NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 22 MEI 1926 gaan de verschillende rechte en krom me pijpen, vluchtgangen, en andere als de loopgang naar het jachtveld, waar voor de aarde netjes glad is aangedrukt. Uit dit knusse kamertje, waaruit ge noeg zuurstof doordringt door de .poreu ze teelaarde,, driftigt mollebaas eih keer of drie daags de gladde loopgang door raar zijn stroopveld, om alles eetbaars wat hem ontmoet, in zijn altijd jeukende en gauw weer leege maag te aoen ver dwijnen. Met zijn fijnen neus speurt hij naar regenwormen, poppen, engerlingen, e- melten, ritnaalden, en verslindt zoo dage lijks zijn eigen gewicht aan voedsel. Mis schien, dat hij in tijden van overvloed ook wel voorraadschuren aanlegt voor krappe dagen, door van regenwormen ,eenige ringen af te bijten, zoodat zij niet weg kunnen kruipen. Als een vraat zuchtige kluizenaar doorwroet hij de aarde, vraat- en moordzuchtig. Want hij spaart niets en niemand, ook zijn j eigen soortgenooten niet. Eenzelvig leeft hij zijn leventje, zijn ,.gansche bestaan door, behalve den kor ten tijd, dat de liefde ook zijn pelsje eens zoo glanzend maakt, of de zorg voor zijn kroost hem noopt tot vader lijke plichten. Nu komt hij, in den paar trjd. ook wel boven den grond. Dan zwerven de mannetjes, die het in aantal winnen van de vrouwtjes, rond op zoek naar andere mollenhuizen; nu worden de gevechten geleverd om het wijfje, en, is dat tenslotte veroverd, dan wordt het opgesloten in een of andere gang, bij ontvluchting weer teruggehaald, tot <dat na veel 'gekrab en gebijt mol en molly het eens zijn geworden en vreed en vreetzaam van hun huwelijksleven -genieten. De broodnijd, die heri anders tot doodsvijanden maakt, zwijgt voor de teedere gevoelens van den ecnt. Moe der mol maakt het nestje klaar zoo stil aan, waarin zij na een week of drie vier haar drie- of vijftal molletjes neerlegt. Kroost, dat dien naam nauwelijks ver dient, zoo klein en hulpbehoevend is het. Naakt en blinci zijn zij bij de_ ge boorte en niet grooter dan een flinke rumboon. Maar zij groeien als kool, dank zij hun altjjü frisschen honger **n de goede oppassing yan de ouders. Met een week of wat zijn zij half zoo groot als deze. Vader draaft nu onver moeid door de loopgangen, draagt de lekkere beetjes aan, "en dat hij zien met >"öen aardige vaart onder de aarde kan voortbewegen, is door een aardige proef bewezen. Een natuuronderzoeker heeft eens in een loopgang een rij grashalmen ge plaatst, met boven aan den top van eiken halm een papieren vlagje. Toen maakte hij den mol aan het schrikken door een hoornsignaal. Deze rende de loopgang door. Achtereenvolgens vie len ae vlagjes en wel ongeveer met de snelheid 'van een paard in draf. Het jónge goed i§ eerst erg onhgjidig in de kunst van loo. grave 1 maKen T)e e gaan wak onuer de opyerviaKte van hei land langs, en zoo worden zij vaak een prooi van de vele vijanden, die de mol heeft: bunzing, hermelijn, vos, uil, ooievaar, wezel en adder. De beide laatsten zoeken het vette jolmopsje ook wei in'zijn woning op. Maar de geduchtste vijand is de mensch. De boer duit hem niet, omdat hij de nuttige regenwormen verslind;, die den bodem draineeren; de notaris is zjjn doodsvijand, omdat hij de slaplanten er uitwroet; de polderbesturen staan hem naar het leven, omdat hij gaten in de waterkeeringen graaft en wie dit alles kouü iaat, slaan hem dood of laten hem doodslaan, omdat er w. mee te verdienen valt, of omdat zij zich widen tooien met zijn velletje. Sinds een of andere' dame oie er allermolligst uit wou zien, op het idee kwam, om zich een mantel aan tè schaffen, van die fluweelen huidjes zijn alom mannen en honden er op uit getogen, om de mollen te mollen, zijn de landen volgezet mlt knippen om ze te vangen. Deze indiaansche en negerlijke wijze van lichaamsversiering, rest uit het die renhuid- en vederbostijdperk, heeft aan duizenden zwartjassen het leven ge kost, evenals aan andere peisdieren en vogels. Maar, zegt de wijsheid van den boer en den tuinman, voor den mol hinden dit niet, dat is een schalelyk dier. „Deugt nergens voor" heeft een mullevanger n> eens gezegd, joen hij een zeldzaam exemplaar, een albino, bracht, „oeagt nergens voor, dan om een tik op zijn snoet te krijgen". En nii wil iit toege/en, dat geen mol geduid kan worden in dijken, die hét water keeren, m,ch in tuintjes met zaai sel van groenuen en bloemen; dat het versiinuen van de humus vormende en den budem urameerende regenwormen niet op zijn creuit kan worden gebracht toen is nij zoü zwart niet ais hij er uit ziet. üok de'regenworm trekt menig kiempiantje in zijn gaten, 'ook de mol doorgralt den grond met draiueergaten, ter Wijl hij op de groote gfóndcompiexen zeker nuttig is door hei opruimen van taiiooze scnaUblijke knagers aan de wor teis van de planten. inuieu de mensen de natuur zelf eens liet zorgen, dan zou in tijden van vceu seiovervioen geen mol schade dQ£n m buscn if \e cl. En .n uagen'van schaarech- te, wei dan at,en zij eikaar wei op, 0111 zoo het evenwicht 111 de schemering te herstellen, liet zou jammer zijn, als straks de laatste mol "gestroopt werd en s winters ais trofee der beocnaving werd gedragen en 's zomers met naxca- linebaiietjes Legen de motten werd be schermd. Dat kruis heeit geen mol ver diend. woon bekwaam, persoonlijk rechtscha pen, werkzaam man, maar de superla tief van een Nederlandscli individua list. Omtrent alle kwesties van den dag heeft hij zijn eigen persoonlijke meening, bij voorkeur afwijkende van de anderen, ook van eigen partij. Hij is dank daaraan een dooi* vriend en tegenstander vertroeteld staatsman, die om strijd wegens zijn objectivisme wordt geprezen. In en bij hem is dit streven en valt hij deswege te waar de eren. Als gevolg leeft in hem echter sterk het geloof, dat hij staat boven de par tijen! Wat hij wil, is de objectieve waarheid en niet partij-politiek. Nie mand is dan ook vermoedelijk zoo eerlijk en zoo vast overtuigd als hij, dat hetgeen hij wil en hetgeen hij voorstaat, automatisch past bij een in termezzo-kabinet. Het zijn dientengevolge zijn indivi dualistische meeningen op elk gebied, die ten grondslag liggen aan het inter mezzo-kabinet en het karakter daar van bepalen. Op botsingen met ambtgenooten kan men dan ook bij hem zijn voorbe reid, maar ook op wendingen in bet karakter yan het kabinet. Als hij het in een of ander opzicht eens is met de Colijnsche politiek, volgt hij die, vast overtuigd, dat zij is de eenig objec tieve, van politiek vrijgehouden De Geerschp-staatkunde, maar als hij op eenig terrein voelt voor Marchantsche, Dresselhuysche of Albardasche poli tiek, dan gaat het daarmede precies zoo. Men kan daarom op alles bij hem voorbereid zijn, zonder dat men ooit aan zijn karakter of zijn eerlijkheid zal mogen twijfelen. En als hij daarom zijn kabinet vroeg of laat omzet in een Colijnsch kabinet onder zijn naam of iets anders van dien aard en zoo iets anders van zeker dan zal hij het te goeder trouw tegenspreken. Wijziging der Provinciale wei. Volgens bet tweede lid van artikel 64 der Provinciale Wel wordt de eer ste van de twee gewone zittingen, die de Staten houden, geopend op den eersten Dinsdag der maand Juli, de andere op een door Ged. Staten vast te stellen dag, vallende op een Dins dag tusschen 1 October en 'S\ De cember. De wettelijke bepalingen van den dag van opening der zomerzitting heeft in verschillende provinciën to'c moeilijkheden geleid, in het bijzonder met het oog op de behandeling der begrooting. Voorts levert deze bepaling het be zwaar op, dat gedurende de eerste zo mermaanden de leden der Staten en in het bijzender de leden van Gedepu teerde Staten, de commissarissen der Koningin en vele provinciale r nbtena- ren niet de gelegenheid zijn met va- cantie naar elders te vertrekken dat dus de zomerverloven practisch tot de tweede helft van het warme jaargetijde moeten beperkt blijven. In overweging is thans, c .t het JHdbl." de vervanging van het tweede lid van artikel 64 door de navolgende voorschriften: „Beide worden geopénd op eendoor Ged. Statén vast te stellen Dinsdag: de eerste tusschen den zestienden Apri: en den' zestienden Tuli, de tweede tus schen den eersten October en den ee: en dertigsten December. In de jaren, waarin de verkiezingen van de leden der Staten worden gehou den, wordt de eerste zitting geopend op den eersten Dinsdag der maand Juli". In de tweede plaats is in overweging genomen 'eeu vijzging van art. 108 der Provinciale Wet, waardoor het mogelijk wordt gemaakt, dat niet al leen. de kosten van onderhoud van de tot woning van commissarissen der Ko ningin bestemde gebouwen, waar deze Rijkseigendom zijn, ot de huur, waar zij geen Rijkseigendom zijn, maar oo'k de kosten van inrichting van de ver trekken in die gebouwen, welke een min ot meer amotelijk karakter dra gen, voor rekening van het Rijk ko men. Ten derde wordt voorgesteld wijzi ging van de regeien betref.e.ide de provinciale begr uting en rekening, waardoor voor 'de provinciale bedrij ven een afzonderlijk geldelijk karak ter kan worden gevoerd. BINNENLAND. Dii lïïlNÏSïTïi-rRLNT. Wat van hem te verwachten is, De Haagsclie briefschrijver van den katholieken „Tijd" geeft omtrent den Minister-president de volgende be schouwingen, die wij uiteraard geheel voor zijne rekening laten: De heer De Geer is een buitenge- door certificaten worden gedekt, aan alle redelijke eischen voldoen. Intusschen, de geachte interpellant heèft er zelf reeds op gewezen, schijnt men in Amerika aan te nemen, dat de geheele kist besmet is, wanneer in een kist van twee duizend bollen, één be smette zit. Dan komt men natuurlijk tot statistieken, die tot zonderlinge uit komsten leiden. Nog sterker is het volgende. Onze deskundige, professor Van Slogteren, die ook door den geachten interpellant genoemd is, verzocht er zich van te mogen vergewissen, dat de statistieken, die Amerika produceert om te bewijzen, dat de invoer niet aan alle eischen voldoet, inderdaad op juiste gegevens waren gebaseerd. Dit is hem botweg geweigerd. Hij beeft wel de rapporten mogen zien, maar mocht er zich niet van vergewissen, dat zij inderdaad met de werkelijk heid strookten. Daaruit blijkt wel eenig9zins de po litiek, die Amerika voert ten aanzien van den invoer van planten, enz., niet alleen tegenover ons land, maar ook tegenover andere landen, zooals Ei- geland, Frankrijk en, wat de boum- kweekerij betreft, België; zij is maar al te doorzichtig. Men wil ook te dezen aanzien de aloude Monroeleer in eere herstellen: Amerika voor de Amerika an. De invoer wordt toegestaan, zoolang men de bollen noodig heeft om zelf de kweek ter hand te nemen. Zoodra men zich sterk genoeg gevoeïl die kweek met succes te voeren, sluit men de grenzen en zegt: wij hebben u niet meer noodig. Wanneer men dat nu deed op grond van de Monroeleer, dan zou men daar in kunnen berusten en er niéts tegen kunnen doen, maar de grond, waarop de grenzen gesloten worden, is kwet send voor ons land. Di laatse is het fond van het betoog van den geach ten interpellant. Men past toe de Qua rantaine-Act van 1912 en verbiedt krachtens die wet den invoer van plan ten, die z.g. besmet zijn. Dit volgt niet alleen uit hotgeen door den geachten interpellant is aan gevoerd,» maar is operilijk erkend door den vader van de wet, den tegenwoor- digen voorzitter van den federal hor ticultural Board, dr. Marlatt. Van hem is de volgende uitlating „De geheele strekking van ^viaran- taine 110. 37-is, dit land zoo spoedig mogelijk onafhankelijk te ma van aanvoeren uit het buitenland, zulks in de hoop, dat te eeniger tijd wij een toestand zullen bereiken, waarin geen invoer van buitenland- sche planten meer noodig zal zijn behalve dan om noodzakelijke nieu we plantenrassen binnen te krijgen en misschien om bij voorkomende gelegenheid van bestaande rassen plantenmateriaal binnen te laten, dat noodig is voor de vestiging van nieuwe kweekersbedrijven en dat in het binnenland in den handel niet te verkrijgen is". Land- en Tuinbouw. Invoer van planten en bollen in Amerika. Door den heer Lovink is dezer da gen de 'Regeering geïnterpelleerd over de onlangs door Amerika getroffen maatregelen ten aanzien van den in voer van planten en bollen. Daar dit onderwerp vooral voor de ze omgeving van belang is, laten wij het antwoord van Minister Kan hier in hoofdzaak volgen: Mijn standpunt, aldus de Minister is precies' hetzelfde, als het door den geachten interpellant ingenomc- ne. Wij worden inderdaad door Ame rika niet behandeld, gelijk wij verdie nen. Neemt men in aanmerking, dat al leen aan narcissenbollen in de laatste drie jaar niet minder dan 100 millioen stuks per jaar naar Amerika zijn ge ëxporteerd, dan spreekt het vanzelf, dat daaronder wel eens een kwade zal schuilen en dat te eerder omdat tuurlijk op de lange reis allicht be derf zal kunnen intreden. Honderd procent zekerheid, dat in derdaad de bollen aan alle eischen voldoen, kan natuurlijk niemand ge ven; de best jngerichte dienst is daar toe niet in staat. Maar onze planten- zieklenkundige dienst is zóó goed ge outilleerd en de exporteurs werken dermate mede, dat alle zendingen ,die Duidelijker kan niet gezegd wor den, wat de bedoeling van de wet en van haar toepassing is. Duidelijker kan ook niet gezegd worden, dat men bij het zoeken naar besmette bloem bollen allicht den stok kan vinden om den hond te slaan. Dit is te grievender voor onze expor teurs, omdat ik na herhaalde bespre kingen met deskundigen en belang hebbenden de volle overtuiging ver kregen heb, dat zij werkelijk geen blaam verdienen. Ongetwijfeld zal er wel eens kaf onder het koren schuilen, maar in het algemeen hebben de ge levérde producten aan alle redelijke eischen voldaan. Door desondanks die producten aan te wrijven, dat zij als uiterst gevaar lijk geweerd moeten worden, tast men, geheel ten onrechte, den goeden naam, dien onze boomproducten en onze bol len in het buitenland genieten, aan, en volgt men een gedragslijn, die ik niet een woord, dat in deze vergadering wat vreemd zal klinken, maar dat aan gene zijde van den oceaan duidelijk zal worden verstaan, niet geheel spor tief moet noemen. Ik kom na deze inleiding tot de meer pertinente beantwoording van de door den geachten interpellant gestelde vragen Ik zal die vragen maar niet herhalen, de geachte interpellant heeft ze voorgelezen en uitvoerig toegelicht, maar ze op de rij af beantwoorden. De ontwikkeling van de tuinbouw cultures in Nederland heeft zulk een hoogte bereikt en de Nederlandscke Plantenziektenkundige Dienst is zoo danig ingericht, dat de inspecties van dien dienst, in samenwerking met de controle en inspecties van de organi saties van belanghebbenden, de beste waarborgen geven ten aanzien van vrijdom van ziekten en schadelijke in secten van voor export bestemde zen dingen planten en bloembollen. Naar de overtuiging der Regeering bestaat er dan ook geen redelijke grond den invoer van die gewassen uit planten ziektekundige overwegingen Amerika te weren, zooals met talrijke artikelen geschiedt. -Uit den aard der zaak kan er geen bezwaar worden ge maakt, dat Amerika evenals elk an der land een nauwkeurige controle uitoefent op de in te voeren producten 2. Hoewel deze zienswijze in den loop der laatste jaren reeds meer dan eens onder de aandacht der Amerikaansche Regeering is gebracht, is de Regeering bereid, hiervan nogmaals mededee- ling te doen en daarbij tevens te her halen het verzoek, dat reeds geruimen tijd geleden door het hoofd van onzen Plantenziektenlcundigen Dienst aan den chef der betrokken afdeeling van het Departement van Landbouw is ge daan om, wanneer onverhoopt in zen dingen planten of bloembollen uit Ne derland ziekten of insecten mochten orden aangetroffen, daarvan uitvoe- ig mededeeling te willen doen. 3. De door de Amerikaansche Re geering gevolgde gedragslijn, welke, naar herhaalde uitlatingen van het hoofd van den betrokken dienst, be- heerscht wordt door den wenscb den invoer van levende planten tegen te gaan, sluit, naar de meening der Re geering, indérdaad het gevaar in zich, dat op den duur ook voortbrengselen an andere takken van land- en tuin bouw en van koloniale cultures zul len worden uitgesloten Een dergelijk standpunt ten aanzien an den invoer van planten, dat dus beoogt het geregelde internationale verkeer met planten onmogelijk te ma ken, wordt, voor zoover bekend, door geen enkel ander land gedeeld. 4. De Regeering stelt zich voor de onderhandelingen met de Amerikaan sche Regeering verder voort te zetten. Indien de Amerikaansche Regeering nog meerdere redelijke waarborgen mocht verlangen ten aanzien van den vrijdom onzer planten en bollen van parasieten, zal daaraan zoo ver moge lijk te gemoet worden gekomen. Ook zal gaarne worden overwogen, in hoe verre van het instellen van een com missie, als in deze vraag bedoeld, re sultaat zal zijn te verwachten. 5. Zoolang het nadere overleg met de Amerikaansche Regeering, ais in het antwoord, op de vierde vraag be doeld, niet beëindigd zal zijn, zal de Nedei'landsclie Regeering niet het ini tiatief kunnen nemen tot het bijeen roepen eener conferentie, zoojTs hier bedoeld, waartoe trouwens, gelijk den geachten interpellant bekend is, op het oogenblik ook geen aanleiding be staat". Door den heer Lovink werd hier aan o.m. nog het volgend* toegevoegd: Wat het tweede punt betreft, zou ik nog dit willen zegger- Buna al ie des kundigen in Europa zijn hei er over eens, dat de weg, do\.i Amerika ten deze gevolgd, onwetens 1 nipclijk is onjuist. Wanneer dat telkens en tel kens duidelijk gézégu wordt, komt het mij voor, dat Amerika daartegen ten slotte niet bestand zal zijn. Ik wil op deze technische kwestie niet verder ingaan, want het is hier geen land bouwkundige vergadering, maar ik mag misschien het volgende toch nog opmerken. Toen ik, dertig jaar geleden, direc teur was van de Nederlandscke Heide maatschappij, kreeg ik wel eens />me- rikanen hij mij, die de geheele wereld werden rondgestuurd om planten te verzamelen, 0111 te zien, of zij voor rul tuur in Amerikt geschikt waren. Toen is er zeker wel besmetting met die planten ingevoerd. Maar met de ge cultiveerde gewassen, die daarenboven geinspecteerd worden, is het geval toch anders. Als maar eenigszins waar was, wat men in Amerika beweert, dan zou het onmogelijk zijn, dat onze tuinbouw, waar alles zoo zorgvuldig gekweekt wordt, nog over gezonde bollen en planten beschikte; dan moest alles ge- infecteerd zijn. De beste bescheming tegen planten ziekten is, te zorgen dat men de plant, op de beste standplaats, zoo goed mo gelijk behandelt. Dan is de plant ge hard tegen ziekten. Maar in Amerika staat men nog op het oude standpunt, Ik wil daarover niet in een beoor deeling'treden, maar ik wil er op wij zen, hoe onjuist het is, te meenen, da als men maar geen planten invoert van buiten, de besmetting in het eigen land ook zal verdwijnen. De Minister zal ook wel eens personen gesproken hebben, die de toestanden in Amerika kennen en die ronduit beweren, dat men er vol met ziekten zit. Het komt mij dan ook voor, dat on ze bollen onder een valscbe leuze wor den geweerd. Prof. van Slogteren "zegt, dat onze bollen 100 pet. gezonder zijn dan de gewassen in Amerika. Ik hoop dus, dat de Minister zich bij dat fu neste standpunt van Amerika niet zal neerleggen 1 Ons Babbelhoekje. Beste jongens en meisjes, Ditmaal zjjn het eerst aan (ie beurt „Blondje en Zwartje", 'k Ben blij. dat het wat beter gaat met Zwartje en ze' zelfs al even op mag. Als het nu lek ker zacht weer wordt en ze buiten mag, Bal ze wel gauw heelemaal opknappen. Zoo, heb ji] een autetochtje gemaakt, Blondje'/ Ja, daar was het nog wel wat koud voor. Jammer he, dat de' school kiek niet goed is uitgevallen. Wat grap pig, dat ze alle vier zwart zjjn. Bunnen ze al zien/ „Sneeuwklokje". Zoo, dus jrj kent Blondje en Zwartje goed? Sin is verle den jaar bert ik nog niet in Sassenheim geweest. Nu begint het weer toch be ter te worden, dus misscliien kuil je met de. i inkstervacantie dan nog wel uitgaan, 'k Hoop, dat je veel genoegen zult hebben. Prettig Ue, dat de kiek goed is uitgevallen. „Blondine'. Ja, dat heb je goed ge. raden van dat boekje. Bus je vond Ue. mooi. Misschien krijgen we wel weer gauw een verhaaltje als de ruimte het toelaat. Ja, 't weer wordt nu gelukkig wat zachter. Zoo, dus het moet altijd gauw klaar zijn bij jou, is 't niet? „Vergeet mjj nietje". O ja, heb j nier een tante wonen? Woe. h.-. mee te hart-d met Hemelvaartsdag u.n :i sen? Ik heb het nog gepruoe 1, ew.u vond het niets pre .tig hoor Ja, met the banden kun je soms heel wat tegen spoed hebben. Zpn jullie t ien terug gaan loopen? „Grassprietje". Zoo, en, at tweemaal een tekst gekregen? Ik kan begrnpea dat ie daar big om bent hoor. Hoe valt je het op school? „Roosje", Wel, wel. meisje, waarhadt niet bij verteld. Dank voor je raadsel, ik zal het nazien en als hetr geschikt ia, gebruiken hoor. „Pionier". O ja, vond je de raadsels moeilijker als 'anders? Maar je hebt ze toch allemaal gevonden hè? Ja, Zon dag was het erg koud. nu is het wel wat beter, maar het echte mooie Mei- weer is het toch nog niet. Vooral bui ten zal je welveel last van den wind hebben hè? „Moeders Meisje''. .Wel gefeliciteerd en veel genoegen met' je zusje's ver jaardag. Dat is een leuk cadeautje dat je haar geeft hoor. Gezellig is dat hè, als er zooveel meisjes op bezoek ko men. Of ik uit ga met de Pinksterdagen? Wel, waar jij naar toe gaat, hoop ik ook heen te gaan. Veel genoegen hoor op de logeerpartij. „Lindebloesem". Je moet maar den es'1, .iii hebt met Paschen vacantie ge had, meisjelief. Ja, 't is hier ook koud hoor, maar toch niet zoo erg slenk ik als aan de zee. Ga je, net als je vrien- dinnetje nog uit met de Pinksterdagen? Prettig he, als je een goed rapport hebt, „Wilgenkatje". Dat is een leuk mid- dagje geweest hè. Wat heb ie daar een nret, als je met zoovelen bent en je oet van die leuke spelletjes, vindt je niet? Wat aardig hè, dat jullie kuikens en jonge duiven hebben. Vindt je het geen leuk gezicht al die kleine dier tjes? „Moeders Jongste." Zoo, meisje, ben je ziek, wat scheelt er a3n? Toch niet ernstig hoop ik? Ja, als je op bed ligt, heb je volop tjjd voor het babbelhoekje, he. Prettig, «lat je vriendinnetjes ie op kwamen zoeken hè. Dat is nog een heele afleiding voor je. 'k Hoop aat je inaar weer gauw beter bent. „Boschviooltje". Wel, wel, eerst zoo'n pijnlijk been en nu weer ziek. 'k Hoop dat je weer gauw hersteld raag zijn meisjelief. Dus tgen heb je nogal een- prettige dag gehad? Leuk he, dat je vrienumnetje daar 's avonds ook op. bezoek was. Toen had je meteen gezel schap. „Waterlelie". Ja, 't wordt nu gelukkig wat zachter buiten. Pretlig hè, als je je zomerkleeren voor den dag ma'/ ha len. Tot nu toe Was het nog veel te kond om die to dragen. Wat jammer van je bloemen hé? Je mag de tweede keer wel beter oppassen. Wat zal die vogel aan jou gewend zijn, als je heib al zoolang hebt. „Anemoon". Wat is dat lastig voocr jut lie hé, en wat moet ?e nu toch vreeUelrjk vroeg op. Of vind je dat niet zoo erg?- Ja, dat is prettig hé, om te leeren fietsen en als je dan later zoovei-bent, dat je goed kunt rijden, dan gen-et jd dubbel. „Klaproos" en „Batavier". Gelukkig dat je oom beter is Klaproos. B?n je blij dat je weer naar school kunt;i;aan? Zoo was het zangconcours erg .mooi? Jammer hé, dat er zoo'n sterke wind was Ja, dat heb ik ook gezien, maar je begreep het toch wel hé? Ja, van jou duurt het nog een heele tijd hoor IKlap- roos, dan js Batavier gauwer aai» de beurt. En Reseda deze week? Ja, daar zal ze wel van vertellen denk ik. „Reseda en „Rozeknopje". Har telijk 'feliciteerd met je verjaardag, Re seda. Dat begrijp ik best dat je nu geen groo te brief 'kon schrijven.' 'k Was a 1 bin dat je mij niet heelemaal vergat. Heb je een prettige dag gehad en veele» aeautjes? Dat hoor ik volgende week zeker wel. Ja, het concours was mooi hé? De oplossingen van de vorige week zjjn: 1. Als de katjes muizen, mauwem ze niet. OnderdeelenDen. Aal, Muis An na, Sam, Kei, Jet, Zeelt, Smal, Zeeuw. 2. Hek-la-Hekla. 3. Wie tusschenb^ide iets onderv indt, leert bovenmate. 4. Doetinchem, Nijmegen, Goes, 5. Bot-Tob. En hier volgen' de nieuwe raad. seis. Ingez. door Blondkopje. 1. Mijn geheel bestaat uit 38 lel ters en is een spreekwoord. Een 32.8.35.15.34 is zwart 30.36.34.1.9.36.16.33.3° 3+ in eenspr lok- voord. 10.2.3.20 is een jongensnaam. Een 7. 4. 11. 6. 13. 33. 21. 24. 22. 37. 35 is een sieraad. Een 14. 12. 11 is een schuit. Een 29. 18. 9 is een klein huisje Niemand is graag 1. 26. 36. 23. Een 17. 22. 25 is een paard. Een 27. 4. 28. is een viervoetig di Jr. Een 31. 2. 5 is speelgoed. 2. Ingez. door Moeders Meisje. Een slager kon een vette koe, 1 Voor f 400 gulden koopen gaan. Zeg mij nu maar eens'heel 'vlug, Waarop komt dan een kalf te staart? 3. Verborgen plaatsnamen. Lpop wat harder, wjj komen aodei -a telaat. Met zjjn snavel pikte de vogel tege n de ruit. 4. ingez .door Wilgenkatje. Welke fluitsoorten staan hier? Napsalipase, lapep, nasana, umlrp, erpe. 5. Ingez. door Junior. Wat leest ge hieruit? Bei mjjn klok uen, stil. ANECuOiE. Jantje: „Ik dank u nog wel, Tante, Voor uw cadeautje". Tante: „Och jongen, dat is de moeite niet waard om te bedanken". Jantje: „Dat zei ik ook al, Tantes maar ik moest het toch doen voor Moe der". Ziezoo, jongelui, jullie kunt weer aan net werk. V'eei succes met je raad sels hoor. en degenen, die vacajitie he bl eu, weusch ik veel genoegen en mooi weer. Nu neem ik weer afscheid met veie groeten. tante FR ANCIEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 11