De lotgevallen van John Fox
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 16 APRIL 1926
T vVüEDE BLAD.
DE NOODTOESTAND IN DRENTE.
Dr. J. Th. de Visser heeft een bezoek
gebracht aan Drente en deelt om
trent de daar ontvangen indrukken in
de „Nederl." een en ander mede.
Mijn eerste indruk was deze, dat hier
werkelijk een noodtoestand bestaat.
Wanneer men die millioenen, opgesta
pelde bergen turf ziet, die niet worden
verkocht; wanneer men den zoo goed
als geheelen stilstand in het veenbe-
drijf gadeslaat; wanneer men niet al
leen verveners en veenarbeiders, maar
vooral ook den midden- en winkel
stand hoort klagen over den algemce-
nen maatschappelijken achteruitgang,
dan lijdt het geen twijfel of wanneer
hier niet wordt ingegrepen, men eer
lang voor een wanhopenden toestand
zal komen te staan. Een niet slechts
stoffelijke, maar ook zedelijke en gees
telijke achteruitgang zal dan straks
zijn te boeken, waarvoor geen midde
len van redres zijn aan te wijzen.
Vaststaat voor ieder onbevooroordeel
de dat hier geholpen en zoo spoedig
mogelijk geholpen moet worden.
Wie meent dat ik overdrijf, moet
zelf maar eens gaan zien en hooren.
Hij zal spoedig van dien waan worden
genezen.
Op de vraag wat tot verbetering kan
worden gedaan, antwoordt Dr. de Vis
ser, dat emigratie, steun van regee-
ringswege aan de veenderijen en werk
verschaffing groote bezwaren met zich
brengen.
„Het komt mij dan ook voor, zoo ver
volgt hij, hoewel ik als leek mij
voorzichtig wil uitspreken dat een
andere weg moet worden ingeslagen.
Wie gezien .heeft, welke schoone re
sultaten in sommige streken van Dren
te door ontginning en de omzetting
van veengrond in akkerland is verkre
gen, moet wèl tot de slotsom komen
dat in deze richting de oplossing van
het moeilijke Drentsche vraagstuk
moet worden gezocht. De bloeitijd der
veenderij schijnt voor goed voorbij;
deze kunstmatig in het leven te hou
den of te bevorderen, schijnt op blij
vende teleurstelling te zullen uitloo-
pen. Maar voor de bewoners den bo
dem te cultiveeren en de menschen in
staat te stellen kleine plaatsen te ver
krijgen, waar zij zich blijvende in
komsten kunnen verzekeren, lijkt mij
de richting, waarin moet worden ge
werkt. Men sluit zich dan ook aan bij
datgene, wat aanvankelijk reeds tot
uitnemende resultaten heeft geleid en
men doet geen tijdelijk, geen stukwerk
maar roept iets in het aanzijn van
blijvende waarde, en iets dat daardoor
der menschen levensgeluk verhoogt.
De vraag rijst echter hoe dit te ver
krijgen.
Mijn antwoord luidt dat particulier
initiatief en regeering hier kunnen sa
menwerken. Onze vereeniging voor
geestelijke en maatschappelijke zorg
voor Drente en andere vereenigingen
moeten'een kapitaal bijeen brengen,
waarmede zij credieten verleenen, b.v.
tot 10 of 20 pet. om de menschen met
die cultiveering te doen beginnen,'ter
wijl het rijk een bijslag van 90 of 80
pet. verleent. Door dien prikkel aan
gemoedigd, zullen waarschijnlijk ve
len in Drente zich opgewekt gevoelen
de hand aan den ploeg te slaan. Boven
dien heeft dit plan het voordeel, dat
er geen verschillen van religieusen of
politieken aard kunnen ontstaan, om
dat ieder zich dan kan richten tot de
vereeniging, waarvoor hij de meeste
sympathie gevoelt. Tevens kan dan
blijken, welke groepen van Nederlan
ders daadzakelijk het meest voor
Drente gevoelen en het meest bereid
zijn hier hulp te bieden.- Ik zou wen-
schen dat de Vereeniging voor geeste
lijke en maatschappelijke zorg voor
Drente zich inspande om hierin baan
brekend werk te doen en begon een
kapitaal voor dit mooie doel bijelkaar
te brengen. Goed voorgaan, doet goed
volgen. Het eigen erf is en blijft nog
goud waard.
In elk geval hoop ik op een beoor
deeling van dit plan door deskundigen
vooral uit Drente zelf. Men hunkert
daar naar een oplossing, en men wil
werken. Ik voor mij heb zeer aange-
FEUILLETON.
14)
Daarop antwoordde zijn vaider:
„Denk je, Nick, dat je wijzer bent
dan al de geslachten die je vooraf -zijn
gegaan? Je vraagt waarom de oudste
zoon alles erft? 't Is om alles bijeen te
houden. Waar zou het zijn gebleven,
denk je, zoo elke jongere zoon der
Flamsteads een deel had gekregen?
Ik zeg 't je, ons goedje zou reeds lang
bij stukken en brokken verkocht zijn."
„Ja, dat zou gebeurd zijn" zeide zijn
broeder, opnieuw lachende, en jij noch
ik, Nick, zoude er het geringste stuk
je van gekregen hebben; je ziet dus
wel dat het beter is zooals het nu is:
want nu krijg ik een aardig goedje en
jij net zooveel als je anders zoudt ge
kregen hebben."
„Maar zeg mij eens, vader" vroeg
Nicolaas Flamstead, die pu zeventien
jaar oud was, „zeg mij eens, welke
reden er voor kan bestaan den eenen
zoon rijk, den anderen tot een bede
laar te maken? Is het zulk een ver
dienste een weinilg vroeger ter wereld
te komen?"
„Wel zeker" antwoordde de vader,
„geloof ik dat; men heeft het altijd
daarvoor gehouden, men heeft althans
gehandeld alsof men zoo dacht, en ik
maak er geen aanspraak op, wijzer te
name indrukken van de bevolking me
de gebracht en niet het minst gewaar
deerd den arbeid onzer geestelijke
voorgangers, predikanten en evange
listen, die onder zeer moeilijke om
standigheden niet versagen en te mid
den der oeconomische moeilijkheden
met groote toewijding hun werk voort
zetten. Wij moeten hen, zij moeten de
bevolking helpen; zij moeten dit Ne-
derlandsche belang behartigen.
Het is prachtig de lijdenden door
storm of watersnood te helpen maar
Drente, dat zooveel leed en blijft lijden
door de stormen van den tijd, mag
niet worden vergeten. Wanneer dan
ook de Vereeniging ,die ik noemde, of
andere Vereenigingen, heden of mor
gen een beroep gaan doen op de mild
dadigheid der bevolking om het door
mij bedoelde plan te verwezenlijken,
vlei ik mij met de hoop, dat de beur
zen zullen worden geopend en de pro
vincie in het Noorden, op een behoor
lijk stoffelijk en geestelijk peil, blij
vend zal worden gebracht.
KERK EN SCHOOL.
NEE». HERV KERK.
Beroepen: Te Den Briel; Th. M.
Loran te De Lier.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Soerabaya (2e prad.
pi.), P. van der Spek te Spykanisae.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Zwyndrecht, J. Jom-
geleen te Hiiversum.
Bedankt: Voor Woerden, Ds. Joh.
Jansen te Leidein.
Docent v. d. Heyden.
Naar „De Wekker" meldt is in den
toestand van Docent van der Heyden,
een gunstige wending gekomen, zoo
dat er hoop is op spoedig herstel.
Dr. A. Kuyper.
Naar de Rotterd. verneemt, heeft de
Kerkeraad der Geref. Kerk van Rot
terdam aan Dr. A. Kuyper eanige we
ken verlof gegeven voor het ondergaan
van een chirurgische behandeling.
Ds. J. v. d. Spek.
Naar men uit goede bron verneemt,
is Ds. J. v. d. Spek, Ned. Herv. pre
dikant te Schoonhoven voornemens in
het komende najaar eervol emeritaat
aan te vragen.
Ds. v. d. Spek, die 10 Jan. j.L zijn
40-jarig ambtsjubileum vierde, werd in
18& geboren en in 1885 candidaat in
Groningen, om in 1886 te St. Anthony-
polder in het predikambt bevestigd te
worden. Na van 1889 tot 1893 nog de
gemeente van Giessan-Nieuwkerk ge
diend te hebben, verbond Ds. v. d.
Spek zich 10 Dec. van dat jaar ahn
zyn tegenwoordige gemeente.
Mooie glit.
De Chr. Geref. Gemeente te Zaan
dam beeft een gift van f 1000 ontvan
gen, bestemd voor aflossing van de
schuld.
Chr. Gerei. Fredlkanten-vereenlglng.
De vergadering van de Chr. Geref.
Geref. predikanten, zal gehouden wor
den op Woensdag na Pinksteren, 26
Mei a.s.
Ds. Jongeleen hoopt een referaat te
houden over Plaats en taak der Zen
ding bij den arbeid voor Gods Konink
rjjk. Ds. L. Bj. v. d. Meiden over: De
organische psychologie en de bedie
ning des Woords.
De stellingen worden nader bekend
gemaakt.
Een bezwaarden-vergaderlng.
Een „oog- en oorgetuige" van de „be-
2waarde11- vergadering te Rotterdam
schrijft aan de „Rotterd.":
„Het u toegezonden en door u opge
nomen communiqué over de te Rotter
dam gehouden vergadering van het co
mité Geelkerken, waar ae pers geen
toegang kon krijgen, is een ideëel ver
slag te noemen.
De zintuigeljjk waarneembare loop
der vergadering is te vinden in Han
delingen 19:32:
„Zy riepen dan de eetn. dit, de ander
wat anders, want de vergadering was
verward en het meerder deel wist niet,
om wat oorzaak zjj samengekomen wa
ren".
zijn dan mijn voorouders. Daarenbo
ven meen ik, dat ik over mijn goed
kan beschikken zooals mij goeddunkt.
„Maar vooraf, vader, moet gij ver
zekerd zijn dat het het uwe is."
De oude man en Nicolaas' broeder
zetten groote oogen op.
„Ja" hernam Nilcolaas, „eerst moet
gij daarvan overtuigd zijn, of later
za] het u berouwen. Het komt mij
voor, dat als God den men sell kin le
ren schenkt, Hij het hun ten heiligen
plicht maakt rechtvaardig jegens hen
te zijn. 't Zijn alle Zijne kinderen, voor
een tijdlang aan uwe zorgen toever
trouwd; en als Hij u de middelen
geeft om hen op te voeden en te on
derhouden, en gij alles aan één en
nilets aan de anderen geeft, gelooft
gij niet dat Hy u eens rekenschap
zal vragen van uwe voogdij?"
Des vaders verbazing nam nog meer
toe.
„Nick" zeide hij, „wie leerde u zoo
mooi praten? Nooit in mijn leven
hoorde Uk iets dergelijks. Nooit zelfs
sprak de geestelijke op die wijze."
..Laat my dan geestelijke worden,
vader" hernam Nicolaas, „dan zal ik
deze leer van den kansel verkondigen,
want het is hoog tijd."
„Geestelijke!" riep de broeder. „Gees
telijke!" riep de vader. „Hoe is het!
sshemert 't je? Nooilt is een Flamstead
geestelijke geweest. Ha! nu merk ik
al waai- je op aast; 'tzijn de tienden
van je broers land daar je zin in
'Beroepen en bepraten.
Ik lees in een kerkbode, die ik ge
woonlijk met het grootste genoegen na
ga, zegt Ds. Schilder in „De Bazuin"
Eet volgende officieels verslag, dat ik
weergeef met weglating van persoons
namen e(n dat handelt over een verga
dering van stemgerechtigden van een
kerk, die uit een tweetal wen keus wil
de doen:
In verband met deze rapporten
vraagt br. A., of de op het tweetal
voorkomende Ds. Y. dezelfde is, die
in zeer scherpe woorden over de
medestanders van Dr. Geelkerken ge
schreven zou hebben, en of zulk een
predikant, die „het Evangelie der
liefde" ons moet brengen, wel beroe
pen map worden, waaxina br. B. ver
klaart ui de gewraakte uitdrukking
te zien, dat Ds. Y. van „Geelkerki-
aansche smetten" vry is.
De praeses acht noch de vraag
van br. A., noch het woord van br. B.
toelaatbaar. De kerkeraad is er van
verzekerd, dat beide predikanten zich
aan de besluiten der Synode xxmfar-
meeren.
Enkele broeders spreken uit, dat
de mogelijkheid van een gunstige be
slissing door ds. Y. uitgesloten is.
De broeders C., D., E. en F. voeren
daarover het "mora. De eerste doet
daarbij inededeeiing over de zeer gun
stige informaties, die hij van ver
schillende zijden over ds. Z. verkreeg
terwijl de laatste kennis geeft van
de argumenten, waarmede ds. Y. voor
het beroep naar...... bedankt zoubeb-
ben.
ZH worden door den praeses en
br. G. beantwoord.
Ik heb tegen zulke vergaderingen erg
veel bezwaar, al geef ik dadelyk toe»,
dat het moeilijk is,.de bezwaren te on
dervangen. Maar als dam „ook nog de
publliccatie volgt met naam en toenaam,
dan ljikt het me een beetje al te de
mocratisch en wat al te gewichtig ook
voor de vragen, die gesteld zijn en
wat al te vervelend voor de betrokken
predikanten.
Mceten wy altijd vergelijken?
Hoe houdt de Kerk de jeugd?
Over dit zeer belangrijke onderwerp
heeft Dr. J. P. v. Bruggen, gerefereerd
in de vergadering vain de Ned. Herv.
Predikantenvereeniging.
Aan de verslagen over deze verga
dering ontleenen wij het volgende:
De practische vooronderstelling van
deze vraag, n.l'. dat de Kerk de jeugd
beeft, worat sterk in twijfel getrokken
door den spreker. Met vele voorbeelden
uit de praktyk en cijfers uit de kerke
lijke statistiek toont hij aan, dat althains
in de groote sitad de kerk totaal naast
de jeugd staat. En ook op het platte
land, vooral in de industrie-centra, wint
de ontkerkelijking veld, die altijd het
eerste merkbaar is bjj de jeugd. Zoo
dat de verhoudingscjjfers van het aan
tal doopelingen en jonge lidmaten per
jaar in de geheele kerk en in de Ned.
Herv. Gemeente in de hoofdstad tot het
totale zielenaantal en dat van de Am-
sterdamsche Hervormden elkaar maar
heel weinig ontloopen.
Daarom dient in bescheidenheid te
worden gevraagd: hoe houdt de kerk
wat ze nog over heeft aan jeugd? In
de dorpsgemeente, waar de 'ke.Kolijke
zede nog een macht is, en het vereeni-
gingsieven van de jeugd als een haar
toekomend eigen terrein wen kostelijk
hulpmiddel, gaat d.t gemakkelijker dan
in de groote stad, waar de dominee
niet meer door zyn ambt, imponeert,
maar enkel als persoon. Toch kaïn, alle
jeremiades uit dé groote stad ten spijt,
met beter werkmethode, intensiever wijk
arbeid, doeltreffender catechisatie en
persoonlijke toewijding nog heel wat
worden bereikt.
Maar ook nieuwe wegen moeten wor
den gezocht, zooals de jeugddienst; deze
gaat er zoo in bjj de jeugd, omdat de
toon en het rhythme beter by haar pas
sen dan die van den gewonen kerk
dienst.
De kerk houdt de jeugd, die ze heeft
het allerbest, door te toonen, dat zy
voor de jeimd gaarne wil zijn on niet
schroomt de Dakens te verzetten als bet
getij verloopt. Het jeugdvraagstuk van
onzen tijd echter is veel te gecompli
ceerd dan dat de vraag: hoe houdt de
kerk de jeugd, dat zou dekken. Voor
een oplossing daarvan komt de kerk
niet in aanmerking, zoolang ze uit eigen
belang en zelfbehoud het oog op de
hebt."
„Zool is het dat, Nick, is het dat?'
zeide de broeder; „omdat gy het gan-
sche landgoed nilet krijgen kunt, zoudt
gy er toch gaarne het beste van heb
ben. Een fraai prediker zou je zyn.
Men kan nu reeds hooren wat fijnen
kost gij zoudt opdisschen. Neen, Dick,
dan had ik nog liever dat je klerk
werdt."
„Goed" antwoordde Nicolaas, „laat
mij klerk worden, laat my koopman
worden, of wat gij wiQt; maar één
ding zeg ik u, ik wil noch een bede
laar zijn, noch iemand die eens an
ders brood eet."
Deze woorden deden den ouden
Flamstead zoo ontstellen, dat hy op
sprong en den haspel omwierp, want
hy was juist bezflg aan zijn gelief
koosde avondbezigheid, breikatoen
namelijk van een haspel op een klu
wen winden voor zijn vrouw.
„Zie" zeide Nicolaas bedaard, den
haspel opbeurende, „zile, hy heeft
reeds lang staan waggelen en is ein
delijk gevallen!"
Noch de vader noch de broeder
merkte de geestige zinspeling van Ni
colaas want zy waren te zeer verward
door en ontzet over zijn stoute gevoe
lens, en vooral door zijn denkbeeld
om koopman te willen worden. Geen
afstammeling der Flamsteads was
ooilt koopman geweest; ze mochten
pachters, landloopers of wegwerkers
geweest zyn, maar koopman! dat was
jeugd ricnt; hier kan aifoen het begrij
pend dienotn en helpen van de jeugd
van het heden om naars zelfs wil tot
de oplossing leiden.
Ds. Blauw, van Schoten, meant,
dat inleider de zaak wel wat donker
heeft gekleurd. Ook is het op het plat
teland wel beter dan in de groote ste
den. En de jeugddiensten bewijzen toch
wel het zoeken en vragem van vele
jonge menschen.
Dr. J. Riem ens van Leideln, acht
den toestand zeer erjnstig en legt er den
nadruk op, dat het probleem) vapi de
jeugd samenhangt met het probleem van
de heele kerk. Er is maar één uitkomst
n.L wanneer alle stadsdominees gaan
roepen en schreeuwen om het parochie
stelsel. Dat is het middel om contact
te houden.
Prof. Brouwer van Utrecht, on
dersteunt den wansoh naar het paro
chie-stelsel. We behoeven Haarvoor niet
naar het buitenland te gaan. De Room-
sche kerk geeft in dezen een voor
beeld.
Verder wil spr. den nadruk gelegd
zien in het pastorale werk op het Chris
telijk gezin. Van de jeugdkerk is spr.
voorstander, en hy betreurt het, dat er
nog predikanten zyn, die daar psycho
logische, kerkelijke en paedagogische
bezwaren tegen hebben. Zeker zijn er
nel enkele moeilijkheden, maar d-e wor
den verre overtroffen door den zegen
die er van uitgaat.
Ds. Wagenaar van Rotterdam, ver
zocht aan de predikanten, die niet in
de groote steden wonen, te helpen dat
het voorstel van de commissie aan de
Synode van dit jaar, om te komaa tot
verplichte parochievorming voor ge
meenten, met meer dain vyf predikan
ten, aangenomen te krngen. Laten nu
de dorpspredikanten aat niet sabo-
teerem.
Ds. Blankhart, van Nyjverdal, ziet
de moeilijkheden, waarover inleider in
verband met de groote stad sprak, even
goed op het platteland en onder de fa
brieksbevolking.
En ook voor het platteland zyn er
meer hulpkrachten noodig, een soort
parochiestelsel ook voor het platte
land.
Dr. Kromsigt, van Amsterdam,
acht de jeugdkerken ook wel een goe
de greep. Er is toch een groote licht
zijde dat de jeugd wel wil, als zij ver
standig aangepakt wordt
Maar de vraag is: wanneer zyln we
de jeugd kwytgeraakt? Dat is sedert
1857 de bybel van de openbare school
is geweerd. Kuyper heeft ons met zijn
Amerikaansche methode op verkeerde
sporen geleid, doordat de noodhulp niet
noodhulp is gebleven. De Bijbel modt
weer naar Se openbare scholen en alle
openbare instellingen moeten worden
opgebouwd, niet afgebroken.
Wat werkt het godsdienstonderwijs
goed, 'dat op de openbare scholen gege
ven wordt.
Ds. Van Leeuwen, van Velzen,
vraagt of we ons mo9ten richten naar
de jeugd, die we kwijt zyn of naar de
jeugd, die we nog hebben. Hoe moeten
onze catechisaties ingericht zyn op de
nieuwe mentaliteit?
Dr. Eykman, jeugdleider te Am
sterdam, legt den nadruk op fle nood
zakelijkheid om de jeugd te bereiken
door alle ambtswaardigheid zelf op zy
te zetten.
Eigenaardig dat by de verschillende
oorzaken die door ïnL ganoemd zij11,
waardoor de jeugd van de kerk wordt
afgehouden, geen enkele geestelyké
strooming wordt genoemd. Maar alleen:
bioscoop, Jtraatslyperij enz. Hier zit do
moeilijkheid voor net goed gebruiken
van den vryftn tijd. Het heele terrein
der ontspanning interesseert de Kerk
en de dominees veel te weinig.
In Amsterdam wil met het offensief
beginnen. In het nieuwe gebouw der
A. M. J. V. komt een zweminrichtihg,
een kegelbaan, een biljartzaal. En ds.
Van Bruggen trekt de jonge menschen
door zyn Delangstelling voor hunne oi!t
spanning. Daaraan mceten we allen mee
onze aandacht wijden. We moeten uit
het défensief meer overgaan tot het
offensief.
BINNENLAND.
Mr. J. Limburg.
In verband met zijn benoeming tot
lid van den Raad van State zal, naar
we vernemen, mr. J. Limburg ook ont-
eén al te vreemd idée. Zij konden zich
niet voorstellen hoe een Flamstead
zulke lage denkbeelden kon koesteren.
Maar de plannen van Nicolaas daal
den nog tot lager peil, want zonder
eenige verdere complimenten, vertrok
bij naar bet stadje Alfreton en be
steedde zich daar iln de leer bij een
klokkenmaker. Zoo de klok uit den
kerktoren naai* beneden was komen
stappen en door het dorp langs de hui
zen het uur was gaan vermelden; zoo
zij op een morgen hadden gezien, dat
de kerktoren met de spits in den grond
stond zou dit de bewoners van het
oude kasteel niet zóó hebben verwon
derd. Zulk een vernederilng had de fa
milie Flamstead nooit getroffen. De
oude Guy, wel is waar, was een ge
woon wegwerker; maar wat beteeken-
de dat? Dat was 'n roeping, geen edel
man onwaardig. Het was immers een
voudig den weg verbeteren diJe langs
het landgoed der Flamsteads liep,
even als de Flamsteads zelve hunne
landerijen verbeterden; en daarenbo
ven, alles bepaalde zich immers tot
het kerspel. Én wat beteekende dat in
Dainsby? Het oude kasteel stond im
mers daar om te getuigen, dat de
Flamsteads edelliJeden waren. Maar in
een vreemde stad, in een kleinen win
kel met klokken en horloges voor de
glazen!
„Neen, bij wil mij in verachting
brengen, hij wil mij schandvlekkenI"
zeilde de broeder; „dat is zijn doel, om-
AAN HET ZOEKUCHT.
Lelden, 10 April 1926.
In de „Nederlander" las ik het vol
gende stukje, waaruit blijkt, dat het
voor sommige menschen toch maar
gelukkig is, dat de socialistische heil
staat nog niet is bereikt.
„Nog niet zoo heel lang geleden
kwam een sociaal-democratisch spre
ker te Emmen een rede houden. Do
man maakte het in het aftuigen van
enkele notabele ingezetenen zoo bont,
dat hij het hazenpad kiezen moest, liet
eerste, waar hij 't was al laat in d€Q
avond in het hotel naar vroeg, was:
zalm-mayonnaise.
De hotelhouder had zulke lekker
nijen niet, zoodat de berooide gastro
noom zonder deze delicate vertroos
ting zijn slaapkamer opzoeken moest.
Den volgenden dag zal hij wel wrecr el
ders een grooten mond hebben opgezet
tegen de „kapitalisten".
't Zag er voor zulke gasten wel
slecht uit als het hooggeroemde so
cialisme eens werkelijkheid werd.
De zalm-mayonnaise zal dan wel hce
lemaal ontbreken. En hoe 't proleta
riaat te exploiteeren als het niet meer
aanwezig is?
Ik heb over dit onderwerp nog een
opmerking, maar die bewaar ik tot
morgen.
OBSERVATOR.
slag vragen uit den Raad van Defen-
sile, waarvan hij een van de vijf door
H. M. de Koningin aangewezen leden
is.
De toepassing van do Kieswet.
Op de vragen van den hoer Fran 8-
sen betreffende herzienilng der kies
wet, heeft de heer Kan, minister van
Binnenlaodsche zaken en Landbouw
het volgende geantwoord:
1. In aansluiting met het antwoord
in zake de verrichtilngen der stembu-
reaux ten aanzien van de kiezers, die
zich aanmelden, en van hen, die in
gebreke zijn gebleven, üs de onderge-
teekende van oordeel, dat 't betreffen
de onderwerp in de Kieswet, met na
me in art. 91, voldoende geregeld is.
Door verschillende stembureaux is
echter aan de wettelijke voorschriften
een niet geheel juilste toepassing ge
geven in zooverre zij niet hebben on
derscheiden tusschen den in do wet
neergelegden aanmeldingsplicht en
een in de wet onbekende verplichting
om aan de stemming deel te nemen.
Om voor het vervolg een juiste toepas
sing van de wet te verzekeren, is in
een rondschrijven aan de voorzittors
van de hoofdstembureaux dit punt on
der de aandacht gebracht. Aangezi'en
mitsdien langs administratieven weg
een juiste wetstoepassing kan worden
bevorderd, is nadere wettelijke voor
ziening niet noodig.
2. Het is den ondergeteekende tol
dusver niet gebleken, dat, in verband
met de behandeling van het geding
ter zake van niet-naleving van art. 72j
tweede lid, der Kieswet, herziening ol
aanvulling gewenscht is van art. 84,
tweede lid, jo art. 94, tweede lid, van
die wet. Mede rekening houdende met
de regeling vervat iln art. 95, vierde lid
van evengenoemde wet, omtrent het
tijdstip, waarop de verzegelde pakken,
in dat artikel bedoeld, moeten worden
vernietigd, is hij omtrent de dubia, iö
de tweede vraag aan de orde gesteld,
in overleg getreden met zijn arubtge
noot van Justitie.
De derde vraag van den heer Frans-
sen luidt:
„Acht de minister niet, dat bij een
herziening der Kieswet dient verwij
derd te worden de zondering© bepa
ling in art. 150, 3e lid, aan het elot
„geen straf wordt opgelegd, wanneer
de kiezers ten genoege van den kan
tonrechter aantoont te vallen in de
bepaling van artikel Gl" daar de term
„geen straf wordt opgelegd" te kennen
geeft, dat een overtreding plaats had.
maar hij, die valt in de bepaling van
art. 61 ziteh geheel naar het wcttolijk
voorschrift heeft gedragen?"
Daarop luidt het &ntwroord van den
minister:
Bij een eventueele wijziging van de
Kieswet kan ook, naar de m eenling
dat hij nimmer de helft noch de tien
den van het goed kan bekomen, en
hij zaï overal waar hij kan, kwaad van
mij spreken. Maar daar is wel een
middel tegen, hij zal niet langor
mijn broeder zijnl ik verloochen
hem, hij behoort niet meer tot do
familile, en dus kan hij ons niet
onteeren."
„God zoo, Simon" zeide de vador,
„goed zoo! dat is een hecrlijko inval.
Daaraan heb ik nooit -gedacht. HIJ
moet niet meer tot de famiilie bohoo-
ren, en zoo zal hij ons niet van schaam
te doen blozen."
Door dezen „heerlijken inval" waren
vader en zoon beide volkomen gerust
gesteld. Deze gelukkige inval bracht
meer dan eens. eer de dag voorbij
was, een vroolijken glimlach op Si
mon's gelaat. De moeder, die hen
nooit tegensprak noch haar zoon Ni
colaas helpen kon, was stil; maar zij
dacht, als zij haar man en oudsten
zoon Nicolaas krankzinnig hoordo noo
men, dat deze volstrekt niet gek was.
Hij had. steeds liefhebberij gehad
voor de werktuigkunde, en zou dus
ten minste wel ziju brood weton to
verdienen. Zij zond hem zijne kleedo-
reni, onderhield, eene geheime brief
wisseling met hem en belastte den
vrachtwagen eiken Zaterdag met al
lerhande lekkernijen voor hem uit ha
re provisiekamer, en met vruchten
uit oranjerie, tuin of boomgaard.
(Wordt vervolgd.)