^oorzitten<
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 22 MEI 1926
DERDE BLAD
H Uit de Schriften, jjj
DE GEEST DER WAARHEID.
Maar wanneer de Trooster
zal gekomen zijn, Dien Ik u
zenden zal van den Vader, na
melijk de Geest der waarheid,
die van den Vader uitgaat,
Die zal van Mjj getuigen.
Joh. 15:2§.
Jezus zegt tot zijn discipelen eerst:
„Ik zal den Vader bidden, en Hij
zal u eea anderen Trc ter -2:2.1".
Dan spreekt hij van den Trooster, den
He'lig 1 Geest, „welken de Vader zen
den zal in mijnen naam". Nog later
heet het: „de Trooster, den ik u zen
den zal van den Vader".
Zoo maakt Jezus zijn d'scipelen meer
en meer du.delijk, vwel'k een nauwe
band er n tvs eken Hem en de i Troos
ter. En bij alle verschil tusschen heu
heden, waarin hij np£ bij hen is, en
de toekeert, waarin nij vnn '.en weg
zal zijn wordt er toch voor Lun za
ligheid gelijke zorg gedragen: ze zul
len n:et alleen zijn.
Zelfs is er vooruitgang: Jezus was
maar tijdelijk bij hen. en moest
weer henengaan tot deo Vader, maar
de Heiige Geest blijft bij hén in
der eeuwgheid. De Heilige Geest is
een andere Trooster: maa'* nie een
trooster van lager orde neen, Hij is
de Trooster, de eigenlijke, ware, vol
komen Trcorter.
Jezus noemt dezen Trooster den
Geest dcwaarhe'd. Wat zeg'" ons niet
de verbinding van deze beide nam cm
Troosten is zulk eea heerlijk werk.
Als ge er in slagen mooglt om een
mensch de droefheid te v:r achten, orn
hem op te beuren uit zijn bedrukt-
he:d, om hem te doen opstaan uit zijn
verslagenhe:d, en hem n'eiwen moed
in te storten, zoodat hij het leven weer
ingaat, wat is het een blijdschap
een voldoening.
Troosten, ge_ voelt er u toe gedwon
gen, zoo dikwijls ge uwen naaste ziet
neergebogen in smart en rouw. Wat
er nog van naastenliefde in uw booze
hart is overgebleven, zet er u toe
aan. Ge zoekt naar troostwoorden,
troostspreuken.
Maar ach, er wordt zooveel ij dele
troost geboden. Zooveel troost is er,
die niet meer is dan een enkele drup
pel in de vlam van uw smart, die ae
ziel verteert. En maar al te dikwijls is,
wat troost genoemd wordt, n:ets dan
een bedn-gelijke voorsprg l'ng, die
aan de droeve werkelijkheid niets ver
andert.
Maar deze Trooster is de Geest der
waarheid.
Want hij peilt de ellende van het
menschenhart, van het zondaarshart.
En Hij heeft alles, wat noodig is om
de verterende droefheid, waaruit onze
ziel schreit om den vrede Gods, te
stillen. Want deze Trooster is zelf
God, met den Vader en Christus.
Daarom is zijn troosten ook zoo
echt. Daarom past het zoo juist op
wat ons hart zoo onrustig maakt en
bedroeft. En Hij troost niet met ijdele
denkbeelden, niet met misleidende over
leggingen, niet met leugenachtige voor
stellingen, maar met de waarheid.
Hierin is deze Trooster dan weer
één met Jezus. Jezus zelf zegt: Ik ben
de weg, de waarheid en net leven
niemand komt tot den Vader dan door
mij. En de Trooster, dien hij van den
(Vader gezonden heeft, is de Ge-S.
der waarueid; riij is het, die ons door
.Christus tot den Vader doet gaan.
Daarom kan de Geest der waar
heid alleen de Trooster heeten.
De Trooster. Men heeft op deze
vertaling van het woord aanmerking
gemaakt. Men neeft er voor in de
g laats zoeken'te stellen net onverstaan-
are vreemde woord Parakleet.
En toch is die vertaling met Troos
ter zoo goed getroffen. Als gie dien
naam maar neemt in zijn vollen, rijken
zin.
Want wat is een trooster? Is dat
iemand, die in uw droefneid u een be
zoek brengt, en woorden van deelne-
m.ng apieoiti? O, zul'ke woojrdeii kun
nen u wel eens goed doen, zelfs meer,
dan uw bezoeker zelt vermoedt. Maar
een trooster is toch nog wat anders.
Is het dan iemand, dié mpt u komt
spreken en u wijst op zooveel goeds
dat God u nog liet, en uw oog richt
op het licht, dat in uw somberheid
bleef schijnen? Ook dat is kostelijk,
kostelijker nog dan deelneming in uw
leed.
Maar een trooster is toch nog meer
dan dat alles.
Trooster is degeen, die bij' u inkeert,
om u te ondersteunen, om met u mee
te leven in dagen van rouw, om uw
eenzaamheid te deelen, om uw ver
latenheid op te heffen. Zulk een troos
ter helpt u er doorheen, waar gij be
zwijken zoudt. Hij richt u op, waar
gij in moedeloosheid zoudt blijven neer
zitten.
Zoo zijn er, al zijn ze schaarsch, on
der menschen troosters. Maar wat die
menschen slechts ten deele zijn, dat
is de Geest der waarheid volkomen,
met Goddelijke kracht.
En dit is het wonderlijke, het God
delijke, het bii de menschen onmoge
lijke, dat deze Trooster het kwade
met voor u wegneemt, maar u zelf
sterkt om het te dragen, dat Hij zijn
kracht in uw zwakneid volorengt en
verheerlijkt.
Dit is op den Pinksterdag voor de
femeente van Christus, die Hij' op aar-
e achterliet, werkelijkheid geworden
Toen heeft Hij hun den Trooster ge
zonden van den Vader. En aanstond©
heeft deze Trooster, de Geest der
waarheid, getuigd. Getuigd niet alleen
tot de discipelen, maar door de dis
cipelen, tot He wereld.
Zoo zijn zij zei ven Jezus' getuigen
feworden. Maar de aandr.ft, de kracht
aartoe en zelfs de klanken en woor
den, waarin het geschiedde, het kwam
alles van d en Geest. Zij spraken met
vreemde talen, zooals de Geest hun
gaf uit te spreken.
En ook de uitwerfring van dit ge
tuigenis op de hoorders, bewees, dat
hier een meer dan menschelijk getui
genis voorhanden was.
Zoo woont de Trooster, de Gees:
der waarueil, nog steeds in de ge
meente van Christus, en nog steeds
getuigt Hij in en door haar.
Het leven van deze wereld wordt
hoe langer hoe droeviger, en almeer
troosteloos. En wat men najaagt om
levensgenot en levens vermaak te oere.-
ken, het is zoo hol als de wind. Al-
meer zoeken de le d ende gee Jen hun
kracht niet in wat hun nog uit een
Christelijk verleden aan waarheid over
bleef, maar in de valsche bespiege
lingen, in de leugenachtige levens en
wereldbeschouwingen van het aan God
ontzonken menschenhart.
Zij het ons een aansporing om voor
dien eenigei Trooster, den Geest der
waarheid, ons hart te ontsluiten.
En dan niet om zijn venroostingen
alleen in te drinken, maar om door
zijn getuigenis "ook zelf te getuigen
en zelf een trooster te worden, die
de waarheid uitdraagt.
Opdat de He.ligê Gëes^ ook door
ons verheerlijkt worde, en in Hem de
Vader en Christus, onze Heere.
DOOR JUUBLENDE DAGEN!
Door juublende dagen
En zingende nachten
Word ik gedragen
Naar vreugden die wachten.
De brandende uren
Rondom mij stoeien,
Als vreugdevuren.
Die nimmer verschroeien.
De goudene glansen.
Die m'overspreiden.
Zij vlechten hun kransen
Tot mijn verblijden.
En weeldrige aromen
Mij blank omzweven
En liederen komen,
Van klank geweven.
Mijn juichende denken
Voert m'in de luchten
En lachende wenken
Mij nieuwe genuchten
Ik ijl door de tijden
Als lichtende droomen;
.De tijden verglijden
En schoonere komen.
Naar vreugden, die wachten
Word ik gedragen
Door zingende nachten
En juublende dagen!
KERKEN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Zestal: Te Vlaardingen, D. J. van
de Graaf te Ridderkerk, W. L. Mulder
te Enter. A. Luteyn te Muiden, H. J.
van Schuppen te Groot-Ammers, K. J.
van den Berg te Amersfoort en G. Be-
nes te Monster.
Beroep'en: Te Gasselternjjeveen,
Dr., D. Siemelink tie Burum.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Bolnes, C. J. Wie-
lenga te Zierikzee. Te Emmen, A. Wijn
gaarden te Baarland.
CHR. GEREP. KERK.
Beroepen: Te Ouderkerk a. d. Am-
stel, J. Jongeleen te Hilversum.
Algemeen" Synodale Commissie der
Ned. Herv. Kerk.
Verschillende verzoeken om inlich
ting en voorlichting worden behandeld
en declaraties van bouwkundigen wor
den goedgekeurd.
Tot leden van de spoedcommissie wor
den benoemd de heeren A. B. te Winkel,
en Mr. H. J. M. Ttjssens; tot hunne se
cundi de heeren D. Eilerts de Haan
en Dr. W. J. Aalders. Dezelfde heeren
worden benoemd tot gecommitteerden
en secundi voor het toezicht op de
administratie van den quaestor-generaal
De president, Dr. Weyland, brengt
aan het einde der voorjaarsvergadering
dank aan de Heeren Mr. Schoch en
Dr. Callenbach, wier zittingstijd is ver
streken.
Daarna wordt de vergadering met ge
bed gesloten.
Artikel 36.
Aan de redactie van de „Wekker",
het orgaan der Chr. Geref. Kerk. werd
gevraagd, of het wel noodzakelijk is
dat de Chr. Geref. Kerk zich uitspreekt
ten opzichte 'van art. 36 der Nea. Ge
loofsbelijdenis, opdat ons niet door den
eenen Dienaar des Woords dit en door
den anderen weer wat anders daarom
trent verkondigd worde?"
Ds. Geels te Apeldoorn antwoordt
hierop als volgt:
„Deze zaak is, geljjk al is opgemerkt,
niet zoo eenvoudig als men denkt. Reeds
het feit, dat er zooveel verschil van
uitleg is, maant tot voorzichtigheid. Of
meent V., dat, als de Kerk zich over
dit artikel heeft uitgesproken, dat dan
daarmede de zaak beslecht is? Heeft
men behoefte, dat de Kerk zich ten
deze uitspreke, welnu, men volge den
kerkelijken weg, en brenge de zaak
ter Generale Synode".
Per advertentie.
Voorziening in den Dienst des Woords
zegt „De Heraut", word ai meer per
advertentie gevraagd en aangeboden.
Tot dusver waren het alleen dienstdoen
de of emeriti predikanten en candida-
ten, die publiek uitgenoodigd werden
of zich beschikbaar stelden.
De vorige week echter stelde een
Kerkeraatl ook de hoogleeraren in de
gelegenheid te solliciteeren: „welke
Prof., Pred., em.-Pred. of Cand
Dat aan een Prof. de voorkeur zal
worden gegeven, staat er niet bjj; de
„keus" Kan aus ook vallen op een can-
didaat, indien b.v. diens reiskosten be
duidend minder zjjn
Zou het langzamerhand geen tijd wor
den, te breken met een dergelijke, de
bediening des Woords naar beneden ha
lende wijze van adverteeren?
Ook een mobilisatie.
In de „Hervorming" wordt gemeld,
dat de heeren G. A. de Ridder, Amster
dam en Ds. M. C. v. Wijhe, Barchem,
resp. voorzitter en vice-voorzitter der
Vereeuiging van Vrijzinnig Hervormden
in Nederland een groote, ofschoon on-
gemeene mobilisatie op touw zetten.
Een mobilisatie van dertien duizend
Hollandsche guldens naar Amsterdam.
En dat drie jaren achtereen. Om wel
ke reden?
Wel, de acht grootste steden van ons
land, tellende samen ongeveer één en
driekwart millioen zielen, hebben on
der haar geestelijke dienaren in de Ned.
Herv. Kerk wei 108 orthodoxe predi
kanten, maai- niet één vrijzinnige.
Toch zijn in deze plaatsen tienduizen
den vrijzinnig godsdenstige lidmaten in
de Ned. Herv. Kerk. De orthodoxie ont
houdt dezen alle rechten, alle geeste
lijke leiding, alle geestelijke middelen
om het godsdienstig leven te sterken.
En orthodox willen deze Protestanten
niet geleid worden.
Als uitkomst wordt nu voorgesteld,
een mobilisatieorder, een mobilisatie van
metalen soldaten, een opmarsch van der
tien duizend Hollandsche guldens naar
de Hoofdstad.
,,Dan zijn den volgenden dag bij
wijze van spreken zegt „De Hervor
ming" twee geestelijke posten in de or
thodoxe Ned. Herv. hootdstelling in vrjj
zinnige handen."
Drie jaren achtereen moet 'die op
marsch plaats hebben.
Wij zjjn nieuwsgierig, of deze mobi
lisatie slagen zal.
De positie der Vrije Universiteit.
In „De Heraut schrijft Prof. Dr. H.
H. Kuyper eeu uitvoerig artikel over
de moeilijkheden, waarin de Vrije Urn
versiteit verkeert, tengevolge van het
conflict, dat in de Geref. Kerken uit
brak.
Aan dit artikel ontleenen wp het vol
gende:
„Niet de vraag, tot welke Kerk men
behoort, maar hoe men staat tegenover
de Gereformeerde beginselen, of wil
men. tegenover de Belijdenis, is de
maatstaf, die hier, bij de beoordeeling
der professoren, moet worden aange
legd. Alleen wanneer bleek, dat hoog-
ieeraren hiervan afweken, zou er aan
leiding wezen om tot maatregelen over
te gaan, die het gevaar van verzwak
king van deze beginselen zouden wegne
men. Nu is het ongetwijfeld juist, dat
het conflict tusschen Dr. Geelkerken
en de Synode van Assen niet een of an
der kerkrechtelijk punt, maar de be
lijdenis van het gezag der Heilige
Schrift betrof, en dus wel degelijk de
Gereformeerde beginselen raakt, want
onder deze Gereformeerde beginselen
neemt het gezag der Schrift zelfs de
eerste en voornaamste plaats in.
En al is onze Universiteit, behalve
dan voor haar theologische professoren
aan een dogmatische uitspraak der sy
node niet gebonden, toch zal wel nie
mand ontkennen, dat zulk een uitspraak
van de Synode der Geref. Kerken ook
voor onze Hoogeschool van hoog be
lang is in verband met Artikel 2 der
Statuten.
In zooverre staat het conflict dus
wel degelijk met art. 2 der Statuten in
verband en is het ook te begrijpen, dat
men met zekere ongerustheid zich af
vraagt, of degenen, die aan de zijde van
Dr. Geelkerken staan, wel trouw aan
dit fundamenteele Gereformeerde be
ginsel zijn gebleven. Toch onderscheide
men hier wel. Het is zeer goed denkbaar
dat iemand, die het met de dogmatische
beslissing der Synode eens is, en geen
den minsten twijfel koestert aangaande
hetgeen in Gen. 2 en 3 ons wordt ver
haald, toch om kerkrechtelijke of an
dere redenen meent zich bp den Ker-
keraaa van Amsterdam-Zuid buiten het
verband te moeten voegen, wanneer hij
daar woont. Wel niemand zal meenen,
dat al de leden, die zich bij deze Kerk
hebben aangesloten, daarom met Dr.
Geelkerken's standpunt het eens zijn.
Dat moge dan uit kerkelijk oogpunt
te veroordeelen zijn, het moge ook van
weinig eerbied getuigen voor de be
slissing der Synode; maar uit dit lid
zijn van de Kerk buiten het verband
volgt niet zonder meer, dat men
de autoriteit der Schrift aanrandt. En
niet op het eerste, maar alleen op het
laatste zou het aankomen bp de vraag,
of een hoogleeraar aan den eisch vol
doet van Artikel 2.
En in de laatste plaats zouden we
willen opmerken, dat, indien er eenige
ongerustheid te dien opzichte ontstaan
mocht zjjn, het in de eerste plaats de
taak der curatoren is, die belast zijn
met het toezicht op de hoogleeraren,
om daarnaar een onderzoek in te stel
len. Nu is het publiek bekend gewor
den, en daarom mogen we er over schrjj
ven, dat directeuren en curatoren een
samenspreking over deze zaak hebben
gehouden met die hoogleeraren, die zich
üjj den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid
buiten het verband hebben aangesloten.
Laat men daarom thans van elke actie
in deze zaak zich onthouden, en rustig
afwachten, wat het resultaat dezer sa
menspreking zal wezen.
Op de jaarvergadering, die spoedig
komt, zal er dan allicht gelegenheid we-
RECLAME.
bij Wielrijders.
«m een
I 5ch
bij Wielrijders.
een door de zon Verschroeide Huid,
Schrijnen en Smetten.verzacht en
Geneest
Bij Apoth.en Drogisten"
zen om, wanneer men dit noodig acht.
vragen dienaangaande te stellen en zul
len directeuren daarop zeker wel een
antwoord willen geven. Bevredigt het
antwoordt niet, dan heeft de ledenver
gadering nog altoos het recht een en-
3uête-commissie te benoemen. Dat is
e weg door onze statuten aangewezen
en die weg is alleen juist.
De Schotsche Kerken.
In Schotland wordt, naar gemeld
wordt, druk gesproken over hereeniging
der beide Geref. Kerken van het lan£
In de Geref. Staatskerk is men alge
meen voor vereeniging. In de Geref.
Vrjje Kerk is deze instemming niet zoo
algemeen.
Wel heeft men in de vrije Kerk geen
bezwaar tegeh de leer of kerkorde
der Staatskerk. Deze is immers geheel
gereformeerd. Doch de Staatskerk on
derhoudt altijd nog eenige, zjj het dan
ook vrn losse, betrekkingen met den
Staat. En voor het Gereformeerd be
wustzijn is zelfs het begrip van- een
door den Staat „bevoorrechte" kerk on
aannemelijk. De Gereformeerde wil niet
een staat zonder godsdienst, doch cferf-
calïsme acht hp een ramp voor KerS
en Staat beide. Op dit punt is er aus
nog eenige terughouding bp de Vrpe
Kerk.
Teneinde nu de meening te peilen,
besloot de laatste Generale Svnoae der
Vrije Kerk een rondvraag te houden
oncfer al de plaatselijke gemeenten en
bij al de classicale vergaderingen. Het
resultaat is thans gepubliceeraT De uit
slag is. dat 1122 gemeenten zich voor
en 285 gemeenten zich tegen hereeni
ging verklaarden.
In de classes wa§ de meerderheid voor
hereeniging nog .grooter. Van de 63
classes stemden er 38 bjj meerderheid
voor, 23 eenstemmig voor en,slechts 2
tegen.
De eerstvolgende generale synode
heeft dus nu vasten grond onder de
voeten. Toch is al zeker, dat *de meer
derheid niet zonder meer de vereeniging
doorzetten zal, daar men een afscheu
ring van de minderheid voorkomen wil
In den weg van onderhandeling en be
spreking zal getracht worden, de bezwa
ren der minderheid zoo mogelijk weg
te nemen. Wellicht, dat de Staatskerk
ook daartoe nog iets doen kan.
In elk geval schijnt cle vereeniging
der twee groote Geref. Kerken van
Schotland nu dichtbij.
In naam der vrijheid.
De Sachsische Arbeiterzeitung" publi
ceert een wetsontwerp, van de vereeni
ging van proletarische vrijdenkers, welk
ontwerp deze vereeniging aan de socia
listische en communistische fracties van
den Saksischen landdag heeft voorge
legd.
In de vijfde van de zes paragraphen
van dit wetsontwerp heet het: „Aan
personen beneden 10 jaar mag geen
godsdienstonderwijs gegeven worden.
Ook mogen ze met voor den aanvang
van het schoolonderwijs ook niei in
eenigen vrijen tijd naar godsdienstige
of dergelijke kerkelijke samenkomsten
worden meegenomen. Overtredingen wor
den aan de overtreders of aan de ouders
met geldstraffen of hechtenis gestraft".
Dat de heeren voorstellers denkers
zijn, is allicht te gelooven, doch dat zij
vr o-denkers zijn, merkt het Hbld. zeer
ter snede op, is niet zoo makkelijk te
verstaan. Hun denken is toch wel van
alle vrijheid voor anderen wars.
Ook de orthodoxie der vrij denkers
kan blijkbaar schrikkelijk inquisitoriaal
z\jn.
De Schoolraad.
In de drie dagen van het door den
Schoolraad voor de Scholen met den Bij
bel gehouden examen werden geëxa
mineerd 58 candidaten.Hiervan slaag
den voor het diploma Schoolraau 44,
voor de aanteekening Chr. Nationaal
Onderwijs 42» voor de aanteekening
voor Geref. Schoolverband 41.
De volgende examens worden afge
nomen op 1, 2 en 3 Juni a.s.
FEUILLETON.
De lotgevallen van John Fox
44)
Daarna werd aangekondigd, dat de ta
fel gereed was, en Mr. Fox hood Mrs.
Flamstead de hand ,om haar naar de
eetzaaj te geleiden.
Hier deed zich een moeilijkheid voor
die Mr. Fox zelf levendig scheen te
gevoelen. Mrs. Flamstead had zoo vele
jaren aan het boveneinde der tafel
plaats gehad, maar Mr. Fox zeide:
„Kom hier, mijn waarde Mrs. Flam
stead; gij zijt gevoelig voor de koude;
ga naast mij. bij het vuur zitten; Miss
Nancy zal mij verplichten aan het
boveneinde te gaan zitten."
Men nam zwijgend plaats. 'tWas
een moeilijk oogenhlik. Allerhande
gewaarwordingen en duizenderlei her
inneringen kwamen hun van alle zij
den voor den geest, zoodat de maaltijd
'hun meer kwaad dan goed scheen te
doen. 't Was een droevige marteling.
De gastheer spande al zijn krachten
in om het gesprek aan den gang te
brengen en eenige vroolijkheid op te
wekken; maar te vergeefs.
„Ik zie wel, 'tzal niet lukken" riep
de oude heer uit. met de hand op de
tafel slaande. „Wijmoeten op een
anderen toon zingen. Luistert, mijne
vrienden, ik heb wat nieuws voor u.
De klokkenmaker ik heb dezer da
gen iets van hem gehoord leeft
nog!"
Als door een electrischen schok ge
troffen, stonden allen van hun plaat
sen op. „Hij leeft! Gij hebt wat van
hem gehoord! Waar? Hoe?"
Mi*. Flamstead staarde rond, alsof
hij een spook zag. Zijn gelaat was
doodsbleek, zijn oogen schenen uit
zijn hoofd te puilen; met zijn linker
hand woelde hij in zijn haren en met
de rechter hield hij zich aan de tafel
vast.
„Hij leeft! Is mijn oom dan in En
geland? Ik hen blij, dat ik hem nog
eens zien zall"
„Henry" zeide de gastheer plechtig,
„zoudt gij den klokkenmaker herken
nen, zoo gij hem zaagt? Zonden veer
tig jaar afwezigheid zijn trekken niet
uit uw geheugen hebben gewischt?"
„Neen, neen! da/t kan ik niet geloo
ven. Ik zie hem nog duidelijk voor
mij staan, zooals hij op den laatsten
dag vóór zijn vertrek ons bezocht; zijn
trekken zijn door zoo menig bewijs
van liefde in mijn hart geprent. Als
ik hem zag, zou ik hem terstond her
kennen 1"
De grijsaard glimlachte en schudde
toen het hoofd.
„Henry" zeide hij, „gij bedriegt u;
gij stelt hem u voor gelijk hij was,
niet gelijk hij is. De tijd verandert
veel. Gij hebt uw oom gezien en hem
niet bekend. Hij is bij u geweest,
heeft met u gesproken, maai- gij her-
kendet hem niet. Ik hen Nicolaas
Flamstead, de klokkenmaker!
Er volgde een oogenhlik van stom
me verbazing en daarop een 'gejuich
van: „Gij, gij onze oom! Onze gelief
de, zoo lang verloren oom!"
„Nu zie ik het!" riep Henry Flam
stead uit, met zijn hand het zweet van
zijn voorhoofd vegende; „hoe kon ik
zoo blind zijn? Hoe dikwijls heb ik
gemeend die stem en de uitdrukking
van dat oog te herkennen!"
Hij sprong op, en nu volgde een.too-
neel van herkenning, dat wij niet wa
gen te beschrijven, en da/t de bedien
den verwonderd aan elkander deed
vragen, wat er gaande was.
Toen de eerste oogenblikken van ver
warring en opgewondenheid voorbij
waren, zeide de grijsaard, terwijl zijn
eogen van aandoening en vreugde
schitterden:
„Ja, ik ben de klokkenmaker! In
dit buis werd ik geboren en bracht ik
mijn jeugd en jongelingsjaren door;
uit dit huis ging ik heen, toen ik een
leven voor mij zei ven begon; de geze
gende nagedachtenis mijner moeder
leeft in dit buis: geen wonder dat het
mij zoo dierbaar is. Gij zijt de eenige
bloedverwanten die ik op de wereld
bezit. Di«t huls, met al wat er in ie,
is uw eigendom!"
Zijn stem beefde van aandoening
en hij kon niet verder spreken; lachen
en snikken hoorde men rondom hem
Later, toen hij zich hersteld had,
zeide hij: wij moeten het nieuws aan
Mrs. Westbrook doen weten; ik zal
niet tevreden zijn voor zij en ik weer
vrienden zjjn; zij is*een vrouw uit dui
zenden, en ik zou niet gaarne zien dat
de dag ten einde was voor wij den
vrede geteekend hadden."
Bij deze woorden sprongen al de
kleintjes op en wilden heenloopen.
„Neen! neen! wacht eens! wacht
eens" riep de klokkenmaker. „George
en Nancy, gaat gij er heen. Maar zou
het niet te laat zijn voor de kinderen?
Kom aan, het is heider maanlicht en
zij woont slechts een kwartier ver;
laat ze maar gaan! Gij zult hen en
Mrs. Westbrook wel ontmoeten, want
ik durf er wel wat onder verwedden,
dat zij komen zal."
Weg vlogen zij en de dorpelingen
die nog buiten waren, vroegen elkan
der verwonderd wat er toch gaande
zou zijn. Spoedig stortte de geheele
bende bij Mrs. Westbrook binnen. „On
ze oom de klokkenmaker is gekomen!
Onze oom de klokkenmaker is geko
men! 't Is Mr. Fox. Hij is op het kas
teel. Wij zijn er allen, en het is ons
huis weer!"
Ze grepen de verbaasde weduwe
aan en begonnen ze met zich voort te
trekken, zonder op Michel Shaw te
letten, die in zijn beste kleeren gedost,
bü de weduwe bet avondmaal ge
bruikte.
„Gij moet komen! Gij moet dadelijk
komen! Hij zendt om u. Papa en ma
ma verlangen naar u, allen verlangen
dat gij mede komt!"
De brave vrouw lachte en schreide
tegelijk. „Wat is er toch te doen, Mrs.
Westbrook? Wat is er toch te doen?"
vroegen haar eenige dorpelingen.
„Goed nieuws!" antwoordde de we
duwe, naar het kasteel wijzende, maar
zonder verder een woord te kunnen -
9preken.
„Ja, goed nieuws, goed nieuws!"
riepen de kinderen. „Onze oom de
klokkenmaker is teruggekomen!'
Deze tijding vloog van huis tot huis
en hoe laat het ook was bereikte zij
het oor van den klokkenluider. Eens
klaps vloog hij naar den toren on vóór
Mrs. Westbrook het kasteel bereikt
had, liet de klok zich vroolijk hooren
ter viering van de terugkomst dee
klokkenmakers.
Het wa3 een heerlijke avond, dien
men op het kasteel doorbracht en
vóór hij ten einde was, traden ook Mi
chel Shaw en Tom Fletcher binnen.
Die schalken! Ze waren reeds sedert
lang in het geheim. De gewaande John
Fox was verplicht geweest het hun
mede te deelen.
Een maand later, in Maart, werd er
in de kerk te Dainsby afgelezen dat
er trouwbeloften tusschen Michel en
Mrs. Westbrook bestonden, terwijl in
April een vroolijke bruiloft govierd
werd.
BINDB.