet gedacht. Of dat
wellicht gevaar opleverde voor de ei
gendommen van de betrokken Stoom
tram Maatschappij, dat hinderde
niet.
Men lachte, verblind door den klas
senstrijd, verloor men alle medegevoel
en liet men met moedwil de ongeluk
ken ontstaan. Door dit' voorval wordt
opnieuw het verderfelijke van de leer
van den klassenstrijd bevestigd.
Het prediken van haat heeft hier we1
droeve gevolgen.
Men zag het ongeluk aankomen,
maar hielp niet.
Men lachte alleen.
Totalisator en Staatsloterij.
Wat den heer Van Rappard bewo
gen heeft om een voorstel tot ophef
fing van het totalisator-verbod in te
dienen, zegt de Rotterd. is niet recht
duidelijk.
Een landbouwbelang werd doorhem
niet bevorderd.
Volkomen naar waarheid kon de
heer van den Heuvel tegenover de op
geschroefde verhalen van de paarden
fokkerij, die door het wed-verbod niet
tot ontwikkeling kon komen, de ver
klaring stellen: Niemand in het. 'and-
bouwbedrijf maakt zich over het tota-
lisatorverbod druk; in den kring der
werkelijke boeren gevoelt niem&n-d
voor de opheffing.
Waar de heer Van Rappard zijn
spel geheel op ,,'de boer troef" had ge
speeld, is het begrijpelijk, dat de gok-
kerij, die geenerlei boerenbelang be
vordert, niet weer in eer werd her
steld.
Verblijdend en hoopvol was daarbij
de beslistheid, waarmee de heer Al-
barda zich namens de sociaal-demo
cratische, fractie tegenover den heer
Van Rappard stelde.
Over den demoraliseerden invloed
van het spel, over de gevaren, die daar
bij vooral de arm eren bedreigen, over
het sanctioneeren van kwaad door de
overheid, sprak hij behartenswaardige
iwoorden.
Zoo principieel was zijn verzet, dat'
een der vrijheidsbonders hem inter
rumpeerde met de vraag: Bent u dus
ook voor de afschaffing der staats
loterij
De interruptie was ad rem.
Inderdaad liggen in de houding van
den heer Albarda tegenover het tota-
lisatoyvérbod elementen, die de hoop
rechtvaardigen, dat de sociaal-demo
cratische fractie voortaan mee zal
strijden den strijd voor opheffing van
de staatsloterij.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV KERK.
Beroepen: Te Barneveld G. v.
Montfrans, te Sommelsdijk.
GEREF*KERKEN.
Tweetal: Te Hilligersberg straat
weg, J. Gillebaard, te Noord-Schar-
woude; en I. K. Wessels, te Veere.
Beroepen: Te Wagenborgen ,Gr.)
Cand. A. Dondorp, te Utrecht.
Dr. G. J. Weiland.
Dr. G. J. Wéijland. de wëlb'ekënlude
voorzitter van de Alg. Synode der
Ned. Herv. Kerk, hoopt 20 Juni a.s.
zijn 40-jarige ambtsbediening te her
denken. De aanstaande jubilaris werd
20 Juni 1886 te Austeriitz bevestigd,
was daarop van 1 Jan. 1894 tot Sept.
1896 director van het Ned. Zende
linggenootschap te Rotterdam, en
dient sedert 27 Sept. 1896 de Ned.
'Herv. gemeente te Veere.
Dr. Wieijland is voorzitter van de
Algem. Synodale Commissie der Ned.
Herv. Kerk secretaris van het Prov.
Kerkbestuur van Zeeland en scriba
van den ring .Veere.
Dr. A. Kuyper Jr.
Naar wij vernemen is in den toe
stand van Dr. A. Kuyper Jr. Geref.
pred. te Rotterdam een gunstige wen
ding gekomen. De patiënt gaat thans
goed vooruit.
Pastoralia.
In Friesland bestaat dikwijls het
tractement van een Hervormd predi
kant bijna geheel uit pastoralia, waar
van'de opbrengst menigmaal belang
rijk is.
Voor eenige jaren, zoo meldt de „N.
R. Crt.", heeft zich in deze provincie
het geval voorgedaan, dat een predi-'
kant aan bet eind zijner dagen de pas
toralia voor een ongewoon lang tijd
perk voor een ongewoon lage huur
weder verhuurde. Zijn opvolger heeft
daarvan de gevolgen gedragen; of hij
ze moest dragen, weten wij niet.
Een dergelijk geval moet zich vóór
eenigen tijd weder in den Frieschen
greidhoek voorgedaan hebben. Het
betrof een predikant, die voordat hij
tot een anderen staat des levens over
ging, zijn pastoralia voor een onge
woon langen huurtijd voor ongeveer
f 2000 minder dan vroeger verhuurde.
Deze zaak verwekt onder de predikan
ten in de omgeving verontwaardiging.
Het is de vraag, of de opvolger hier
mede genoegen moet nemen. Wellicht
zou een-,beroep op het Provinciaal
Kerkbestuur hierbij baat kunnen ge
ven.
Zendingsdag Geref. Zen ding sb on d.
De negentiende Zendingsdag van den
Geref. Zendingsbond wordt Donder
dag 5 Augustus a.s. gehouden in het
Rijsenburgsche Bosch nabij het sta
tion Driebergen. Als sprekers worden
genoemd: Ds. G. Benes, te Monster;
Ds. J. Enkelaar, te Rijssen; Ds. J. Gos-
linga, te Utrecht; Ds. G. J. Koolhaas,
te Oud-Beierland; Ds. H. A. Leènmans,
te Delft; Ds. J. A. van Nie, te Moerca-
pelle; Ds. J. H. F. Remme, te Amster
dam; Ds. P. J. Steenbeek, te Kampen
en Dr. J. D. de Lind van Wijngaarden,
te De Bilt, die de openingsrede hoopt
te houden.
Congres voor Inwendige Zending.
Gistermorgen werd het congres
voortgezet onder leiding van D r. O.
N ore 1 uit Heemstede. Nadat D s. 'O.
Centerwalf ui? TJpsala was voor
gegaan in gebed, was het woord aan
Mevr. Magdalena von Tilling
uit Elberfeld over „Het Vrouwen
vraagstuk en de Protestantsche Ethiek
Door spreekster was haar onder
werp verdeeld in een drietal onderdee-
len. Allereerst behandelde zijl de aan
wijzing der problemen
Zij' meende, dat noah in de Room-
sohe kerk noch in de Protestantsche
kerk een beschouwing van het vrou
welijk lichaam gevonden wordt, die
overeenstemt met het Nieuwe Testa
ment. Bij 'de Roomschen is een mis
kenning van het lichaam, bij de Pro
testanten een verbreking van de een-'
head. Tegenwoordig beeft men overal
ömet de miskenning van het lichaam
gebroken, zonder echter tot beschou
wingen te komen, die beantwoorden
aan de scheppende wet van God.
Hét loslaten van het geloof ïn God
voerde tot etein heidensche opvatting
van het wezen der vrouw en van de
verhoudingen der geslachten tot el
kander.
De onzekerheid, die ontstond daat
zich pijlnliik gevoelen in het ontbreken
van een b'epaald' protestantsch ideaai
meit betrekking tot het -vlezen der
vrouw. Mm heeft geen goede waar
demeter voor het waarachtig. vrouw
zijn, men heeft geen protestantsche be
schouwing van dm ongehuwden staat.
De heidensche beschouwing; blijkt in
hert zich uitleven op sexueei gebied,
vrij! van alle moraliteit. De verande
ring van de maatschappelijke, sociale
m staatkundige verhoudingen. voerden
tot de vraag, aangaande de positie der
vrouw in staat, volk en kerfc. Bij; de
beantwoording van die vraaff, zeiae
spr., heersoht de grootste onzekerheid,
omdat een op protestantschen grond
slag berustende opvatting ontbreekt
aangaande het met- en voor elkaar
werken van beide geslachten op alle
terreinen des levens. Het tweede deel
:der rede was: „Pro>testan,tsohe grond
beginselen voor de beoordeeling van
het vrouwenvraagstuk". Slechts door
een bewust terugkeeren tot wat voor
bedde geslachten overeenkomstig de
scheppmgsgedachte eisch is, kunnen
wij, zegt spr., inzien, wat Gods wil en
wat zonde ïs in de verhoudingen der
geslachten.
Ook na den zondeval blijven de ge
slachten op elkaar aangewezen, maar
daar beide geslachten in innerlijke dis
harmonie staan, is ook hun onderling
verhouding bedorven.
Beide verliezen het inzicht m wat
ze behooren te zijn en weten r.'iet meer
dm juisten weg dien ze behooren te
gaan. Daarom „heersoht" de man,
plaats van te leiden, daarom „ver
liest" de vrouw zich aan he«n. Cnns-
tus is de eenige, die de geslachten
voor God gelijk stelt, die beide roept
tot de vrijheid van de zedelijke per-
soonlijikheid. ,Wat het wezen der vrouw
overeenkomstig de schepping betreft,
betoogt spr. dat het vrouw-zijh ligt m
de eenheid van lichaam, ziel en geest.
Het wezm der vrouw naar lichaam,
ziel en geest is ontvangen, overgave
van haar zijh, drang tot levensvorming
Deze aanleg uit zich in het moedei
schap, in het moeder-zijn, en in het
vormen van het cultuurleven.
Moederschap beteekent verbonden
zijn met de scheppende kracht der na
tuur. Aan de vrouw is het schepsel
toevertrouwd, dat.tot leven komen wil:
zij' moet waken over de grenzen tus-
schen de verschillende schepselen, d.
w. z. de grenzen der zedenjkheid in
enger zin dan die der moraliteit.
Als levenvormend werkt de vrouw
in de cultuur; wat de man aan gees
telijke, cultureele goederen en waar
den voortbrengt, laat zij tot gelding
komen in de vorming .van levende
mmschen, in het vormen der persoon
lijkheid.
Daar man en vrouw verschillenden
aanleg hebben, kan op geen enkel le
vensterrein één geslacht alleen werken
De vrouw moet hare moederlijkheid,
de levmvormende kracht op alle ter
reinen van het sociale, staatkundige
en maatschappelijk leven doen gel
den. Het derde deel van de rede van
mevrouw von Tilling was: poging tot
oplossing van het vrouwenvraagstuk.
De verlossing door Christus, meen
de spr., is ook voor de geslachten
verlossing- van den vloek en terug
keer tot de scheppingsgedachte Gods.
Het bewustzijn schepsel te wezen
geeft aan den mensch zoowel man
als vrouw zelfstandige waarde on
afhankelijk van 't andere geslacht, af
hankelijk van God.
Ook voor de vrouw gold, dat de on
rust van haar hart slechts door het
rusten in God [niet door den man]
wordt gestild.
IHet voortbrengende, moederlijke le
ven vormende in de vrouw doortrekt
heel haar wezen.
De lichamelijke vereenigïng mei den
man moet dienstbaar zijn aan de le
vensvorming in eigenlijken zin.
Door binding aan den wil tot schep-,
pen kan de vrouw innerlijke waarde,
zekerheid en vreugde krijgen.
Bezinning op dit scheppende ka
rakter kan tot wederkeerige erken
ning der geslachten leiden; een ech
ten waarde-meter geven ter beoordeë-
ling der tegenwoordige verhoudingen
Helpen bh 't vormen van een protes
tantsch ideaal der vrouw en bij het
afwijzen van heidensche beschouwin
gen ten opzichte van ons lichaam.
Een nieuwe opvatting van de door
God gewilde betrekkingen der geslach
ten kan grondslag zijh vopr een nieu
wen opbouw van 't huwelijk e!n de fa
milie, en ook grondslag! voor de erken
ning vain de beteekenis der geslach
ten in volk, staat en kerk.
Van de scheppingsgedichte uit, kan
het probleem van de leidende positie
van den man bij' medearbeid van de
vrouw opalle terreinen' des levens,
evenals van de beteekenis van den on
gehuwden en gehuwden staat woorden
opgelost.
De terugkeer tot den scheppingswil
van God moet bij ieder plaats vinden,
maar als Christenen heoben wij den
plicht dit door 'tgeloof gewonnen be
sef als een getuigenis in ae goddelooze
wereld in te dragen.
De middagzitting van het congres
werd mede bijgewoond door H.M. de
Koningin, H.|M. de Koningin-Moeder,
en Z.K.H. Pnns Hendrik, die door
den congresvoorzitter hartelijk werden
begroet.
Als spreker trad nu op, de heer E.
Renè van Quenaller, die refe
reerde over den arbeid onder gevange
nen. Over hetzelfde onderwerp^ sprak
ook de heer Joh. Muntau uit Celle.
Het congres werd gisteravond be
sloten met een bijeenkomst in het Con
certgebouw, waarbij het woord werd
Sevóerd door Ds. A J.. Roozemeijer,
>s. J. Chrispeels [België) Pastor O.
|Ohl [Duitschland), Dr. B. H. Paï-
vansalo [Finland). Dr. G. Bemgnus
(Frankrijk), Dr. G. von Aiithai [Hon
garije), Ds. D. Schabert (Letland),
Dr. Eckart, (Litauen), Dr. H. Jacque-
maer [Oostenrijk), Ds. Kammel (Po
len), Ds. Ciaussen (Tsjeclio-Siowakije),
en Pastor Kijhlberg (Zweden).
Met het gemeenschappelijk zuigen
van „Een vaste burg is onze God", en
dankgebed door Ds. Roozemeijer,
werd de bijeenkomst, waar de verte
genwoordigers van twaalf Europee-
sche landen, soms in hun eigen taal,
.hadden gesproken over den toestand
van die eéne zaak, waai vuor zij allen
arbeiden, hun Kerk, gesloten.
ONS PARLEMENT.
In de „Indische Post" komt een be
schouwing voor van den bekenden
journalist D. Hans over het Neder
lands ch-e parlement, waaraan we het
volgende ontleenen:
Een opmerkelijk verschijnsel is, dat
er tegenwoordig veel minder oude
staatslieden deel uitmaken van de
Tweede Kamer dan vroeger. Trou
wens in de laatste jaren zijn er heel
wat van de ouderen gestorven. Van de
afgevaardigden zijn er:
11 tusschen 30 en 40 jaar.
34 tusschen 41 en 50 jaar.
41 tusschen 51 en 60 jaar.
12 tusschen 61 en 70 jaar.
2 boven de 70 jaar.
Dë twee laatstbedoeld en zijn jhr.
mr. A. F. O. van Sasse van IJsselt (ge
boren 20 April 1852) en mr. Tb. Heems
kerk, (geboren 20 Juli 1852): Ze zijn
beiden 74 jaar, maar de katholieke
heer van Sasse is de nestor.
En: de Benjamin.
Dat is ook een katholiek, n.l. de
heer G. W. Kampschüer, die 34 jaar
oud is, op den voet gevolgd door mr.
G. van den Berg (35 jaar).
Wat dienstjaren betreft, is Mgr. No-
lens' de nestor. Hij heeft reeds 29 jaar
zitting, op 13. November a.s. wordt het
30 jaar. De veteranen der Tweede Ka
mer de oude garde zijn:
1. Nolens 1896 13 November).
2. Ketelaar 1897 (22 September).
3. Schaper 1899 (25 April).
4. Marchant 1900 (26 April).
5. Duymaer van Twist 1901 (18 Sept.
6. K. ter Laan 1901 (18 Sept).
We krijgen dus in dit jaar drie ju
bilarissen, Mgr. Nolens, die 30 jaar en
de heeren van Twist en K. ter Laan,
die 25 jaar zitting hebben. Ook uit
deze maximum-cijfers blijkt, dat het
oude geslacht van veteranen niet
meer bestaat: staatslieden als Loh-
man, Borgesius, Kolkman en anderen,
die nog niet overleden zijn, hadden
een veel langeren diensttijd.
Trouwens: in de Eerste Kamer is
het verloop nog veel sterker.
Daar is de voorzitter, baron van
Voorst tot Voorst de neetor. Hij t§
hoog bejaard (79), maar beeft toch
slechts 18 dienstjaren ale afg*vaa£
digde, evenals de heer Vsrheyeo. Ba
dan volgen eenige leden, die in 1913
gekozen zijn, zopdat, op 2 na, de ge
heel e Kamer na 1912 is gekozen. Ove
rigens zijn de leeftijden over het al
gemeen hooger. terwijl in de Tweede
Kamer slechts 2 leden, dus 2 pet. bo
ven de 70 jaar zijn, is dit In de Eer
ste Kamer giet 6 leden, dus 12 pet. het
geval. En het jongste lid is hier ook
veel ouder dan zijn collega aan de
overzijde: het is de heer Moltmaker,
43 jaar oud. Zoo is dus de Senator ge
middeld een stuk ouder dan het lid
der Tweede Kamer, hoewel ook hier
het verschil in de laatste jaren vee!
geringer» is gewordenvroeger zaten
er nog veèl meer „oudjes" in ons Hoo-
gerhuis' dan tegenwoordig.
Precies hetzelfde geldt van de ge
boorte-aristocraten: in vroegere jaren
was de ledenlijst van de Eerste Ka
mer een uittreksel uit het Neder)and-
sch Adelboek, op het oogenblik zitten
er nog „maar" 8 baronnen en vier
jonkheeren.
Maar het aantal gestudeerden is
naar verhouding vrijwel even groot
als in de Tweede Kamer: 21 van de
50 Senatoren voeren een academi
sch en titel.
En: nemen wij nu het geheele par
lement, dus beide Kamers tegelijk,
onder de loupe, dan zien we, dat de
katholiek van Voorst tot Voorst het
oudste lid naar leeftijd is, de katho
liek Mgr. Nolens het oudste lid naar
dienstjaren en de katholiek Kamp-
schröer het jongste lid naar leeftijd.
Wat zou daar achter zitten, dat dit
allemaal katholieken zijn? schertst de
briefschrijver.
Uit het Sociale Leven.
Ned. Ohr. Graf. Bond.
Onder presidium van den heer J.
Hofman, van Amsterdam, kwam do
Ned. Chr. Graf. Bond Woensdag en
Donderdag te Utrecht in 20ste alge-
meene vergadering bijeen.
Woensdagmorgen om half 12 opende
de voorzitter de goedbezochte vergade
ring op de gebruikelijke wijze.
In zijn openingsrede herinnerde spa*,
aan belangrijke gebeurtenissen sedert
de vorige bondsvergadering, n.l. de
vernieuwing van het Collectief Con
tract, die, uitgezonderd in het steen-
drukkersbedrijf,zonder ernstige moei
lijkheden kon plaats hebben. Loons
verlaging kon worden voorkopien in
dit bedrijf, terwijl in 't chemigrafisch
bedrijf betere voorwaarden konden,
bedongen worden. Dat de boekdruk
kers en -binders zich met loonsverla
ging algemeen vereenigden, is een be
wijs van het besef dat bij de vaststel
ling der voorwaarden 4* arbeiders .re
kening willen houden met den bedrijf»
toestand. Dat jongens in het bedrijf
komen, terwijl de ouderen moeten uit
treden, maakt de toename van be-
drijfsgenooten niet zonder bedenking.
In dit verband uitte spr. den wensch,
dat het pensioenfonds voor het gra
fisch bedrijf spoedig in werking moge
treden.
Terwijl de aanwezigen zich van hun
zetels verhieven, herdacht »pr. een 19-
tal bondsmakkers, die door den dood
ontvielen.
Voortgaande wees spr. er op, dat
het ledental van den bond klom tot
2312, waarmede het hoogste getal is
bereikt sedert de oprichting. De finan-
cieele toestand van den bond geeft re
den tot dankbaarheid, terwijl hM
•bondsleven opgewekt is.
Ten aanzien van het leerlingwe/on
wees spr. er op, dat de contractanten
in het bedrijf het secretariaat van de
Centrale Leerlingencommissie'in han
den van den bondssecretaris legden
Na enkele mededeelingen kwamen
de Jaarverslagen aan de orde.
Aan dat van den bondssecretaris,
den heer J. Schippers van Amsterdam,
ontleenen we dat in menigerlei op
zicht vooruitgang valt te constateeren,
213 leden werden in 1924 ingeschreven
en 221 afgeschreven. In 1925 traden 252
nieuwe? léden toe en moesten^09 leden
worden afgevoerd. Het ledental be
droeg aan het einde van het vorig
jaar 2277.
Aan het Jaarverslag van den pen
ningmeester, den heer H. A. van In gen
FEUILLETON.
JONGE HELDEN.
(Uit den tijd der Hervorming).
10)
Toen wist hij dat, terwijl hij sliep,
God Genève had gered. Hij had hem
met Vaderlijke teederbeid door dezen
nacht van gevaren en lijden, van dood
en verderf, heengedragen op.de armen
van Zijn dienstknecht: de slaap. Nu
bleef hem niets anders over, dan neer
te knielen in dankzegging. En terwijl
hij zijn oude handen ten hemel hief,
stortte hij zijn ziel uit in de woorden,
die eeuwen geleden voor Israël gespro
ken waren:
Ten ware de Heere, Die bij ons ge
weest is (zegge nu Israël),
Ten ware de Heere, Die bij ons ge
weest is, als de menschen tegen ons
opstonden,
Zoo zouden zij ons levend verslon
den hebben, als hun toorn tegen ons
ontstak
Zoo zouden ons de wateren overloo-
pen hebben, een stroom zoude over
onze ziel gegaan zijn;
Zoo zouden de stoute wateren over
onze ziel gegaan zijn.
De Heere zij geloofd, die ons in hun
tanden niet heeft overgegeven tot een
roof.
Onze ziel i* ontkomen als een vogel
uit den strik des vogelvangers; de
strik is- gebroken, en wij zijn ontko
men. Onze hulpe is in den naam des
Heeren, Die hemel en aarde gemaakt
heeft.
Terwijl de oude Beza zijn dank aan
God bracht voor de bevrijding van
Genève, doorzochten groepjes gewa
pende burgers de naaste omgeving
der stad, om die'te zuiveren van eiken
werkelijken of vermeenden vijand, 'die
nog te ontdekken viel. In de stad zelve
vond men 52 dooden, bij de wallen en
in de gracht nog heel wat meer. Over
al vond men stukken van ladders,
schiettuig, wapens van allerlei-soort,
heel of kapot, stukken van uniformen
en wat niet al. Maar niet één vijand
werd meer ontdekt; „geen hond roer
de zijn tong" in deze sterke veste der
Hervorming.
De burgerij was in een blijde stem
ming; 'twas haar als een wonderda
dige bevrijding, al wat er dien nacht
geschied was. Eén was er echter, die
mét bange vrees vervuld was; het was
Charles Bernard, die met bange vrees
vervuld was; het was Charles Bernard
aan wiens zorgen Robert door zijn va
der was toevertrouwd. De jongen had
zoo'n gelukkig tehuis bij hen, werd
door hem en de zijnen ten volle ver
trouwd. te veel misschien wel. Bit
ter speet het- hem nu, zoo toegevend
te zijn geweest. Natuurlijk had nie
mand, en hij ook niet, zulk een nacht
als Genève nu doorleefd had, kunnen
voorzien. Toch, hij gevoelde, dat hij
ooit zijn toestemming had mogen ge
ven tot een expeditie, waaraan ook
maar het minste gevaar voor Roherb
was verhonden, en waarvan hij niet
vóór den nacht kon terugkeeren.
Op hoop tegen hoop vermoedde hij
nog, dat zijn pupil door de Bopparts
overreed zou zijn, om den nacht hij
hem over te blijven-. Maar indien niet?
Als hij eens den terugtocht was be
gonnen en in de handen der Savoy-
aards was gevallen?
„Liever dan dat" sprak de trouwe
Bernard in zichzelf, „zou ik wens chen,
'dat een Savoyaard mij gedood had."
„Kijk, daar is iemand aan een boom
vastgebonden" zei eensklaps iemand
iin zijn nabijheid, daarmee zijn angsti
ge overleggingen onderbrekend.
Zij liepen vlug naar de aangewezen
plaats, „tls een jongen!" riep een van
hen luide uit. „Hij is dood, die schur
ken hebben hem vermoord!"
Allen verdrongen zich om den boom
„Maar ik zie toch geen wond" zei een
ander, „ook geen bloed; ik vermoed,
dat hij doodgevroren is."
Terwijl men zoo stond te gissen, sne
den er twee de touwen door, waarmee
de jongen aan den boom was gebon
den. Een derde viel op zijn knieën,
overweldigd dóór smart; Charles Ber
nard had dén bontmantel herkend, en
toen ook het gelaat.... Dit was de
jongen, over wien hij zich zoo bekom
merd had!
„Misschien leeft hij nog" fluisterde
er een. Toen, luider, tot Bernard: „Toe
baas, sta op en help hem."
Weer tot bezinning gekomen door
de harde stem van den spreker, rees
Bernard op, nam het beweginglooze
lichaam in zijn armen, en hield het
tegen zijn warme horst. „Hij leeft! Ik
voel zijn adem!" riep hij, plotseling
vol goede hoop. „Vlug, help me!"
Hij droeg zijn last aan een ander
over, trok zijn jas uit, en legde die,
met nog andere, op den grond. Daarna
legden ze Robert erop; Bernard maak
te den bontmantel los, en boog zich
'diep neer over den jongen, om hem
zoo de warmte van zijn eigen lichaam
mede te deelen. Intusschen braken
anderen takken van de hoornen en
bonden die stevig aan elkaar. Op die
geïmproviseerde baar werd Robert
neergelegd, en zoo naar de stad ge
dragen. Langzaam en voorzichtig droe
gen zij den -knaap door de met bloed
bespatte straten, bezaaid met de over
blijfselen der nachtelijke worsteling,
maar hij zag niets van dat allefe. Men
bracht hem in zijn eigen kamer ten
huize der Bernards, en legde hem Id
zijn bed.
Een der geneesheeren, die onafge
broken met de gewonden bezig ge
weest was werd spoedig gehaald. Ro
bert leefde nqg. „Maar" zei de dokter,
....en een veelbeteekenend hoofd
schudden vulde aan, wat hij verzweeg.
Tocher was nog hoop. De stand
der medische kennis van die dagen
was niet zoo hoog, maar van wat er
was, had Genève het beste, zoowel wat
geneesheeren als' geneesmiddelen be
trof. En dat beste stond geheel ten
dienste van Robert. Daarenboven kon
hij verzekerd zijn van liefderijke, des
kundige en geduldige verpleging. Toch
duurde het lang, eer de dokter eenig
teeken vad beterschap opmerkte. Maar
het kwam dan toch eindelijk Uit het
'donkere, vreemde land der bewuste
loosheid waarvan wij eiken nacht
een der oevers naderen keerde Ro
bert langzaam, heel langzaam terug
naar dp wereM der werkelijkheid.
Eerst kwam er oen hevieo ontstel
tenis over hem; hij zat nog in 't ver
hand en tastte hopeloos rond. toen het
ontstellende van den terugkeer tot het
bewustzijn over hem kwam Hij tracht
te om zich heen te zien; daar boog
Mevrouw Bernard zich over hem) en
bracht hem iets aan de lippen
Langen tijd daarna zoo was het
voor zijn besef, maar het was slechts
twee dagen trad iemand de zieken
kamer binnen en ging naar het bod.
O, Robert kende hem wel! 't Was io-
minee Viret. Een vage herinnering
doorschokte zijn nog zoo zwak geheu
genEer. weinig loctf kon hij al
denken, en het 9prek«n begon langza
merhand terug te keeren. Langraain
en onzeker kwamen de woorden over
zijn lippen: „Ik sag haar"