NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 22 MEI 1926
gaan de verschillende rechte en krom
me pijpen, vluchtgangen, en andere als
de loopgang naar het jachtveld, waar
voor de aarde netjes glad is aangedrukt.
Uit dit knusse kamertje, waaruit ge
noeg zuurstof doordringt door de .poreu
ze teelaarde,, driftigt mollebaas eih keer
of drie daags de gladde loopgang door
raar zijn stroopveld, om alles eetbaars
wat hem ontmoet, in zijn altijd jeukende
en gauw weer leege maag te aoen ver
dwijnen.
Met zijn fijnen neus speurt hij naar
regenwormen, poppen, engerlingen, e-
melten, ritnaalden, en verslindt zoo dage
lijks zijn eigen gewicht aan voedsel. Mis
schien, dat hij in tijden van overvloed
ook wel voorraadschuren aanlegt voor
krappe dagen, door van regenwormen
,eenige ringen af te bijten, zoodat zij
niet weg kunnen kruipen. Als een vraat
zuchtige kluizenaar doorwroet hij de
aarde, vraat- en moordzuchtig. Want
hij spaart niets en niemand, ook zijn
j eigen soortgenooten niet.
Eenzelvig leeft hij zijn leventje, zijn
,.gansche bestaan door, behalve den kor
ten tijd, dat de liefde ook zijn pelsje
eens zoo glanzend maakt, of de zorg
voor zijn kroost hem noopt tot vader
lijke plichten. Nu komt hij, in den paar
trjd. ook wel boven den grond. Dan
zwerven de mannetjes, die het in aantal
winnen van de vrouwtjes, rond op zoek
naar andere mollenhuizen; nu worden
de gevechten geleverd om het wijfje,
en, is dat tenslotte veroverd, dan wordt
het opgesloten in een of andere gang,
bij ontvluchting weer teruggehaald, tot
<dat na veel 'gekrab en gebijt mol en
molly het eens zijn geworden en vreed
en vreetzaam van hun huwelijksleven
-genieten. De broodnijd, die heri anders
tot doodsvijanden maakt, zwijgt voor
de teedere gevoelens van den ecnt. Moe
der mol maakt het nestje klaar zoo stil
aan, waarin zij na een week of drie vier
haar drie- of vijftal molletjes neerlegt.
Kroost, dat dien naam nauwelijks ver
dient, zoo klein en hulpbehoevend is
het. Naakt en blinci zijn zij bij de_ ge
boorte en niet grooter dan een flinke
rumboon. Maar zij groeien als kool,
dank zij hun altjjü frisschen honger
**n de goede oppassing yan de ouders.
Met een week of wat zijn zij half zoo
groot als deze. Vader draaft nu onver
moeid door de loopgangen, draagt de
lekkere beetjes aan, "en dat hij zien met
>"öen aardige vaart onder de aarde kan
voortbewegen, is door een aardige proef
bewezen.
Een natuuronderzoeker heeft eens in
een loopgang een rij grashalmen ge
plaatst, met boven aan den top van
eiken halm een papieren vlagje. Toen
maakte hij den mol aan het schrikken
door een hoornsignaal. Deze rende de
loopgang door. Achtereenvolgens vie
len ae vlagjes en wel ongeveer met
de snelheid 'van een paard in draf.
Het jónge goed i§ eerst erg onhgjidig
in de kunst van loo. grave 1 maKen T)e e
gaan wak onuer de opyerviaKte
van hei land langs, en zoo worden zij
vaak een prooi van de vele vijanden, die
de mol heeft: bunzing, hermelijn, vos,
uil, ooievaar, wezel en adder.
De beide laatsten zoeken het vette
jolmopsje ook wei in'zijn woning op.
Maar de geduchtste vijand is de mensch.
De boer duit hem niet, omdat hij de
nuttige regenwormen verslind;, die den
bodem draineeren; de notaris is zjjn
doodsvijand, omdat hij de slaplanten er
uitwroet; de polderbesturen staan hem
naar het leven, omdat hij gaten in de
waterkeeringen graaft en wie dit alles
kouü iaat, slaan hem dood of laten hem
doodslaan, omdat er w. mee te verdienen
valt, of omdat zij zich widen tooien met
zijn velletje. Sinds een of andere' dame
oie er allermolligst uit wou zien, op
het idee kwam, om zich een mantel aan
tè schaffen, van die fluweelen huidjes
zijn alom mannen en honden er op uit
getogen, om de mollen te mollen, zijn
de landen volgezet mlt knippen om ze
te vangen.
Deze indiaansche en negerlijke wijze
van lichaamsversiering, rest uit het die
renhuid- en vederbostijdperk, heeft aan
duizenden zwartjassen het leven ge
kost, evenals aan andere peisdieren en
vogels. Maar, zegt de wijsheid van den
boer en den tuinman, voor den mol
hinden dit niet, dat is een schalelyk
dier. „Deugt nergens voor" heeft een
mullevanger n> eens gezegd, joen hij
een zeldzaam exemplaar, een albino,
bracht, „oeagt nergens voor, dan om
een tik op zijn snoet te krijgen".
En nii wil iit toege/en, dat geen mol
geduid kan worden in dijken, die hét
water keeren, m,ch in tuintjes met zaai
sel van groenuen en bloemen; dat het
versiinuen van de humus vormende en
den budem urameerende regenwormen
niet op zijn creuit kan worden gebracht
toen is nij zoü zwart niet ais hij er
uit ziet. üok de'regenworm trekt menig
kiempiantje in zijn gaten, 'ook de mol
doorgralt den grond met draiueergaten,
ter Wijl hij op de groote gfóndcompiexen
zeker nuttig is door hei opruimen van
taiiooze scnaUblijke knagers aan de wor
teis van de planten.
inuieu de mensen de natuur zelf eens
liet zorgen, dan zou in tijden van vceu
seiovervioen geen mol schade dQ£n m
buscn if \e cl. En .n uagen'van schaarech-
te, wei dan at,en zij eikaar wei op, 0111
zoo het evenwicht 111 de schemering te
herstellen, liet zou jammer zijn, als
straks de laatste mol "gestroopt werd
en s winters ais trofee der beocnaving
werd gedragen en 's zomers met naxca-
linebaiietjes Legen de motten werd be
schermd. Dat kruis heeit geen mol ver
diend.
woon bekwaam, persoonlijk rechtscha
pen, werkzaam man, maar de superla
tief van een Nederlandscli individua
list. Omtrent alle kwesties van den
dag heeft hij zijn eigen persoonlijke
meening, bij voorkeur afwijkende van
de anderen, ook van eigen partij. Hij
is dank daaraan een dooi* vriend en
tegenstander vertroeteld staatsman,
die om strijd wegens zijn objectivisme
wordt geprezen. In en bij hem is dit
streven en valt hij deswege te waar
de eren.
Als gevolg leeft in hem echter sterk
het geloof, dat hij staat boven de par
tijen! Wat hij wil, is de objectieve
waarheid en niet partij-politiek. Nie
mand is dan ook vermoedelijk zoo
eerlijk en zoo vast overtuigd als hij,
dat hetgeen hij wil en hetgeen hij
voorstaat, automatisch past bij een in
termezzo-kabinet.
Het zijn dientengevolge zijn indivi
dualistische meeningen op elk gebied,
die ten grondslag liggen aan het inter
mezzo-kabinet en het karakter daar
van bepalen.
Op botsingen met ambtgenooten
kan men dan ook bij hem zijn voorbe
reid, maar ook op wendingen in bet
karakter yan het kabinet. Als hij het
in een of ander opzicht eens is met de
Colijnsche politiek, volgt hij die, vast
overtuigd, dat zij is de eenig objec
tieve, van politiek vrijgehouden De
Geerschp-staatkunde, maar als hij op
eenig terrein voelt voor Marchantsche,
Dresselhuysche of Albardasche poli
tiek, dan gaat het daarmede precies
zoo.
Men kan daarom op alles bij hem
voorbereid zijn, zonder dat men ooit
aan zijn karakter of zijn eerlijkheid
zal mogen twijfelen.
En als hij daarom zijn kabinet vroeg
of laat omzet in een Colijnsch kabinet
onder zijn naam of iets anders van
dien aard en zoo iets anders van
zeker dan zal hij het te goeder trouw
tegenspreken.
Wijziging der Provinciale wei.
Volgens bet tweede lid van artikel
64 der Provinciale Wel wordt de eer
ste van de twee gewone zittingen, die
de Staten houden, geopend op den
eersten Dinsdag der maand Juli, de
andere op een door Ged. Staten vast
te stellen dag, vallende op een Dins
dag tusschen 1 October en 'S\ De
cember. De wettelijke bepalingen van
den dag van opening der zomerzitting
heeft in verschillende provinciën to'c
moeilijkheden geleid, in het bijzonder
met het oog op de behandeling der
begrooting.
Voorts levert deze bepaling het be
zwaar op, dat gedurende de eerste zo
mermaanden de leden der Staten en
in het bijzender de leden van Gedepu
teerde Staten, de commissarissen der
Koningin en vele provinciale r nbtena-
ren niet de gelegenheid zijn met va-
cantie naar elders te vertrekken
dat dus de zomerverloven practisch
tot de tweede helft van het warme
jaargetijde moeten beperkt blijven.
In overweging is thans, c .t het
JHdbl." de vervanging van het tweede
lid van artikel 64 door de navolgende
voorschriften:
„Beide worden geopénd op eendoor
Ged. Statén vast te stellen Dinsdag:
de eerste tusschen den zestienden Apri:
en den' zestienden Tuli, de tweede tus
schen den eersten October en den ee:
en dertigsten December.
In de jaren, waarin de verkiezingen
van de leden der Staten worden gehou
den, wordt de eerste zitting geopend
op den eersten Dinsdag der maand
Juli".
In de tweede plaats is in overweging
genomen 'eeu vijzging van art. 108
der Provinciale Wet, waardoor het
mogelijk wordt gemaakt, dat niet al
leen. de kosten van onderhoud van de
tot woning van commissarissen der Ko
ningin bestemde gebouwen, waar deze
Rijkseigendom zijn, ot de huur, waar
zij geen Rijkseigendom zijn, maar oo'k
de kosten van inrichting van de ver
trekken in die gebouwen, welke een
min ot meer amotelijk karakter dra
gen, voor rekening van het Rijk ko
men.
Ten derde wordt voorgesteld wijzi
ging van de regeien betref.e.ide de
provinciale begr uting en rekening,
waardoor voor 'de provinciale bedrij
ven een afzonderlijk geldelijk karak
ter kan worden gevoerd.
BINNENLAND.
Dii lïïlNÏSïTïi-rRLNT.
Wat van hem te verwachten is,
De Haagsclie briefschrijver van den
katholieken „Tijd" geeft omtrent den
Minister-president de volgende be
schouwingen, die wij uiteraard geheel
voor zijne rekening laten:
De heer De Geer is een buitenge-
door certificaten worden gedekt, aan
alle redelijke eischen voldoen.
Intusschen, de geachte interpellant
heèft er zelf reeds op gewezen, schijnt
men in Amerika aan te nemen, dat de
geheele kist besmet is, wanneer in een
kist van twee duizend bollen, één be
smette zit. Dan komt men natuurlijk
tot statistieken, die tot zonderlinge uit
komsten leiden. Nog sterker is het
volgende.
Onze deskundige, professor Van
Slogteren, die ook door den geachten
interpellant genoemd is, verzocht er
zich van te mogen vergewissen, dat de
statistieken, die Amerika produceert
om te bewijzen, dat de invoer niet aan
alle eischen voldoet, inderdaad op
juiste gegevens waren gebaseerd. Dit
is hem botweg geweigerd. Hij beeft
wel de rapporten mogen zien, maar
mocht er zich niet van vergewissen,
dat zij inderdaad met de werkelijk
heid strookten.
Daaruit blijkt wel eenig9zins de po
litiek, die Amerika voert ten aanzien
van den invoer van planten, enz., niet
alleen tegenover ons land, maar ook
tegenover andere landen, zooals Ei-
geland, Frankrijk en, wat de boum-
kweekerij betreft, België; zij is maar
al te doorzichtig. Men wil ook te dezen
aanzien de aloude Monroeleer in eere
herstellen: Amerika voor de Amerika
an.
De invoer wordt toegestaan, zoolang
men de bollen noodig heeft om zelf de
kweek ter hand te nemen. Zoodra
men zich sterk genoeg gevoeïl die
kweek met succes te voeren, sluit men
de grenzen en zegt: wij hebben u niet
meer noodig.
Wanneer men dat nu deed op grond
van de Monroeleer, dan zou men daar
in kunnen berusten en er niéts tegen
kunnen doen, maar de grond, waarop
de grenzen gesloten worden, is kwet
send voor ons land. Di laatse is het
fond van het betoog van den geach
ten interpellant. Men past toe de Qua
rantaine-Act van 1912 en verbiedt
krachtens die wet den invoer van plan
ten, die z.g. besmet zijn.
Dit volgt niet alleen uit hotgeen
door den geachten interpellant is aan
gevoerd,» maar is operilijk erkend door
den vader van de wet, den tegenwoor-
digen voorzitter van den federal hor
ticultural Board, dr. Marlatt.
Van hem is de volgende uitlating
„De geheele strekking van ^viaran-
taine 110. 37-is, dit land zoo spoedig
mogelijk onafhankelijk te ma
van aanvoeren uit het buitenland,
zulks in de hoop, dat te eeniger tijd
wij een toestand zullen bereiken,
waarin geen invoer van buitenland-
sche planten meer noodig zal zijn
behalve dan om noodzakelijke nieu
we plantenrassen binnen te krijgen
en misschien om bij voorkomende
gelegenheid van bestaande rassen
plantenmateriaal binnen te laten,
dat noodig is voor de vestiging van
nieuwe kweekersbedrijven en dat in
het binnenland in den handel niet
te verkrijgen is".
Land- en Tuinbouw.
Invoer van planten en bollen in
Amerika.
Door den heer Lovink is dezer da
gen de 'Regeering geïnterpelleerd over
de onlangs door Amerika getroffen
maatregelen ten aanzien van den in
voer van planten en bollen.
Daar dit onderwerp vooral voor de
ze omgeving van belang is, laten wij
het antwoord van Minister Kan
hier in hoofdzaak volgen:
Mijn standpunt, aldus de Minister
is precies' hetzelfde, als het door
den geachten interpellant ingenomc-
ne. Wij worden inderdaad door Ame
rika niet behandeld, gelijk wij verdie
nen.
Neemt men in aanmerking, dat al
leen aan narcissenbollen in de laatste
drie jaar niet minder dan 100 millioen
stuks per jaar naar Amerika zijn ge
ëxporteerd, dan spreekt het vanzelf,
dat daaronder wel eens een kwade zal
schuilen en dat te eerder omdat
tuurlijk op de lange reis allicht be
derf zal kunnen intreden.
Honderd procent zekerheid, dat in
derdaad de bollen aan alle eischen
voldoen, kan natuurlijk niemand ge
ven; de best jngerichte dienst is daar
toe niet in staat. Maar onze planten-
zieklenkundige dienst is zóó goed ge
outilleerd en de exporteurs werken
dermate mede, dat alle zendingen ,die
Duidelijker kan niet gezegd wor
den, wat de bedoeling van de wet en
van haar toepassing is. Duidelijker
kan ook niet gezegd worden, dat men
bij het zoeken naar besmette bloem
bollen allicht den stok kan vinden om
den hond te slaan.
Dit is te grievender voor onze expor
teurs, omdat ik na herhaalde bespre
kingen met deskundigen en belang
hebbenden de volle overtuiging ver
kregen heb, dat zij werkelijk geen
blaam verdienen. Ongetwijfeld zal er
wel eens kaf onder het koren schuilen,
maar in het algemeen hebben de ge
levérde producten aan alle redelijke
eischen voldaan.
Door desondanks die producten aan
te wrijven, dat zij als uiterst gevaar
lijk geweerd moeten worden, tast men,
geheel ten onrechte, den goeden naam,
dien onze boomproducten en onze bol
len in het buitenland genieten, aan, en
volgt men een gedragslijn, die ik niet
een woord, dat in deze vergadering
wat vreemd zal klinken, maar dat aan
gene zijde van den oceaan duidelijk
zal worden verstaan, niet geheel spor
tief moet noemen.
Ik kom na deze inleiding tot de meer
pertinente beantwoording van de door
den geachten interpellant gestelde
vragen Ik zal die vragen maar niet
herhalen, de geachte interpellant heeft
ze voorgelezen en uitvoerig toegelicht,
maar ze op de rij af beantwoorden.
De ontwikkeling van de tuinbouw
cultures in Nederland heeft zulk een
hoogte bereikt en de Nederlandscke
Plantenziektenkundige Dienst is zoo
danig ingericht, dat de inspecties van
dien dienst, in samenwerking met de
controle en inspecties van de organi
saties van belanghebbenden, de beste
waarborgen geven ten aanzien van
vrijdom van ziekten en schadelijke in
secten van voor export bestemde zen
dingen planten en bloembollen. Naar
de overtuiging der Regeering bestaat
er dan ook geen redelijke grond den
invoer van die gewassen uit planten
ziektekundige overwegingen
Amerika te weren, zooals met talrijke
artikelen geschiedt. -Uit den aard der
zaak kan er geen bezwaar worden ge
maakt, dat Amerika evenals elk an
der land een nauwkeurige controle
uitoefent op de in te voeren producten
2. Hoewel deze zienswijze in den loop
der laatste jaren reeds meer dan eens
onder de aandacht der Amerikaansche
Regeering is gebracht, is de Regeering
bereid, hiervan nogmaals mededee-
ling te doen en daarbij tevens te her
halen het verzoek, dat reeds geruimen
tijd geleden door het hoofd van onzen
Plantenziektenlcundigen Dienst aan
den chef der betrokken afdeeling van
het Departement van Landbouw is ge
daan om, wanneer onverhoopt in zen
dingen planten of bloembollen uit Ne
derland ziekten of insecten mochten
orden aangetroffen, daarvan uitvoe-
ig mededeeling te willen doen.
3. De door de Amerikaansche Re
geering gevolgde gedragslijn, welke,
naar herhaalde uitlatingen van het
hoofd van den betrokken dienst, be-
heerscht wordt door den wenscb den
invoer van levende planten tegen te
gaan, sluit, naar de meening der Re
geering, indérdaad het gevaar in zich,
dat op den duur ook voortbrengselen
an andere takken van land- en tuin
bouw en van koloniale cultures zul
len worden uitgesloten
Een dergelijk standpunt ten aanzien
an den invoer van planten, dat dus
beoogt het geregelde internationale
verkeer met planten onmogelijk te ma
ken, wordt, voor zoover bekend, door
geen enkel ander land gedeeld.
4. De Regeering stelt zich voor de
onderhandelingen met de Amerikaan
sche Regeering verder voort te zetten.
Indien de Amerikaansche Regeering
nog meerdere redelijke waarborgen
mocht verlangen ten aanzien van den
vrijdom onzer planten en bollen van
parasieten, zal daaraan zoo ver moge
lijk te gemoet worden gekomen. Ook
zal gaarne worden overwogen, in hoe
verre van het instellen van een com
missie, als in deze vraag bedoeld, re
sultaat zal zijn te verwachten.
5. Zoolang het nadere overleg met
de Amerikaansche Regeering, ais in
het antwoord, op de vierde vraag be
doeld, niet beëindigd zal zijn, zal de
Nedei'landsclie Regeering niet het ini
tiatief kunnen nemen tot het bijeen
roepen eener conferentie, zoojTs hier
bedoeld, waartoe trouwens, gelijk den
geachten interpellant bekend is, op
het oogenblik ook geen aanleiding be
staat".
Door den heer Lovink werd hier
aan o.m. nog het volgend* toegevoegd:
Wat het tweede punt betreft, zou ik
nog dit willen zegger- Buna al ie des
kundigen in Europa zijn hei er over
eens, dat de weg, do\.i Amerika ten
deze gevolgd, onwetens 1 nipclijk is
onjuist. Wanneer dat telkens en tel
kens duidelijk gézégu wordt, komt het
mij voor, dat Amerika daartegen ten
slotte niet bestand zal zijn. Ik wil op
deze technische kwestie niet verder
ingaan, want het is hier geen land
bouwkundige vergadering, maar ik
mag misschien het volgende toch nog
opmerken.
Toen ik, dertig jaar geleden, direc
teur was van de Nederlandscke Heide
maatschappij, kreeg ik wel eens />me-
rikanen hij mij, die de geheele wereld
werden rondgestuurd om planten te
verzamelen, 0111 te zien, of zij voor rul
tuur in Amerikt geschikt waren. Toen
is er zeker wel besmetting met die
planten ingevoerd. Maar met de ge
cultiveerde gewassen, die daarenboven
geinspecteerd worden, is het geval toch
anders.
Als maar eenigszins waar was, wat
men in Amerika beweert, dan zou het
onmogelijk zijn, dat onze tuinbouw,
waar alles zoo zorgvuldig gekweekt
wordt, nog over gezonde bollen en
planten beschikte; dan moest alles ge-
infecteerd zijn.
De beste bescheming tegen planten
ziekten is, te zorgen dat men de plant,
op de beste standplaats, zoo goed mo
gelijk behandelt. Dan is de plant ge
hard tegen ziekten. Maar in Amerika
staat men nog op het oude standpunt,
Ik wil daarover niet in een beoor
deeling'treden, maar ik wil er op wij
zen, hoe onjuist het is, te meenen, da
als men maar geen planten invoert van
buiten, de besmetting in het eigen land
ook zal verdwijnen. De Minister zal ook
wel eens personen gesproken hebben,
die de toestanden in Amerika kennen
en die ronduit beweren, dat men er
vol met ziekten zit.
Het komt mij dan ook voor, dat on
ze bollen onder een valscbe leuze wor
den geweerd. Prof. van Slogteren "zegt,
dat onze bollen 100 pet. gezonder zijn
dan de gewassen in Amerika. Ik hoop
dus, dat de Minister zich bij dat fu
neste standpunt van Amerika niet zal
neerleggen 1
Ons Babbelhoekje.
Beste jongens en meisjes,
Ditmaal zjjn het eerst aan (ie beurt
„Blondje en Zwartje", 'k Ben blij. dat
het wat beter gaat met Zwartje en ze'
zelfs al even op mag. Als het nu lek
ker zacht weer wordt en ze buiten mag,
Bal ze wel gauw heelemaal opknappen.
Zoo, heb ji] een autetochtje gemaakt,
Blondje'/ Ja, daar was het nog wel wat
koud voor. Jammer he, dat de' school
kiek niet goed is uitgevallen. Wat grap
pig, dat ze alle vier zwart zjjn. Bunnen
ze al zien/
„Sneeuwklokje". Zoo, dus jrj kent
Blondje en Zwartje goed? Sin is verle
den jaar bert ik nog niet in Sassenheim
geweest. Nu begint het weer toch be
ter te worden, dus misscliien kuil je
met de. i inkstervacantie dan nog wel
uitgaan, 'k Hoop, dat je veel genoegen
zult hebben. Prettig Ue, dat de kiek
goed is uitgevallen.
„Blondine'. Ja, dat heb je goed ge.
raden van dat boekje. Bus je vond Ue.
mooi. Misschien krijgen we wel weer
gauw een verhaaltje als de ruimte het
toelaat. Ja, 't weer wordt nu gelukkig
wat zachter. Zoo, dus het moet altijd
gauw klaar zijn bij jou, is 't niet?
„Vergeet mjj nietje". O ja, heb j
nier een tante wonen? Woe. h.-. mee
te hart-d met Hemelvaartsdag u.n :i
sen? Ik heb het nog gepruoe 1, ew.u
vond het niets pre .tig hoor Ja, met the
banden kun je soms heel wat tegen
spoed hebben. Zpn jullie t ien terug
gaan loopen?
„Grassprietje". Zoo, en, at tweemaal
een tekst gekregen? Ik kan begrnpea
dat ie daar big om bent hoor. Hoe
valt je het op school?
„Roosje", Wel, wel. meisje, waarhadt
niet bij verteld. Dank voor je raadsel,
ik zal het nazien en als hetr geschikt ia,
gebruiken hoor.
„Pionier". O ja, vond je de raadsels
moeilijker als 'anders? Maar je hebt
ze toch allemaal gevonden hè? Ja, Zon
dag was het erg koud. nu is het wel
wat beter, maar het echte mooie Mei-
weer is het toch nog niet. Vooral bui
ten zal je welveel last van den wind
hebben hè?
„Moeders Meisje''. .Wel gefeliciteerd
en veel genoegen met' je zusje's ver
jaardag. Dat is een leuk cadeautje dat
je haar geeft hoor. Gezellig is dat hè,
als er zooveel meisjes op bezoek ko
men. Of ik uit ga met de Pinksterdagen?
Wel, waar jij naar toe gaat, hoop ik ook
heen te gaan. Veel genoegen hoor op
de logeerpartij.
„Lindebloesem". Je moet maar den
es'1, .iii hebt met Paschen vacantie ge
had, meisjelief. Ja, 't is hier ook koud
hoor, maar toch niet zoo erg slenk ik
als aan de zee. Ga je, net als je vrien-
dinnetje nog uit met de Pinksterdagen?
Prettig he, als je een goed rapport
hebt,
„Wilgenkatje". Dat is een leuk mid-
dagje geweest hè. Wat heb ie daar een
nret, als je met zoovelen bent en je
oet van die leuke spelletjes, vindt je
niet? Wat aardig hè, dat jullie kuikens
en jonge duiven hebben. Vindt je het
geen leuk gezicht al die kleine dier
tjes?
„Moeders Jongste." Zoo, meisje, ben
je ziek, wat scheelt er a3n? Toch niet
ernstig hoop ik? Ja, als je op bed ligt,
heb je volop tjjd voor het babbelhoekje,
he. Prettig, «lat je vriendinnetjes ie op
kwamen zoeken hè. Dat is nog een heele
afleiding voor je. 'k Hoop aat je inaar
weer gauw beter bent.
„Boschviooltje". Wel, wel, eerst zoo'n
pijnlijk been en nu weer ziek. 'k Hoop
dat je weer gauw hersteld raag zijn
meisjelief. Dus tgen heb je nogal een-
prettige dag gehad? Leuk he, dat je
vrienumnetje daar 's avonds ook op.
bezoek was. Toen had je meteen gezel
schap.
„Waterlelie". Ja, 't wordt nu gelukkig
wat zachter buiten. Pretlig hè, als je
je zomerkleeren voor den dag ma'/ ha
len. Tot nu toe Was het nog veel te kond
om die to dragen. Wat jammer van je
bloemen hé? Je mag de tweede keer
wel beter oppassen. Wat zal die vogel
aan jou gewend zijn, als je heib al
zoolang hebt.
„Anemoon". Wat is dat lastig voocr jut
lie hé, en wat moet ?e nu toch vreeUelrjk
vroeg op. Of vind je dat niet zoo erg?-
Ja, dat is prettig hé, om te leeren
fietsen en als je dan later zoovei-bent,
dat je goed kunt rijden, dan gen-et jd
dubbel.
„Klaproos" en „Batavier". Gelukkig
dat je oom beter is Klaproos. B?n je
blij dat je weer naar school kunt;i;aan?
Zoo was het zangconcours erg .mooi?
Jammer hé, dat er zoo'n sterke wind was
Ja, dat heb ik ook gezien, maar je
begreep het toch wel hé? Ja, van jou
duurt het nog een heele tijd hoor IKlap-
roos, dan js Batavier gauwer aai» de
beurt. En Reseda deze week? Ja, daar
zal ze wel van vertellen denk ik.
„Reseda en „Rozeknopje". Har telijk
'feliciteerd met je verjaardag, Re seda.
Dat begrijp ik best dat je nu geen groo
te brief 'kon schrijven.' 'k Was a 1 bin
dat je mij niet heelemaal vergat. Heb
je een prettige dag gehad en veele»
aeautjes? Dat hoor ik volgende week
zeker wel. Ja, het concours was mooi
hé?
De oplossingen van de vorige week
zjjn:
1. Als de katjes muizen, mauwem ze
niet. OnderdeelenDen. Aal, Muis An
na, Sam, Kei, Jet, Zeelt, Smal, Zeeuw.
2. Hek-la-Hekla.
3. Wie tusschenb^ide iets onderv indt,
leert bovenmate.
4. Doetinchem, Nijmegen, Goes,
5. Bot-Tob.
En hier volgen' de nieuwe raad. seis.
Ingez. door Blondkopje.
1. Mijn geheel bestaat uit 38 lel ters
en is een spreekwoord.
Een 32.8.35.15.34 is zwart
30.36.34.1.9.36.16.33.3° 3+ in eenspr lok-
voord.
10.2.3.20 is een jongensnaam.
Een 7. 4. 11. 6. 13. 33. 21. 24. 22.
37. 35 is een sieraad.
Een 14. 12. 11 is een schuit.
Een 29. 18. 9 is een klein huisje
Niemand is graag 1. 26. 36. 23.
Een 17. 22. 25 is een paard.
Een 27. 4. 28. is een viervoetig di Jr.
Een 31. 2. 5 is speelgoed.
2. Ingez. door Moeders Meisje.
Een slager kon een vette koe, 1
Voor f 400 gulden koopen gaan.
Zeg mij nu maar eens'heel 'vlug,
Waarop komt dan een kalf te staart?
3. Verborgen plaatsnamen.
Lpop wat harder, wjj komen aodei -a
telaat.
Met zjjn snavel pikte de vogel tege n
de ruit.
4. ingez .door Wilgenkatje.
Welke fluitsoorten staan hier?
Napsalipase, lapep, nasana, umlrp,
erpe.
5. Ingez. door Junior.
Wat leest ge hieruit?
Bei mjjn klok uen, stil.
ANECuOiE.
Jantje: „Ik dank u nog wel, Tante,
Voor uw cadeautje".
Tante: „Och jongen, dat is de moeite
niet waard om te bedanken".
Jantje: „Dat zei ik ook al, Tantes
maar ik moest het toch doen voor Moe
der".
Ziezoo, jongelui, jullie kunt weer
aan net werk. V'eei succes met je raad
sels hoor. en degenen, die vacajitie
he bl eu, weusch ik veel genoegen en
mooi weer.
Nu neem ik weer afscheid met veie
groeten.
tante FR ANCIEN.