NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 22 MEI 1929
TWEEDE BLAD.
WAT DE BLADEN ZEGGEN.
Staten. Amerikaansche practijken.
Het „Handelsblad" schrijft naar aan
leiding van de Kamerzitting, waarin
de interpellatie-Lovink behandeld
werd:
Wie bol zegt, zegt tulp en hyacinth,
wie tulp en hyacinth zegt, zegt Noord
en Zuid-Holland, en wie Noord- en
Zuid-Holland zegt, zegt Nederland.
Zoo zou men een bekend gezegde
van minister van Karnebeek kunnen
varieeren in den strijd dien de heer
Lovink per interpellatie aanbond te
gen de Amerikaansche practijken tot
wering van den invoer onzer bloem
bollen.
In 't kweeken van tulpen- en hya-
cinthenbollen zijn onze bollebazen nu
eenmaal bolleboozen en wanneer men
beweert, dat ze ziek goed exporteeren,
is dat hun eer te na. Maar bovendien
komt men er ook het belang van een
groote strook lands mee te na. Het
belemmeren van den invoer onzer
bollen is dus, al heeten die dingen in
het Engelsch ook „onions" allesbe
halve uiig voor ons en de interpella
tie-Lov'nk, waarop minister Kan een
kloek en duidelijk antwoord deed klin
ken, heeft volkomen klaar doen zien.
,dat er aan onzen phytopathologischen
dienst niets mankeert en dat ie heele
Amerikaansche bewering over be
smettingsgevaar de ziektebron zit
in Amerika zei de interpellant; het
wemelt daar van zieke bollen niets
is dan een laf voorwendsel tot het
nekken van onzen invoer.,
Het is heel doorzichtig, zei minister
Kan: Amerika is voor de Amerikanen
en zoodra men daarginds iemand niet
meer noodig meent te hebben, sluit
men hem buiten. Deed men dat nu
ten minste maar openlijk, dan behoef
den wij althans geen noodelooze
moeite'en kosten aan den uitvoer naar
'Amerika te besteden, maar nu hetge-
beuVt onder voorwendsel van ziekten,
brengt, men meteen de klad in den
goeden naam van het product.
Het is inderdaad een jammerlijk ge
doe een natie volkomen onwaardig,
die zich zoo graag groot noemt en in
menig opzicht ook is. Want in deze
geschiedenis kan de roem van „the
biggest" toch zeker alleen worden ge
zocht in het verkondigen van the big
gest lie. Een maatregel als de Mc.
Kiiiley-Bill waarmee indertijd onze
J>eli-tabak tijdelijk werd genekt, was
ruw, maar althans ronduit. Maar hoe
geniepig pn unfair is dit werken met
ongegronde voorwendsels!
En dan: Waar is nu die vriendschap
voor ons, waarover in Amerika soms
zoo hardroerend wohdt getoast? En
waar is de eerbied voor de kleine na
ties waarvan men daarginds in den
oorlog den mond zoo vol had? Minis
ter van Karnebeek zei 't diplomatiek-
zachtzinnig in de enkele woorden
waarmee hij in de bespreking ingreep:
Het is de vraag, of dit optreden strookt
met goede verhoudingen en .met de
Amerikaansche beginselen zeiven.
Inderdaad, uncle Sam! Want dit is
geen fair play.
Heel Nederland op de fiets.
Heel Nederland op de fiets dien
indruk krijgt men, zegt de „Rotter
dammer", bij bestudeering van den
belastingstaat van de maand April
van dit jaar.
In de vier verschehen maanden van
dit jaar bracht de rijwielbelasting
reeds op f 5.880.000 tegen f 5.610.000 in
het vorige jaar.
Over heel 1925 was de opbrengst
f 6.480.195, zoodat 2.162.065 belasting
plaatjes van f 3 per stuk werden uit
gegeven.
Op een bevolking van ruim 7 mil
lioen inwoners meer dan 2 millioen
fietsen!
Trekt men ouden, kinderen, invali
den af dan is zeker niet te hoog de be
rekening van het „Handelsblad dat
op iedere drie personen in Nederland
een fiets voorkomt.
Te meer, als men rekening houdt
met de omstandigheden waarop het
„Handelsblad" wijst en die het aantal
fietsen nog doet uitkomen boven de
gegeven plaatjes.
„Ivostelooze uitreiking van plaatjes
heeft plaats voor rijwielen, die uitslui
tend bereden worden door hoofden
van gezinnen, die voor hun beroep of
bedrijf een rijwiel noodig hebben en
voor het loopende belastingjaar niet
in de Rijksinkomstenbelasting werden
aangeslagen. Dit loopt nog in de tien
duizendtallen. AHeen reeds in 1925 bij
na 62000 stuks. Dan heeft nog koste-
looze uitreiking plaats voor rijwielen,
die bereden worden door diplomatieke
en beroepsconsulaire ambtenaren van
vreemde mogendheden met hun gezin
en personeel. Ten slotte wijzen we er
op, dat ook geen belastingmerk ver-
eischt wordt voor kinderrijwielen,
driewielige rijwielen'bestemd voor ge
brekkige personen, dienstrijwielen der
Land- of Zeemacht, van het staatsbe
drijf der Posterijen en Telegrafie, rij
wielen bereden door ambtenaren der
Rijks- of Gemeentepolitie in uniform
en door nie't hier te lande wonende
personen, die tijdelijk en niet langer
dan drie maanden hier te lande ver
blijven en niet geregeld binnen het
Rijk komen.
Bedenkt men dan, dat verschilende
personen voor hun fietsen één plaatje
ruilen, dan krijgt men een idee van ie
liefde, waarmede het Nederlandsche
volk verbonden is aan de fiets.
Eene perfecte gedaohte was het van
Minister Colijn om voor die liefde een
offer te eischen.
STATEN-GENERAAL.
EERSTE KAMER.
Vergadering van gisteren
Droogmaking Zuiderzee.
Zooals wij gisteren reeds meldden
het bericht werd een weinig ver
werkt heeft de Eerste Kamer het
ontwe,rp tot wijziging van de wet tot
afsluiting en droogmaking van de Zui
derzee aangenomen.
Aan de rede waarmede Minister
VAN DER VEGTE het ontwerp tegen
de aanvalen van den heer Verkoute
ren verdedigde, ontleenen wij nog het
volgende:
Spr. zou, met de bescheidenheid, die
hier om verschillende redenen past,
vragen, of hij tegen het ontwerp heeft
geopponeerd op een wijze, die in over
eenstemming met de waarde van net
werk was, en of hij het hoofd van het
Departement pijn moest doen.
De critiek van den heer Verkouteren
zou wellicht gerechtvaardigd zijn, als
de regeering het wetsontwerp op bral
lenden toon had ingediend. Was dat
het geval geweest, dan zou een critiek
op gelijke wijze juist geweest zijn en
spr. zou schuldbewust het hoofd ge
bogen hebben. Maar zoo is het niet ge
gaan. De heer Verkouteren heeft ge
zegd, dat hij om de begrootingen van
Waterstaat niets gaf en hij heeft in de
geschiedbooeken, van de middeleeu
wen af, nageplozen, wat er ajzoo ge
schied is. Spr. heeft niet den tijd gehad
om alle cijfers van den heer Verkoute
ren na te gaan. Dan zou hij ook de
consumptietent hebben moeten gaan
bezichtigen bij de opening van het
Noordzeekanaal, waarin, naar de heer
Verkouteren zeide, een deur verkeerd
wordt geplaatst.
De heer Verkouteren heeft het Pa
namakanaal genoemd, maar daarbij
vergiste hij zich. Dit werk, zooals'het
door de Amerikaansche regeering is
uitgevoerd, is geraamd op 375 millioen
dollar en 3 millioen dolar beneden de
raming uitgevoerd.
De heer Verkouteren heeft voorts
gewezen op de mogelijkheid van ver
traging door staking; spr. evenwel
meent, wel 99 pct.« zekerheid te kun
nen geven, dat het werk op deze wijze
niet zal worden vertraagd.
In de derde plaats heeft de heer Ver
kouteren de vrees voor malversatiën
geuit. Dat heeft spr. pijn gedaan. Al
zijn er af en toe betreurenswaardige
malversatiën gepleegd, dat neemt niet
weg, dat ons volk een eerlijk volk is
gebleven en spr. zal zorgen, dat zoo
lang hem het vaandel van Waterstaat
is toevertrouwd, op dit vaandel geen
smet zal worden geworpen. Het spijt
hem, met het oog op de jaren en de po
sitie van den heer Verkouteren, dat
hij hem vragen moet, van het Depar
tement van Waterstaat en zijn ambte
naren af te blijven. Het is juist dat
aan het gereed gekomen werk in den
afsluitdijk schade is toegebracht door
stormen e.d. en een angstvallig Neder
lander zal wellicht zeggen, dat we veel
grooter werk, dat nog rest, niet moe
ten aanpakken.
Maar dat is niet de stemming, waar
in het werk moet worden aangepakt,
dat moet geschieden in een stemming
van moed en vertrouwen. Hiermede
meent spr. op het min of meer per
soonlijke in de oppositie van den heer
Verkouteren geantwoord te hebben.
Er is verder gewezen op het onvol
doende van het werk, dat niet aan het
bezwaar der overbevolking een eind
zal maken. Spr. is geen kwakzalver,
die voor alle kwalen een geneesmiddel
heeft. Voor den nazaat zal het bevol
kingsvraagstuk een vraagstuk blijven,
maar spr. zou den heer Verkouteren
willen vragen, of hij misschien oen
universeel geneesmiddel kent. Hij
heeft gewezen op de woeste gronden.
Maar moeten we de vruchtbare gron
den in de Zuiderzee laten liggen, omdat
we de woeste gronden hebben? Indien
spr. met een wetsontwerp kwam van
500 millioen, te besteden aan de ont
ginning van woeste gronden, dan
vreest hij, dat alleen de heer Verkou
teren ervoor zou stemmen en dat de
andere 49 leden er tegen zouden zijn.
Spr. meent hiermede te kunnen vol
staan.
Spr. vervolgt, dat hij als hij vroeger
voor een examen stond, zei: „het kan
me niets schelen" in dien tijd ge
bruikte bij een minder parlementair
woord „hoe ik door het examen
kom, als ik er maar kom". Spr. zou
hier zeggen: „Het kan me niet schelen,
hoe groot de meerderheid is", maar op
een meerderheid stelt hij wel prijs.
Evenwel als het examen achter den
rug was, was het toch wel eens een
verheuging als het goed geweest was.
Zoo zou het spr. buitengewoon ver
heugen, als het ontwerp met algemee-
ne stemmen werd aangenomen. Het
zal voor de leiders van het werk een
ruggesteun zijn als zij weten, dat zij
gesteund worden door het geheele Ne
derlandsche volk. Spr. hoopt dat de
heer Verkouteren zich zal scharen
naast de heeren Wibaut, Smeenge en
Wêsterdijk.
De heer VERKOUTEREN (C.-H.)
heeft bij het noemen van malversatiën
geen oogenblik gedacht aan de ambte
naren van Waterstaat. En dat hij niet
met een jubelstemming in. den afgrond
wil loopen, is volkomen geoorloofd.
Het Wetsontwerp wordt z. h. s. aan
genomen, met aanteekening dat de
heer Verkouteren tegen is.
Verscheidene leden wenschcn den
Minister geluk.
TWEEDE KAMER.
Vergadering vangisteren.
Binnenl. Zaken en Landbouw.
De heer v. d. WAERDEN (S.D.)
wenscht aan Ged. Staten en Prov. Sta
ten grootere bevoegdheden toe te ken
nen.
De heer BRAAT (P.B.) dringt aan
op verkorting van den Zomertijd.
De heer VLIEGEN (S.D.) informeert
naar de werkzaamheden van de Staats
commissie voor de financieele verhou
ding tusschen Rijk en Gemeenten.
De heer ZIJLSTRA (A.R.) bespreekt
de samenwerking van gemeenten. Hij
gelooft dat met de totstandkoming
van de wet op de gewestelijke uitbrei
dingsplannen vele annexatie-plannen
zullen verdwijnen.
De heer DUYMAER VAN TWST (A.
R.) vraagt de medewerking van den
minister voor een meer bevredigende
oplossing in verband met de rechten,
op de scheepvaart. De beurtvaart heeft
per jaar niet minder dan 3 a 4 mil
lioen te betalen.
De heer KAMPSCHOER (R.K.) zou
de forensenbelasting voor arbeiders
willen afschaffen omdat deze niet
steeds in de gemeente waar zij wer
ken, een woonplaats kunnen vinden.
Aan den anderen kant is het billijk
de forensenbelasting uit te breiden
tot buitenlandsche maatschappijen,
die hier gevestigd zijn.
De heer HERMANS (R.K.) sluit zich
hierbij aan.
De heer GERHARD (S.D.) komt op
tegen den aandrang van den heer v.
d. Heuvel, om-samenvoeging van ge
meenten op te schorten.
De heer LANGMAN (C.H.) wijst er
op, dat er groote nadeelen voor kleine
gemeenten bestaan, geannexeerd te
worden door groote gemeenten.
De heer KERSTEN (Staatk. G. P.)
pleit tegen den stemplicht. De vervol
gingen zijn in grooten getale ingesteld
tegen personen die eenvoudig de uit
spraak van hun geweten gevolgd heb
ben. Spr. vraagt afschaffing van den
stemplicht althans voor de vrouw.
Voorts vraagt spr. afschaffing van
den zomertijd.
De heer SCHAPER (S.D.) acht de te
genwoordige regeling der forensenbe
lasting onhoudbaar. Een brugwachter,
die aan den anderen kant van een
brug moet zijn die tusschen twee ge
meenten ligt, moet forensenbelasting
betalen.
De Minister van Binnenl. Zaken en
landbouw, de heer KAN zal zijn aan
dacht wijden aan de materie, waarop
de heer v. d. Heuvel de aandacht ves
tigde in verhand met de kieswet. Wat
de vereenigïng der gemeenten betreft,
een staatscommissie is niet noodig
om deze aangelegenheid te onderzoe
ken.
De geschiedenis yan den zomertijd
is van dien aard, dat, al zou spreker
voorstander van afschaffing zijn, hij
nog niet den moed zou hebben een
ontwerp in te dienen, omdat de Eerste
Kamer tot tweemaal toe de voorstellen
dienaangaande verwierp. Maar de mi
nister zou het ook niet willen, omdat
aan de bezwaren der landbouwers groo
ten deels tegemoetgekomen is door een
verlaten aanvang.
Wat de forensenbelasting betreft
moet de minister nog een bespreking
hebben met den minister van finan
ciën over het aanhangig ontwerp. In
zijn tegenwoordigen vorm kan 't niet
in behandeling komen.
Een voorstel voor te bereiden over
afschaffing van den stemplicht ligt
niet in de lijn van een extra-parlemen
tair kabinet.
Aan de orde is de afdeeling Land
bouw
De heer v. d. HEUVEL (A.R.) ■meet»t
dat de instelling van de commissie
van advies voor land- en tuinbouwaan
gelegenheden niet in den weg staat
aan een herstel van het directeur-ge
neraalschap. Aan het landbouwonder
wijs wordt niet de noodige aandacht
geschonken.
De heer AMENT (R.K.) acht herstel
van het directeur-generaalschap niet
noodzakelijk. Dit was gebaseerd op
de toestanden van 25 jaren geleden*
De heer BEUMER A.R.) wenscht op
te komen tegen de vernieling van land
goederen en bosschen. Als het zoo door
gaat wordt ons land zoo vlak als een
tennisveld. Het dreigt een nationale
ramp te worden.
De heer v. d. SLUIS (S.D.A.P.) acht
het instituut van den directeur-gene
raal van den Landbouw onontbeerlijk.
Voor een commissie van advies voelt
spr. niet veel. Dit wordt een praat
college. De financieele toestanden on
der de kleine boeren en landarbeiders
zijn treurig. De meesten hebben een
armoedig bestaan. Is dit economisch
noodzakelijk? Spr. gelooft dit niet als
hij de cijfers nagaat van de opbrengst
van den Nederlandschen bodem. In het
privaatbezit van den bodem zat de oor
zaak van deze toestanden, door hooge
pachten en koopprijzen.
De heer KNOTTENBELT (V.B.)
bespreekt den noodtoestand, waarin
de haringvisscherij verkeert. De laat
ste 3 jaren zijn 43 haringreederijen ge
failleerd met 74 schepen. Er dient een
onderzoek te worden ingesteld naai'de
vernieling van den vischstand door de
trawlvisscherij.
Het politietoezicht op de Noordzee
acht spr. onvoldoende.
De heer v. RAPPARD (V.B.) acht de
exploitatie der proefstations te duur.
De paardenfokkerij is sinds 1911
hard achteruitgegaan. Spr. vraagt op
heffing van het totalisatorverbod, dat
een nadeeligen invloed uitoefent op de
paardenfokkerij. Hij dient een motie
in om het betreffende artikel in het
Wetboek van Strafrecht zoodanig te
wijzigen, dat de totalisatie nader toe
gelaten wordt. Deze motie zal worden
behandeld op een nader te bepalen dag
De heer RUTTEN (R.K.) dringt aan
op uitbreiding van de landbouwhuis-
houdcursussen.
De heer LOVINK (C.H.) staat op het
standpunt, dat de minister zelf moet
bepalen, wie hij wenscht als zijn ad
viseurs.
RECLAME.
KInder-Folo's
Familie-Groepen
Met bevreemding heeft spr. verno
men, dat de minister wil instellen een
oommissie van advies. De minister zal
ervaren, dat hij naast algemeene ad
viezen, ook speciale deskundige advie
zen noodig heeft. Hij betreurt, dat
voor de laatste slechte één maatschap
pij is uitgekozen.
De heer DUYMAER VAN TWIST
(A.R.) vraagt maatregelen tegen ver
nieling van haring op de Noordzee en
beter politietoezicht op zeè.
De Minister van Binnenlandsche Za
ken en Landbouw, de heer KAN, zegt
dat het zijn bedoeling is, de kwestie
van den directeur-generaal aan de or
de te stellen bij de begrooting van '27.
De commissie van advies bestaat nog
slechts op een heel .voorloopig plan.
Er staat nog niets vast. Wanneer er
mogelijkheid bestaat, zal het behoud
van natuurmonumenten en landgoe
deren worden bevorderd. De haring
visscherij heeft dQ groote sympathie
van den minister. Inzake de trawlvis
scherij zal getracht worden een inter
nationale regeling te verkrijgen. Meer
politietoezicht kost meer geld. Spre
ker kan in dezen geen belofte doen.
De minister zal nagaan of in den toe
stand van de landarbeiders verbete
ring is te brengen. Voor een groot deel
is men reeds bezig geweest de exploi
tatie van de landbouwproefstations
zuiniger op te zetten.
De vergadering wordt hierna ver
daagd.
KERK EN EVANGELISATIE IN
LONDEN.
Ds. A. G. H. van Hoogerihuyze.
Ned. Herv. predikant te Amsterdam,
schrijft in zijn „Wijkbode" het vol
gende:
Zondag 10 Januari was ik in Lon
den.
Des morgens heb ik deti dienst bij
gewoond in de Hollandsche kerfc in
Austin Friars, waar ik 26 April en
2 Mei zelf hoopte te preeken. Deze
schoone kerk is bij charter van ko
ning Edward VI den 24 Juli 1550 aan
de Hollandsche réfugées geschonken.'
Drie honderd vilt en zeventig jaar
wordt in deze kerk dus reeds gepreekt
voor de in Londen wonende Neder
landers. Daar met die Kerk ook een
groot aaptal omliggende huizen door
Koning Edward VI geschonken zijn,
huizen die nu in de kantorenwijk staan
en tot kantoren ingericht, enorm veel
huur opbrengen, is de Hollandsche
Gemeente in Londen zeer rijk.
Als men in de City (de kantoren- en
magazij n en wij kkomt des Zondags,
dan is de stad daar zoo goed als uitge
storven. Waar op werkdagen men
haast de straat niet oversteken kan
vanwege de volte, daar loopt des Zon
dags zoo goed als niemand op straat.
Vroeger was dat anders. Toen was
de City nog bewoond. En waar men-
schen wonen, moeten keiken zijn. Toen
de menschen zijn weggetrokken, ble
ven de keiken staan. Zoodat nu in de
reuzen-stad Londen het feit zich voor
doet, dat in de middenstad 56 keiken
óf leeg staan óf sleohts van 10 tot
20 bezoekers tellen. De Hollandsche
Kerk in Autin Friars, ook in de City
staande, zou als het een Engelsche
Kerk was, hetzelfde lot deelen. Maar
daar het de eenige Hollandsche Kerk
is in Londen, komen de in Londen
wonende Hollanders ook van verwij
derde deelen der stad daar sameni.
Des Zondagsavonds ben ik nog eens
geweest naar de Great Assembly Hail,
waar ik vroeger zoo menigmaal ge
weest ben. Deze ernorme zaal ligt in
het Oosteinde van Londen, in decile
End Road, het vervolg van de White-
chapel Road, de Jodenbuurtt.
Deze zaal is gebouwd door den heer
Charington, een dertig a veertig jaar
geleden. Hij, de zoon van den schat
rijken bierbrouwer Charington is als
"jong mensch bekeerd. Hij was toen
de compagnon van Üjn vader en ging
in zijn vrijen tijd evangeliseereni. Eens
op straat loopende, zag hij een dron
ken man die zijn vrouw sloeg. Hij
trachtte de twistenden met eenige
zachte, vriendelijke woorden te schei
den, waarop de vrouw, zich plotseling
tot hem keerende, zei: Houd u uw
mond maar, uw vader is het, die de
menschen dronken maakt". Dat zette
hem aan het denken. Hij gaat naar zijn
vader toe en zegt: „Vader, ik kan
niet in uw zaak zijn en tegelijker
tijd evangeliseeren, ik kies het laatste,
geet biij mijn geld".
Van dat geld heefi
die volkswijk, dicht bij Whitechapel.
waar de misdadigers van de wereld
samenscholen, ae Great Assembly
Hall. Vijfduizend menschen kan die
zaal bevatten. Twee groote gelaryen
boven elkaar. Maar ook twee platfor
men boven elkaar. Als alles vol is,
wordt vanaf het bovenste platform ge
sproken. Wanneer het alleen beneden
vól is, dan van het onderste.
In vroegere jaren ben ik meermalen
der Zondagsavonds daar geweest en
zag dan een geheel gevulde zaal, 5000
menschen, een prachtig gèzicht, als
bij het zingen gansch die schare op
stond.
PINKSTEREN.
Soo overdadigh is des Heeren mil da
hand:
Sijn sprekers hadden Hem 't wei-spre
ken sien boloven
Voor 's Werelds machtige, noch stort
Hij haer van boven
Elck sijn' ontsteken tongh en tael
voor ydor land.
Waer toe het overschot van gaven
allerhand
Hij had de Hemelen Sijn almacht leo-
ren loven,
De dagh, de stomme nacht verkon-
dight het den dooven,
En al Sijn maeksfcl spreekt. Maar
sonder gro nd en strand.
Zijn Sijne wonderen, gelijck Sijn'
vriendlickheden.
Heer, deelt Ghy Tongen om? Siet
noch eens naar beneden,
En deelt 'er my een' toe di Dy in my
bevall'
Die niet eh stamer' daer de boose
sullen beven,
Die naer den doem verlang' van dood
en eeuwigh leven,
En onbekommert zij wat sy daer seg-
gen sal.
C. HUYGENS.
Ik ging er nu weer heen, verwachten
de hetzelfde te zien. Maar ik wist niet
wat ik zag, toen ik een slechts zeer
matig bezochte zaal binnenkwam, be
neden en op de eerste galerij samen
zeker niet meer dan 500 menschen.
De bovenste galerij was geheel vol.
In de verte kon ïk wel zien,, dat
dat zeer eenvoudige menschen waren.
Ik begreep dat niet en vroeg na ai-
loop aan een der bestuursleden, wat
dat beteekende. Deze vertelde mij, dat
dat 700 Londensche zwervers waren,
die voor de samenkomst een gratis
thee hadden gekregen en na de samen
komst een kaartje, waarop zij den vol-
fenden Zondagavond weer thee en
rood konden ontvangen.
Het Evangelisatiewerk daar blijft
dus doorgaan op dezelfde wijze als dat
vele jaren geschiedt. Maar de weinige
opkomst in de zaal bewees wel,
evenals hier, ook in Engeland het
geestelijk en godsdienstig leven niet
vooruit, maar achteruit gaat.
Dat de tegenstand en de oppositie
tegen het Evangelie groot is, bewefca
wel het volgende feit, dat men mijl
mededeelde.
Een paar jaar geleden, was er kwes
tie ot de bioscopen Zondagsmiddags
geopend zouden zijn. De heer Charuig;-
ton nad daartegen geprotesteerd. Dat
had men met vergeten, daarop wilde
men zich wreken. Toen de heer .Cha
rington in die dagen in dat gedeelte
van Londen liep, weid er plotseling
een aanslag op zijn leven gedaan op
hem, den ouden man van 70 jaar, die
heel zijn leven niets dan goed aan
London's achterbuurten had gedaan.
Zwaar gewond werd hij opgenomen.
Gelukkig is hij hersteld. Maar dat feit
bewijst wel èn de kracht en de liefde
van zijn persoonlijkheid, èn de oppo
sitie en tegenwerking van de massa
tegen het Evangelie.
In de vestibule van de Great As
sembly Hall, hangt een teekening, die
den aanslag laat zien.
Moge God zegenen het werk. a
Londen s achterbuurten, nog zooveel
moeilijker dan in de achterbuurten
van Amsterdam.
WANDELEN MET GOD.
Wandelen met God, dat is: wande
len met een verterend vuur; wandelen
met verslindenden ijver; wandelen in
de geweldigheden, die er zijn van rond
om, en zich niet grijpen laten.
Wandelen met God dat is: wande
len mei de Alzijdigheid, die elke zijde
van haar verschijningsvorm volle aan
dacht waardig keurt.
Wandelen met God, ja, wat is dat
toch wel?
Het is: duizend wegen zien, die alle
moeten afgewandeld worden tot in
het eindelooze toe.
Het is: deugden in God zien, die el
kaar schijnen op te heffen en tocb el
kander eeuwig ondersteunen.
Het is: werken Gods aanschouwen,
die in tegenstrijdigheid elkander
söhijnen te verteren en toch in en met
elkander de historie vol maken van
eeuwigheid.
Het is leven uit contrasten, branden
van de tegenstrijdigheid der gedach
ten; bet is oogen hebben van achteren
en van voren (Openb. 4:6) en weten,
dat geene ooit dicht mag doen.
Het is vleugelen hebben om de oogen
te bedekken, die toch moeten zien; vieu
gelen om de voeten te bedekken, die
toch rap moeten zijn tot dienst; vleu
gelen om te vliegen en toch te zeggen
in de attentie van het attentatieve le
ven: merk op, mijn ziel, wat ant
woord God u geeft (Jes. 6).
Wandelen met God dat is: even
veel aandacht wijden aan Zijn oordeel
als aan Zijne liefde; even krachtig den
hemel als de hel zien; evenzeer trek
ken als afstooten; evenveel geduid
hebben in lankmoedigheid als haastig
zijn tot het verwerpende woord, even
afhankelijk zijn als vrijwillig, even
sterk met de zwakken willen ontvan
gen als met de sterken willen geven;
niet minder aanroepen Gods naam in
stille uren, dan dien naam uitroepen
in het rumoer der menschen; de diep
te niet alleen, doch de breedto ook af
zoeken en alle hoogte daartoe.
Wandelen met God, dat is: de na
tuur de genade zien en in de genade
de natuur; het is stilte èn rumoer; bot
is talent en karakter; he is contempla
tie èn praktijk; het is dogma èn my
stiek; het is storm èn windsuizeling
beide aanhooren en in afgronden, die
loeien, niet minder God vinden dan in
het suizen van een zachte stilte.
Uit K. Schilder, Licht ln
den rook.