NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 4 JUNI 1920 TWEEDE BLAD. WAT JE BLADEN ZEGGEN. Meer dan schandelijk. De socaal-democraten zijn gewoon lijk niet bescheiden in het zich toeei gen en van deugden; wie het orgaan der S.D.A.P. nagaat, moet zich steeds verbazen ovèr de groote mate van vrij moedigheid waarmede eigen handel en wandel wordt opgehemeld en an- derer doen wordt neergehaald. Daarom is net goed, zegt „Patrimo nium" thans eens 'de aandacht te ves tigen op de mentaliteit, welke leeft in de kringen van de mannen, staande op het standpunt van den klassen strijd. In „Het Volk" kwam het navolgende voor: Woensdagmiddag vertrok een tram der „ZutphenEmmerik" uit 's-Heerenberg, die behalve een per sonenrijtuig ook enkele goederenwa gens vervoerde, w.o. één beladen met lompen. Reeds bij het vertrek bemerkten enkele personen, dat de ze balen rookten. Ware het niet de „ZutphenEmmerik" geweest, be mand met onderkruiperspersoneel, men had zeker gewaarschuwd. Nu echter zei men niets en lachte. On geveer 4 K.M. verder bemerkte het personeel, dat het achterste gedeelte in brand stond. Het bleek toen, dat aan blusschen niet meer viel te den ken. Alles brandde schoon op. Ook van den wagen bleef niets anders over dan het geraamte. Men lachte; en waarom lachte men? Omdat er gevaar was voor vernieling, van goederen behoorende aan een Maatschappij, die een geschil had met het personeel. Men lachte en verheugde zich in het vooruitzicht van het ongeluk hetwelk stond te gebeuren; of dat wellicht menschenlevens zou kunnen kosten, daaraan werd niet gedacht. Of dat wellicht gevaar opleverde voor de ei gendommen van de betrokken Stoom tram Maatschappij, dat hinderde niet. Men lachte, verblind door den klas senstrijd, verloor men alle medegevoel en liet men met moedwil de ongeluk ken ontstaan. Door dit' voorval wordt opnieuw het verderfelijke van de leer van den klassenstrijd bevestigd. Het prediken van haat heeft hier we1 droeve gevolgen. Men zag het ongeluk aankomen, maar hielp niet. Men lachte alleen. Totalisator en Staatsloterij. Wat den heer Van Rappard bewo gen heeft om een voorstel tot ophef fing van het totalisator-verbod in te dienen, zegt de Rotterd. is niet recht duidelijk. Een landbouwbelang werd doorhem niet bevorderd. Volkomen naar waarheid kon de heer van den Heuvel tegenover de op geschroefde verhalen van de paarden fokkerij, die door het wed-verbod niet tot ontwikkeling kon komen, de ver klaring stellen: Niemand in het. 'and- bouwbedrijf maakt zich over het tota- lisatorverbod druk; in den kring der werkelijke boeren gevoelt niem&n-d voor de opheffing. Waar de heer Van Rappard zijn spel geheel op ,,'de boer troef" had ge speeld, is het begrijpelijk, dat de gok- kerij, die geenerlei boerenbelang be vordert, niet weer in eer werd her steld. Verblijdend en hoopvol was daarbij de beslistheid, waarmee de heer Al- barda zich namens de sociaal-demo cratische, fractie tegenover den heer Van Rappard stelde. Over den demoraliseerden invloed van het spel, over de gevaren, die daar bij vooral de arm eren bedreigen, over het sanctioneeren van kwaad door de overheid, sprak hij behartenswaardige iwoorden. Zoo principieel was zijn verzet, dat' een der vrijheidsbonders hem inter rumpeerde met de vraag: Bent u dus ook voor de afschaffing der staats loterij De interruptie was ad rem. Inderdaad liggen in de houding van den heer Albarda tegenover het tota- lisatoyvérbod elementen, die de hoop rechtvaardigen, dat de sociaal-demo cratische fractie voortaan mee zal strijden den strijd voor opheffing van de staatsloterij. KERK EN SCHOOL. NED. HERV KERK. Beroepen: Te Barneveld G. v. Montfrans, te Sommelsdijk. GEREF*KERKEN. Tweetal: Te Hilligersberg straat weg, J. Gillebaard, te Noord-Schar- woude; en I. K. Wessels, te Veere. Beroepen: Te Wagenborgen ,Gr.) Cand. A. Dondorp, te Utrecht. Dr. G. J. Weiland. Dr. G. J. Wéijland. de wëlb'ekënlude voorzitter van de Alg. Synode der Ned. Herv. Kerk, hoopt 20 Juni a.s. zijn 40-jarige ambtsbediening te her denken. De aanstaande jubilaris werd 20 Juni 1886 te Austeriitz bevestigd, was daarop van 1 Jan. 1894 tot Sept. 1896 director van het Ned. Zende linggenootschap te Rotterdam, en dient sedert 27 Sept. 1896 de Ned. 'Herv. gemeente te Veere. Dr. Wieijland is voorzitter van de Algem. Synodale Commissie der Ned. Herv. Kerk secretaris van het Prov. Kerkbestuur van Zeeland en scriba van den ring .Veere. Dr. A. Kuyper Jr. Naar wij vernemen is in den toe stand van Dr. A. Kuyper Jr. Geref. pred. te Rotterdam een gunstige wen ding gekomen. De patiënt gaat thans goed vooruit. Pastoralia. In Friesland bestaat dikwijls het tractement van een Hervormd predi kant bijna geheel uit pastoralia, waar van'de opbrengst menigmaal belang rijk is. Voor eenige jaren, zoo meldt de „N. R. Crt.", heeft zich in deze provincie het geval voorgedaan, dat een predi-' kant aan bet eind zijner dagen de pas toralia voor een ongewoon lang tijd perk voor een ongewoon lage huur weder verhuurde. Zijn opvolger heeft daarvan de gevolgen gedragen; of hij ze moest dragen, weten wij niet. Een dergelijk geval moet zich vóór eenigen tijd weder in den Frieschen greidhoek voorgedaan hebben. Het betrof een predikant, die voordat hij tot een anderen staat des levens over ging, zijn pastoralia voor een onge woon langen huurtijd voor ongeveer f 2000 minder dan vroeger verhuurde. Deze zaak verwekt onder de predikan ten in de omgeving verontwaardiging. Het is de vraag, of de opvolger hier mede genoegen moet nemen. Wellicht zou een-,beroep op het Provinciaal Kerkbestuur hierbij baat kunnen ge ven. Zendingsdag Geref. Zen ding sb on d. De negentiende Zendingsdag van den Geref. Zendingsbond wordt Donder dag 5 Augustus a.s. gehouden in het Rijsenburgsche Bosch nabij het sta tion Driebergen. Als sprekers worden genoemd: Ds. G. Benes, te Monster; Ds. J. Enkelaar, te Rijssen; Ds. J. Gos- linga, te Utrecht; Ds. G. J. Koolhaas, te Oud-Beierland; Ds. H. A. Leènmans, te Delft; Ds. J. A. van Nie, te Moerca- pelle; Ds. J. H. F. Remme, te Amster dam; Ds. P. J. Steenbeek, te Kampen en Dr. J. D. de Lind van Wijngaarden, te De Bilt, die de openingsrede hoopt te houden. Congres voor Inwendige Zending. Gistermorgen werd het congres voortgezet onder leiding van D r. O. N ore 1 uit Heemstede. Nadat D s. 'O. Centerwalf ui? TJpsala was voor gegaan in gebed, was het woord aan Mevr. Magdalena von Tilling uit Elberfeld over „Het Vrouwen vraagstuk en de Protestantsche Ethiek Door spreekster was haar onder werp verdeeld in een drietal onderdee- len. Allereerst behandelde zijl de aan wijzing der problemen Zij' meende, dat noah in de Room- sohe kerk noch in de Protestantsche kerk een beschouwing van het vrou welijk lichaam gevonden wordt, die overeenstemt met het Nieuwe Testa ment. Bij 'de Roomschen is een mis kenning van het lichaam, bij de Pro testanten een verbreking van de een-' head. Tegenwoordig beeft men overal ömet de miskenning van het lichaam gebroken, zonder echter tot beschou wingen te komen, die beantwoorden aan de scheppende wet van God. Hét loslaten van het geloof ïn God voerde tot etein heidensche opvatting van het wezen der vrouw en van de verhoudingen der geslachten tot el kander. De onzekerheid, die ontstond daat zich pijlnliik gevoelen in het ontbreken van een b'epaald' protestantsch ideaai meit betrekking tot het -vlezen der vrouw. Mm heeft geen goede waar demeter voor het waarachtig. vrouw zijn, men heeft geen protestantsche be schouwing van dm ongehuwden staat. De heidensche beschouwing; blijkt in hert zich uitleven op sexueei gebied, vrij! van alle moraliteit. De verande ring van de maatschappelijke, sociale m staatkundige verhoudingen. voerden tot de vraag, aangaande de positie der vrouw in staat, volk en kerfc. Bij; de beantwoording van die vraaff, zeiae spr., heersoht de grootste onzekerheid, omdat een op protestantschen grond slag berustende opvatting ontbreekt aangaande het met- en voor elkaar werken van beide geslachten op alle terreinen des levens. Het tweede deel :der rede was: „Pro>testan,tsohe grond beginselen voor de beoordeeling van het vrouwenvraagstuk". Slechts door een bewust terugkeeren tot wat voor bedde geslachten overeenkomstig de scheppmgsgedachte eisch is, kunnen wij, zegt spr., inzien, wat Gods wil en wat zonde ïs in de verhoudingen der geslachten. Ook na den zondeval blijven de ge slachten op elkaar aangewezen, maar daar beide geslachten in innerlijke dis harmonie staan, is ook hun onderling verhouding bedorven. Beide verliezen het inzicht m wat ze behooren te zijn en weten r.'iet meer dm juisten weg dien ze behooren te gaan. Daarom „heersoht" de man, plaats van te leiden, daarom „ver liest" de vrouw zich aan he«n. Cnns- tus is de eenige, die de geslachten voor God gelijk stelt, die beide roept tot de vrijheid van de zedelijke per- soonlijikheid. ,Wat het wezen der vrouw overeenkomstig de schepping betreft, betoogt spr. dat het vrouw-zijh ligt m de eenheid van lichaam, ziel en geest. Het wezm der vrouw naar lichaam, ziel en geest is ontvangen, overgave van haar zijh, drang tot levensvorming Deze aanleg uit zich in het moedei schap, in het moeder-zijn, en in het vormen van het cultuurleven. Moederschap beteekent verbonden zijn met de scheppende kracht der na tuur. Aan de vrouw is het schepsel toevertrouwd, dat.tot leven komen wil: zij' moet waken over de grenzen tus- schen de verschillende schepselen, d. w. z. de grenzen der zedenjkheid in enger zin dan die der moraliteit. Als levenvormend werkt de vrouw in de cultuur; wat de man aan gees telijke, cultureele goederen en waar den voortbrengt, laat zij tot gelding komen in de vorming .van levende mmschen, in het vormen der persoon lijkheid. Daar man en vrouw verschillenden aanleg hebben, kan op geen enkel le vensterrein één geslacht alleen werken De vrouw moet hare moederlijkheid, de levmvormende kracht op alle ter reinen van het sociale, staatkundige en maatschappelijk leven doen gel den. Het derde deel van de rede van mevrouw von Tilling was: poging tot oplossing van het vrouwenvraagstuk. De verlossing door Christus, meen de spr., is ook voor de geslachten verlossing- van den vloek en terug keer tot de scheppingsgedachte Gods. Het bewustzijn schepsel te wezen geeft aan den mensch zoowel man als vrouw zelfstandige waarde on afhankelijk van 't andere geslacht, af hankelijk van God. Ook voor de vrouw gold, dat de on rust van haar hart slechts door het rusten in God [niet door den man] wordt gestild. IHet voortbrengende, moederlijke le ven vormende in de vrouw doortrekt heel haar wezen. De lichamelijke vereenigïng mei den man moet dienstbaar zijn aan de le vensvorming in eigenlijken zin. Door binding aan den wil tot schep-, pen kan de vrouw innerlijke waarde, zekerheid en vreugde krijgen. Bezinning op dit scheppende ka rakter kan tot wederkeerige erken ning der geslachten leiden; een ech ten waarde-meter geven ter beoordeë- ling der tegenwoordige verhoudingen Helpen bh 't vormen van een protes tantsch ideaal der vrouw en bij het afwijzen van heidensche beschouwin gen ten opzichte van ons lichaam. Een nieuwe opvatting van de door God gewilde betrekkingen der geslach ten kan grondslag zijh vopr een nieu wen opbouw van 't huwelijk e!n de fa milie, en ook grondslag! voor de erken ning vain de beteekenis der geslach ten in volk, staat en kerk. Van de scheppingsgedichte uit, kan het probleem van de leidende positie van den man bij' medearbeid van de vrouw opalle terreinen' des levens, evenals van de beteekenis van den on gehuwden en gehuwden staat woorden opgelost. De terugkeer tot den scheppingswil van God moet bij ieder plaats vinden, maar als Christenen heoben wij den plicht dit door 'tgeloof gewonnen be sef als een getuigenis in ae goddelooze wereld in te dragen. De middagzitting van het congres werd mede bijgewoond door H.M. de Koningin, H.|M. de Koningin-Moeder, en Z.K.H. Pnns Hendrik, die door den congresvoorzitter hartelijk werden begroet. Als spreker trad nu op, de heer E. Renè van Quenaller, die refe reerde over den arbeid onder gevange nen. Over hetzelfde onderwerp^ sprak ook de heer Joh. Muntau uit Celle. Het congres werd gisteravond be sloten met een bijeenkomst in het Con certgebouw, waarbij het woord werd Sevóerd door Ds. A J.. Roozemeijer, >s. J. Chrispeels [België) Pastor O. |Ohl [Duitschland), Dr. B. H. Paï- vansalo [Finland). Dr. G. Bemgnus (Frankrijk), Dr. G. von Aiithai [Hon garije), Ds. D. Schabert (Letland), Dr. Eckart, (Litauen), Dr. H. Jacque- maer [Oostenrijk), Ds. Kammel (Po len), Ds. Ciaussen (Tsjeclio-Siowakije), en Pastor Kijhlberg (Zweden). Met het gemeenschappelijk zuigen van „Een vaste burg is onze God", en dankgebed door Ds. Roozemeijer, werd de bijeenkomst, waar de verte genwoordigers van twaalf Europee- sche landen, soms in hun eigen taal, .hadden gesproken over den toestand van die eéne zaak, waai vuor zij allen arbeiden, hun Kerk, gesloten. ONS PARLEMENT. In de „Indische Post" komt een be schouwing voor van den bekenden journalist D. Hans over het Neder lands ch-e parlement, waaraan we het volgende ontleenen: Een opmerkelijk verschijnsel is, dat er tegenwoordig veel minder oude staatslieden deel uitmaken van de Tweede Kamer dan vroeger. Trou wens in de laatste jaren zijn er heel wat van de ouderen gestorven. Van de afgevaardigden zijn er: 11 tusschen 30 en 40 jaar. 34 tusschen 41 en 50 jaar. 41 tusschen 51 en 60 jaar. 12 tusschen 61 en 70 jaar. 2 boven de 70 jaar. Dë twee laatstbedoeld en zijn jhr. mr. A. F. O. van Sasse van IJsselt (ge boren 20 April 1852) en mr. Tb. Heems kerk, (geboren 20 Juli 1852): Ze zijn beiden 74 jaar, maar de katholieke heer van Sasse is de nestor. En: de Benjamin. Dat is ook een katholiek, n.l. de heer G. W. Kampschüer, die 34 jaar oud is, op den voet gevolgd door mr. G. van den Berg (35 jaar). Wat dienstjaren betreft, is Mgr. No- lens' de nestor. Hij heeft reeds 29 jaar zitting, op 13. November a.s. wordt het 30 jaar. De veteranen der Tweede Ka mer de oude garde zijn: 1. Nolens 1896 13 November). 2. Ketelaar 1897 (22 September). 3. Schaper 1899 (25 April). 4. Marchant 1900 (26 April). 5. Duymaer van Twist 1901 (18 Sept. 6. K. ter Laan 1901 (18 Sept). We krijgen dus in dit jaar drie ju bilarissen, Mgr. Nolens, die 30 jaar en de heeren van Twist en K. ter Laan, die 25 jaar zitting hebben. Ook uit deze maximum-cijfers blijkt, dat het oude geslacht van veteranen niet meer bestaat: staatslieden als Loh- man, Borgesius, Kolkman en anderen, die nog niet overleden zijn, hadden een veel langeren diensttijd. Trouwens: in de Eerste Kamer is het verloop nog veel sterker. Daar is de voorzitter, baron van Voorst tot Voorst de neetor. Hij t§ hoog bejaard (79), maar beeft toch slechts 18 dienstjaren ale afg*vaa£ digde, evenals de heer Vsrheyeo. Ba dan volgen eenige leden, die in 1913 gekozen zijn, zopdat, op 2 na, de ge heel e Kamer na 1912 is gekozen. Ove rigens zijn de leeftijden over het al gemeen hooger. terwijl in de Tweede Kamer slechts 2 leden, dus 2 pet. bo ven de 70 jaar zijn, is dit In de Eer ste Kamer giet 6 leden, dus 12 pet. het geval. En het jongste lid is hier ook veel ouder dan zijn collega aan de overzijde: het is de heer Moltmaker, 43 jaar oud. Zoo is dus de Senator ge middeld een stuk ouder dan het lid der Tweede Kamer, hoewel ook hier het verschil in de laatste jaren vee! geringer» is gewordenvroeger zaten er nog veèl meer „oudjes" in ons Hoo- gerhuis' dan tegenwoordig. Precies hetzelfde geldt van de ge boorte-aristocraten: in vroegere jaren was de ledenlijst van de Eerste Ka mer een uittreksel uit het Neder)and- sch Adelboek, op het oogenblik zitten er nog „maar" 8 baronnen en vier jonkheeren. Maar het aantal gestudeerden is naar verhouding vrijwel even groot als in de Tweede Kamer: 21 van de 50 Senatoren voeren een academi sch en titel. En: nemen wij nu het geheele par lement, dus beide Kamers tegelijk, onder de loupe, dan zien we, dat de katholiek van Voorst tot Voorst het oudste lid naar leeftijd is, de katho liek Mgr. Nolens het oudste lid naar dienstjaren en de katholiek Kamp- schröer het jongste lid naar leeftijd. Wat zou daar achter zitten, dat dit allemaal katholieken zijn? schertst de briefschrijver. Uit het Sociale Leven. Ned. Ohr. Graf. Bond. Onder presidium van den heer J. Hofman, van Amsterdam, kwam do Ned. Chr. Graf. Bond Woensdag en Donderdag te Utrecht in 20ste alge- meene vergadering bijeen. Woensdagmorgen om half 12 opende de voorzitter de goedbezochte vergade ring op de gebruikelijke wijze. In zijn openingsrede herinnerde spa*, aan belangrijke gebeurtenissen sedert de vorige bondsvergadering, n.l. de vernieuwing van het Collectief Con tract, die, uitgezonderd in het steen- drukkersbedrijf,zonder ernstige moei lijkheden kon plaats hebben. Loons verlaging kon worden voorkopien in dit bedrijf, terwijl in 't chemigrafisch bedrijf betere voorwaarden konden, bedongen worden. Dat de boekdruk kers en -binders zich met loonsverla ging algemeen vereenigden, is een be wijs van het besef dat bij de vaststel ling der voorwaarden 4* arbeiders .re kening willen houden met den bedrijf» toestand. Dat jongens in het bedrijf komen, terwijl de ouderen moeten uit treden, maakt de toename van be- drijfsgenooten niet zonder bedenking. In dit verband uitte spr. den wensch, dat het pensioenfonds voor het gra fisch bedrijf spoedig in werking moge treden. Terwijl de aanwezigen zich van hun zetels verhieven, herdacht »pr. een 19- tal bondsmakkers, die door den dood ontvielen. Voortgaande wees spr. er op, dat het ledental van den bond klom tot 2312, waarmede het hoogste getal is bereikt sedert de oprichting. De finan- cieele toestand van den bond geeft re den tot dankbaarheid, terwijl hM •bondsleven opgewekt is. Ten aanzien van het leerlingwe/on wees spr. er op, dat de contractanten in het bedrijf het secretariaat van de Centrale Leerlingencommissie'in han den van den bondssecretaris legden Na enkele mededeelingen kwamen de Jaarverslagen aan de orde. Aan dat van den bondssecretaris, den heer J. Schippers van Amsterdam, ontleenen we dat in menigerlei op zicht vooruitgang valt te constateeren, 213 leden werden in 1924 ingeschreven en 221 afgeschreven. In 1925 traden 252 nieuwe? léden toe en moesten^09 leden worden afgevoerd. Het ledental be droeg aan het einde van het vorig jaar 2277. Aan het Jaarverslag van den pen ningmeester, den heer H. A. van In gen FEUILLETON. JONGE HELDEN. (Uit den tijd der Hervorming). 10) Toen wist hij dat, terwijl hij sliep, God Genève had gered. Hij had hem met Vaderlijke teederbeid door dezen nacht van gevaren en lijden, van dood en verderf, heengedragen op.de armen van Zijn dienstknecht: de slaap. Nu bleef hem niets anders over, dan neer te knielen in dankzegging. En terwijl hij zijn oude handen ten hemel hief, stortte hij zijn ziel uit in de woorden, die eeuwen geleden voor Israël gespro ken waren: Ten ware de Heere, Die bij ons ge weest is (zegge nu Israël), Ten ware de Heere, Die bij ons ge weest is, als de menschen tegen ons opstonden, Zoo zouden zij ons levend verslon den hebben, als hun toorn tegen ons ontstak Zoo zouden ons de wateren overloo- pen hebben, een stroom zoude over onze ziel gegaan zijn; Zoo zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn. De Heere zij geloofd, die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof. Onze ziel i* ontkomen als een vogel uit den strik des vogelvangers; de strik is- gebroken, en wij zijn ontko men. Onze hulpe is in den naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Terwijl de oude Beza zijn dank aan God bracht voor de bevrijding van Genève, doorzochten groepjes gewa pende burgers de naaste omgeving der stad, om die'te zuiveren van eiken werkelijken of vermeenden vijand, 'die nog te ontdekken viel. In de stad zelve vond men 52 dooden, bij de wallen en in de gracht nog heel wat meer. Over al vond men stukken van ladders, schiettuig, wapens van allerlei-soort, heel of kapot, stukken van uniformen en wat niet al. Maar niet één vijand werd meer ontdekt; „geen hond roer de zijn tong" in deze sterke veste der Hervorming. De burgerij was in een blijde stem ming; 'twas haar als een wonderda dige bevrijding, al wat er dien nacht geschied was. Eén was er echter, die mét bange vrees vervuld was; het was Charles Bernard, die met bange vrees vervuld was; het was Charles Bernard aan wiens zorgen Robert door zijn va der was toevertrouwd. De jongen had zoo'n gelukkig tehuis bij hen, werd door hem en de zijnen ten volle ver trouwd. te veel misschien wel. Bit ter speet het- hem nu, zoo toegevend te zijn geweest. Natuurlijk had nie mand, en hij ook niet, zulk een nacht als Genève nu doorleefd had, kunnen voorzien. Toch, hij gevoelde, dat hij ooit zijn toestemming had mogen ge ven tot een expeditie, waaraan ook maar het minste gevaar voor Roherb was verhonden, en waarvan hij niet vóór den nacht kon terugkeeren. Op hoop tegen hoop vermoedde hij nog, dat zijn pupil door de Bopparts overreed zou zijn, om den nacht hij hem over te blijven-. Maar indien niet? Als hij eens den terugtocht was be gonnen en in de handen der Savoy- aards was gevallen? „Liever dan dat" sprak de trouwe Bernard in zichzelf, „zou ik wens chen, 'dat een Savoyaard mij gedood had." „Kijk, daar is iemand aan een boom vastgebonden" zei eensklaps iemand iin zijn nabijheid, daarmee zijn angsti ge overleggingen onderbrekend. Zij liepen vlug naar de aangewezen plaats, „tls een jongen!" riep een van hen luide uit. „Hij is dood, die schur ken hebben hem vermoord!" Allen verdrongen zich om den boom „Maar ik zie toch geen wond" zei een ander, „ook geen bloed; ik vermoed, dat hij doodgevroren is." Terwijl men zoo stond te gissen, sne den er twee de touwen door, waarmee de jongen aan den boom was gebon den. Een derde viel op zijn knieën, overweldigd dóór smart; Charles Ber nard had dén bontmantel herkend, en toen ook het gelaat.... Dit was de jongen, over wien hij zich zoo bekom merd had! „Misschien leeft hij nog" fluisterde er een. Toen, luider, tot Bernard: „Toe baas, sta op en help hem." Weer tot bezinning gekomen door de harde stem van den spreker, rees Bernard op, nam het beweginglooze lichaam in zijn armen, en hield het tegen zijn warme horst. „Hij leeft! Ik voel zijn adem!" riep hij, plotseling vol goede hoop. „Vlug, help me!" Hij droeg zijn last aan een ander over, trok zijn jas uit, en legde die, met nog andere, op den grond. Daarna legden ze Robert erop; Bernard maak te den bontmantel los, en boog zich 'diep neer over den jongen, om hem zoo de warmte van zijn eigen lichaam mede te deelen. Intusschen braken anderen takken van de hoornen en bonden die stevig aan elkaar. Op die geïmproviseerde baar werd Robert neergelegd, en zoo naar de stad ge dragen. Langzaam en voorzichtig droe gen zij den -knaap door de met bloed bespatte straten, bezaaid met de over blijfselen der nachtelijke worsteling, maar hij zag niets van dat allefe. Men bracht hem in zijn eigen kamer ten huize der Bernards, en legde hem Id zijn bed. Een der geneesheeren, die onafge broken met de gewonden bezig ge weest was werd spoedig gehaald. Ro bert leefde nqg. „Maar" zei de dokter, ....en een veelbeteekenend hoofd schudden vulde aan, wat hij verzweeg. Tocher was nog hoop. De stand der medische kennis van die dagen was niet zoo hoog, maar van wat er was, had Genève het beste, zoowel wat geneesheeren als' geneesmiddelen be trof. En dat beste stond geheel ten dienste van Robert. Daarenboven kon hij verzekerd zijn van liefderijke, des kundige en geduldige verpleging. Toch duurde het lang, eer de dokter eenig teeken vad beterschap opmerkte. Maar het kwam dan toch eindelijk Uit het 'donkere, vreemde land der bewuste loosheid waarvan wij eiken nacht een der oevers naderen keerde Ro bert langzaam, heel langzaam terug naar dp wereM der werkelijkheid. Eerst kwam er oen hevieo ontstel tenis over hem; hij zat nog in 't ver hand en tastte hopeloos rond. toen het ontstellende van den terugkeer tot het bewustzijn over hem kwam Hij tracht te om zich heen te zien; daar boog Mevrouw Bernard zich over hem) en bracht hem iets aan de lippen Langen tijd daarna zoo was het voor zijn besef, maar het was slechts twee dagen trad iemand de zieken kamer binnen en ging naar het bod. O, Robert kende hem wel! 't Was io- minee Viret. Een vage herinnering doorschokte zijn nog zoo zwak geheu genEer. weinig loctf kon hij al denken, en het 9prek«n begon langza merhand terug te keeren. Langraain en onzeker kwamen de woorden over zijn lippen: „Ik sag haar"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5