0
9
i
A
s
a
p
i
i§
S
Rfi
Si
a
a
g
ff
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 17 APRIL 1926
Aan het einde der Week
Het communisme, het moge dan
hier te lande van weinig beteekenis
zijn, is van internationaal standpunt
gezien nog steeds een gevaar, (lat men
wel zal doen niet te onderschatten. Dat
bewijzen ook weer de berichten die ue
laatste dagen binnenkwamen en die
den blik naar het Oosten richten.
En dan bedoelen we niet in de eerste
plaats de felle strijd die op het oogen-
blik weer in het verre Oosten, in China
wordt gevoerd, ook al heeft hei rom-
munisme groot belang daarbij en zal
de uitslag daarvan cok niet zomer be
teekenis zijn voor de W es i-Europee
sche mogendheden, vooral ojk in ver
band met hun koloniaai bezit
Doch we hebben in t bijzon Ier bet
oog op Rusland, dat gejueim^rnige
meer Aziatische dan Europeesche rijk,
waar de de dictatuur van het prole
tariaat is uitgeroepen, die zich ze
ker tegen ieders verwachting in nu
al bijna tien jaar daar wist handha
ven, allen binnen- en buitenl&ndschon
vijanden ten spijt.
En het betreft hier niet eua op zi. li-
zelf staande proefneming, welke al
dan niet slagen door de wereiu met
min of meer academische belangstel
ling kan worden gadegeslagen n afgp-
wacht. Neen, de inzet is de were: ir-_vc-
lutie, en de leiders der Sovjet-repa-
bliek hebben het meermalen onomwon
den uitgesproken, dat een communis
tisch eilandje in de kapitalistiscoo
wereldzee onmogelijk zal kunnen bs-
staan. Een van beide moet ondergaan
óf het communistische Rusland óf
het kapitalistische West-Europa en
Amerika.
Vandaar dat Rusland alle, geoor
loofde en ongeoorloofde, middelen in
het werk stelt om de wereldrevolutie
te verwezenlijken. Dit is het doel, dat
het, hetzij open, hetzij meer bedekt,
bij al zijn handelingen op het oog heeft
Men dient dit wel te bedenken, wil
men ook de Duitsch-Russische bespre
kingen die in de afgeloopen week aan
het licht gekomen zijn op de juiste
waarde schatten.
Tsjitsjerin, de Russische volkscom
missaris van buitenlandsche zaken, is
een goed diplomaat. Hij heeft begre
pen, dat het nu de geschikte tijd is om
bij Duitschland, althans bij een groot
deel van het Duitsche volk een willig
oor te vinden.
Duitschland is te Genève teleurge
steld, en het échec dat de Volkenbonds
politiek leed heeft aan het gezag van
den Statenbond en de sympathie daar
voor, vooral ook in Duitsch-nationale
kringen weinig goed gedaan. Het is
dan ook niet te verwonderen, dat de
rechtsche Duitsche pers het aanbod
van Rusland aan Duitschland om een
verdrag, liefst een of- en defensief ver
bond te sluiten nog zoo onaannemelijk
niet vindt. Hier wordt wéér de waar
heid bevestigd van het Fransche
spreekwoord, dat de uitersten elkaar
raken.
Wat zal Duitschland doen? Zal het
zich naar het Oosten oriënteeren? Het
is niet waarschijnlijk, dat net dit zal
doen met verzaking van het verdrag
van Locarno, doch in elk geval zal het
wel trachten met Rusland tot zaken te
komen. De wederzijdsche begunstiging
van den ha™**! *al wel een der voor
naamste oogmerken van een Duitsch-
Russisch vriendeb.0™^ ver drag zijn eu
dit zal er toe medewerken dat de eco
nomische toestand in beide landen be
ter wordt.
Ook in Rusland. Er is daar de laat
ste jaren reeds veel verbetering inge
treden en bet welvaartspeil is er on
getwijfeld gestegen.
Ja, we zagen laatst ergens de moge
lijkheid uitgesproken, dat Rusland in
economisch opzicht binnen afzienba-
r.en tijd West-Europa voorbij zal stre-
.ven en dat het welvaartspeil der Rus
sische arbeidersklasse dat der arbei
ders in de andere Europeesche lan
den zou te boven gaan.
Daarvoor behoeft het zelfs niet eens
zoo n wonder hoog welvaartspeil te
bereiken.
Dan vooral zou de Russische Sov
jet-republiek het groote wereldgevaar
worden.
Uit het grijs verleden.
DE GEÏEKSCHE TAALKWESTIE.
Griekenland heeft, evenals België,
zijn taalkwestie. Doch terwijl in laatst
genoemd land twee talen van geheel
verschillenden stam, een Germaan-
sche en een Romaansche naast elkan
der staan en met elkander om den
voorrang kampen, gaat in Grielen land
do strijd tusschen twee dochters van
het Oud-Grieksch.
Uit dit oud-Grieksch heeft zich na
melijk langs den weg der mondelinge
overlevering gevormd de Grieksehe
volkstaal. Dit is de gewone omgangs
taal, zooals die door het volk maar
ook door de ontwikkelden gesproken
wordt.
Naast deze volkstaal staat de offi-
cieele schrijftaal, die in hoofdzaak
overeenkomt met het Oud-Grieksch,
zoowel wat de spraakkunstige vor
men als den woordenschat betreft. De
ze taal wordt gebruikt in officieels
stukken, in wetenschappelijke publica
ties, maar ook in couranten en ro
mans, in het algemeen in proza, zelfs
wordt ze wel bij plechtige gelegenhe
den gesproken.
De volkstaal daarentegen wordt ge
sproken, doch werd overigens alleen
maar in de dichtkunst gebruikt. Een
storm van verontwaardiging brak los,
toen in 1888 van den letterkundig'e
Psichari een boek verscheen, getiteld:
„Mijn Reis" en dat, geschreven in de
volkstaal, een pleidooi daarvoor be-
teekende. Verschillende jongeren volg
den dit voorbeeld en in de laatste ja
ren der vorige eeuw verschenen heel
wat novellen in de volkstaal.
Er bestaat in Griekenland nog steeds
geen eenheidstaal. Sommige schrij
vers bedienen zich van de volkstaal
andere van de geleerde taal en weer
anderen staan tusschen die heide in
en trachten eeil compromis te vinden.
Het gebeurt ook dat dezelfde per
soon, al naar de omstandigheden het
zij de eene, hetzij de andere taal ge
bruikt.
Deze taalkwestie is zooal niet een
uitsluitend, dan toch een specifiek
Grieksch verschijnsel.
Zij bestond reeds in de Oudheid.
Men weet, dat de Grieksehe litteratuur
in verschillende dialecten geschreven
is. Dit is niets bijzonders, doch wel
iets eigenaardigs is, dat de dichters en
schrijvers niet steeds hun moedertaal
gebruikten doch dat het dialect waar
in zij schreven afhing van het letter
kundig genre van hun werk. Zoo ge
bruikte de epische dichter Hesiodus,
hoewel hij Boeotiër was, de taal der
Homerische gedichten; Theognis, van
Megara en dus Doriër, schreef zijn ele
gieën in het Ionisch en de treurspel
dichter Sophocles, geboren te Colon us,
eenige K.M. van Athene vandaan, be
diende zich voor de lyrische gedeelten
in zijn treurspelen van het Dorisch.
In de eerste eeuwen onzer jaartel
ling bestond reeds een soortgelijke
taalkwestie als thans in Griekenland.
Er was een letterkundige school, de
Atticisten, die er naar streefden, zich
in het taalgebruik zooveel mogelijk
aan te sluiten bij het Grieksch dat
men ten tijde van Pericles, alzoo in de
Grieksehe gouden eeuw, te Athene
schreef. Dit streven wijst er op, dat de
destijds gesproken taal reeds in be
langrijke mate afweek van het Oud-
Grieksch. En dit kon ook moeilijk an
ders, immers was toen in de plaats
van de verschillende dialecten een
Grieksëhe eenheidstaal gekomen, de
koinê, die in de geheele toenmaals be
schaafde wereld gesproken werd.
In deze koinê is ook het Nieuwe
Testament geschreven. Prof. Hesseling
heeft er indertijd in een artikel in „De
Gids" (Oct. 1917) op gewezen, dat het
Nieuw-Grieksch dichter bij de taal van
liet Nieuwe Testament staat dan deze
bij die van Homerus en volgens zijn
Parijschen collega Prof. Hubert Per-
not is het Nieuwe Testament de oud
ste tekst in het Nieuw-Grieksch. Zijn
bloemlezing uit de Evangeliën maakt
dan ook deel uit van de ,;Collection
de lTnstitut Néo-Hellénique".
In het Nieuwe Testament (natuur
lijk in den grondtekst) zijn verschil
lende talen terug te vinden. Zoo stond
de apostel Paulus sterk onder den in
vloed der Atticisten en dit is van dezen
man, die op de hoogte der cultuur van
zijn tijd stond, niet te verwonderen.
Wat de Evangelisten betreft, schrijft
volgens. Prof. Pernot elk hunner zijn
eigen taal; vooral geldt dit van de eer-
te drie, de z.g. Synoptici.
Marcus schreef in de volkstaal. Dit
wijst er op, dat hij waarschijnlijk een
man was van middelmatige ontwikke
ling en wien het er in de eerste plaats
om te doen was door het volk begrepen
te worden, vandaar dat hij zich zoo
dicht mogelijk bij de spreektaal hieid.
Lucas daarentegen gebruikt gaarne
geleerde woorden en ietwat ouderwet-
sche zinswendingen; hij was, gelijk
men weet, arts en dus de geleerde on
der de Evangelisten.
Mattheus staat tusschen beiden in;
zijn taal was om zoo te zeggen een
compromis tusschen de volkstaal en
de geleerde taal, of wel een mengsei
van die beiden.
Johannes' taal vertoont eenige over
eenkomst met die van Marcus, doch
wijkt ook weer op sommige punten
daarvan af.
Dat wij hier spreken van verschil
lende talen en niet van verschillenden
stijl is omdat dit laatste eenheid van
taal zou veronderstellen. Het woord
„taal" beteekent bier spraakkunst cn
woordenschat tezamen.
DAMRUBRIEK.
Redacteur: J. VERSTOEP Jzn. Fred
Hendrikstraat 37, Delft.
We laten hier nog een partij volgen
uit de laatste ronde van den wedstrijd
on het kampioenschap van Amster
dam.
A. K. N. Damme (Wit) M. A. Haye
(zwart)
1 32—28, 20—24; 2 34—30, 14—20 3 30
—25, 9—14; 4 37—32, 17—21; 5 31—26,
4—9; 6 26 x 17, 12 x 21; 7 40—34.
(Daa Wit deze opsluiting toch op
den duur niet kan handhaven, geeft
hij er de voorkeur aan, zijn oorspron
kelijk plan te volgen). 7 2430;
5 35 x 24, 20 x 40; 9 45 x 34, 21—16;
10 50—45, 7—12; 11 44-40, 16—21; 12
41—37, 21—27; 13 32 x 21, 26 x 17; 14
37—32, 1—7; 15 46—41, 17—22; 16 28
x 17, 11 x 22; 17 41—37, 18—23; 18 34
—30, 12-18; 19 32—27, 22 x 31; 20 38
x 27, 7—12; 21 40—35, 12—17. (Op 15—
20 zou Wit 2722, zwart 18 x 27; wi t
3822, zwart 27 x 29; Wit 3024, zw.
19 x 30; Wit 35 x 4 zijn gevolgd), 22
38-32, 17—22; 23 37—31, 8—12; 24 30
—24, 19 x 30 25 25 x 34, 2—7; 26 42—
38, 14—19; 27 31—26, 22 x 31; 28 26 x
37, 10—14; 29 34—29, 23 x 34; 30 39 x
30, 15—20; 31 30—25, 19—23; 32 33—
28, 14—19; 33 25 x 14, 9 x 20; 34 37—
31, 7—11; 35 31—27, 20—24; (nu begint
een geheel ander spelgenre, dat door
Haye zeer origineel wordt behandeld)
36 49—44, 5—10; 37 44—39, 10—14 38
47—il, 14—20; 39 41-36, 20—25; 40
3933, 39. (Een ongewone zet. Vele;
zouden aan 38 de vo.orkeur geven.
Het doel is, op een bepaald moment,
wanneer Wit niet met 27—22 kan ant
woorden, 12—17 en 17—,22 te spelen.
Na het verwijderen van Witi's ren-
trumschijf heeft een aanval op diens
korten vleugel alle kans van slagen).
41 4540, 914; (nu zou op 4842
zwart 12—17 spelen. Wit kan da niet
tot 1722 enz. overgaan, daar zwart
13—18 speelt), 42 36—31, 12—17 43 48
42, 1116, (hier had Wit berekend,
dat bij het wederzijdsch doorbreken
naar dam, zwart een stuk zou moeten
offeren. Haye's fraaie remise was hem
evenwel ontgaan). 44 31—26, 17—22;
45 28 x 17, 33—28; 46 32 x 12, 13—18;
47 12 x 23, 19—37 48 38—32, 37 x 28;
49 4034, 2536; (Haye verliest liever
een stuk dan eenige tempi), 50 34 x 25,
28—33; 51 17—12, 33—38; 52 12—8, 16
21; (Op 3842 zou Wit 83 spelen
en Zwart kan niet op 47 komen, daar
Wit tot ruit 42 slaat), 53 26 x 17, 38—
431 (Op 3842 zou Wit 17—11, Zwart
6 x 17; Wit 83 spelen en Zwart heeft
geen goeden zet), 54 27—22, (Op 82
zou Zwart nog winne door 43—48 en
14—20), 54.... 43—48 22—18, 48—42.
Remise. Er dreigt 14—20, 24—30, enz.
terwijl Wit bovendien geen dam kan
halen. Een door Haye zeer sterk ge
speeld eindspel.
Partij-Momenten.
In „Het Damspel officieel orgaan
?n uitgave van den Nederlandschen
Dambond een zeer leerzaam en in
teressant maandblad a f3 per jaar,
vonden we in het Januarinummer on
der de rubriek „kijkjes in de dam
clubs", de volgende aardige verwikke
lingen;
J. MBllenkamp.
m
m
m
m
4fS,
m
jji
m
'Wm
e
m
m
m
m
w
<00
S
SÉ
ia
A. Hagenaars.
Wit: 21, 26, 27, 30, 31, 32, 35, 36—38,
40, 41, 43, 45 en 48.
Zwart: 2, 3, 5, 6, 8, 9, 12, 13, 15, 16.
18, 19, 23, 24 en 28.
J. Möllenkamp speelde met Zwart
24—29, waarna A. Hagenaars zijn te
genstander als volgt verlokte:
40—34 29 x 40
45 x 34 28 x 33
38 x 29 18—22
29 x 7 2 x 11
27 x 18 16 x49
Dit had Wit berekend en hij ver
volgde nu:
30—25! 13 x 22
26—31 49 X 16
37—32 - 16 x 30
35 x 4 en wint.
Dat het zijn nut heeft, wil men on
der de sterke dammers mee kunnen
doen, bekende typeslagen, lokzetten,
slagzetter in de opening, eindspelen,
enz. terdege onder de knie te hebben,
d.w.z. niet als een lesje van buiten ge
leerd te hebben, maar grondig te be
grijpen en onder alle omstandigheden
dadelijk te „speuren", bewees de be
kende Rotterdamsche dammer D. H.
Möllenkamp.
In dén zijner partijen kwam het tot
den volgenden stand:
m
M\
m
m
B
m
m
.1.
m
m
W
m
::0
M\
m
-
m
m
i M
m
ÜP
wk
«SRI
Wit: 26—28, 32, 34, 38, 39. 44, 47, 48.
Zwart: 3, 8, 12, 16—19, 23—25.
Wit heeft hier 4034 gespeeld, in de
hoop op 24—29, waarmee Zwart denkt
voordeel te behalen. Immers op 4440
volgt 2530 en 2933 en op 2722 van
Wit, zou Zwart antwoorden met 29 x
49 (wit 22 x 2), zwart 49 x 35 en vangt
den witten dam.
Echter liet de heer Möllenkamp zeer
verrassend volgen:
26—21
28—22
47—42
27 x 38
42 x 2 en wint.
Dammen is denken, zei droge Piet,
Mijn vrouw denkt voor mij: dus dam
ik niet!
„Het Damspel."
BINNENLAND.
Onschendbaarheid Gemeenteraads
leden.
Door den kantonrechter te Terborg
was indertijd een klacht ingediend te
gen een lid van den gemeenteraad van
Wisck, die in raadsvergaderingen uit
drukkingen zou hebben -gebezigd, v.
door de kantonrechter rich beleedigd
achtte.
Naar wij vernemen heeft het ge
rechtshof te Arnhem thans een be
schikking gegeven, waarin het volgen
de wordt vastgesteld: dat art. 92 der
Grondwet de leden der Staten-Gene-
raal onschendbaar maakt met betrek
king tot hetgeen door hen in de ver
gaderingen der S. G. wwrdt gesproken;
dat ^rt. 47 Gemeentewet nu wel i^ts
anders luidt dan art. 92 Grondwet,
maar dat daarmede toc?h hetzelfde be-,
doeld wordt en het ook niet aanneme
lijk is., dat waar het de toepassing be
treft van een staatsrechterlijk beginsel
de uitwerking ten opzichte van ge
meenteraadsleden een andere zou zijn
dan voor de leden der Kamers en het
met die onschendbaarbei nu ook niet
is overeen te brengen dat de rechter
zou gaan onderzoeken of er verband
bestaat tuschen de gebezigde uitdruk
kingen en het aan de eerde zijnde on
derwerp.
Van het instellen van .een rechtsver
volging tegen het raadslid Van Wisch
zal dus geen sprake zijfci.
De Res.bodo in de war.
De „Residentiebode" faevatte Woens
dagavond een bericht, waarin de na-
men tal van hoofd- en- verdere offi
cieren, werden genoemdl, die bij de te
gen 1 Mei aangekondigde legerpromo-
tie, voor bevordering in aanmerking
heetten te komen.
Naar met stelligheid kfiin worden me
degedeeld berust dat bericht van den
eersten tot den laatster! regel op fan
tasie.
Zoo is b.v. een groot aantal der ge
noemde officieren reeds begrepen ge
weest in de legerpromotüe welke maan
den geleden heeft plaqtb gehad en be
zitten zij dus thans reetds lang den
rang, welke hun in het bericht bij pro
motie is toebedacht.
Verder hebben andere; in het bericht
aangeduide officieren, dfle voor promo
tie in aanmerking zouden komen, den
militairen dienst reeds •verlaten.
Beteugeling ontuchtige uitgaven.
Aan de Memorie van Antwoord in
zake het wetsontwerp houdende goed
keuring van het verdrag ter beteuge
ling van de verspreiding van en den
handel in ontuchtige uitgaven 'van 12
Sept. 192£ wordt ontleend, dat ook de
regeering betreurt, dat onder de in
art. 1 van het verdrag opgesomde uit
gaven boeken niet werden opgenomen
hetgeen ten gevolge hoeft, dat de be
palingen van het verdrag betreffende
de samenwerking van toegetreden
Staten niet mede op de beteugeling
van voor de eerbaarheid aanstoote-
lijke boeken van toepassing zullen
zijn. Voor de beteugeling in Nederland
zelf behoeft htt niet opnemen van hoe
ken in bedoeld art. 1 jintusschen niet
van groote beteekenis te worden ge
acht, nu de voor de eerbaarheid aan-
stootelijke boeken kuniiien worden ge
bracht onder de verbodsbepalingen
van de artikelen 240 en 240bis en ook
onder die van art. 451bis van het Wet
boek van Strafrecht, waarin de ge
schiktheid om de zinnelijkheid van de
jeugd te prikkelen als élement wordt
gesteld. De regeering .aftelt zich- voor,
zoo spoedig mogelijk *Jie wijzigingen
en aanvullingen van de Strafwet aan
hangig te maken, waartjoe het verdrag
aanleiding moet gevenT
Onveilig strand.
Het strandgedeeltó uan Schevenin-
gen tot Katwijk zal Maandag a.s. van
des voorm. 10.30 tot 12 uur voorm. en
des Woensdags van 12 uur voorm. tot
2.30 nam. onveilig zijn wegens schie
ten met geschut.
De aandacht van het -publiek wordt
er op gevestigd, dat het strand slechts
dan weder toegankelijk is, wanneer
de vlaggen, waardoor de onveiligheid
wordt aangeduid, zijn ingehaald.
29 x 49
17 x 3Ï
49 x 32
16 x 27
Leidsche Penkrassen.
Amice,
In de Maandag te houden Gemeen
teraadsvergadering komt o.m. 'n punt
aan de orde, dat niet na kan laten op
den nuchteren beschouwer een eigen-
aardigen indruk te maken.
Zooals ge weet, besloot indertijd de
Raad, om de rente over de voorschot
ten verleend ten behoeve van de z.g.
premie-woningplannen, met ingang
van 1 April te verminderen tot 5 pet.
wat voor de betrokken huurders een
niet onbelangrijke verlaging der huur
prijzen beteekende.
Hoewel hierbij de uiterste voorzich
tigheid was betracht en geen definitief
besluit was genomen voor het vast
stond dat deze verlaging voor de Ge
meente geen schadepost kon beteeke-
nen, wordt nu toch door Ged. Staten
bezwaar gemaakt en eischen zij, dat
de rente op 5.1 pet. gesteld moet wor
den.
B. en W. hebben getracht Ged. Sta-
ten te overtuigen, dat hier van een
verlies voor de Gemeente geen sprake
behoeft te zijn en dat het al zeer on
gebruikelijk is een rentepercentage
van 5.1 te bedingen, overmits afron
ding van cijfers overal en steeds regel
is, maar Ged. Staten zijn niet te ver
murwen; dus zit er niets anders op dan
aan den wensch van dit col lege te vol
doen, wat mede tengevolge zal hebben
dat de verlaging der huurprijzen van
5 tot 7 cent per week minder zal zijn
dan aanvankelijk in de bedoeling lag.
Het gaat hier niet over groote be
dragen en de betrokken huurders zul
len er niet ongelukkig door worden,
maar toch betreur ik dit optreden van
Ged. Staten, dat m.i. door niets gemo
tiveerd wordt.
Dat gewaakt wordt voor een goed
gemeentebeheer en dat getracht wordt
dwaze sprongen te voorkomen, daar
tegen kan geen bezwaar worden ge
maakt. Terecht werd dan ook inder
tijd een besluit om de rente maar op
goed geluk te verlagen, afgewezen.
Maar zoo staat de zaak nu niet; er is
ook in dit opzicht een voorzichtig be
leid gevoerd en het moet met name
voor B. en W. wel zeer onaangenaam
zijn, dat ze op deze wijze worden ge
dwarsboomd.
We hebben hier weer een staaltje
van de ambtenarij van den kleinen
kant, die tot heel wat geschrijf en ge
wrijf aanleiding geeft en die nog heel
wat geld kost bovendien.
Een. eigenaardig staaltje daarvan
werd me onlangs medegedeeld. Ie
mand had als lid van een zeker colle
ge enkele uitgaven gedaan en diende
op de gebruikelijke wijze een model
declaratie in, bij het secretariaat dier
instelling, die de declaratie doorzond.
Na eenige weken kwam dit gewichti
ge stuk echter bij het secretariaat
terug. Een uitvoerige berekening had
aangetoond dat 1 cent, zegge één cent
teveel was gedeclareerd, waaromniet
eenvoudig het totaal bedrag van en
kele gulden *»et een cent verminderd
werd, maar gevraagd werd 'n nieuwe
declaratie in te dienen.
De Secretaris haastte zich natuur
lijk aan dezen wensch gevolg te ge
ven. Hij liet een brief tikken en aan
den betrokken persoon toezenden, in
houdende het verzoek een verbeterde
declaratie in gereedheid te brengen.
Aldus geschiedde. Een nieuwe reke
ning werd ingediend en doorgezonden
en goedgekeurd en toen kon eindelijk
de uitbetaling plaats hebben.
Zoo wordt amice, in ons land op de
kleintjes gelet, en zoo wordt het lieve
belastinggeld weggesmeten tevens.
Ik heb minister Colijn eens hooren
zeggen indertijd, dat de groote fout in
ons land is, dat alles teveel geperfec-
tionneerd wordt. Dat kan wel heel
aardig zijn natuurlijk, maar het kost
ontzaglijk veel geld en er wordt heel
veel kostelijke tijd mee verknoeid. Nu
is er de laatste jaren al een en ander
gedaan om hierin verbetering te bren
gen, maar ik- vrees dat het aftreden
van het Kabinet-Colijn hieraan toch
geen goed heeft gedaan.
Een ander punt, dat mijn aandacht
trok gisteravond, toen ik van de te be
handelen zaken een en ander in de
krant las, betrof het advies van B. en
W. inzake den aanleg van de centrale
rioleering in deze gemeente.
Dit stuk bracht 't. heuglijke nieuws,
dat het maken van een persleiding
voor het afvoeren van de rioolstoffen
naar de Slaaghsloot maar even f 60.000
lager kon worden geraamd, door het
pompstation op een andere plaats te
stichten dan eerst in de bedoeling lag.
Op een totaal bedrag van f99COO is
dat geen klein verschil en het spreekt
wel vanzelf dat ik mij over deze be
zuiniging van harte verheug.
Alleen vond ik 't een beetje vreemd
dat eerst nu de mogelijkheid van deze
vermindering der uitgaven blijkt. Men
mag toch aannemen, dat bij dergelijke
groote en kostbare plannen alle moge
lijkheden worden overwogen en dat
niet maar op goéd geluk wordt gehan
deld. En toch zou men er bijna toe ko
men dat dit bier het geval is geweest.
Stel een oogenblik amice, dat de na
dere overweging achterwege was ge
bleven, clan zou maar even een bedrag
van f60.000 nutteloos zijn weggegooid.
Ik zal hiervan niet teveel zeggen,
omdat ook hier geldt, dat de critiek
gemakkelijk is en de kunst moeilijk,
maar da^ neemt toch niet weg, dat
dergelijke ^reuze-meevallers nu juist
niet meewerken om het vertrouwen
in hen die de leiding hebben, te ver
sterken.
Met eenige teleurstelling heb ik
voorts gezien amice, dat nog steeds
door B. en W. geen voorstel is gedaan
inzake de subsidieering van het bij
zonder bewaarschoolonderwijs.
Als bekend kan worden veronder
steld, dat hier aan vermeerdering van
de gelegenheid voor bewaarschoolon
derwijs groote behoefte bestaat, en
dat, indien de subsidieregeling eenigs
zins wordt verbeterd, in die behoefte
op een voor de gemeente weinig kost
bare wijze kan worden voorzien.
Het schijnt echter heel wat voeten
in de aarde te hebben eer deze zaak
voorelkaar is. 'tls nu bijna een half
jaar geleden, dat door (le Vereen, voor
Christelijk Fröbelonderwijs een adres
te dezer zake bij den Raad werd inge
diend, maar nog steeds is het door B.
en W. toegezegde praeA.dvies 2iet ver
schenen.
Nu weet ik wel amicé, dat B. en W.
meer te doen hebben, maai' waar er
hier een groote behoefte aan goed be
waarschoolonderwijs blijkt te bestaan
daar had men toch mogen verwach
ten, dat met deze zaak eenige spoed
zou worderf betracht.
Ook al luidt het advies gunstig, dan
zal er toch nog heel wat tijd heengaan
eer aan de voorgenomen uitbreiding
kan worden begonneri.
Dat B. en W. bezW&ar maken het
geheele bewaarschoolonderwijs maar
zonder meer voor rekening der ge
meente te nemen, kan ik billijken. Het
gaat niet aan de Gerqeente hier ver
antwoordelijk te stelten. Hier ligt ita
de allereerste plaats een taak voor het
particulier initiatief. Maar als dat par
ticulier initiatief dan ook werkt en
blijk geeft de zaken te willen aanpak
ken, dan ligt het m.i. op den weg der
Gemeente, waar het hier toch ook een
algemeen belang betreft, meer dan tot
nu toe de helpende hand te bieden.
Moge uilt een spoedig verschijnend
prne-advies blijken, dat B. en W. er
n' )t anders over denkén.
VERITAS.