NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 22 MEI 1929 TWEEDE BLAD. WAT DE BLADEN ZEGGEN. Staten. Amerikaansche practijken. Het „Handelsblad" schrijft naar aan leiding van de Kamerzitting, waarin de interpellatie-Lovink behandeld werd: Wie bol zegt, zegt tulp en hyacinth, wie tulp en hyacinth zegt, zegt Noord en Zuid-Holland, en wie Noord- en Zuid-Holland zegt, zegt Nederland. Zoo zou men een bekend gezegde van minister van Karnebeek kunnen varieeren in den strijd dien de heer Lovink per interpellatie aanbond te gen de Amerikaansche practijken tot wering van den invoer onzer bloem bollen. In 't kweeken van tulpen- en hya- cinthenbollen zijn onze bollebazen nu eenmaal bolleboozen en wanneer men beweert, dat ze ziek goed exporteeren, is dat hun eer te na. Maar bovendien komt men er ook het belang van een groote strook lands mee te na. Het belemmeren van den invoer onzer bollen is dus, al heeten die dingen in het Engelsch ook „onions" allesbe halve uiig voor ons en de interpella tie-Lov'nk, waarop minister Kan een kloek en duidelijk antwoord deed klin ken, heeft volkomen klaar doen zien. ,dat er aan onzen phytopathologischen dienst niets mankeert en dat ie heele Amerikaansche bewering over be smettingsgevaar de ziektebron zit in Amerika zei de interpellant; het wemelt daar van zieke bollen niets is dan een laf voorwendsel tot het nekken van onzen invoer., Het is heel doorzichtig, zei minister Kan: Amerika is voor de Amerikanen en zoodra men daarginds iemand niet meer noodig meent te hebben, sluit men hem buiten. Deed men dat nu ten minste maar openlijk, dan behoef den wij althans geen noodelooze moeite'en kosten aan den uitvoer naar 'Amerika te besteden, maar nu hetge- beuVt onder voorwendsel van ziekten, brengt, men meteen de klad in den goeden naam van het product. Het is inderdaad een jammerlijk ge doe een natie volkomen onwaardig, die zich zoo graag groot noemt en in menig opzicht ook is. Want in deze geschiedenis kan de roem van „the biggest" toch zeker alleen worden ge zocht in het verkondigen van the big gest lie. Een maatregel als de Mc. Kiiiley-Bill waarmee indertijd onze J>eli-tabak tijdelijk werd genekt, was ruw, maar althans ronduit. Maar hoe geniepig pn unfair is dit werken met ongegronde voorwendsels! En dan: Waar is nu die vriendschap voor ons, waarover in Amerika soms zoo hardroerend wohdt getoast? En waar is de eerbied voor de kleine na ties waarvan men daarginds in den oorlog den mond zoo vol had? Minis ter van Karnebeek zei 't diplomatiek- zachtzinnig in de enkele woorden waarmee hij in de bespreking ingreep: Het is de vraag, of dit optreden strookt met goede verhoudingen en .met de Amerikaansche beginselen zeiven. Inderdaad, uncle Sam! Want dit is geen fair play. Heel Nederland op de fiets. Heel Nederland op de fiets dien indruk krijgt men, zegt de „Rotter dammer", bij bestudeering van den belastingstaat van de maand April van dit jaar. In de vier verschehen maanden van dit jaar bracht de rijwielbelasting reeds op f 5.880.000 tegen f 5.610.000 in het vorige jaar. Over heel 1925 was de opbrengst f 6.480.195, zoodat 2.162.065 belasting plaatjes van f 3 per stuk werden uit gegeven. Op een bevolking van ruim 7 mil lioen inwoners meer dan 2 millioen fietsen! Trekt men ouden, kinderen, invali den af dan is zeker niet te hoog de be rekening van het „Handelsblad dat op iedere drie personen in Nederland een fiets voorkomt. Te meer, als men rekening houdt met de omstandigheden waarop het „Handelsblad" wijst en die het aantal fietsen nog doet uitkomen boven de gegeven plaatjes. „Ivostelooze uitreiking van plaatjes heeft plaats voor rijwielen, die uitslui tend bereden worden door hoofden van gezinnen, die voor hun beroep of bedrijf een rijwiel noodig hebben en voor het loopende belastingjaar niet in de Rijksinkomstenbelasting werden aangeslagen. Dit loopt nog in de tien duizendtallen. AHeen reeds in 1925 bij na 62000 stuks. Dan heeft nog koste- looze uitreiking plaats voor rijwielen, die bereden worden door diplomatieke en beroepsconsulaire ambtenaren van vreemde mogendheden met hun gezin en personeel. Ten slotte wijzen we er op, dat ook geen belastingmerk ver- eischt wordt voor kinderrijwielen, driewielige rijwielen'bestemd voor ge brekkige personen, dienstrijwielen der Land- of Zeemacht, van het staatsbe drijf der Posterijen en Telegrafie, rij wielen bereden door ambtenaren der Rijks- of Gemeentepolitie in uniform en door nie't hier te lande wonende personen, die tijdelijk en niet langer dan drie maanden hier te lande ver blijven en niet geregeld binnen het Rijk komen. Bedenkt men dan, dat verschilende personen voor hun fietsen één plaatje ruilen, dan krijgt men een idee van ie liefde, waarmede het Nederlandsche volk verbonden is aan de fiets. Eene perfecte gedaohte was het van Minister Colijn om voor die liefde een offer te eischen. STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMER. Vergadering van gisteren Droogmaking Zuiderzee. Zooals wij gisteren reeds meldden het bericht werd een weinig ver werkt heeft de Eerste Kamer het ontwe,rp tot wijziging van de wet tot afsluiting en droogmaking van de Zui derzee aangenomen. Aan de rede waarmede Minister VAN DER VEGTE het ontwerp tegen de aanvalen van den heer Verkoute ren verdedigde, ontleenen wij nog het volgende: Spr. zou, met de bescheidenheid, die hier om verschillende redenen past, vragen, of hij tegen het ontwerp heeft geopponeerd op een wijze, die in over eenstemming met de waarde van net werk was, en of hij het hoofd van het Departement pijn moest doen. De critiek van den heer Verkouteren zou wellicht gerechtvaardigd zijn, als de regeering het wetsontwerp op bral lenden toon had ingediend. Was dat het geval geweest, dan zou een critiek op gelijke wijze juist geweest zijn en spr. zou schuldbewust het hoofd ge bogen hebben. Maar zoo is het niet ge gaan. De heer Verkouteren heeft ge zegd, dat hij om de begrootingen van Waterstaat niets gaf en hij heeft in de geschiedbooeken, van de middeleeu wen af, nageplozen, wat er ajzoo ge schied is. Spr. heeft niet den tijd gehad om alle cijfers van den heer Verkoute ren na te gaan. Dan zou hij ook de consumptietent hebben moeten gaan bezichtigen bij de opening van het Noordzeekanaal, waarin, naar de heer Verkouteren zeide, een deur verkeerd wordt geplaatst. De heer Verkouteren heeft het Pa namakanaal genoemd, maar daarbij vergiste hij zich. Dit werk, zooals'het door de Amerikaansche regeering is uitgevoerd, is geraamd op 375 millioen dollar en 3 millioen dolar beneden de raming uitgevoerd. De heer Verkouteren heeft voorts gewezen op de mogelijkheid van ver traging door staking; spr. evenwel meent, wel 99 pct.« zekerheid te kun nen geven, dat het werk op deze wijze niet zal worden vertraagd. In de derde plaats heeft de heer Ver kouteren de vrees voor malversatiën geuit. Dat heeft spr. pijn gedaan. Al zijn er af en toe betreurenswaardige malversatiën gepleegd, dat neemt niet weg, dat ons volk een eerlijk volk is gebleven en spr. zal zorgen, dat zoo lang hem het vaandel van Waterstaat is toevertrouwd, op dit vaandel geen smet zal worden geworpen. Het spijt hem, met het oog op de jaren en de po sitie van den heer Verkouteren, dat hij hem vragen moet, van het Depar tement van Waterstaat en zijn ambte naren af te blijven. Het is juist dat aan het gereed gekomen werk in den afsluitdijk schade is toegebracht door stormen e.d. en een angstvallig Neder lander zal wellicht zeggen, dat we veel grooter werk, dat nog rest, niet moe ten aanpakken. Maar dat is niet de stemming, waar in het werk moet worden aangepakt, dat moet geschieden in een stemming van moed en vertrouwen. Hiermede meent spr. op het min of meer per soonlijke in de oppositie van den heer Verkouteren geantwoord te hebben. Er is verder gewezen op het onvol doende van het werk, dat niet aan het bezwaar der overbevolking een eind zal maken. Spr. is geen kwakzalver, die voor alle kwalen een geneesmiddel heeft. Voor den nazaat zal het bevol kingsvraagstuk een vraagstuk blijven, maar spr. zou den heer Verkouteren willen vragen, of hij misschien oen universeel geneesmiddel kent. Hij heeft gewezen op de woeste gronden. Maar moeten we de vruchtbare gron den in de Zuiderzee laten liggen, omdat we de woeste gronden hebben? Indien spr. met een wetsontwerp kwam van 500 millioen, te besteden aan de ont ginning van woeste gronden, dan vreest hij, dat alleen de heer Verkou teren ervoor zou stemmen en dat de andere 49 leden er tegen zouden zijn. Spr. meent hiermede te kunnen vol staan. Spr. vervolgt, dat hij als hij vroeger voor een examen stond, zei: „het kan me niets schelen" in dien tijd ge bruikte bij een minder parlementair woord „hoe ik door het examen kom, als ik er maar kom". Spr. zou hier zeggen: „Het kan me niet schelen, hoe groot de meerderheid is", maar op een meerderheid stelt hij wel prijs. Evenwel als het examen achter den rug was, was het toch wel eens een verheuging als het goed geweest was. Zoo zou het spr. buitengewoon ver heugen, als het ontwerp met algemee- ne stemmen werd aangenomen. Het zal voor de leiders van het werk een ruggesteun zijn als zij weten, dat zij gesteund worden door het geheele Ne derlandsche volk. Spr. hoopt dat de heer Verkouteren zich zal scharen naast de heeren Wibaut, Smeenge en Wêsterdijk. De heer VERKOUTEREN (C.-H.) heeft bij het noemen van malversatiën geen oogenblik gedacht aan de ambte naren van Waterstaat. En dat hij niet met een jubelstemming in. den afgrond wil loopen, is volkomen geoorloofd. Het Wetsontwerp wordt z. h. s. aan genomen, met aanteekening dat de heer Verkouteren tegen is. Verscheidene leden wenschcn den Minister geluk. TWEEDE KAMER. Vergadering vangisteren. Binnenl. Zaken en Landbouw. De heer v. d. WAERDEN (S.D.) wenscht aan Ged. Staten en Prov. Sta ten grootere bevoegdheden toe te ken nen. De heer BRAAT (P.B.) dringt aan op verkorting van den Zomertijd. De heer VLIEGEN (S.D.) informeert naar de werkzaamheden van de Staats commissie voor de financieele verhou ding tusschen Rijk en Gemeenten. De heer ZIJLSTRA (A.R.) bespreekt de samenwerking van gemeenten. Hij gelooft dat met de totstandkoming van de wet op de gewestelijke uitbrei dingsplannen vele annexatie-plannen zullen verdwijnen. De heer DUYMAER VAN TWST (A. R.) vraagt de medewerking van den minister voor een meer bevredigende oplossing in verband met de rechten, op de scheepvaart. De beurtvaart heeft per jaar niet minder dan 3 a 4 mil lioen te betalen. De heer KAMPSCHOER (R.K.) zou de forensenbelasting voor arbeiders willen afschaffen omdat deze niet steeds in de gemeente waar zij wer ken, een woonplaats kunnen vinden. Aan den anderen kant is het billijk de forensenbelasting uit te breiden tot buitenlandsche maatschappijen, die hier gevestigd zijn. De heer HERMANS (R.K.) sluit zich hierbij aan. De heer GERHARD (S.D.) komt op tegen den aandrang van den heer v. d. Heuvel, om-samenvoeging van ge meenten op te schorten. De heer LANGMAN (C.H.) wijst er op, dat er groote nadeelen voor kleine gemeenten bestaan, geannexeerd te worden door groote gemeenten. De heer KERSTEN (Staatk. G. P.) pleit tegen den stemplicht. De vervol gingen zijn in grooten getale ingesteld tegen personen die eenvoudig de uit spraak van hun geweten gevolgd heb ben. Spr. vraagt afschaffing van den stemplicht althans voor de vrouw. Voorts vraagt spr. afschaffing van den zomertijd. De heer SCHAPER (S.D.) acht de te genwoordige regeling der forensenbe lasting onhoudbaar. Een brugwachter, die aan den anderen kant van een brug moet zijn die tusschen twee ge meenten ligt, moet forensenbelasting betalen. De Minister van Binnenl. Zaken en landbouw, de heer KAN zal zijn aan dacht wijden aan de materie, waarop de heer v. d. Heuvel de aandacht ves tigde in verhand met de kieswet. Wat de vereenigïng der gemeenten betreft, een staatscommissie is niet noodig om deze aangelegenheid te onderzoe ken. De geschiedenis yan den zomertijd is van dien aard, dat, al zou spreker voorstander van afschaffing zijn, hij nog niet den moed zou hebben een ontwerp in te dienen, omdat de Eerste Kamer tot tweemaal toe de voorstellen dienaangaande verwierp. Maar de mi nister zou het ook niet willen, omdat aan de bezwaren der landbouwers groo ten deels tegemoetgekomen is door een verlaten aanvang. Wat de forensenbelasting betreft moet de minister nog een bespreking hebben met den minister van finan ciën over het aanhangig ontwerp. In zijn tegenwoordigen vorm kan 't niet in behandeling komen. Een voorstel voor te bereiden over afschaffing van den stemplicht ligt niet in de lijn van een extra-parlemen tair kabinet. Aan de orde is de afdeeling Land bouw De heer v. d. HEUVEL (A.R.) ■meet»t dat de instelling van de commissie van advies voor land- en tuinbouwaan gelegenheden niet in den weg staat aan een herstel van het directeur-ge neraalschap. Aan het landbouwonder wijs wordt niet de noodige aandacht geschonken. De heer AMENT (R.K.) acht herstel van het directeur-generaalschap niet noodzakelijk. Dit was gebaseerd op de toestanden van 25 jaren geleden* De heer BEUMER A.R.) wenscht op te komen tegen de vernieling van land goederen en bosschen. Als het zoo door gaat wordt ons land zoo vlak als een tennisveld. Het dreigt een nationale ramp te worden. De heer v. d. SLUIS (S.D.A.P.) acht het instituut van den directeur-gene raal van den Landbouw onontbeerlijk. Voor een commissie van advies voelt spr. niet veel. Dit wordt een praat college. De financieele toestanden on der de kleine boeren en landarbeiders zijn treurig. De meesten hebben een armoedig bestaan. Is dit economisch noodzakelijk? Spr. gelooft dit niet als hij de cijfers nagaat van de opbrengst van den Nederlandschen bodem. In het privaatbezit van den bodem zat de oor zaak van deze toestanden, door hooge pachten en koopprijzen. De heer KNOTTENBELT (V.B.) bespreekt den noodtoestand, waarin de haringvisscherij verkeert. De laat ste 3 jaren zijn 43 haringreederijen ge failleerd met 74 schepen. Er dient een onderzoek te worden ingesteld naai'de vernieling van den vischstand door de trawlvisscherij. Het politietoezicht op de Noordzee acht spr. onvoldoende. De heer v. RAPPARD (V.B.) acht de exploitatie der proefstations te duur. De paardenfokkerij is sinds 1911 hard achteruitgegaan. Spr. vraagt op heffing van het totalisatorverbod, dat een nadeeligen invloed uitoefent op de paardenfokkerij. Hij dient een motie in om het betreffende artikel in het Wetboek van Strafrecht zoodanig te wijzigen, dat de totalisatie nader toe gelaten wordt. Deze motie zal worden behandeld op een nader te bepalen dag De heer RUTTEN (R.K.) dringt aan op uitbreiding van de landbouwhuis- houdcursussen. De heer LOVINK (C.H.) staat op het standpunt, dat de minister zelf moet bepalen, wie hij wenscht als zijn ad viseurs. RECLAME. KInder-Folo's Familie-Groepen Met bevreemding heeft spr. verno men, dat de minister wil instellen een oommissie van advies. De minister zal ervaren, dat hij naast algemeene ad viezen, ook speciale deskundige advie zen noodig heeft. Hij betreurt, dat voor de laatste slechte één maatschap pij is uitgekozen. De heer DUYMAER VAN TWIST (A.R.) vraagt maatregelen tegen ver nieling van haring op de Noordzee en beter politietoezicht op zeè. De Minister van Binnenlandsche Za ken en Landbouw, de heer KAN, zegt dat het zijn bedoeling is, de kwestie van den directeur-generaal aan de or de te stellen bij de begrooting van '27. De commissie van advies bestaat nog slechts op een heel .voorloopig plan. Er staat nog niets vast. Wanneer er mogelijkheid bestaat, zal het behoud van natuurmonumenten en landgoe deren worden bevorderd. De haring visscherij heeft dQ groote sympathie van den minister. Inzake de trawlvis scherij zal getracht worden een inter nationale regeling te verkrijgen. Meer politietoezicht kost meer geld. Spre ker kan in dezen geen belofte doen. De minister zal nagaan of in den toe stand van de landarbeiders verbete ring is te brengen. Voor een groot deel is men reeds bezig geweest de exploi tatie van de landbouwproefstations zuiniger op te zetten. De vergadering wordt hierna ver daagd. KERK EN EVANGELISATIE IN LONDEN. Ds. A. G. H. van Hoogerihuyze. Ned. Herv. predikant te Amsterdam, schrijft in zijn „Wijkbode" het vol gende: Zondag 10 Januari was ik in Lon den. Des morgens heb ik deti dienst bij gewoond in de Hollandsche kerfc in Austin Friars, waar ik 26 April en 2 Mei zelf hoopte te preeken. Deze schoone kerk is bij charter van ko ning Edward VI den 24 Juli 1550 aan de Hollandsche réfugées geschonken.' Drie honderd vilt en zeventig jaar wordt in deze kerk dus reeds gepreekt voor de in Londen wonende Neder landers. Daar met die Kerk ook een groot aaptal omliggende huizen door Koning Edward VI geschonken zijn, huizen die nu in de kantorenwijk staan en tot kantoren ingericht, enorm veel huur opbrengen, is de Hollandsche Gemeente in Londen zeer rijk. Als men in de City (de kantoren- en magazij n en wij kkomt des Zondags, dan is de stad daar zoo goed als uitge storven. Waar op werkdagen men haast de straat niet oversteken kan vanwege de volte, daar loopt des Zon dags zoo goed als niemand op straat. Vroeger was dat anders. Toen was de City nog bewoond. En waar men- schen wonen, moeten keiken zijn. Toen de menschen zijn weggetrokken, ble ven de keiken staan. Zoodat nu in de reuzen-stad Londen het feit zich voor doet, dat in de middenstad 56 keiken óf leeg staan óf sleohts van 10 tot 20 bezoekers tellen. De Hollandsche Kerk in Autin Friars, ook in de City staande, zou als het een Engelsche Kerk was, hetzelfde lot deelen. Maar daar het de eenige Hollandsche Kerk is in Londen, komen de in Londen wonende Hollanders ook van verwij derde deelen der stad daar sameni. Des Zondagsavonds ben ik nog eens geweest naar de Great Assembly Hail, waar ik vroeger zoo menigmaal ge weest ben. Deze ernorme zaal ligt in het Oosteinde van Londen, in decile End Road, het vervolg van de White- chapel Road, de Jodenbuurtt. Deze zaal is gebouwd door den heer Charington, een dertig a veertig jaar geleden. Hij, de zoon van den schat rijken bierbrouwer Charington is als "jong mensch bekeerd. Hij was toen de compagnon van Üjn vader en ging in zijn vrijen tijd evangeliseereni. Eens op straat loopende, zag hij een dron ken man die zijn vrouw sloeg. Hij trachtte de twistenden met eenige zachte, vriendelijke woorden te schei den, waarop de vrouw, zich plotseling tot hem keerende, zei: Houd u uw mond maar, uw vader is het, die de menschen dronken maakt". Dat zette hem aan het denken. Hij gaat naar zijn vader toe en zegt: „Vader, ik kan niet in uw zaak zijn en tegelijker tijd evangeliseeren, ik kies het laatste, geet biij mijn geld". Van dat geld heefi die volkswijk, dicht bij Whitechapel. waar de misdadigers van de wereld samenscholen, ae Great Assembly Hall. Vijfduizend menschen kan die zaal bevatten. Twee groote gelaryen boven elkaar. Maar ook twee platfor men boven elkaar. Als alles vol is, wordt vanaf het bovenste platform ge sproken. Wanneer het alleen beneden vól is, dan van het onderste. In vroegere jaren ben ik meermalen der Zondagsavonds daar geweest en zag dan een geheel gevulde zaal, 5000 menschen, een prachtig gèzicht, als bij het zingen gansch die schare op stond. PINKSTEREN. Soo overdadigh is des Heeren mil da hand: Sijn sprekers hadden Hem 't wei-spre ken sien boloven Voor 's Werelds machtige, noch stort Hij haer van boven Elck sijn' ontsteken tongh en tael voor ydor land. Waer toe het overschot van gaven allerhand Hij had de Hemelen Sijn almacht leo- ren loven, De dagh, de stomme nacht verkon- dight het den dooven, En al Sijn maeksfcl spreekt. Maar sonder gro nd en strand. Zijn Sijne wonderen, gelijck Sijn' vriendlickheden. Heer, deelt Ghy Tongen om? Siet noch eens naar beneden, En deelt 'er my een' toe di Dy in my bevall' Die niet eh stamer' daer de boose sullen beven, Die naer den doem verlang' van dood en eeuwigh leven, En onbekommert zij wat sy daer seg- gen sal. C. HUYGENS. Ik ging er nu weer heen, verwachten de hetzelfde te zien. Maar ik wist niet wat ik zag, toen ik een slechts zeer matig bezochte zaal binnenkwam, be neden en op de eerste galerij samen zeker niet meer dan 500 menschen. De bovenste galerij was geheel vol. In de verte kon ïk wel zien,, dat dat zeer eenvoudige menschen waren. Ik begreep dat niet en vroeg na ai- loop aan een der bestuursleden, wat dat beteekende. Deze vertelde mij, dat dat 700 Londensche zwervers waren, die voor de samenkomst een gratis thee hadden gekregen en na de samen komst een kaartje, waarop zij den vol- fenden Zondagavond weer thee en rood konden ontvangen. Het Evangelisatiewerk daar blijft dus doorgaan op dezelfde wijze als dat vele jaren geschiedt. Maar de weinige opkomst in de zaal bewees wel, evenals hier, ook in Engeland het geestelijk en godsdienstig leven niet vooruit, maar achteruit gaat. Dat de tegenstand en de oppositie tegen het Evangelie groot is, bewefca wel het volgende feit, dat men mijl mededeelde. Een paar jaar geleden, was er kwes tie ot de bioscopen Zondagsmiddags geopend zouden zijn. De heer Charuig;- ton nad daartegen geprotesteerd. Dat had men met vergeten, daarop wilde men zich wreken. Toen de heer .Cha rington in die dagen in dat gedeelte van Londen liep, weid er plotseling een aanslag op zijn leven gedaan op hem, den ouden man van 70 jaar, die heel zijn leven niets dan goed aan London's achterbuurten had gedaan. Zwaar gewond werd hij opgenomen. Gelukkig is hij hersteld. Maar dat feit bewijst wel èn de kracht en de liefde van zijn persoonlijkheid, èn de oppo sitie en tegenwerking van de massa tegen het Evangelie. In de vestibule van de Great As sembly Hall, hangt een teekening, die den aanslag laat zien. Moge God zegenen het werk. a Londen s achterbuurten, nog zooveel moeilijker dan in de achterbuurten van Amsterdam. WANDELEN MET GOD. Wandelen met God, dat is: wande len met een verterend vuur; wandelen met verslindenden ijver; wandelen in de geweldigheden, die er zijn van rond om, en zich niet grijpen laten. Wandelen met God dat is: wande len mei de Alzijdigheid, die elke zijde van haar verschijningsvorm volle aan dacht waardig keurt. Wandelen met God, ja, wat is dat toch wel? Het is: duizend wegen zien, die alle moeten afgewandeld worden tot in het eindelooze toe. Het is: deugden in God zien, die el kaar schijnen op te heffen en tocb el kander eeuwig ondersteunen. Het is: werken Gods aanschouwen, die in tegenstrijdigheid elkander söhijnen te verteren en toch in en met elkander de historie vol maken van eeuwigheid. Het is leven uit contrasten, branden van de tegenstrijdigheid der gedach ten; bet is oogen hebben van achteren en van voren (Openb. 4:6) en weten, dat geene ooit dicht mag doen. Het is vleugelen hebben om de oogen te bedekken, die toch moeten zien; vieu gelen om de voeten te bedekken, die toch rap moeten zijn tot dienst; vleu gelen om te vliegen en toch te zeggen in de attentie van het attentatieve le ven: merk op, mijn ziel, wat ant woord God u geeft (Jes. 6). Wandelen met God dat is: even veel aandacht wijden aan Zijn oordeel als aan Zijne liefde; even krachtig den hemel als de hel zien; evenzeer trek ken als afstooten; evenveel geduid hebben in lankmoedigheid als haastig zijn tot het verwerpende woord, even afhankelijk zijn als vrijwillig, even sterk met de zwakken willen ontvan gen als met de sterken willen geven; niet minder aanroepen Gods naam in stille uren, dan dien naam uitroepen in het rumoer der menschen; de diep te niet alleen, doch de breedto ook af zoeken en alle hoogte daartoe. Wandelen met God, dat is: de na tuur de genade zien en in de genade de natuur; het is stilte èn rumoer; bot is talent en karakter; he is contempla tie èn praktijk; het is dogma èn my stiek; het is storm èn windsuizeling beide aanhooren en in afgronden, die loeien, niet minder God vinden dan in het suizen van een zachte stilte. Uit K. Schilder, Licht ln den rook.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5