De lotgevallen van John Fox NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 16 APRIL 1926 T vVüEDE BLAD. DE NOODTOESTAND IN DRENTE. Dr. J. Th. de Visser heeft een bezoek gebracht aan Drente en deelt om trent de daar ontvangen indrukken in de „Nederl." een en ander mede. Mijn eerste indruk was deze, dat hier werkelijk een noodtoestand bestaat. Wanneer men die millioenen, opgesta pelde bergen turf ziet, die niet worden verkocht; wanneer men den zoo goed als geheelen stilstand in het veenbe- drijf gadeslaat; wanneer men niet al leen verveners en veenarbeiders, maar vooral ook den midden- en winkel stand hoort klagen over den algemce- nen maatschappelijken achteruitgang, dan lijdt het geen twijfel of wanneer hier niet wordt ingegrepen, men eer lang voor een wanhopenden toestand zal komen te staan. Een niet slechts stoffelijke, maar ook zedelijke en gees telijke achteruitgang zal dan straks zijn te boeken, waarvoor geen midde len van redres zijn aan te wijzen. Vaststaat voor ieder onbevooroordeel de dat hier geholpen en zoo spoedig mogelijk geholpen moet worden. Wie meent dat ik overdrijf, moet zelf maar eens gaan zien en hooren. Hij zal spoedig van dien waan worden genezen. Op de vraag wat tot verbetering kan worden gedaan, antwoordt Dr. de Vis ser, dat emigratie, steun van regee- ringswege aan de veenderijen en werk verschaffing groote bezwaren met zich brengen. „Het komt mij dan ook voor, zoo ver volgt hij, hoewel ik als leek mij voorzichtig wil uitspreken dat een andere weg moet worden ingeslagen. Wie gezien .heeft, welke schoone re sultaten in sommige streken van Dren te door ontginning en de omzetting van veengrond in akkerland is verkre gen, moet wèl tot de slotsom komen dat in deze richting de oplossing van het moeilijke Drentsche vraagstuk moet worden gezocht. De bloeitijd der veenderij schijnt voor goed voorbij; deze kunstmatig in het leven te hou den of te bevorderen, schijnt op blij vende teleurstelling te zullen uitloo- pen. Maar voor de bewoners den bo dem te cultiveeren en de menschen in staat te stellen kleine plaatsen te ver krijgen, waar zij zich blijvende in komsten kunnen verzekeren, lijkt mij de richting, waarin moet worden ge werkt. Men sluit zich dan ook aan bij datgene, wat aanvankelijk reeds tot uitnemende resultaten heeft geleid en men doet geen tijdelijk, geen stukwerk maar roept iets in het aanzijn van blijvende waarde, en iets dat daardoor der menschen levensgeluk verhoogt. De vraag rijst echter hoe dit te ver krijgen. Mijn antwoord luidt dat particulier initiatief en regeering hier kunnen sa menwerken. Onze vereeniging voor geestelijke en maatschappelijke zorg voor Drente en andere vereenigingen moeten'een kapitaal bijeen brengen, waarmede zij credieten verleenen, b.v. tot 10 of 20 pet. om de menschen met die cultiveering te doen beginnen,'ter wijl het rijk een bijslag van 90 of 80 pet. verleent. Door dien prikkel aan gemoedigd, zullen waarschijnlijk ve len in Drente zich opgewekt gevoelen de hand aan den ploeg te slaan. Boven dien heeft dit plan het voordeel, dat er geen verschillen van religieusen of politieken aard kunnen ontstaan, om dat ieder zich dan kan richten tot de vereeniging, waarvoor hij de meeste sympathie gevoelt. Tevens kan dan blijken, welke groepen van Nederlan ders daadzakelijk het meest voor Drente gevoelen en het meest bereid zijn hier hulp te bieden.- Ik zou wen- schen dat de Vereeniging voor geeste lijke en maatschappelijke zorg voor Drente zich inspande om hierin baan brekend werk te doen en begon een kapitaal voor dit mooie doel bijelkaar te brengen. Goed voorgaan, doet goed volgen. Het eigen erf is en blijft nog goud waard. In elk geval hoop ik op een beoor deeling van dit plan door deskundigen vooral uit Drente zelf. Men hunkert daar naar een oplossing, en men wil werken. Ik voor mij heb zeer aange- FEUILLETON. 14) Daarop antwoordde zijn vaider: „Denk je, Nick, dat je wijzer bent dan al de geslachten die je vooraf -zijn gegaan? Je vraagt waarom de oudste zoon alles erft? 't Is om alles bijeen te houden. Waar zou het zijn gebleven, denk je, zoo elke jongere zoon der Flamsteads een deel had gekregen? Ik zeg 't je, ons goedje zou reeds lang bij stukken en brokken verkocht zijn." „Ja, dat zou gebeurd zijn" zeide zijn broeder, opnieuw lachende, en jij noch ik, Nick, zoude er het geringste stuk je van gekregen hebben; je ziet dus wel dat het beter is zooals het nu is: want nu krijg ik een aardig goedje en jij net zooveel als je anders zoudt ge kregen hebben." „Maar zeg mij eens, vader" vroeg Nicolaas Flamstead, die pu zeventien jaar oud was, „zeg mij eens, welke reden er voor kan bestaan den eenen zoon rijk, den anderen tot een bede laar te maken? Is het zulk een ver dienste een weinilg vroeger ter wereld te komen?" „Wel zeker" antwoordde de vader, „geloof ik dat; men heeft het altijd daarvoor gehouden, men heeft althans gehandeld alsof men zoo dacht, en ik maak er geen aanspraak op, wijzer te name indrukken van de bevolking me de gebracht en niet het minst gewaar deerd den arbeid onzer geestelijke voorgangers, predikanten en evange listen, die onder zeer moeilijke om standigheden niet versagen en te mid den der oeconomische moeilijkheden met groote toewijding hun werk voort zetten. Wij moeten hen, zij moeten de bevolking helpen; zij moeten dit Ne- derlandsche belang behartigen. Het is prachtig de lijdenden door storm of watersnood te helpen maar Drente, dat zooveel leed en blijft lijden door de stormen van den tijd, mag niet worden vergeten. Wanneer dan ook de Vereeniging ,die ik noemde, of andere Vereenigingen, heden of mor gen een beroep gaan doen op de mild dadigheid der bevolking om het door mij bedoelde plan te verwezenlijken, vlei ik mij met de hoop, dat de beur zen zullen worden geopend en de pro vincie in het Noorden, op een behoor lijk stoffelijk en geestelijk peil, blij vend zal worden gebracht. KERK EN SCHOOL. NEE». HERV KERK. Beroepen: Te Den Briel; Th. M. Loran te De Lier. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Soerabaya (2e prad. pi.), P. van der Spek te Spykanisae. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Zwyndrecht, J. Jom- geleen te Hiiversum. Bedankt: Voor Woerden, Ds. Joh. Jansen te Leidein. Docent v. d. Heyden. Naar „De Wekker" meldt is in den toestand van Docent van der Heyden, een gunstige wending gekomen, zoo dat er hoop is op spoedig herstel. Dr. A. Kuyper. Naar de Rotterd. verneemt, heeft de Kerkeraad der Geref. Kerk van Rot terdam aan Dr. A. Kuyper eanige we ken verlof gegeven voor het ondergaan van een chirurgische behandeling. Ds. J. v. d. Spek. Naar men uit goede bron verneemt, is Ds. J. v. d. Spek, Ned. Herv. pre dikant te Schoonhoven voornemens in het komende najaar eervol emeritaat aan te vragen. Ds. v. d. Spek, die 10 Jan. j.L zijn 40-jarig ambtsjubileum vierde, werd in 18& geboren en in 1885 candidaat in Groningen, om in 1886 te St. Anthony- polder in het predikambt bevestigd te worden. Na van 1889 tot 1893 nog de gemeente van Giessan-Nieuwkerk ge diend te hebben, verbond Ds. v. d. Spek zich 10 Dec. van dat jaar ahn zyn tegenwoordige gemeente. Mooie glit. De Chr. Geref. Gemeente te Zaan dam beeft een gift van f 1000 ontvan gen, bestemd voor aflossing van de schuld. Chr. Gerei. Fredlkanten-vereenlglng. De vergadering van de Chr. Geref. Geref. predikanten, zal gehouden wor den op Woensdag na Pinksteren, 26 Mei a.s. Ds. Jongeleen hoopt een referaat te houden over Plaats en taak der Zen ding bij den arbeid voor Gods Konink rjjk. Ds. L. Bj. v. d. Meiden over: De organische psychologie en de bedie ning des Woords. De stellingen worden nader bekend gemaakt. Een bezwaarden-vergaderlng. Een „oog- en oorgetuige" van de „be- 2waarde11- vergadering te Rotterdam schrijft aan de „Rotterd.": „Het u toegezonden en door u opge nomen communiqué over de te Rotter dam gehouden vergadering van het co mité Geelkerken, waar ae pers geen toegang kon krijgen, is een ideëel ver slag te noemen. De zintuigeljjk waarneembare loop der vergadering is te vinden in Han delingen 19:32: „Zy riepen dan de eetn. dit, de ander wat anders, want de vergadering was verward en het meerder deel wist niet, om wat oorzaak zjj samengekomen wa ren". zijn dan mijn voorouders. Daarenbo ven meen ik, dat ik over mijn goed kan beschikken zooals mij goeddunkt. „Maar vooraf, vader, moet gij ver zekerd zijn dat het het uwe is." De oude man en Nicolaas' broeder zetten groote oogen op. „Ja" hernam Nilcolaas, „eerst moet gij daarvan overtuigd zijn, of later za] het u berouwen. Het komt mij voor, dat als God den men sell kin le ren schenkt, Hij het hun ten heiligen plicht maakt rechtvaardig jegens hen te zijn. 't Zijn alle Zijne kinderen, voor een tijdlang aan uwe zorgen toever trouwd; en als Hij u de middelen geeft om hen op te voeden en te on derhouden, en gij alles aan één en nilets aan de anderen geeft, gelooft gij niet dat Hy u eens rekenschap zal vragen van uwe voogdij?" Des vaders verbazing nam nog meer toe. „Nick" zeide hij, „wie leerde u zoo mooi praten? Nooit in mijn leven hoorde Uk iets dergelijks. Nooit zelfs sprak de geestelijke op die wijze." ..Laat my dan geestelijke worden, vader" hernam Nicolaas, „dan zal ik deze leer van den kansel verkondigen, want het is hoog tijd." „Geestelijke!" riep de broeder. „Gees telijke!" riep de vader. „Hoe is het! sshemert 't je? Nooilt is een Flamstead geestelijke geweest. Ha! nu merk ik al waai- je op aast; 'tzijn de tienden van je broers land daar je zin in 'Beroepen en bepraten. Ik lees in een kerkbode, die ik ge woonlijk met het grootste genoegen na ga, zegt Ds. Schilder in „De Bazuin" Eet volgende officieels verslag, dat ik weergeef met weglating van persoons namen e(n dat handelt over een verga dering van stemgerechtigden van een kerk, die uit een tweetal wen keus wil de doen: In verband met deze rapporten vraagt br. A., of de op het tweetal voorkomende Ds. Y. dezelfde is, die in zeer scherpe woorden over de medestanders van Dr. Geelkerken ge schreven zou hebben, en of zulk een predikant, die „het Evangelie der liefde" ons moet brengen, wel beroe pen map worden, waaxina br. B. ver klaart ui de gewraakte uitdrukking te zien, dat Ds. Y. van „Geelkerki- aansche smetten" vry is. De praeses acht noch de vraag van br. A., noch het woord van br. B. toelaatbaar. De kerkeraad is er van verzekerd, dat beide predikanten zich aan de besluiten der Synode xxmfar- meeren. Enkele broeders spreken uit, dat de mogelijkheid van een gunstige be slissing door ds. Y. uitgesloten is. De broeders C., D., E. en F. voeren daarover het "mora. De eerste doet daarbij inededeeiing over de zeer gun stige informaties, die hij van ver schillende zijden over ds. Z. verkreeg terwijl de laatste kennis geeft van de argumenten, waarmede ds. Y. voor het beroep naar...... bedankt zoubeb- ben. ZH worden door den praeses en br. G. beantwoord. Ik heb tegen zulke vergaderingen erg veel bezwaar, al geef ik dadelyk toe», dat het moeilijk is,.de bezwaren te on dervangen. Maar als dam „ook nog de publliccatie volgt met naam en toenaam, dan ljikt het me een beetje al te de mocratisch en wat al te gewichtig ook voor de vragen, die gesteld zijn en wat al te vervelend voor de betrokken predikanten. Mceten wy altijd vergelijken? Hoe houdt de Kerk de jeugd? Over dit zeer belangrijke onderwerp heeft Dr. J. P. v. Bruggen, gerefereerd in de vergadering vain de Ned. Herv. Predikantenvereeniging. Aan de verslagen over deze verga dering ontleenen wij het volgende: De practische vooronderstelling van deze vraag, n.l'. dat de Kerk de jeugd beeft, worat sterk in twijfel getrokken door den spreker. Met vele voorbeelden uit de praktyk en cijfers uit de kerke lijke statistiek toont hij aan, dat althains in de groote sitad de kerk totaal naast de jeugd staat. En ook op het platte land, vooral in de industrie-centra, wint de ontkerkelijking veld, die altijd het eerste merkbaar is bjj de jeugd. Zoo dat de verhoudingscjjfers van het aan tal doopelingen en jonge lidmaten per jaar in de geheele kerk en in de Ned. Herv. Gemeente in de hoofdstad tot het totale zielenaantal en dat van de Am- sterdamsche Hervormden elkaar maar heel weinig ontloopen. Daarom dient in bescheidenheid te worden gevraagd: hoe houdt de kerk wat ze nog over heeft aan jeugd? In de dorpsgemeente, waar de 'ke.Kolijke zede nog een macht is, en het vereeni- gingsieven van de jeugd als een haar toekomend eigen terrein wen kostelijk hulpmiddel, gaat d.t gemakkelijker dan in de groote stad, waar de dominee niet meer door zyn ambt, imponeert, maar enkel als persoon. Toch kaïn, alle jeremiades uit dé groote stad ten spijt, met beter werkmethode, intensiever wijk arbeid, doeltreffender catechisatie en persoonlijke toewijding nog heel wat worden bereikt. Maar ook nieuwe wegen moeten wor den gezocht, zooals de jeugddienst; deze gaat er zoo in bjj de jeugd, omdat de toon en het rhythme beter by haar pas sen dan die van den gewonen kerk dienst. De kerk houdt de jeugd, die ze heeft het allerbest, door te toonen, dat zy voor de jeimd gaarne wil zijn on niet schroomt de Dakens te verzetten als bet getij verloopt. Het jeugdvraagstuk van onzen tijd echter is veel te gecompli ceerd dan dat de vraag: hoe houdt de kerk de jeugd, dat zou dekken. Voor een oplossing daarvan komt de kerk niet in aanmerking, zoolang ze uit eigen belang en zelfbehoud het oog op de hebt." „Zool is het dat, Nick, is het dat?' zeide de broeder; „omdat gy het gan- sche landgoed nilet krijgen kunt, zoudt gy er toch gaarne het beste van heb ben. Een fraai prediker zou je zyn. Men kan nu reeds hooren wat fijnen kost gij zoudt opdisschen. Neen, Dick, dan had ik nog liever dat je klerk werdt." „Goed" antwoordde Nicolaas, „laat mij klerk worden, laat my koopman worden, of wat gij wiQt; maar één ding zeg ik u, ik wil noch een bede laar zijn, noch iemand die eens an ders brood eet." Deze woorden deden den ouden Flamstead zoo ontstellen, dat hy op sprong en den haspel omwierp, want hy was juist bezflg aan zijn gelief koosde avondbezigheid, breikatoen namelijk van een haspel op een klu wen winden voor zijn vrouw. „Zie" zeide Nicolaas bedaard, den haspel opbeurende, „zile, hy heeft reeds lang staan waggelen en is ein delijk gevallen!" Noch de vader noch de broeder merkte de geestige zinspeling van Ni colaas want zy waren te zeer verward door en ontzet over zijn stoute gevoe lens, en vooral door zijn denkbeeld om koopman te willen worden. Geen afstammeling der Flamsteads was ooilt koopman geweest; ze mochten pachters, landloopers of wegwerkers geweest zyn, maar koopman! dat was jeugd ricnt; hier kan aifoen het begrij pend dienotn en helpen van de jeugd van het heden om naars zelfs wil tot de oplossing leiden. Ds. Blauw, van Schoten, meant, dat inleider de zaak wel wat donker heeft gekleurd. Ook is het op het plat teland wel beter dan in de groote ste den. En de jeugddiensten bewijzen toch wel het zoeken en vragem van vele jonge menschen. Dr. J. Riem ens van Leideln, acht den toestand zeer erjnstig en legt er den nadruk op, dat het probleem) vapi de jeugd samenhangt met het probleem van de heele kerk. Er is maar één uitkomst n.L wanneer alle stadsdominees gaan roepen en schreeuwen om het parochie stelsel. Dat is het middel om contact te houden. Prof. Brouwer van Utrecht, on dersteunt den wansoh naar het paro chie-stelsel. We behoeven Haarvoor niet naar het buitenland te gaan. De Room- sche kerk geeft in dezen een voor beeld. Verder wil spr. den nadruk gelegd zien in het pastorale werk op het Chris telijk gezin. Van de jeugdkerk is spr. voorstander, en hy betreurt het, dat er nog predikanten zyn, die daar psycho logische, kerkelijke en paedagogische bezwaren tegen hebben. Zeker zijn er nel enkele moeilijkheden, maar d-e wor den verre overtroffen door den zegen die er van uitgaat. Ds. Wagenaar van Rotterdam, ver zocht aan de predikanten, die niet in de groote steden wonen, te helpen dat het voorstel van de commissie aan de Synode van dit jaar, om te komaa tot verplichte parochievorming voor ge meenten, met meer dain vyf predikan ten, aangenomen te krngen. Laten nu de dorpspredikanten aat niet sabo- teerem. Ds. Blankhart, van Nyjverdal, ziet de moeilijkheden, waarover inleider in verband met de groote stad sprak, even goed op het platteland en onder de fa brieksbevolking. En ook voor het platteland zyn er meer hulpkrachten noodig, een soort parochiestelsel ook voor het platte land. Dr. Kromsigt, van Amsterdam, acht de jeugdkerken ook wel een goe de greep. Er is toch een groote licht zijde dat de jeugd wel wil, als zij ver standig aangepakt wordt Maar de vraag is: wanneer zyln we de jeugd kwytgeraakt? Dat is sedert 1857 de bybel van de openbare school is geweerd. Kuyper heeft ons met zijn Amerikaansche methode op verkeerde sporen geleid, doordat de noodhulp niet noodhulp is gebleven. De Bijbel modt weer naar Se openbare scholen en alle openbare instellingen moeten worden opgebouwd, niet afgebroken. Wat werkt het godsdienstonderwijs goed, 'dat op de openbare scholen gege ven wordt. Ds. Van Leeuwen, van Velzen, vraagt of we ons mo9ten richten naar de jeugd, die we kwijt zyn of naar de jeugd, die we nog hebben. Hoe moeten onze catechisaties ingericht zyn op de nieuwe mentaliteit? Dr. Eykman, jeugdleider te Am sterdam, legt den nadruk op fle nood zakelijkheid om de jeugd te bereiken door alle ambtswaardigheid zelf op zy te zetten. Eigenaardig dat by de verschillende oorzaken die door ïnL ganoemd zij11, waardoor de jeugd van de kerk wordt afgehouden, geen enkele geestelyké strooming wordt genoemd. Maar alleen: bioscoop, Jtraatslyperij enz. Hier zit do moeilijkheid voor net goed gebruiken van den vryftn tijd. Het heele terrein der ontspanning interesseert de Kerk en de dominees veel te weinig. In Amsterdam wil met het offensief beginnen. In het nieuwe gebouw der A. M. J. V. komt een zweminrichtihg, een kegelbaan, een biljartzaal. En ds. Van Bruggen trekt de jonge menschen door zyn Delangstelling voor hunne oi!t spanning. Daaraan mceten we allen mee onze aandacht wijden. We moeten uit het défensief meer overgaan tot het offensief. BINNENLAND. Mr. J. Limburg. In verband met zijn benoeming tot lid van den Raad van State zal, naar we vernemen, mr. J. Limburg ook ont- eén al te vreemd idée. Zij konden zich niet voorstellen hoe een Flamstead zulke lage denkbeelden kon koesteren. Maar de plannen van Nicolaas daal den nog tot lager peil, want zonder eenige verdere complimenten, vertrok bij naar bet stadje Alfreton en be steedde zich daar iln de leer bij een klokkenmaker. Zoo de klok uit den kerktoren naai* beneden was komen stappen en door het dorp langs de hui zen het uur was gaan vermelden; zoo zij op een morgen hadden gezien, dat de kerktoren met de spits in den grond stond zou dit de bewoners van het oude kasteel niet zóó hebben verwon derd. Zulk een vernederilng had de fa milie Flamstead nooit getroffen. De oude Guy, wel is waar, was een ge woon wegwerker; maar wat beteeken- de dat? Dat was 'n roeping, geen edel man onwaardig. Het was immers een voudig den weg verbeteren diJe langs het landgoed der Flamsteads liep, even als de Flamsteads zelve hunne landerijen verbeterden; en daarenbo ven, alles bepaalde zich immers tot het kerspel. Én wat beteekende dat in Dainsby? Het oude kasteel stond im mers daar om te getuigen, dat de Flamsteads edelliJeden waren. Maar in een vreemde stad, in een kleinen win kel met klokken en horloges voor de glazen! „Neen, bij wil mij in verachting brengen, hij wil mij schandvlekkenI" zeilde de broeder; „dat is zijn doel, om- AAN HET ZOEKUCHT. Lelden, 10 April 1926. In de „Nederlander" las ik het vol gende stukje, waaruit blijkt, dat het voor sommige menschen toch maar gelukkig is, dat de socialistische heil staat nog niet is bereikt. „Nog niet zoo heel lang geleden kwam een sociaal-democratisch spre ker te Emmen een rede houden. Do man maakte het in het aftuigen van enkele notabele ingezetenen zoo bont, dat hij het hazenpad kiezen moest, liet eerste, waar hij 't was al laat in d€Q avond in het hotel naar vroeg, was: zalm-mayonnaise. De hotelhouder had zulke lekker nijen niet, zoodat de berooide gastro noom zonder deze delicate vertroos ting zijn slaapkamer opzoeken moest. Den volgenden dag zal hij wel wrecr el ders een grooten mond hebben opgezet tegen de „kapitalisten". 't Zag er voor zulke gasten wel slecht uit als het hooggeroemde so cialisme eens werkelijkheid werd. De zalm-mayonnaise zal dan wel hce lemaal ontbreken. En hoe 't proleta riaat te exploiteeren als het niet meer aanwezig is? Ik heb over dit onderwerp nog een opmerking, maar die bewaar ik tot morgen. OBSERVATOR. slag vragen uit den Raad van Defen- sile, waarvan hij een van de vijf door H. M. de Koningin aangewezen leden is. De toepassing van do Kieswet. Op de vragen van den hoer Fran 8- sen betreffende herzienilng der kies wet, heeft de heer Kan, minister van Binnenlaodsche zaken en Landbouw het volgende geantwoord: 1. In aansluiting met het antwoord in zake de verrichtilngen der stembu- reaux ten aanzien van de kiezers, die zich aanmelden, en van hen, die in gebreke zijn gebleven, üs de onderge- teekende van oordeel, dat 't betreffen de onderwerp in de Kieswet, met na me in art. 91, voldoende geregeld is. Door verschillende stembureaux is echter aan de wettelijke voorschriften een niet geheel juilste toepassing ge geven in zooverre zij niet hebben on derscheiden tusschen den in do wet neergelegden aanmeldingsplicht en een in de wet onbekende verplichting om aan de stemming deel te nemen. Om voor het vervolg een juiste toepas sing van de wet te verzekeren, is in een rondschrijven aan de voorzittors van de hoofdstembureaux dit punt on der de aandacht gebracht. Aangezi'en mitsdien langs administratieven weg een juiste wetstoepassing kan worden bevorderd, is nadere wettelijke voor ziening niet noodig. 2. Het is den ondergeteekende tol dusver niet gebleken, dat, in verband met de behandeling van het geding ter zake van niet-naleving van art. 72j tweede lid, der Kieswet, herziening ol aanvulling gewenscht is van art. 84, tweede lid, jo art. 94, tweede lid, van die wet. Mede rekening houdende met de regeling vervat iln art. 95, vierde lid van evengenoemde wet, omtrent het tijdstip, waarop de verzegelde pakken, in dat artikel bedoeld, moeten worden vernietigd, is hij omtrent de dubia, iö de tweede vraag aan de orde gesteld, in overleg getreden met zijn arubtge noot van Justitie. De derde vraag van den heer Frans- sen luidt: „Acht de minister niet, dat bij een herziening der Kieswet dient verwij derd te worden de zondering© bepa ling in art. 150, 3e lid, aan het elot „geen straf wordt opgelegd, wanneer de kiezers ten genoege van den kan tonrechter aantoont te vallen in de bepaling van artikel Gl" daar de term „geen straf wordt opgelegd" te kennen geeft, dat een overtreding plaats had. maar hij, die valt in de bepaling van art. 61 ziteh geheel naar het wcttolijk voorschrift heeft gedragen?" Daarop luidt het &ntwroord van den minister: Bij een eventueele wijziging van de Kieswet kan ook, naar de m eenling dat hij nimmer de helft noch de tien den van het goed kan bekomen, en hij zaï overal waar hij kan, kwaad van mij spreken. Maar daar is wel een middel tegen, hij zal niet langor mijn broeder zijnl ik verloochen hem, hij behoort niet meer tot do familile, en dus kan hij ons niet onteeren." „God zoo, Simon" zeide de vador, „goed zoo! dat is een hecrlijko inval. Daaraan heb ik nooit -gedacht. HIJ moet niet meer tot de famiilie bohoo- ren, en zoo zal hij ons niet van schaam te doen blozen." Door dezen „heerlijken inval" waren vader en zoon beide volkomen gerust gesteld. Deze gelukkige inval bracht meer dan eens. eer de dag voorbij was, een vroolijken glimlach op Si mon's gelaat. De moeder, die hen nooit tegensprak noch haar zoon Ni colaas helpen kon, was stil; maar zij dacht, als zij haar man en oudsten zoon Nicolaas krankzinnig hoordo noo men, dat deze volstrekt niet gek was. Hij had. steeds liefhebberij gehad voor de werktuigkunde, en zou dus ten minste wel ziju brood weton to verdienen. Zij zond hem zijne kleedo- reni, onderhield, eene geheime brief wisseling met hem en belastte den vrachtwagen eiken Zaterdag met al lerhande lekkernijen voor hem uit ha re provisiekamer, en met vruchten uit oranjerie, tuin of boomgaard. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5