NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 27 MEI 1926
TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
Vereeniging van Christelijke
Onderwijzers.
(Vervolg).
De eerste vergadering werd besloten
met een gezellige bijeenkomst in „Ti-
voli".
Den talrijken aanwezigen werd een
mooi programma aangeboden. Het
Meisjeskoor der Utrechtsche Stads-
zending, onder leiding van Mej. Jean-
nette Molsbergen, liet zich verscheide
ne malen hooren. De heer Arie Post,
van 's-Gravenhage, declameerde er
werd gezongen enz.
De avond, geopend met het zingen
van Gezang 194 1 en gesloten met het
„Hallelujah, eeuwig dank en eere",
had een uitmuntend verloop.
Gistermorgen 10 uur werd de verga
dering heropend. Gezongen werd Ps.
62 1, 4 en 5, waarna de voorzitter voor
ging in gebed en voorlas Hebreeën 1
1—14.
Namens Barnabas, Lukas en Johan
nes werden verschillende voorstellen
gedaan.
In de vergadering van gister waren
nog aanwezig, de heer A. Zijlstra, lid
der Tweede Kamer; Visser, van Bun
schoten, namens Chr. Geref. Schoolon
derwijs; Dr. van Voorthuyzen, Insp.
van het buitengewoon onderwijs en
Mr. J. J. de Waal Malefijt, Wethouder
der gemeente Utrecht, rechtskundig
adviseur der vereeniging.
In de vacature-Fijnvandraat werd
als bestuurslid gekozen verklaard de
heer P. van Aalten, directeur van het
medisch paedagogisch instituut te
Arnhem, die zich bereid verklaarde in
het bestuur zitting te nemen en door
den voorzitter hartelijk werd welkom
geheeten.
Besloten werd aan „Barnabas cu
„Johannes" elk f 100 uit te keeren en
aan „Lucas" de wettelijk voorgeschre
ven bijdragen.
Groen van Prinsterer
h e r d ac h t.
De heer J. Pieterson Moens
bracht namens de afdeeling 's Gra-
venhage verslag uit van den toestand
van Groen van Prinsterer's graf.
Alvorens zijn eigenlijke taak te ver
vullen, bracht spr. in herinnering, dat
het vorige week Woensdag 50 jaar ge
leden was, dat het stoffelijk overschot
van onzen grooten voorganger op de
kleine begraafplaats te Scheveningen
op den top van een duin ter ruste werd
gelegd. Wij zouden onzen naam schan
de aandoen, aldus spr., wanneer wij
vergaten, wat God ons in Groen heelt
geschonken.
Hij was een Evangeliebelijder, maar
ook een Staatsman. Niemand beter
dan hij heeft gezien, hoe het beginsel
der revolutie richting en steun gaf aan
het liberalisme zijner dagen. Hoe schil
terend heeft het verloop van zaken na
zijn dood zijn zienswijze bevestigd.
Niemand beter dan hij heeft gewe
ten, dat voor ons volk alleen de dage
|raad lichten kon, als het terugkeerde
tot het pad en den God der Vaderen.
Hij, de veldheer zonder leger genoem i,
beeft als trouwe wachter de bazuin ge
blazen en geëischt, dat het gedoopte
kind losgemaakt zou worden uit de
j'doodende armen der neutraliteit. Wel
ke middelen hij ook aanwees, dit was
eijn groote doel; Gods Woord te bren
gen in het centrum van ons leerplan.
Hij heeft als Abraham' uit het geloof
gewerkt, geploegd, gezaaid. Wij heb
ben de vruchten gezien. Hij heeft ge
zegd: dat ik vertere, als ik maar nuttig
ben.
Groen is verteerd, maar zijn werk niet.
En dat zal nooit onder ons verteren,
als wij denken aan zijn slotwoord uit
^Ongeloof en Revolutie": Laat ons
jQÓoit vergeten, dat geenerlei werkzaam
beid in de schatting van den Kenner
aer harten waardij heeft, indien zij
niet geheiligd wordt door de tweeërlei
bede: „Wees mij zondaar genadig.!" en.
„Mijne ziel kleeft aan het stof; maak
'mij levend naar Uw Woord".
Op voorstel van den voorzitter ver-
;hief de vergadering zich van haar zit
plaatsen en wijdde enkele oogenblik-
ken van stille aandacht aan den groo
ten voorman van ons volk, aan -wien
ons onderwijs zoo veel verplicht is.
FEUILLETON.
JONGE HELDEN.
(Uit. den tijd der Hervorming).
Het was wel eens even anders hier
ka Genève, daji ginds in 'tland, waar
.jnen het woord „ik" met een hoofdlet
ter schrijft.
Het ronde, open gelaat van Mercier
stond thans niet opgeruimd, hij scheen
wat verlegen om te zeggen, wat hem
op het hart lag. „Robert" zei hij ua
eenig stilzwijgen, „ik zit in een moei
lijkheid."
„Hoe dat, Jacques?"
„Je weet, dat mijnheer Viret zooals
ik bij de burgerwacht behoort. Van-
Avond heeft hij zijn beurt aan de Nieu
we Poort en dat begint al vroeg. Kon
ik nu toelaten, dat hij zijn stervend
kind verliet?"
„Ja, dat ligt niet aan jou, daar zal
Üe commandant over moeten beslis
sen. Maar ik denk, dat die hem wel
zou vrijlaten."
Mercier schudde zijn hoofd. „Dat kan
biot" zei hij, „dat laat de instructie
biet toe. Maar als ik zijn beurt over-
:»eem, zal er geen haan naar kraaien,
pus Robert, wat kon ik anders doen
Öan dit aanbieden?"
„Neen, natuurlijk niet, 't is trouwens
maar 24 uren. Dat is zoo vreeseliik
niet."
„Vreeseliik is 't heelemaal niet
Dë heer H. A. P. M e ij e r, van Zeist,
bood aan het bestuur der vereeniging
aan het origineel van bet woord, dai,
door den voorzitter der Vereenxi.ut
oom, den heer A. Meijer, voor 50 jaar
aan bet graf van Groen van Prinster r
gesproken werd.
De voorzitter las dit woord voor.
De heer Pieterson Mcens zette hier
op zijn mededeelingen voort. Spr. deel
de mee, op 12 Mei een bezoc-k aan het
graf te hebben gebracht en den graf
steen in de beste orde t'e hebben be
vonden.
De beer J. Hobma, van Utrecht,
hield hierop een referaat over het on
derwerp: „Welke wijzigingen dient ac
wet 1920 te ondergaan uit paedago
giscb oogpunt".
Spr. ving aan met -de bestaande wet
te parodieeren als een „voedingswee
die 't leven beheerscht in één der afch-
terafgelegen provincies van Afghanis
tan", waarbij men met gewoon-, ver
volg-, uitgebreid- en buitengewoon
eten, met hoofd- en hulpvoeders, die
een acté van bekwaamheid in liet eten'
bezitten, te doen krijgt. Spr. beziet de
wet niet uit technisch of poliiek, doch
uit paedagogisch oogpunt en komt dan
in de lijn zijner parodie tot de vragen:
of het persoonlijke meer tot zijn
recht kan komen,
of meer kan worden gedaan, opdat
het opnemen der voedingsstoffen ook
werkelijk voeding mag heeten.
Wettelijke regeling, zal ze vrucht-s
baar zijn, moet grootendeels zijn codi
ficatie van wat is gegroeid. Wij- moe
ten niet alles van de wet verwachten,
-het eigenlijk bezielende, het echt pae-
dagogische nooit.
In 't algemeen kan gezegd worden:
geef ons vrijheid. Waar wij gelijkstei
ling willen, moeten wij de noodzake
lijke controle aanvaarden, doch ook
niet meer. Spr. denkt hierbij b.v, aan
de verhouding tusschen bestuur,
hoofd- en klasse-onderwijzer.
Men zegt wel: geef ons rust, maar
spr. meent, dat dit meer voor de tech
nische en politieke zijde, dan voor den
paedagogischen kant van de wet geldt.
Er is te veel, dat beter kan en waarvan
gezegd mag worden, dat het om ver
andering roept, dan dat men alleen
met eeil rustige ontwikkeling tevreden
zou zijn. Een andere vraag is, of we ge
reed zijn, als de verwezenlijking van
onze paedagogischa idealen wettelijk
mogelijk wordt. Spr. wijst op de inspec
tie. Zijn de resultaten van de eigen in
spectie zoo, dat wij met vrijmoedigheid
kunnen zeggen: „Geef ons wettelijk
eigen inspectie, wij kunnen het, de be
wijzen liggen voor u!"
Herinnerend aan bet in 1918 samen
gestelde ontwerp van wet, wijst spr. er
op, dat dat niet de eerste arbeid van
dien aard was.
Gerust mag dan ook verwacht, dat
het hoofdbestuur weer bereid zal ge
vonden worden, het onderwijs te die
nen, door de beste mannen en vrouwen
aan te wijzen om de beste wettelijke
formuleering te zoeken voor wat ge
acht mag worden onder ons voldoen
de zekerheid te hebben. Met vroeger
uitgesproken wensch is echter weinig
rekening gehouden. Spr. noemt clas
sificatie tegenover standplaatstoelage,
onbeprekte opleiding tegenover scho
lenbonden, het Unie-rapport. Ook hier
geldt het „Ende desespereert niet".,
Spr. noemt als punten voor wijzi
ging:
1. groote vrijheid in de keuze in uit
gebreidheid van behandeling der leer
vakken;
2. paedagogisch schooltoezicht;
3. differentiatie in de opleiding en
meer practische vorming;
4. de examens niet enkel theoretisch;
5. invoering van het 7e leerjaar met
zeer gevarieerd leerplan;
6. Wijziging in de leèrlingenschaal.
Elk dezer punten werkt spr. breed
uit, waarna hij besluit met te wijzen
op de groote beteekenis der volkss-
school. Juist van die school kan op
voedende kracht uitgaan op de gezin
nen en die invloed kan van ongemeen
groote beteekenis wezen voor de ker
stening van die gezinnen, ^velke ver
vreemd zijn van geestelijk leven en
toch hun kinderen vaak aan dè Chris
telijke school toevertrouwen. Van be
langrijke waarde voor Gods Konink
rijk, voor Kerk 'en Maatschappij, wordt
zoo steeds meer, door Gods genadige
leiding, onze arbeid onder de jeugd.
maar zie je, behalve één ding, en daar
weet je niet vanaf. „Jacques zweeg
even, en zei toen aarzelend: „Robert,
je weet toch, dat ik verloofd ben?"
„Zeker Jacques dat weet ik allang.
Herinner je maar eens, toen je mij je
meisje voorstelde bij de jaarmarkt in
September, en de Savoyaards hier
kwamen met hun landbouwproducten.
Ik heb van haar nog druiven en vijgen
gekocht. Je hebt toert een goeden
smaak getoond het is een alleraar
digst meisje."
„Over mijn smaak geen debat, vrind
Maar de hare is op 't oogenblik in het
spel. „Met somberen blik vervolgde
Mercier: „Wij hebben op 't oogenblik
een verschil."
Robert was nog veel te jórtg, om be
grip te hebben van zulke geschillen.
Als hij verschil had met een school
kameraad, was hij Engelschman ge
noeg, om dat met zijn rechtervuist op
te lossen; maar hij begreep toch wel,
dat zulk een oplossing hier niet de
goede zou wezen; en daar hij overi
gens geen anderen raad wist, hield hij
zich wijselijk stil.
En Jacques zette zijn treurzang
voort: „En vandaag is ze jarig. Ik wil
de haar gaan bezoeken."
„Maar we houden bier geen verjaar
dagen" zei Robert.
„Dat is nu juist de oorzaak van ons
geschil" viel Mercier spijtig in. „Zij is
een Savoyard, maar in haar hart
Protestant, daar is geen kwestie van,
En daarom aldus spr. moet het
ons te doen zijn.
En daarom is het ons té doen!
Al onze wensch en moeten die eind
bedoeling hebben.
Is dat zoo niet zoeken wij ons zelf
dan zal, ondanks allen uiterlijkcn
voorspoed, de vervulling van onze
wensehen uitloopen op een: „Ga weg
van mij!"
Zoeken wij, ook in de vervulling der
wensehen, die wij koesteren, Gods
eere, der kinderen heil, dan mogen wij
er toch ook op rekenen Zijn belof
ten falen niet dat Hij ons zal toe
meten, een goede, neergedruktte en ge
schudde, en overloopende maat.
Op dit referaat volgde eenige discus
sie, waarna de vergadering gesloten
werd. 's Middags 2 uur werd de verga
dering heropend. Dr. M. J. A. de Vrijer
refereerde over: „De Christelijke On
derwijzer en de jeugd na de school
jaren."
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Aangenomen: Naar Odoorn, J,.
W. Nieuwenhuyzen te St. Anna ter Mui
den. Naar Alkmaar, H. J. Hak te Dom
burg.
Bedankt: Voor Hattem, G. Benes
te Monster.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Houwerzijl, H. Hol-
trop, cand. te Scharren bij Joure en H.
Wiersema, cand. te Zandeweer.
Beroepen: Te Schoonrewoerd, H.
E. Nieborê, te Heerjansdam.
Bedankt: Voor Kampen, C. v. d.
Woude te Gorredijk.
Emeritaat.
Ds. H. Th. Barbas J.Azn., predi
kant bii 'de Ned. Herv. Gemeente te
Vreeland, heeft tegen October eervol
emeritaat aangevraagd.
Ds. Barbas wera 16 Dec. 1856 ge
boren en in 1881 candidaat. Op 2 Oct.
van dat jaar werd 'hij bevestigd te Hol-
landsche Veld. Daarna stond hij te Hur-
wenen en sinds 17 Nov. 1889 arbeidt
bij te Vreeland. Ds. Barbas is praetor
en quaestor van den ring Tienhoven.
Ds. J. J. Buskes.
Ds. J. J. Buskes heeft afscheid ge
nomen van de Geref. Kerk van Ooster-
enct (Texel), met een predicatie over
1 Petr. 124 en 25.
§pr. wees erop, dat in dit Woord
sprake is van het oordeel Gods en van
de troost Gods.
Ouderling Timmer sprak den schei
denden predikant een woord van waar
deering toe. Staande werd gezongen Ps.
121:4.
Geref. Zendingsbond.
Op den Zendingsdag van den Geref.
Zendingsbond, die op 5 Aug. a.s. in
het Eijsenburgsche bosch zal worden
gehouden, zullen de volgende predi
kanten het woord voeren
G. Benes van Monster, J. Enkelaar
van Rrjssen, J. Goslinga van Utrecht.
C. J. Koolhaas van Oud-Befierland. H.
A. Leenmans van Delft. J. D. de Lind
van Wijngaarden, van De Bilt (openings
rede). J. A. vail Nie, van Moereapelle.
J. H. F. Remme, van Amsterdam, (slot
rede). P. J. Steenbeek van Kampen.
Zomerconferenties van den Zendings
studieraad.
Evenals vorige jaren zullen deze in
de eerste drie weken van Augustus wor
den gehouden, en wel D. V. van 27,
914, en 1 b21 Augustus. Omtrent
het voorloopig programma kan het vol
gende worden medegedeeld
Eerste week, 27 Augustus. Voor
zitter: Ds. Joh. Rauws, Zendingsdirec-
tor. Vice-voorzitter: Ds. H. C. de Groot
van Angerlo.
Openingsrede: Dr. C. W. Th. Baron
van Boetzelaer van Dubbeldam, oud-
zendingsconsul. Bijbelbespreking, Ds. H.
Bogers, Klaaswaal.
Cursussen:
I. Pastor C. Hötzel, oud-zendeling van
China: „Die Mission in China"'.
II. Dr. H. van der Veen, taalgeleerde
van Rante Pao: „De Zending onder de
Sa'dan Toradja's (ie Land en Vols,
2e. De Godsdienst. 3e Sa'dan Toradja's.
4e. Zendingsarbeid).
III. Zendeling F. J. f. van Hasselt:
„De Zending op, Nieuw-Guinea".
Studiegroepen
a, „Sangi", door zendeling P. N. Vel-
iekoop van Sangi.
anders zou ik.." Hij voleindigde den
zin niet, en ging, na even te hebben
gewacht, verder: „Haar ouders neigen
ook wel tot het geloof over, en zullen
ons ook hun toestemming wel geven,
als die tijtel 'er is. Maar achzij be
grijpen uit den aard der zaak onze
strengheid op sommige punten niet.
Tóen zij mij uitnoodigden voor het
verjaarfeest, heb ik hun gezegd, dat
de viering van verjaardagen mij te bij-
geloovig was; zoo rloen de Roomschen
ook, die de naamdagen van hun heili
gen vieren, en ik heb erbij gevoegd,
dat ik er in geen geval aan zou mee
doen. Toen werden ze boos op me. en
Madeion zei me. dat.Mercier her
haalde de spottende woorden niet, die
zijn meisje hem had toegevoegd. Hij
staarde in droevig stilzwijgen naar
den grond.
„Nou maar!" riep Robert uit, „dat
was dan toch ook niet overbeleefd van
je! Ik zou in alle vrijheid het verja
ringsfeest van mijn meisje hebben
meegevierd en het.Roomsche bijgeloof
er stilletjes buitengelaten hebben."
„Ach Robert, ik heb ook bitter be
rouw van mijn haasten uitval. Maar
toen zij gesproken had, kon ik geen
wederwoord vinden; 'twas of me de
woorden in de keel stokten. Boos heeft
ze mij achtergelaten. Haar laatste
woord was dat, als ik dan niets ge
voelde voor haar verjaardag, ik ook
wel niets zou gevoelen voor haarzelf.
Dat was zooveel als een uitdaging. Nu
Referenten
Es. J. Groene weg, directeur der Chr.
Philantropische Inrichtingen en predi
kant tier N. H. Zendingsgemeente te
tinchem, over .,De Inwendige Zending
en de Doetincbemsche Inrichtingen". Ds
H. Jansen, leger- en vlootpredikant in
Algem. Dienst. Dr. W. J. L. Dake, zen
deling-arts van het Zendingshospitaal te
Bandoeng. Ds. W. Bieshaar, predikant-
director van den G. Z. B. over: „Het
Zendingswerk en het teelten des bloeds"
en Br. H. Bielke, secretaris van liet Zen
dingsgenootsc-hap der Broedergemeente:
„Demonstratie der nieuwe Suriname-
f'ilm".
Tweede week, 914. Augustus. Voor
zitter Ds. J. Krüger, Elburg. Vice-voor
zitter Ds. H. Kluin, Angeren. Openings
rede: Ds. D. Pol, Rijsoord. Brjbelbespre-
kingen: Ds. E. L. Smelik, Tienhoven.
Cursussen:
I. Missions Inspektor P. Hannig, Bar
men.
II. Ds. Jac. van Nes, 's GraVènliage:
„Joden-Zending", (ie. Joden en Chris
tenen. 2e. Joden-Zending, eisch dêr
Schrilt. 3e. Practische Jodenzending in
ons land. 4e. Buitenlandsche Jodenzen
ding).
lil. Ds. p. K. Wielenga, IJlst: „De
Zending op Soemba".
Studiegroepen: 1
a. door zendeling-kweekeling K. Bot
over: „Passo".
Referenten:
Br. D. H. Krijger van Pajeti (Soemba)
Ds. D. E. Boeke, secretaris van het N.
B. G.„De plaats van het Nederlandsch
Bpelgenootschap in de Inwendige Zen
ding". De heer K. H. Kammeyer: „Iets
uit den Zendingsarbeid onder de Joden".
Mej. A. C. Kok, onderwijzeres te Zwolle
„Het Jonge kind en de Zending". Br. H.
Bielke, secretaris van het Zendingsge
nootschap der Broedergemeente en Ds.
K. van Dijk van Keboemen: „Keboemen
als Zenuingsterrein".
Derde week, 1621 Augustus. Voor
zitter Dr. K. J. Brouwer, Zendingsdirec-
tor te Oegstgeest. Vice-voorzitter Ds.
W. A. Wiersinga, Wormer. Openings
rede: Ds. B. J. O. Rijnders, Zendings-
director. Bijbelbesprekingen: Ds. J. L.
G. Gregory, Loenen op de Yeluv'e,
Cursussen
I. Missions-Inspektor P. Hannig, Bar
men.
II. Zendeling O. R. van der Brug van
Poerwakarta: „De Zending op vVest-
Java".
III. *Br. H. Bielke, secretaris van het
Zendingsgenootschap der Broederge
meente over„De Zending in Suriname".
Studiegroepen:
a. „Geestesleven der natuurvolken",
door Mej. B. Gerretsen, Den Haag.
b. „Islam en Christendom", door den
heer H. A.B. Duyker, Secr. van het
java-Comité)
Referenten:
Dr. E. L. Smit, Zalt-Bolnmel, over:
„De Zending onder de Roomsch Katholie
ken in Spanje'. Zendeling J. Kruyt van
Pendolo: „Hoe het werk groeit'. Oud
zendeling J. Fortgens, van Hatmakera:
„25 jaar arbeid op Halmahera" (met
licntbeelden). Ds. Tb. Scharten, Nijme
gen: „De (hedendaagscke) sta'nd der we-
reld-Zendjpg". De heer H. A. B. Duyker,
secretaris van het Java-Comité: „Lessen
uit het verleden". Dr. L.~A. van Meile,
yleeraar Chr. Gymnasium te Utrecht:
„Gandhi". De heer J. van Keulen, lee-
raar Geref. Kweekschool te Amsterdam
over: „Ons Winterwerk'.
Op een der conferenties hopen tegen
woordig te z(jn Mej. Dr. G. J. Dreck-
meier, zendeiing-arts van Poerworedjo,
Mevr. Hofman-S tolk en Br. G. Schneider
zendeling van Nieuw-Guinea.
STATEN-GENERAAL.
EERSTE KAMfcR.
Vergadering van Woensdag'.
Voortgegaan wordt met de behande
ling van de begrooting van Jusitie.
De heer DE SAVORNIN LOHMAN
(C.H.) spreekt over de onrechtmatige
overheidsdaad. Hij zou wensehen, dat
er, na het arrest van den Hoogen Raad
van 20 November 1924, nu ï'eeds eëri
wettelijke voorziening getroffen werd.
Verder behandelt hii de administra-
tief-rechtelijke controle van het toe
zicht van Kroon en Gedep. Staten op
de lagere besturen; hij meent, dat een
duidelijke instructie moet waken te
gen het betreden van het politieke
terrein door den administratieven
rechter.
heb ik heelemaal geen behoefte aan
de feestelijkheden, maar als ik nu van
daag niet naar Birnie ga en met haar
spreek, heusch Robert, dan weet ik
niet, wat er morgen gebeuren kan."
,;Weet je wat, Jacques, ik zal jouw
beurt waarnemen aan de Nieuwe
Poort."
„Dat vind ik prachtig van je aange
boden. Maar het zal nooit kunnen. Je
moet zeker nog wel drie jaren wach
ten. eer je pantser en vuurroer moogt
dragen."
„Neen, geen drie jaren meer, Jac
ques. Als ik 17 jaar ben, mag ik die
nen. Maar stil, ik heb nog een beter
plannetje. Waar woont je meisje?"
„Veel te vei*, vrind, dan dat ik nog
op tijd zou terug kunnen wezen. Zoo
als ik zei, het zijn Savoyaards; ze heb
ben een heel aardig boerderijtje, dat
ze Birnie noemen. Voor ons, Geneef-
schen, is het heel gevaarlijk, daar heen
te gaan, door de onophoudelijke over
vallen en plunderingen der Savoy
aards, die ons geloof haten met al wat
in hen is. Maar op 't oogenblik is het
nogal rustig, en bovendien worden de
wegen thans bewaakt vanwege den
Hertog, die zijn luidjes niet als roo-
vers aan 't werk wil zien."
„Maar kon ik dan niet jouw bood
schap gaan overbrengen?" vroeg Ro
bert. „Ik wil het heel graag doen, ik
ben nog nooit zoo ver buiten de stad
geweest, en het liikt me een echt avon
tuurlijke tocht."
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 27 Mei 1926.
De Heer is groot, een heerlijk God.
Dat prediken ons de heerlijke zo
merdagen die overvloediglijk sprake
uitstorten en de heldere maannachten
die in hun zwijgen toch zoo treffend
welsprekend zijn.
Wij zijn zoo vermateriali9eerd mis
schien, wij zitten vaak zoo tot over
de ooren in onze zaken en onze zorgen,
dat wij die sprake niet meer verstaan.
We zien om ons heen de grootste
wonderen gebeuren en we hebben er
geen oog voor.
Misschien wel dat we, beroepsmop
peraars als we nu eenmaal zijn, dur
ven klagen over de zon en de warmte.
Ik zou zeggen laten we dat nu eens
niet doen, maar laten we trachten te
verstaan de prediking der natuur, om
dan in bewondering uit te roepen: hoe
groot zijn Heere, uwe werken.
Waarlijk, de Heer is groot, een heer
lijk God!
OBSERVATOR
Minister DONNER ontkent tegen
over den heer Hermans, dat ons straf
stelsel achterlijk zou zijn. Gezocht
wordt naar een bevredigende* oplos
sing van de psychopatenkwestie.
Een wettelijke regeling van de mate
rie door den heer De Savornin Loh-
man bedoeld, is zeer moeilijk.
Aan het onderscheid tusschen poli
tieke en andere gevangenen is de
grondslag ontnomen door de afschaf
fing van onteerende straffen.
De heer POLAK (S.D.) wenscht wet
telijke regeling ten aanzien van de be
handeling van politieke gevangenen en
wijst er op, dat ook in Duitschland
en Engeland 'zulk een regeling be
staat.
Aan de orde is vervolgens de be
grooting van Binnenlandsche zaken
en Landbouw.
De heer POLAK (S.D.) wijst op de
stelselmatige vernieling van natuur
schoon in het Gooi en vraagt een uit
breidingsplan voor het geheele Gooi
en vereeniging van alle Gooische ge
meenten.
Spreker vraagt in volgende jaren
invoering van den zomertijd gelijk
met andere Europeesche landen.
De heer HERMANS (S.D.) pleit voor
meer steun aan gemeenten voor
werkverschaffing.
De heer SMEENGE (V.B.) bespreekt
den toestand in de Drentscke venen.
Minister KAN antwoordt, dat het
initiatief tot het vereenigen van ge
meenten bij Gedeputeerde Staten be
rust. De zomertijd is met medewer
king van de spoorwegen wat later in
gevoerd, met het oog op de belangen
van den landbouw.
Omtrent het trehhonde»vraagstuk
zal spieker het advies inwinnen van
de veeartsenijkundige faculteit te
Utrecht en een onderzoek instellen bij
commissarissen der Koningin omtrent
de schaden, te veroorzaken door even-
tueele wijziging van de trekhonden-
wet. Aan de orde is hierna de begroo
ting van Onderwijs.
De heer POLAK (S.D.) bespreekt de
voortdurende vernieling van natuur
monumenten. Als voorbeelden van den
laatsten tijd noemt hij den St. Pieters
berg en de Maasbrug te Maastricht.
Verder houdt spr. een pleidooi voor
subsidie aan het Haarlemsche Orkest,
dat z.i. in prestatie niet onderdoet bij
dat in andere plaatsen.
De heer LINDEYER (S.D.) bespreekt
de rechten der houders van diploma's
A en B. aan Hoogere Burgescholen.
Er zijn gevallen, waarin leerlingen
met diploma A ten achter worden ge
steld, o.a. bij candidaat-Indische amb
tenaren.
De heer JANsSEN (R.K.) zet uiteen,
dat het besluit van den gemeenteraad
van Maastricht om de Maasbrug af te
breken, niet op losse gronden is geno
men. Met de conclusie van den heer
Polak kan spr. zich zeer goed vereeni
gen. Er is alleszins aanleiding om 'n
nader diepgaand en deskundig onder
zoek in te stellen.
De minister van onderwijs, K. en W.
de heer WASZINK, betreurt ook, dat
nog geen monumentenwet bestaat.
Aan den bestaanden toestand dient
een einde te,komen. Op het oogenblik
bestaat er nog geen gevaar voor de
Mercier's oogen verhelderden, heel
zijn gezicht klaarde op. „Zou jij
O, maar dat is heerlijk! Maar" en
weer werd hij even somber „maar
het kan niet. Het is te ver, en dan Ro
bert, je les?"
,,'tls Zaterdagmiddag, de jongens,
die achter zijn met hun lessen worden
nu onderhanden genomen en ik heb
vrij. Ik moet dus niet naar 't College;
wel zou ik naar de rijschool gaan.
niaar dat sla ik dan maar een keer
over. Maar hoe moet ik loopen?"
„O, dat is gemakkelijk genoeg. Het
is een mooie weg, al duurt het wat
lang. Eerst ga je de brug over de Arve
over, en dan volg je de rivier, totdat
je aan een gehuchtje komt, dat in den
oorlog gedeeltelijk verwoest is, en
waar een herberg staat met drie hand
bogen op 't uithangbord. Vraag daar
dan naar den weg naar Birnie. en dan
zal iemand je wel wijzen waar het ie.
Maar je zult al je tijd meer dan noo-
dig hebben, want je moet toch ook
even uitrusten voor je teruggaat, en
als dan de Nieuwe Poort dichtgaat.."
„Wel, dan kun jii me mooi binnen
laten."
„Ja, dat 's waar, dat is te probeeren.
Wist ik niet, dat de wegen tegenwoor
dig weer goed veilig zijn, ik zou je ze
ker niet laten gaan. God zegene je en
beloone je voor je vriendendaad, Ro
bert!"
„En wat moet dk nu aan Made Ion
van je zeggen, Jacques?"