NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 27 MEI 1926 TWEEDE BLAD. BINNENLAND. Vereeniging van Christelijke Onderwijzers. (Vervolg). De eerste vergadering werd besloten met een gezellige bijeenkomst in „Ti- voli". Den talrijken aanwezigen werd een mooi programma aangeboden. Het Meisjeskoor der Utrechtsche Stads- zending, onder leiding van Mej. Jean- nette Molsbergen, liet zich verscheide ne malen hooren. De heer Arie Post, van 's-Gravenhage, declameerde er werd gezongen enz. De avond, geopend met het zingen van Gezang 194 1 en gesloten met het „Hallelujah, eeuwig dank en eere", had een uitmuntend verloop. Gistermorgen 10 uur werd de verga dering heropend. Gezongen werd Ps. 62 1, 4 en 5, waarna de voorzitter voor ging in gebed en voorlas Hebreeën 1 1—14. Namens Barnabas, Lukas en Johan nes werden verschillende voorstellen gedaan. In de vergadering van gister waren nog aanwezig, de heer A. Zijlstra, lid der Tweede Kamer; Visser, van Bun schoten, namens Chr. Geref. Schoolon derwijs; Dr. van Voorthuyzen, Insp. van het buitengewoon onderwijs en Mr. J. J. de Waal Malefijt, Wethouder der gemeente Utrecht, rechtskundig adviseur der vereeniging. In de vacature-Fijnvandraat werd als bestuurslid gekozen verklaard de heer P. van Aalten, directeur van het medisch paedagogisch instituut te Arnhem, die zich bereid verklaarde in het bestuur zitting te nemen en door den voorzitter hartelijk werd welkom geheeten. Besloten werd aan „Barnabas cu „Johannes" elk f 100 uit te keeren en aan „Lucas" de wettelijk voorgeschre ven bijdragen. Groen van Prinsterer h e r d ac h t. De heer J. Pieterson Moens bracht namens de afdeeling 's Gra- venhage verslag uit van den toestand van Groen van Prinsterer's graf. Alvorens zijn eigenlijke taak te ver vullen, bracht spr. in herinnering, dat het vorige week Woensdag 50 jaar ge leden was, dat het stoffelijk overschot van onzen grooten voorganger op de kleine begraafplaats te Scheveningen op den top van een duin ter ruste werd gelegd. Wij zouden onzen naam schan de aandoen, aldus spr., wanneer wij vergaten, wat God ons in Groen heelt geschonken. Hij was een Evangeliebelijder, maar ook een Staatsman. Niemand beter dan hij heeft gezien, hoe het beginsel der revolutie richting en steun gaf aan het liberalisme zijner dagen. Hoe schil terend heeft het verloop van zaken na zijn dood zijn zienswijze bevestigd. Niemand beter dan hij heeft gewe ten, dat voor ons volk alleen de dage |raad lichten kon, als het terugkeerde tot het pad en den God der Vaderen. Hij, de veldheer zonder leger genoem i, beeft als trouwe wachter de bazuin ge blazen en geëischt, dat het gedoopte kind losgemaakt zou worden uit de j'doodende armen der neutraliteit. Wel ke middelen hij ook aanwees, dit was eijn groote doel; Gods Woord te bren gen in het centrum van ons leerplan. Hij heeft als Abraham' uit het geloof gewerkt, geploegd, gezaaid. Wij heb ben de vruchten gezien. Hij heeft ge zegd: dat ik vertere, als ik maar nuttig ben. Groen is verteerd, maar zijn werk niet. En dat zal nooit onder ons verteren, als wij denken aan zijn slotwoord uit ^Ongeloof en Revolutie": Laat ons jQÓoit vergeten, dat geenerlei werkzaam beid in de schatting van den Kenner aer harten waardij heeft, indien zij niet geheiligd wordt door de tweeërlei bede: „Wees mij zondaar genadig.!" en. „Mijne ziel kleeft aan het stof; maak 'mij levend naar Uw Woord". Op voorstel van den voorzitter ver- ;hief de vergadering zich van haar zit plaatsen en wijdde enkele oogenblik- ken van stille aandacht aan den groo ten voorman van ons volk, aan -wien ons onderwijs zoo veel verplicht is. FEUILLETON. JONGE HELDEN. (Uit. den tijd der Hervorming). Het was wel eens even anders hier ka Genève, daji ginds in 'tland, waar .jnen het woord „ik" met een hoofdlet ter schrijft. Het ronde, open gelaat van Mercier stond thans niet opgeruimd, hij scheen wat verlegen om te zeggen, wat hem op het hart lag. „Robert" zei hij ua eenig stilzwijgen, „ik zit in een moei lijkheid." „Hoe dat, Jacques?" „Je weet, dat mijnheer Viret zooals ik bij de burgerwacht behoort. Van- Avond heeft hij zijn beurt aan de Nieu we Poort en dat begint al vroeg. Kon ik nu toelaten, dat hij zijn stervend kind verliet?" „Ja, dat ligt niet aan jou, daar zal Üe commandant over moeten beslis sen. Maar ik denk, dat die hem wel zou vrijlaten." Mercier schudde zijn hoofd. „Dat kan biot" zei hij, „dat laat de instructie biet toe. Maar als ik zijn beurt over- :»eem, zal er geen haan naar kraaien, pus Robert, wat kon ik anders doen Öan dit aanbieden?" „Neen, natuurlijk niet, 't is trouwens maar 24 uren. Dat is zoo vreeseliik niet." „Vreeseliik is 't heelemaal niet Dë heer H. A. P. M e ij e r, van Zeist, bood aan het bestuur der vereeniging aan het origineel van bet woord, dai, door den voorzitter der Vereenxi.ut oom, den heer A. Meijer, voor 50 jaar aan bet graf van Groen van Prinster r gesproken werd. De voorzitter las dit woord voor. De heer Pieterson Mcens zette hier op zijn mededeelingen voort. Spr. deel de mee, op 12 Mei een bezoc-k aan het graf te hebben gebracht en den graf steen in de beste orde t'e hebben be vonden. De beer J. Hobma, van Utrecht, hield hierop een referaat over het on derwerp: „Welke wijzigingen dient ac wet 1920 te ondergaan uit paedago giscb oogpunt". Spr. ving aan met -de bestaande wet te parodieeren als een „voedingswee die 't leven beheerscht in één der afch- terafgelegen provincies van Afghanis tan", waarbij men met gewoon-, ver volg-, uitgebreid- en buitengewoon eten, met hoofd- en hulpvoeders, die een acté van bekwaamheid in liet eten' bezitten, te doen krijgt. Spr. beziet de wet niet uit technisch of poliiek, doch uit paedagogisch oogpunt en komt dan in de lijn zijner parodie tot de vragen: of het persoonlijke meer tot zijn recht kan komen, of meer kan worden gedaan, opdat het opnemen der voedingsstoffen ook werkelijk voeding mag heeten. Wettelijke regeling, zal ze vrucht-s baar zijn, moet grootendeels zijn codi ficatie van wat is gegroeid. Wij- moe ten niet alles van de wet verwachten, -het eigenlijk bezielende, het echt pae- dagogische nooit. In 't algemeen kan gezegd worden: geef ons vrijheid. Waar wij gelijkstei ling willen, moeten wij de noodzake lijke controle aanvaarden, doch ook niet meer. Spr. denkt hierbij b.v, aan de verhouding tusschen bestuur, hoofd- en klasse-onderwijzer. Men zegt wel: geef ons rust, maar spr. meent, dat dit meer voor de tech nische en politieke zijde, dan voor den paedagogischen kant van de wet geldt. Er is te veel, dat beter kan en waarvan gezegd mag worden, dat het om ver andering roept, dan dat men alleen met eeil rustige ontwikkeling tevreden zou zijn. Een andere vraag is, of we ge reed zijn, als de verwezenlijking van onze paedagogischa idealen wettelijk mogelijk wordt. Spr. wijst op de inspec tie. Zijn de resultaten van de eigen in spectie zoo, dat wij met vrijmoedigheid kunnen zeggen: „Geef ons wettelijk eigen inspectie, wij kunnen het, de be wijzen liggen voor u!" Herinnerend aan bet in 1918 samen gestelde ontwerp van wet, wijst spr. er op, dat dat niet de eerste arbeid van dien aard was. Gerust mag dan ook verwacht, dat het hoofdbestuur weer bereid zal ge vonden worden, het onderwijs te die nen, door de beste mannen en vrouwen aan te wijzen om de beste wettelijke formuleering te zoeken voor wat ge acht mag worden onder ons voldoen de zekerheid te hebben. Met vroeger uitgesproken wensch is echter weinig rekening gehouden. Spr. noemt clas sificatie tegenover standplaatstoelage, onbeprekte opleiding tegenover scho lenbonden, het Unie-rapport. Ook hier geldt het „Ende desespereert niet"., Spr. noemt als punten voor wijzi ging: 1. groote vrijheid in de keuze in uit gebreidheid van behandeling der leer vakken; 2. paedagogisch schooltoezicht; 3. differentiatie in de opleiding en meer practische vorming; 4. de examens niet enkel theoretisch; 5. invoering van het 7e leerjaar met zeer gevarieerd leerplan; 6. Wijziging in de leèrlingenschaal. Elk dezer punten werkt spr. breed uit, waarna hij besluit met te wijzen op de groote beteekenis der volkss- school. Juist van die school kan op voedende kracht uitgaan op de gezin nen en die invloed kan van ongemeen groote beteekenis wezen voor de ker stening van die gezinnen, ^velke ver vreemd zijn van geestelijk leven en toch hun kinderen vaak aan dè Chris telijke school toevertrouwen. Van be langrijke waarde voor Gods Konink rijk, voor Kerk 'en Maatschappij, wordt zoo steeds meer, door Gods genadige leiding, onze arbeid onder de jeugd. maar zie je, behalve één ding, en daar weet je niet vanaf. „Jacques zweeg even, en zei toen aarzelend: „Robert, je weet toch, dat ik verloofd ben?" „Zeker Jacques dat weet ik allang. Herinner je maar eens, toen je mij je meisje voorstelde bij de jaarmarkt in September, en de Savoyaards hier kwamen met hun landbouwproducten. Ik heb van haar nog druiven en vijgen gekocht. Je hebt toert een goeden smaak getoond het is een alleraar digst meisje." „Over mijn smaak geen debat, vrind Maar de hare is op 't oogenblik in het spel. „Met somberen blik vervolgde Mercier: „Wij hebben op 't oogenblik een verschil." Robert was nog veel te jórtg, om be grip te hebben van zulke geschillen. Als hij verschil had met een school kameraad, was hij Engelschman ge noeg, om dat met zijn rechtervuist op te lossen; maar hij begreep toch wel, dat zulk een oplossing hier niet de goede zou wezen; en daar hij overi gens geen anderen raad wist, hield hij zich wijselijk stil. En Jacques zette zijn treurzang voort: „En vandaag is ze jarig. Ik wil de haar gaan bezoeken." „Maar we houden bier geen verjaar dagen" zei Robert. „Dat is nu juist de oorzaak van ons geschil" viel Mercier spijtig in. „Zij is een Savoyard, maar in haar hart Protestant, daar is geen kwestie van, En daarom aldus spr. moet het ons te doen zijn. En daarom is het ons té doen! Al onze wensch en moeten die eind bedoeling hebben. Is dat zoo niet zoeken wij ons zelf dan zal, ondanks allen uiterlijkcn voorspoed, de vervulling van onze wensehen uitloopen op een: „Ga weg van mij!" Zoeken wij, ook in de vervulling der wensehen, die wij koesteren, Gods eere, der kinderen heil, dan mogen wij er toch ook op rekenen Zijn belof ten falen niet dat Hij ons zal toe meten, een goede, neergedruktte en ge schudde, en overloopende maat. Op dit referaat volgde eenige discus sie, waarna de vergadering gesloten werd. 's Middags 2 uur werd de verga dering heropend. Dr. M. J. A. de Vrijer refereerde over: „De Christelijke On derwijzer en de jeugd na de school jaren." KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Aangenomen: Naar Odoorn, J,. W. Nieuwenhuyzen te St. Anna ter Mui den. Naar Alkmaar, H. J. Hak te Dom burg. Bedankt: Voor Hattem, G. Benes te Monster. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Houwerzijl, H. Hol- trop, cand. te Scharren bij Joure en H. Wiersema, cand. te Zandeweer. Beroepen: Te Schoonrewoerd, H. E. Nieborê, te Heerjansdam. Bedankt: Voor Kampen, C. v. d. Woude te Gorredijk. Emeritaat. Ds. H. Th. Barbas J.Azn., predi kant bii 'de Ned. Herv. Gemeente te Vreeland, heeft tegen October eervol emeritaat aangevraagd. Ds. Barbas wera 16 Dec. 1856 ge boren en in 1881 candidaat. Op 2 Oct. van dat jaar werd 'hij bevestigd te Hol- landsche Veld. Daarna stond hij te Hur- wenen en sinds 17 Nov. 1889 arbeidt bij te Vreeland. Ds. Barbas is praetor en quaestor van den ring Tienhoven. Ds. J. J. Buskes. Ds. J. J. Buskes heeft afscheid ge nomen van de Geref. Kerk van Ooster- enct (Texel), met een predicatie over 1 Petr. 124 en 25. §pr. wees erop, dat in dit Woord sprake is van het oordeel Gods en van de troost Gods. Ouderling Timmer sprak den schei denden predikant een woord van waar deering toe. Staande werd gezongen Ps. 121:4. Geref. Zendingsbond. Op den Zendingsdag van den Geref. Zendingsbond, die op 5 Aug. a.s. in het Eijsenburgsche bosch zal worden gehouden, zullen de volgende predi kanten het woord voeren G. Benes van Monster, J. Enkelaar van Rrjssen, J. Goslinga van Utrecht. C. J. Koolhaas van Oud-Befierland. H. A. Leenmans van Delft. J. D. de Lind van Wijngaarden, van De Bilt (openings rede). J. A. vail Nie, van Moereapelle. J. H. F. Remme, van Amsterdam, (slot rede). P. J. Steenbeek van Kampen. Zomerconferenties van den Zendings studieraad. Evenals vorige jaren zullen deze in de eerste drie weken van Augustus wor den gehouden, en wel D. V. van 27, 914, en 1 b21 Augustus. Omtrent het voorloopig programma kan het vol gende worden medegedeeld Eerste week, 27 Augustus. Voor zitter: Ds. Joh. Rauws, Zendingsdirec- tor. Vice-voorzitter: Ds. H. C. de Groot van Angerlo. Openingsrede: Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, oud- zendingsconsul. Bijbelbespreking, Ds. H. Bogers, Klaaswaal. Cursussen: I. Pastor C. Hötzel, oud-zendeling van China: „Die Mission in China"'. II. Dr. H. van der Veen, taalgeleerde van Rante Pao: „De Zending onder de Sa'dan Toradja's (ie Land en Vols, 2e. De Godsdienst. 3e Sa'dan Toradja's. 4e. Zendingsarbeid). III. Zendeling F. J. f. van Hasselt: „De Zending op, Nieuw-Guinea". Studiegroepen a, „Sangi", door zendeling P. N. Vel- iekoop van Sangi. anders zou ik.." Hij voleindigde den zin niet, en ging, na even te hebben gewacht, verder: „Haar ouders neigen ook wel tot het geloof over, en zullen ons ook hun toestemming wel geven, als die tijtel 'er is. Maar achzij be grijpen uit den aard der zaak onze strengheid op sommige punten niet. Tóen zij mij uitnoodigden voor het verjaarfeest, heb ik hun gezegd, dat de viering van verjaardagen mij te bij- geloovig was; zoo rloen de Roomschen ook, die de naamdagen van hun heili gen vieren, en ik heb erbij gevoegd, dat ik er in geen geval aan zou mee doen. Toen werden ze boos op me. en Madeion zei me. dat.Mercier her haalde de spottende woorden niet, die zijn meisje hem had toegevoegd. Hij staarde in droevig stilzwijgen naar den grond. „Nou maar!" riep Robert uit, „dat was dan toch ook niet overbeleefd van je! Ik zou in alle vrijheid het verja ringsfeest van mijn meisje hebben meegevierd en het.Roomsche bijgeloof er stilletjes buitengelaten hebben." „Ach Robert, ik heb ook bitter be rouw van mijn haasten uitval. Maar toen zij gesproken had, kon ik geen wederwoord vinden; 'twas of me de woorden in de keel stokten. Boos heeft ze mij achtergelaten. Haar laatste woord was dat, als ik dan niets ge voelde voor haar verjaardag, ik ook wel niets zou gevoelen voor haarzelf. Dat was zooveel als een uitdaging. Nu Referenten Es. J. Groene weg, directeur der Chr. Philantropische Inrichtingen en predi kant tier N. H. Zendingsgemeente te tinchem, over .,De Inwendige Zending en de Doetincbemsche Inrichtingen". Ds H. Jansen, leger- en vlootpredikant in Algem. Dienst. Dr. W. J. L. Dake, zen deling-arts van het Zendingshospitaal te Bandoeng. Ds. W. Bieshaar, predikant- director van den G. Z. B. over: „Het Zendingswerk en het teelten des bloeds" en Br. H. Bielke, secretaris van liet Zen dingsgenootsc-hap der Broedergemeente: „Demonstratie der nieuwe Suriname- f'ilm". Tweede week, 914. Augustus. Voor zitter Ds. J. Krüger, Elburg. Vice-voor zitter Ds. H. Kluin, Angeren. Openings rede: Ds. D. Pol, Rijsoord. Brjbelbespre- kingen: Ds. E. L. Smelik, Tienhoven. Cursussen: I. Missions Inspektor P. Hannig, Bar men. II. Ds. Jac. van Nes, 's GraVènliage: „Joden-Zending", (ie. Joden en Chris tenen. 2e. Joden-Zending, eisch dêr Schrilt. 3e. Practische Jodenzending in ons land. 4e. Buitenlandsche Jodenzen ding). lil. Ds. p. K. Wielenga, IJlst: „De Zending op Soemba". Studiegroepen: 1 a. door zendeling-kweekeling K. Bot over: „Passo". Referenten: Br. D. H. Krijger van Pajeti (Soemba) Ds. D. E. Boeke, secretaris van het N. B. G.„De plaats van het Nederlandsch Bpelgenootschap in de Inwendige Zen ding". De heer K. H. Kammeyer: „Iets uit den Zendingsarbeid onder de Joden". Mej. A. C. Kok, onderwijzeres te Zwolle „Het Jonge kind en de Zending". Br. H. Bielke, secretaris van het Zendingsge nootschap der Broedergemeente en Ds. K. van Dijk van Keboemen: „Keboemen als Zenuingsterrein". Derde week, 1621 Augustus. Voor zitter Dr. K. J. Brouwer, Zendingsdirec- tor te Oegstgeest. Vice-voorzitter Ds. W. A. Wiersinga, Wormer. Openings rede: Ds. B. J. O. Rijnders, Zendings- director. Bijbelbesprekingen: Ds. J. L. G. Gregory, Loenen op de Yeluv'e, Cursussen I. Missions-Inspektor P. Hannig, Bar men. II. Zendeling O. R. van der Brug van Poerwakarta: „De Zending op vVest- Java". III. *Br. H. Bielke, secretaris van het Zendingsgenootschap der Broederge meente over„De Zending in Suriname". Studiegroepen: a. „Geestesleven der natuurvolken", door Mej. B. Gerretsen, Den Haag. b. „Islam en Christendom", door den heer H. A.B. Duyker, Secr. van het java-Comité) Referenten: Dr. E. L. Smit, Zalt-Bolnmel, over: „De Zending onder de Roomsch Katholie ken in Spanje'. Zendeling J. Kruyt van Pendolo: „Hoe het werk groeit'. Oud zendeling J. Fortgens, van Hatmakera: „25 jaar arbeid op Halmahera" (met licntbeelden). Ds. Tb. Scharten, Nijme gen: „De (hedendaagscke) sta'nd der we- reld-Zendjpg". De heer H. A. B. Duyker, secretaris van het Java-Comité: „Lessen uit het verleden". Dr. L.~A. van Meile, yleeraar Chr. Gymnasium te Utrecht: „Gandhi". De heer J. van Keulen, lee- raar Geref. Kweekschool te Amsterdam over: „Ons Winterwerk'. Op een der conferenties hopen tegen woordig te z(jn Mej. Dr. G. J. Dreck- meier, zendeiing-arts van Poerworedjo, Mevr. Hofman-S tolk en Br. G. Schneider zendeling van Nieuw-Guinea. STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMfcR. Vergadering van Woensdag'. Voortgegaan wordt met de behande ling van de begrooting van Jusitie. De heer DE SAVORNIN LOHMAN (C.H.) spreekt over de onrechtmatige overheidsdaad. Hij zou wensehen, dat er, na het arrest van den Hoogen Raad van 20 November 1924, nu ï'eeds eëri wettelijke voorziening getroffen werd. Verder behandelt hii de administra- tief-rechtelijke controle van het toe zicht van Kroon en Gedep. Staten op de lagere besturen; hij meent, dat een duidelijke instructie moet waken te gen het betreden van het politieke terrein door den administratieven rechter. heb ik heelemaal geen behoefte aan de feestelijkheden, maar als ik nu van daag niet naar Birnie ga en met haar spreek, heusch Robert, dan weet ik niet, wat er morgen gebeuren kan." ,;Weet je wat, Jacques, ik zal jouw beurt waarnemen aan de Nieuwe Poort." „Dat vind ik prachtig van je aange boden. Maar het zal nooit kunnen. Je moet zeker nog wel drie jaren wach ten. eer je pantser en vuurroer moogt dragen." „Neen, geen drie jaren meer, Jac ques. Als ik 17 jaar ben, mag ik die nen. Maar stil, ik heb nog een beter plannetje. Waar woont je meisje?" „Veel te vei*, vrind, dan dat ik nog op tijd zou terug kunnen wezen. Zoo als ik zei, het zijn Savoyaards; ze heb ben een heel aardig boerderijtje, dat ze Birnie noemen. Voor ons, Geneef- schen, is het heel gevaarlijk, daar heen te gaan, door de onophoudelijke over vallen en plunderingen der Savoy aards, die ons geloof haten met al wat in hen is. Maar op 't oogenblik is het nogal rustig, en bovendien worden de wegen thans bewaakt vanwege den Hertog, die zijn luidjes niet als roo- vers aan 't werk wil zien." „Maar kon ik dan niet jouw bood schap gaan overbrengen?" vroeg Ro bert. „Ik wil het heel graag doen, ik ben nog nooit zoo ver buiten de stad geweest, en het liikt me een echt avon tuurlijke tocht." AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 27 Mei 1926. De Heer is groot, een heerlijk God. Dat prediken ons de heerlijke zo merdagen die overvloediglijk sprake uitstorten en de heldere maannachten die in hun zwijgen toch zoo treffend welsprekend zijn. Wij zijn zoo vermateriali9eerd mis schien, wij zitten vaak zoo tot over de ooren in onze zaken en onze zorgen, dat wij die sprake niet meer verstaan. We zien om ons heen de grootste wonderen gebeuren en we hebben er geen oog voor. Misschien wel dat we, beroepsmop peraars als we nu eenmaal zijn, dur ven klagen over de zon en de warmte. Ik zou zeggen laten we dat nu eens niet doen, maar laten we trachten te verstaan de prediking der natuur, om dan in bewondering uit te roepen: hoe groot zijn Heere, uwe werken. Waarlijk, de Heer is groot, een heer lijk God! OBSERVATOR Minister DONNER ontkent tegen over den heer Hermans, dat ons straf stelsel achterlijk zou zijn. Gezocht wordt naar een bevredigende* oplos sing van de psychopatenkwestie. Een wettelijke regeling van de mate rie door den heer De Savornin Loh- man bedoeld, is zeer moeilijk. Aan het onderscheid tusschen poli tieke en andere gevangenen is de grondslag ontnomen door de afschaf fing van onteerende straffen. De heer POLAK (S.D.) wenscht wet telijke regeling ten aanzien van de be handeling van politieke gevangenen en wijst er op, dat ook in Duitschland en Engeland 'zulk een regeling be staat. Aan de orde is vervolgens de be grooting van Binnenlandsche zaken en Landbouw. De heer POLAK (S.D.) wijst op de stelselmatige vernieling van natuur schoon in het Gooi en vraagt een uit breidingsplan voor het geheele Gooi en vereeniging van alle Gooische ge meenten. Spreker vraagt in volgende jaren invoering van den zomertijd gelijk met andere Europeesche landen. De heer HERMANS (S.D.) pleit voor meer steun aan gemeenten voor werkverschaffing. De heer SMEENGE (V.B.) bespreekt den toestand in de Drentscke venen. Minister KAN antwoordt, dat het initiatief tot het vereenigen van ge meenten bij Gedeputeerde Staten be rust. De zomertijd is met medewer king van de spoorwegen wat later in gevoerd, met het oog op de belangen van den landbouw. Omtrent het trehhonde»vraagstuk zal spieker het advies inwinnen van de veeartsenijkundige faculteit te Utrecht en een onderzoek instellen bij commissarissen der Koningin omtrent de schaden, te veroorzaken door even- tueele wijziging van de trekhonden- wet. Aan de orde is hierna de begroo ting van Onderwijs. De heer POLAK (S.D.) bespreekt de voortdurende vernieling van natuur monumenten. Als voorbeelden van den laatsten tijd noemt hij den St. Pieters berg en de Maasbrug te Maastricht. Verder houdt spr. een pleidooi voor subsidie aan het Haarlemsche Orkest, dat z.i. in prestatie niet onderdoet bij dat in andere plaatsen. De heer LINDEYER (S.D.) bespreekt de rechten der houders van diploma's A en B. aan Hoogere Burgescholen. Er zijn gevallen, waarin leerlingen met diploma A ten achter worden ge steld, o.a. bij candidaat-Indische amb tenaren. De heer JANsSEN (R.K.) zet uiteen, dat het besluit van den gemeenteraad van Maastricht om de Maasbrug af te breken, niet op losse gronden is geno men. Met de conclusie van den heer Polak kan spr. zich zeer goed vereeni gen. Er is alleszins aanleiding om 'n nader diepgaand en deskundig onder zoek in te stellen. De minister van onderwijs, K. en W. de heer WASZINK, betreurt ook, dat nog geen monumentenwet bestaat. Aan den bestaanden toestand dient een einde te,komen. Op het oogenblik bestaat er nog geen gevaar voor de Mercier's oogen verhelderden, heel zijn gezicht klaarde op. „Zou jij O, maar dat is heerlijk! Maar" en weer werd hij even somber „maar het kan niet. Het is te ver, en dan Ro bert, je les?" ,,'tls Zaterdagmiddag, de jongens, die achter zijn met hun lessen worden nu onderhanden genomen en ik heb vrij. Ik moet dus niet naar 't College; wel zou ik naar de rijschool gaan. niaar dat sla ik dan maar een keer over. Maar hoe moet ik loopen?" „O, dat is gemakkelijk genoeg. Het is een mooie weg, al duurt het wat lang. Eerst ga je de brug over de Arve over, en dan volg je de rivier, totdat je aan een gehuchtje komt, dat in den oorlog gedeeltelijk verwoest is, en waar een herberg staat met drie hand bogen op 't uithangbord. Vraag daar dan naar den weg naar Birnie. en dan zal iemand je wel wijzen waar het ie. Maar je zult al je tijd meer dan noo- dig hebben, want je moet toch ook even uitrusten voor je teruggaat, en als dan de Nieuwe Poort dichtgaat.." „Wel, dan kun jii me mooi binnen laten." „Ja, dat 's waar, dat is te probeeren. Wist ik niet, dat de wegen tegenwoor dig weer goed veilig zijn, ik zou je ze ker niet laten gaan. God zegene je en beloone je voor je vriendendaad, Ro bert!" „En wat moet dk nu aan Made Ion van je zeggen, Jacques?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5