^oorzitten< NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 22 MEI 1926 DERDE BLAD H Uit de Schriften, jjj DE GEEST DER WAARHEID. Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Dien Ik u zenden zal van den Vader, na melijk de Geest der waarheid, die van den Vader uitgaat, Die zal van Mjj getuigen. Joh. 15:2§. Jezus zegt tot zijn discipelen eerst: „Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u eea anderen Trc ter -2:2.1". Dan spreekt hij van den Trooster, den He'lig 1 Geest, „welken de Vader zen den zal in mijnen naam". Nog later heet het: „de Trooster, den ik u zen den zal van den Vader". Zoo maakt Jezus zijn d'scipelen meer en meer du.delijk, vwel'k een nauwe band er n tvs eken Hem en de i Troos ter. En bij alle verschil tusschen heu heden, waarin hij np£ bij hen is, en de toekeert, waarin nij vnn '.en weg zal zijn wordt er toch voor Lun za ligheid gelijke zorg gedragen: ze zul len n:et alleen zijn. Zelfs is er vooruitgang: Jezus was maar tijdelijk bij hen. en moest weer henengaan tot deo Vader, maar de Heiige Geest blijft bij hén in der eeuwgheid. De Heilige Geest is een andere Trooster: maa'* nie een trooster van lager orde neen, Hij is de Trooster, de eigenlijke, ware, vol komen Trcorter. Jezus noemt dezen Trooster den Geest dcwaarhe'd. Wat zeg'" ons niet de verbinding van deze beide nam cm Troosten is zulk eea heerlijk werk. Als ge er in slagen mooglt om een mensch de droefheid te v:r achten, orn hem op te beuren uit zijn bedrukt- he:d, om hem te doen opstaan uit zijn verslagenhe:d, en hem n'eiwen moed in te storten, zoodat hij het leven weer ingaat, wat is het een blijdschap een voldoening. Troosten, ge_ voelt er u toe gedwon gen, zoo dikwijls ge uwen naaste ziet neergebogen in smart en rouw. Wat er nog van naastenliefde in uw booze hart is overgebleven, zet er u toe aan. Ge zoekt naar troostwoorden, troostspreuken. Maar ach, er wordt zooveel ij dele troost geboden. Zooveel troost is er, die niet meer is dan een enkele drup pel in de vlam van uw smart, die ae ziel verteert. En maar al te dikwijls is, wat troost genoemd wordt, n:ets dan een bedn-gelijke voorsprg l'ng, die aan de droeve werkelijkheid niets ver andert. Maar deze Trooster is de Geest der waarheid. Want hij peilt de ellende van het menschenhart, van het zondaarshart. En Hij heeft alles, wat noodig is om de verterende droefheid, waaruit onze ziel schreit om den vrede Gods, te stillen. Want deze Trooster is zelf God, met den Vader en Christus. Daarom is zijn troosten ook zoo echt. Daarom past het zoo juist op wat ons hart zoo onrustig maakt en bedroeft. En Hij troost niet met ijdele denkbeelden, niet met misleidende over leggingen, niet met leugenachtige voor stellingen, maar met de waarheid. Hierin is deze Trooster dan weer één met Jezus. Jezus zelf zegt: Ik ben de weg, de waarheid en net leven niemand komt tot den Vader dan door mij. En de Trooster, dien hij van den (Vader gezonden heeft, is de Ge-S. der waarueid; riij is het, die ons door .Christus tot den Vader doet gaan. Daarom kan de Geest der waar heid alleen de Trooster heeten. De Trooster. Men heeft op deze vertaling van het woord aanmerking gemaakt. Men neeft er voor in de g laats zoeken'te stellen net onverstaan- are vreemde woord Parakleet. En toch is die vertaling met Troos ter zoo goed getroffen. Als gie dien naam maar neemt in zijn vollen, rijken zin. Want wat is een trooster? Is dat iemand, die in uw droefneid u een be zoek brengt, en woorden van deelne- m.ng apieoiti? O, zul'ke woojrdeii kun nen u wel eens goed doen, zelfs meer, dan uw bezoeker zelt vermoedt. Maar een trooster is toch nog wat anders. Is het dan iemand, dié mpt u komt spreken en u wijst op zooveel goeds dat God u nog liet, en uw oog richt op het licht, dat in uw somberheid bleef schijnen? Ook dat is kostelijk, kostelijker nog dan deelneming in uw leed. Maar een trooster is toch nog meer dan dat alles. Trooster is degeen, die bij' u inkeert, om u te ondersteunen, om met u mee te leven in dagen van rouw, om uw eenzaamheid te deelen, om uw ver latenheid op te heffen. Zulk een troos ter helpt u er doorheen, waar gij be zwijken zoudt. Hij richt u op, waar gij in moedeloosheid zoudt blijven neer zitten. Zoo zijn er, al zijn ze schaarsch, on der menschen troosters. Maar wat die menschen slechts ten deele zijn, dat is de Geest der waarheid volkomen, met Goddelijke kracht. En dit is het wonderlijke, het God delijke, het bii de menschen onmoge lijke, dat deze Trooster het kwade met voor u wegneemt, maar u zelf sterkt om het te dragen, dat Hij zijn kracht in uw zwakneid volorengt en verheerlijkt. Dit is op den Pinksterdag voor de femeente van Christus, die Hij' op aar- e achterliet, werkelijkheid geworden Toen heeft Hij hun den Trooster ge zonden van den Vader. En aanstond© heeft deze Trooster, de Geest der waarheid, getuigd. Getuigd niet alleen tot de discipelen, maar door de dis cipelen, tot He wereld. Zoo zijn zij zei ven Jezus' getuigen feworden. Maar de aandr.ft, de kracht aartoe en zelfs de klanken en woor den, waarin het geschiedde, het kwam alles van d en Geest. Zij spraken met vreemde talen, zooals de Geest hun gaf uit te spreken. En ook de uitwerfring van dit ge tuigenis op de hoorders, bewees, dat hier een meer dan menschelijk getui genis voorhanden was. Zoo woont de Trooster, de Gees: der waarueil, nog steeds in de ge meente van Christus, en nog steeds getuigt Hij in en door haar. Het leven van deze wereld wordt hoe langer hoe droeviger, en almeer troosteloos. En wat men najaagt om levensgenot en levens vermaak te oere.- ken, het is zoo hol als de wind. Al- meer zoeken de le d ende gee Jen hun kracht niet in wat hun nog uit een Christelijk verleden aan waarheid over bleef, maar in de valsche bespiege lingen, in de leugenachtige levens en wereldbeschouwingen van het aan God ontzonken menschenhart. Zij het ons een aansporing om voor dien eenigei Trooster, den Geest der waarheid, ons hart te ontsluiten. En dan niet om zijn venroostingen alleen in te drinken, maar om door zijn getuigenis "ook zelf te getuigen en zelf een trooster te worden, die de waarheid uitdraagt. Opdat de He.ligê Gëes^ ook door ons verheerlijkt worde, en in Hem de Vader en Christus, onze Heere. DOOR JUUBLENDE DAGEN! Door juublende dagen En zingende nachten Word ik gedragen Naar vreugden die wachten. De brandende uren Rondom mij stoeien, Als vreugdevuren. Die nimmer verschroeien. De goudene glansen. Die m'overspreiden. Zij vlechten hun kransen Tot mijn verblijden. En weeldrige aromen Mij blank omzweven En liederen komen, Van klank geweven. Mijn juichende denken Voert m'in de luchten En lachende wenken Mij nieuwe genuchten Ik ijl door de tijden Als lichtende droomen; .De tijden verglijden En schoonere komen. Naar vreugden, die wachten Word ik gedragen Door zingende nachten En juublende dagen! KERKEN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Zestal: Te Vlaardingen, D. J. van de Graaf te Ridderkerk, W. L. Mulder te Enter. A. Luteyn te Muiden, H. J. van Schuppen te Groot-Ammers, K. J. van den Berg te Amersfoort en G. Be- nes te Monster. Beroep'en: Te Gasselternjjeveen, Dr., D. Siemelink tie Burum. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Bolnes, C. J. Wie- lenga te Zierikzee. Te Emmen, A. Wijn gaarden te Baarland. CHR. GEREP. KERK. Beroepen: Te Ouderkerk a. d. Am- stel, J. Jongeleen te Hilversum. Algemeen" Synodale Commissie der Ned. Herv. Kerk. Verschillende verzoeken om inlich ting en voorlichting worden behandeld en declaraties van bouwkundigen wor den goedgekeurd. Tot leden van de spoedcommissie wor den benoemd de heeren A. B. te Winkel, en Mr. H. J. M. Ttjssens; tot hunne se cundi de heeren D. Eilerts de Haan en Dr. W. J. Aalders. Dezelfde heeren worden benoemd tot gecommitteerden en secundi voor het toezicht op de administratie van den quaestor-generaal De president, Dr. Weyland, brengt aan het einde der voorjaarsvergadering dank aan de Heeren Mr. Schoch en Dr. Callenbach, wier zittingstijd is ver streken. Daarna wordt de vergadering met ge bed gesloten. Artikel 36. Aan de redactie van de „Wekker", het orgaan der Chr. Geref. Kerk. werd gevraagd, of het wel noodzakelijk is dat de Chr. Geref. Kerk zich uitspreekt ten opzichte 'van art. 36 der Nea. Ge loofsbelijdenis, opdat ons niet door den eenen Dienaar des Woords dit en door den anderen weer wat anders daarom trent verkondigd worde?" Ds. Geels te Apeldoorn antwoordt hierop als volgt: „Deze zaak is, geljjk al is opgemerkt, niet zoo eenvoudig als men denkt. Reeds het feit, dat er zooveel verschil van uitleg is, maant tot voorzichtigheid. Of meent V., dat, als de Kerk zich over dit artikel heeft uitgesproken, dat dan daarmede de zaak beslecht is? Heeft men behoefte, dat de Kerk zich ten deze uitspreke, welnu, men volge den kerkelijken weg, en brenge de zaak ter Generale Synode". Per advertentie. Voorziening in den Dienst des Woords zegt „De Heraut", word ai meer per advertentie gevraagd en aangeboden. Tot dusver waren het alleen dienstdoen de of emeriti predikanten en candida- ten, die publiek uitgenoodigd werden of zich beschikbaar stelden. De vorige week echter stelde een Kerkeraatl ook de hoogleeraren in de gelegenheid te solliciteeren: „welke Prof., Pred., em.-Pred. of Cand Dat aan een Prof. de voorkeur zal worden gegeven, staat er niet bjj; de „keus" Kan aus ook vallen op een can- didaat, indien b.v. diens reiskosten be duidend minder zjjn Zou het langzamerhand geen tijd wor den, te breken met een dergelijke, de bediening des Woords naar beneden ha lende wijze van adverteeren? Ook een mobilisatie. In de „Hervorming" wordt gemeld, dat de heeren G. A. de Ridder, Amster dam en Ds. M. C. v. Wijhe, Barchem, resp. voorzitter en vice-voorzitter der Vereeuiging van Vrijzinnig Hervormden in Nederland een groote, ofschoon on- gemeene mobilisatie op touw zetten. Een mobilisatie van dertien duizend Hollandsche guldens naar Amsterdam. En dat drie jaren achtereen. Om wel ke reden? Wel, de acht grootste steden van ons land, tellende samen ongeveer één en driekwart millioen zielen, hebben on der haar geestelijke dienaren in de Ned. Herv. Kerk wei 108 orthodoxe predi kanten, maai- niet één vrijzinnige. Toch zijn in deze plaatsen tienduizen den vrijzinnig godsdenstige lidmaten in de Ned. Herv. Kerk. De orthodoxie ont houdt dezen alle rechten, alle geeste lijke leiding, alle geestelijke middelen om het godsdienstig leven te sterken. En orthodox willen deze Protestanten niet geleid worden. Als uitkomst wordt nu voorgesteld, een mobilisatieorder, een mobilisatie van metalen soldaten, een opmarsch van der tien duizend Hollandsche guldens naar de Hoofdstad. ,,Dan zijn den volgenden dag bij wijze van spreken zegt „De Hervor ming" twee geestelijke posten in de or thodoxe Ned. Herv. hootdstelling in vrjj zinnige handen." Drie jaren achtereen moet 'die op marsch plaats hebben. Wij zjjn nieuwsgierig, of deze mobi lisatie slagen zal. De positie der Vrije Universiteit. In „De Heraut schrijft Prof. Dr. H. H. Kuyper eeu uitvoerig artikel over de moeilijkheden, waarin de Vrije Urn versiteit verkeert, tengevolge van het conflict, dat in de Geref. Kerken uit brak. Aan dit artikel ontleenen wp het vol gende: „Niet de vraag, tot welke Kerk men behoort, maar hoe men staat tegenover de Gereformeerde beginselen, of wil men. tegenover de Belijdenis, is de maatstaf, die hier, bij de beoordeeling der professoren, moet worden aange legd. Alleen wanneer bleek, dat hoog- ieeraren hiervan afweken, zou er aan leiding wezen om tot maatregelen over te gaan, die het gevaar van verzwak king van deze beginselen zouden wegne men. Nu is het ongetwijfeld juist, dat het conflict tusschen Dr. Geelkerken en de Synode van Assen niet een of an der kerkrechtelijk punt, maar de be lijdenis van het gezag der Heilige Schrift betrof, en dus wel degelijk de Gereformeerde beginselen raakt, want onder deze Gereformeerde beginselen neemt het gezag der Schrift zelfs de eerste en voornaamste plaats in. En al is onze Universiteit, behalve dan voor haar theologische professoren aan een dogmatische uitspraak der sy node niet gebonden, toch zal wel nie mand ontkennen, dat zulk een uitspraak van de Synode der Geref. Kerken ook voor onze Hoogeschool van hoog be lang is in verband met Artikel 2 der Statuten. In zooverre staat het conflict dus wel degelijk met art. 2 der Statuten in verband en is het ook te begrijpen, dat men met zekere ongerustheid zich af vraagt, of degenen, die aan de zijde van Dr. Geelkerken staan, wel trouw aan dit fundamenteele Gereformeerde be ginsel zijn gebleven. Toch onderscheide men hier wel. Het is zeer goed denkbaar dat iemand, die het met de dogmatische beslissing der Synode eens is, en geen den minsten twijfel koestert aangaande hetgeen in Gen. 2 en 3 ons wordt ver haald, toch om kerkrechtelijke of an dere redenen meent zich bp den Ker- keraaa van Amsterdam-Zuid buiten het verband te moeten voegen, wanneer hij daar woont. Wel niemand zal meenen, dat al de leden, die zich bij deze Kerk hebben aangesloten, daarom met Dr. Geelkerken's standpunt het eens zijn. Dat moge dan uit kerkelijk oogpunt te veroordeelen zijn, het moge ook van weinig eerbied getuigen voor de be slissing der Synode; maar uit dit lid zijn van de Kerk buiten het verband volgt niet zonder meer, dat men de autoriteit der Schrift aanrandt. En niet op het eerste, maar alleen op het laatste zou het aankomen bp de vraag, of een hoogleeraar aan den eisch vol doet van Artikel 2. En in de laatste plaats zouden we willen opmerken, dat, indien er eenige ongerustheid te dien opzichte ontstaan mocht zjjn, het in de eerste plaats de taak der curatoren is, die belast zijn met het toezicht op de hoogleeraren, om daarnaar een onderzoek in te stel len. Nu is het publiek bekend gewor den, en daarom mogen we er over schrjj ven, dat directeuren en curatoren een samenspreking over deze zaak hebben gehouden met die hoogleeraren, die zich üjj den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid buiten het verband hebben aangesloten. Laat men daarom thans van elke actie in deze zaak zich onthouden, en rustig afwachten, wat het resultaat dezer sa menspreking zal wezen. Op de jaarvergadering, die spoedig komt, zal er dan allicht gelegenheid we- RECLAME. bij Wielrijders. «m een I 5ch bij Wielrijders. een door de zon Verschroeide Huid, Schrijnen en Smetten.verzacht en Geneest Bij Apoth.en Drogisten" zen om, wanneer men dit noodig acht. vragen dienaangaande te stellen en zul len directeuren daarop zeker wel een antwoord willen geven. Bevredigt het antwoordt niet, dan heeft de ledenver gadering nog altoos het recht een en- 3uête-commissie te benoemen. Dat is e weg door onze statuten aangewezen en die weg is alleen juist. De Schotsche Kerken. In Schotland wordt, naar gemeld wordt, druk gesproken over hereeniging der beide Geref. Kerken van het lan£ In de Geref. Staatskerk is men alge meen voor vereeniging. In de Geref. Vrjje Kerk is deze instemming niet zoo algemeen. Wel heeft men in de vrije Kerk geen bezwaar tegeh de leer of kerkorde der Staatskerk. Deze is immers geheel gereformeerd. Doch de Staatskerk on derhoudt altijd nog eenige, zjj het dan ook vrn losse, betrekkingen met den Staat. En voor het Gereformeerd be wustzijn is zelfs het begrip van- een door den Staat „bevoorrechte" kerk on aannemelijk. De Gereformeerde wil niet een staat zonder godsdienst, doch cferf- calïsme acht hp een ramp voor KerS en Staat beide. Op dit punt is er aus nog eenige terughouding bp de Vrpe Kerk. Teneinde nu de meening te peilen, besloot de laatste Generale Svnoae der Vrije Kerk een rondvraag te houden oncfer al de plaatselijke gemeenten en bij al de classicale vergaderingen. Het resultaat is thans gepubliceeraT De uit slag is. dat 1122 gemeenten zich voor en 285 gemeenten zich tegen hereeni ging verklaarden. In de classes wa§ de meerderheid voor hereeniging nog .grooter. Van de 63 classes stemden er 38 bjj meerderheid voor, 23 eenstemmig voor en,slechts 2 tegen. De eerstvolgende generale synode heeft dus nu vasten grond onder de voeten. Toch is al zeker, dat *de meer derheid niet zonder meer de vereeniging doorzetten zal, daar men een afscheu ring van de minderheid voorkomen wil In den weg van onderhandeling en be spreking zal getracht worden, de bezwa ren der minderheid zoo mogelijk weg te nemen. Wellicht, dat de Staatskerk ook daartoe nog iets doen kan. In elk geval schijnt cle vereeniging der twee groote Geref. Kerken van Schotland nu dichtbij. In naam der vrijheid. De Sachsische Arbeiterzeitung" publi ceert een wetsontwerp, van de vereeni ging van proletarische vrijdenkers, welk ontwerp deze vereeniging aan de socia listische en communistische fracties van den Saksischen landdag heeft voorge legd. In de vijfde van de zes paragraphen van dit wetsontwerp heet het: „Aan personen beneden 10 jaar mag geen godsdienstonderwijs gegeven worden. Ook mogen ze met voor den aanvang van het schoolonderwijs ook niei in eenigen vrijen tijd naar godsdienstige of dergelijke kerkelijke samenkomsten worden meegenomen. Overtredingen wor den aan de overtreders of aan de ouders met geldstraffen of hechtenis gestraft". Dat de heeren voorstellers denkers zijn, is allicht te gelooven, doch dat zij vr o-denkers zijn, merkt het Hbld. zeer ter snede op, is niet zoo makkelijk te verstaan. Hun denken is toch wel van alle vrijheid voor anderen wars. Ook de orthodoxie der vrij denkers kan blijkbaar schrikkelijk inquisitoriaal z\jn. De Schoolraad. In de drie dagen van het door den Schoolraad voor de Scholen met den Bij bel gehouden examen werden geëxa mineerd 58 candidaten.Hiervan slaag den voor het diploma Schoolraau 44, voor de aanteekening Chr. Nationaal Onderwijs 42» voor de aanteekening voor Geref. Schoolverband 41. De volgende examens worden afge nomen op 1, 2 en 3 Juni a.s. FEUILLETON. De lotgevallen van John Fox 44) Daarna werd aangekondigd, dat de ta fel gereed was, en Mr. Fox hood Mrs. Flamstead de hand ,om haar naar de eetzaaj te geleiden. Hier deed zich een moeilijkheid voor die Mr. Fox zelf levendig scheen te gevoelen. Mrs. Flamstead had zoo vele jaren aan het boveneinde der tafel plaats gehad, maar Mr. Fox zeide: „Kom hier, mijn waarde Mrs. Flam stead; gij zijt gevoelig voor de koude; ga naast mij. bij het vuur zitten; Miss Nancy zal mij verplichten aan het boveneinde te gaan zitten." Men nam zwijgend plaats. 'tWas een moeilijk oogenhlik. Allerhande gewaarwordingen en duizenderlei her inneringen kwamen hun van alle zij den voor den geest, zoodat de maaltijd 'hun meer kwaad dan goed scheen te doen. 't Was een droevige marteling. De gastheer spande al zijn krachten in om het gesprek aan den gang te brengen en eenige vroolijkheid op te wekken; maar te vergeefs. „Ik zie wel, 'tzal niet lukken" riep de oude heer uit. met de hand op de tafel slaande. „Wijmoeten op een anderen toon zingen. Luistert, mijne vrienden, ik heb wat nieuws voor u. De klokkenmaker ik heb dezer da gen iets van hem gehoord leeft nog!" Als door een electrischen schok ge troffen, stonden allen van hun plaat sen op. „Hij leeft! Gij hebt wat van hem gehoord! Waar? Hoe?" Mi*. Flamstead staarde rond, alsof hij een spook zag. Zijn gelaat was doodsbleek, zijn oogen schenen uit zijn hoofd te puilen; met zijn linker hand woelde hij in zijn haren en met de rechter hield hij zich aan de tafel vast. „Hij leeft! Is mijn oom dan in En geland? Ik hen blij, dat ik hem nog eens zien zall" „Henry" zeide de gastheer plechtig, „zoudt gij den klokkenmaker herken nen, zoo gij hem zaagt? Zonden veer tig jaar afwezigheid zijn trekken niet uit uw geheugen hebben gewischt?" „Neen, neen! da/t kan ik niet geloo ven. Ik zie hem nog duidelijk voor mij staan, zooals hij op den laatsten dag vóór zijn vertrek ons bezocht; zijn trekken zijn door zoo menig bewijs van liefde in mijn hart geprent. Als ik hem zag, zou ik hem terstond her kennen 1" De grijsaard glimlachte en schudde toen het hoofd. „Henry" zeide hij, „gij bedriegt u; gij stelt hem u voor gelijk hij was, niet gelijk hij is. De tijd verandert veel. Gij hebt uw oom gezien en hem niet bekend. Hij is bij u geweest, heeft met u gesproken, maai- gij her- kendet hem niet. Ik hen Nicolaas Flamstead, de klokkenmaker! Er volgde een oogenhlik van stom me verbazing en daarop een 'gejuich van: „Gij, gij onze oom! Onze gelief de, zoo lang verloren oom!" „Nu zie ik het!" riep Henry Flam stead uit, met zijn hand het zweet van zijn voorhoofd vegende; „hoe kon ik zoo blind zijn? Hoe dikwijls heb ik gemeend die stem en de uitdrukking van dat oog te herkennen!" Hij sprong op, en nu volgde een.too- neel van herkenning, dat wij niet wa gen te beschrijven, en da/t de bedien den verwonderd aan elkander deed vragen, wat er gaande was. Toen de eerste oogenblikken van ver warring en opgewondenheid voorbij waren, zeide de grijsaard, terwijl zijn eogen van aandoening en vreugde schitterden: „Ja, ik ben de klokkenmaker! In dit buis werd ik geboren en bracht ik mijn jeugd en jongelingsjaren door; uit dit huis ging ik heen, toen ik een leven voor mij zei ven begon; de geze gende nagedachtenis mijner moeder leeft in dit buis: geen wonder dat het mij zoo dierbaar is. Gij zijt de eenige bloedverwanten die ik op de wereld bezit. Di«t huls, met al wat er in ie, is uw eigendom!" Zijn stem beefde van aandoening en hij kon niet verder spreken; lachen en snikken hoorde men rondom hem Later, toen hij zich hersteld had, zeide hij: wij moeten het nieuws aan Mrs. Westbrook doen weten; ik zal niet tevreden zijn voor zij en ik weer vrienden zjjn; zij is*een vrouw uit dui zenden, en ik zou niet gaarne zien dat de dag ten einde was voor wij den vrede geteekend hadden." Bij deze woorden sprongen al de kleintjes op en wilden heenloopen. „Neen! neen! wacht eens! wacht eens" riep de klokkenmaker. „George en Nancy, gaat gij er heen. Maar zou het niet te laat zijn voor de kinderen? Kom aan, het is heider maanlicht en zij woont slechts een kwartier ver; laat ze maar gaan! Gij zult hen en Mrs. Westbrook wel ontmoeten, want ik durf er wel wat onder verwedden, dat zij komen zal." Weg vlogen zij en de dorpelingen die nog buiten waren, vroegen elkan der verwonderd wat er toch gaande zou zijn. Spoedig stortte de geheele bende bij Mrs. Westbrook binnen. „On ze oom de klokkenmaker is gekomen! Onze oom de klokkenmaker is geko men! 't Is Mr. Fox. Hij is op het kas teel. Wij zijn er allen, en het is ons huis weer!" Ze grepen de verbaasde weduwe aan en begonnen ze met zich voort te trekken, zonder op Michel Shaw te letten, die in zijn beste kleeren gedost, bü de weduwe bet avondmaal ge bruikte. „Gij moet komen! Gij moet dadelijk komen! Hij zendt om u. Papa en ma ma verlangen naar u, allen verlangen dat gij mede komt!" De brave vrouw lachte en schreide tegelijk. „Wat is er toch te doen, Mrs. Westbrook? Wat is er toch te doen?" vroegen haar eenige dorpelingen. „Goed nieuws!" antwoordde de we duwe, naar het kasteel wijzende, maar zonder verder een woord te kunnen - 9preken. „Ja, goed nieuws, goed nieuws!" riepen de kinderen. „Onze oom de klokkenmaker is teruggekomen!' Deze tijding vloog van huis tot huis en hoe laat het ook was bereikte zij het oor van den klokkenluider. Eens klaps vloog hij naar den toren on vóór Mrs. Westbrook het kasteel bereikt had, liet de klok zich vroolijk hooren ter viering van de terugkomst dee klokkenmakers. Het wa3 een heerlijke avond, dien men op het kasteel doorbracht en vóór hij ten einde was, traden ook Mi chel Shaw en Tom Fletcher binnen. Die schalken! Ze waren reeds sedert lang in het geheim. De gewaande John Fox was verplicht geweest het hun mede te deelen. Een maand later, in Maart, werd er in de kerk te Dainsby afgelezen dat er trouwbeloften tusschen Michel en Mrs. Westbrook bestonden, terwijl in April een vroolijke bruiloft govierd werd. BINDB.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9