NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 3 APRIL, 1926 RECLAME, SLEGÏENHORST's FOTOWERKEN i Fa. M.; BONGENIIflR, Nieuws lip 46B j j 2e PAASCHDAG SoS 's avonds 7 miss- GEOPEND j Uit het grijs verleden. DE VASTSTELLING VAN DEN PAASCHDATUM. Lang en heftig is in de Christelijke Kerk gestreden over de viering van het Paaschfeest. Aanvankelijk ging het daarbij om de vraag of men het feest op een be paalden dag der week (den Vrijdag; dan wel een bepaalden dag der maand (den 14den Nisan) zou vieren. Ten slot te werd onder paus Victor I (185-^-197, de strijd aldus beslist, dat het Paasch feest in den zin van 's Heeren sterf dag (Kruis-paschen) steeds op een Vrij dag en alzoo de herdenking van 's Hee ren opstanding op Zondag zou vallen. In de derde eeuw evenwel ont brandde de strijd opnieuw en toen kwam er nog een sterrenkundige kwestie bij. Tot dusver werd zoowel door de ker ken in Klein-Azië als in het Westen de 14de Nisan ais pascha beschouwd en ging men van dezen datum uit. Zoo werd dan in de Westersche Kerk 's Heeren verrijzenis herdacht op den Zondag, die op den 14den Nisan, alzoo op het Joodsche Paaschfeest, volgde. Toen evenwel deed zich de vraag voor: wanneer in het jaar is het wer kelijk de 14de Nisan? Het ging alzoo om de verbinding van den clatum de zer Joodsche maand met het zonne jaar (van lente tot lente). Het kerkelijk jaar der Joden, waar van Nisan de eerste maand is, begint in de lente en wel met de nieuwe maan, en het midden dezer maand valt ongeveer met de volle maan na voorjaarsdag- en -nachtevening samen. Men legde er bijzonder nadruk op, dat door de oude Israëlieten en ook nog ten tijde van Christus Pascha steeds na voorjaarsdag- en -nachteve ning gevierd werd, doch dat hier door de Joden na de verwoesting van Je ruzalem niet meer op gelet werd. Vierden nu de Joden hun Paasch feest vóór den aanvang der lents, dan had dit tot gevolg, dat vele Christenen het hunne een maand later dan óe Joden stelden. Dit was dan h.i. de ware 14de Nisan, want niet de vol le maan vóór, doch de volle maan na de lentenachteveiling was de ware volle maan van Nisan. Daar kwam nog bij, dat men het om trent den datum der evening ook niet eens was. Te Rome hield men daar voor den 18den Maart, te Alexandrië den 21sten Maart. 't Gevolg was natuurlijk allerlei ver warring en onzekerheid met betrek king tot de viering van het Paaschr feest. De strijd over den Paaschdatum werd beslist op de Synode (of het Con cilie) van Nicea in 325, dezelfde waar ook de ketterij van Arius werd veroor deeld. Van de discussies die over dit punt gévoerd zijn is ons niets bekend, we weten alleen het resultaat der bespre kingen, zooals dit ons in een encycliek der Synode zelve en in een rondschrij ven van den keizer is bewaard geble ven. In de eerste oorkonde schrijft de Synode aan de kerk van Alexandrië en de geliefde broeders in Egypte, Li- bye en de Peritapolis: „Wij geven U met vreugde kennis, dat over het heilig Pascha overeenstemming is be reikt. Op Uw gebed is deze aangele genheid namelijk tot een gelukkig ein de gebracht. Alle broeders in het Mor genland, die vroeger Pascha met de Joden hielden, zullen het van nu af gelijktijdig met de Romeinen, met ons en met allen houden, die net van ouds her op dezelfde wijze als wij vierden. En keizer Constantijn zegt in een rondschrijven aan allen, die de Syno de niet bijgewoond hadden, o.m. het volgende: Toen het vraagstuk van den heili gen dag van het Pascha aan de orde kwam, werd het algemeen als betame lijk beschouwd, dat allen overal op één dag hetzelfde zouden vieren. In het bijzonder achtte men het onbeta melijk dit heiligste der feesten naar de gewoonte der Joden,te vieren, die de handen gebruiken tot onwettig gewin en door hun goddeloosheid de zielen verblinden. De Joden zien ook in dit punt, de Paschakwestie, de waarheid niet; ja zelfs komt het voor, dat zij in een en hetzelfde jaar tweemaal Pascha vieren Daar komt hij, dat het mogelijk was, dat op denzelfden dag het eene deel der Christenheid vast en het an dere deel maaltijden houdt. Het werd dan ook door allen nood zakelijk geacht, dat het heilige Pascha- feest overal op denzelfden dag ge vierd wordt en aan de verschillen in dezen een eind wordt gemaakt. De Synode van Nicea bepaalde, dat het Paaschfeest zou gevierd worden op den Zondag, volgende op de eerste volle maan in de lente. De berekening van dezen datum werd opgedragen aan de kerk van Alexandrië, omdat de Egyptenaren bekend waren als de beste sterren kundigen. Het kwam er-dus op aan te weten, wanneer het voor het eerst na voor jaarsdag- en -nachtevening voilé maan zou zijn. Was de berekening ge schied, dan gaf de kerk te Alexandrië daarvan kennis aan de kerk te Rome en deze deelde dit mede aan de ande re kerken. Dan werd in het begin van het jaar, op Driekoningen, deze da tum aan de geloovigen bekend ge maakt. Het duurde evenwel nog geruimen tijd eer algemeen de berekening van Alexandrië gevolgd werd. Zelfs te Ro me bleef men den 18den Maart als het begin der lente beschouwen, totdat om streeks 525 een geleerde monnik, Dionysius de Kleine, een zoogenaam- den Paaschcyclus vaststelde,, die ten slotte door keizer Karei den Groote voor de geheele Westersche Kerk werd ingevoerd. DE DATUM VAN HET PAASCHFEEST Zooals onze lezers in de artikelen „Uitliet grijs verleden" van deze en de vorige week weten, is er in de Chris telijke Kerk heel wat strijd gevoerd over de Paaschfeestviering en heeft 'het lang geduurd eer men tot over eenstemming was gekomen betreffen de den datum van het Paaschfeest. Tën slotte werd op het Concilie van Nicea in 325 de regel aangenomen, dat Paschen valt op den eersten Zon dag na Lente-volle-maan. Als kerkelijk begin van de Lente werd de vaste datum 21 Maart aange nomen. De jaar-indeeling, waarmede 21 Maart verband hield, was door Ca- jus Julius jGaesar 46 v. Chr. op beteren voet gebracht. De maanjaren golden daarom niet meer. Naar hem heette die regeling „De Juliaansche tijdreke ning". De Alexandrijnsche berekening van het Paaschfeest bleek na enkele eeuwen evenwel niet meer met den werkelijken stand der maan overeen te stemmen. Twee fouten kwamen in de Juliaan sche berekening larigzamerhand aan het licht. Vooreerst was een jaur steld op 365 en 1/4 dag, waarbij dan iedere 4 jaar een schrikkeldag gevoegd weni. Maar de gemiddelde duur van het Juliaansche jaar is bijna 11H mi nuut te lang, zoodat na 128. jaar er een dag te veel komen zou. Detweede fout was deze. Bij de berekening van len- tevollemaan ging men van de onder stelling uit, dat iedere 19 jaar 19 X 365 1/4 dag, de maan in haar oorspron- kelijken stand tegenover de zon en de aarde terecht komt. Maar in werke lijkheid bleek dit na nauwkeurige be rekening 1 uur korter te zijn, wat al le 310 jaar één dag verschil maakt, waardoor de volle maan zooveel te laat gesteld wordt. Meer dan één kerkelijke hoogwaar- digheidsbekleeder schreef er over en drong aan op herziening van den ka lender, om het Paaschfeest weer te rug te leiden naar den juisten datum, waarvan 'meii ongemerkt afgedwaald was. Paus Gregorius XIII. bracht herzie ning tot stand door een commissie van geleerden in Rome. In een pauselijke bul van het jaar 15,82 werd bekend ge maakt, dat voortaan een andere tijd- regeling zou gelden, die in den loop van datzelfde jaar reeds zou worden ingevoerd. Ze zou den naam dragen van de Gregoriaansche Tijdrekening. Het. doel ervan was dus allereerst om het Paaschfeest weer in overeen stemming te brengen met den werke lijken stand van zon en maan, zooals het was in 325. Tegelijk zou dan voor komen worden, dat later weer onge merkt een verschuiving zou intreden. De lente begon in naam nog wel op 21 Maart, maar de dag waarop dag en nacht precies even lang duren, klopte al sinds eeuwen niet meer met den lentedatum. De zon ging in 1582 reeds op 11 Maart door het lentepunt. Om dit weer gelijk te krijgen zouden 10 da gen tegelijk moeten vervallen uit den kalender. Daarom werd besloten om op 4 October .1582. niet den 5den te la ten volgen, maar terstond den 15den. Om de lerheyollemaan in zuivere verhouding ie brengen met de zon en de aarde, werd de datum van nieuwe maan teruggezet van 3 Januari op 31 December. De invoering vond algemeen bijval, behalve bij de Protestanten, die ge- ergerd waren geworden door de bul van den Paus, die het woord manda mus d.i. Wij hevelen zulks, daarin ge bezigd had. Het mocht zoo den schijn hebben, als zouden de Protestanten zich aaii cle bevelen van den Paus hebben te onderwerpen. Hierdoor kreeg men tweeërlei ka lender, waarin de Roomschen 10 dagen vooruit waren. Eerst in 1699 kwam hierin verandering, doordat toen de Protestanten besloten, zich met de re geling der Roomschen te vereenigen door van 18 Februari over te springen op 1 Maart. Alleen de berekening van den Paaschdatum zouden zij nemen naar den gewonen loop der maan (as tronomisch) en niet naar den Gregori- aanschen-Cyclischen stand, zooals de Roomschen het deden. In de praktijk gaf dit dab wel bijna nooit verschil, doch een enkele maal zou dit den Paaschdatum en Zondag doen ver springen. De gedachte van Rome was, dal eigenlijk de Protestanten zich naai hen geschikt hadden. Totdat in 1724 het Paaschfeest een Zondag kwam te verschillen. Het Rijkskamergericht in Duitsch- land liet daarover ernstige bedreigin gen tegen dre Protestanten hooren Toen zich hetzelfde voordeed in 1744, lokte het een breede bespreking in den Rijksdag uit. En eer het in 1788 weer onaangenaamheden geven zou, werd in 1775 door de Protestanten besloten, dat zij zich geheel bij de Roomsche praktijk zouden neerleggen. Zoo bleef het en zal het waarschijnlijk wel blij ven ook. De Paaschberekening geschiedt dus niet op het uur af naar de volle maan van onze kalenders, maar volgens den gemiddelden maanstand, die eenigs- zins van den kalender verschilt. Met andere woorden: Paschen wordt be paald niet naar de astronomische ge gevens, waarmee onze kalènder rekent, maar naar de gegevens, die Paus Gre gorius had laten berekenen in over eenstemming met het concilie van Nicea. Daardoor geeft het den schijn alsof Paschen een enkele maal niet op den juisten datum valt. Dat was zoo in de jaren 1798, 1818, 1825, 1845, 1876, en is in 1923 weer het geval geweest. Om voor een bepaald jaar den Paaschdatum te berekenen, zijn ver schillende eenvoudige manieren uitge vonden. Een daarvan deelen we hier mede. Het jaar dat men bedoelt, deele men door 19, daarna door 4 en eindelijk nog eens door 7. Noem de resten, die er overblijven a, b en c. Vermenigvuldig a met 19, voeg er 23 bij, deel deze som door 30 en noem deze rest d. Vermenigvuldig nu het getal b met 2, c met 4, d met 6 en telt bij de som dezer producten 5 en deel deze som door 7. De rest, die hierbij overblijft, noeme men e. Is nu de som der getallen d en e kleiner dan 9, tel er dan22bij en men heeft den Paaschdatum in Maart, doch zoo de som grooter is dan 9, trek er dan 9 af en de rest is de Paasch- •datum in April. Ie Voorbeeld: 1922. 1922 19 geeft als rest 3 a. 4 geef als rest 2 b. 7 geeft als rest 4 c. a X 19 is 57 28 80 30 geeft als rest 20 d. 2 X b 4 4 X c 16 6 X d 120 140 5 145 145 7 geeft als rest 5 e. 20 d. 25 is grooter dan 9 dus moet er 9 af Datum van het Paaschfeest 16 April 2e Voor b e e 1 d 1923. 1923 19 geeft als rest 4 a. 4 geeft als rest 3 b. 7'geeft als rest 5 c. a X 19. is 76 23 99 geeft als de rest 9 d. 2 X b 6 4 X c 20 6 X d 54 80 5 85 85 7 geeft als rest 1 e. 9 d. 10 is grooter dan 9 dus moet er 9 af 1 Datum van het Paaschfeest 1 April N.B. We merken nog op, dat in sommige gevallen de rest e gelijk kan zijn aan 0. Dat is bijv. het geval bij 1926. Men telle dan eerst bij de rest 7 op; e wordt dan 7. In 1926 is d 6. 7 6 13. Daar 9 af geeft 4. Dus Paschen 1926 is 4 April. TWEE WEGEN. Het vael is tusschen wit en swart, Het taey is tusschen weeck en hart, Het laeu een eijg.enschap is tusschen hitt' en coude: Maer tusschen vloeck en salicheyt En is geen bij-wech, die se scheij'dt: Het een hij vlieden most, die 'tander hebben soude. VOORSCHOTBANKEN. Door het Bestuur van den Armen raad te Leiden is aan verschillende bladen het volgende schrijven gericht: Het zal U hekend zijn, dat in den laatsten tijd de gewoonte om licht vaardig voorschotten op te nemen, op buitengewone wijze bij het publiek in gang heeft gevonden. Dit is in zulk een sterke mate het geval, dat hier werkelijk gesproken kan worften van een volkskwaad. Dit kwaad is te ernstiger, omdat bet hen die er eenmaal in zijn verstrikt, niet meer loslaat en deze veelal lang zamerhand in de grootste moeilijkhe den komen; niet het minst door de methode's dier volksbanken, die er belang bij hebben ben, ook tegen hun belang en \jrenscli, vast te houden. Dit zeer, ernstig en omvangrijke volkskwaad nu, is voor een groot deel gevolg van een door de diverse voor schot verleenende instellingen inten sief gevoerde propaganda, die door hun talrijke en dikwijls verlokkend* advertenties, breede kringen der be volking er,toe.verleiden, clezen gevaar lijken weg op te gaan. De Armenraad is van 'meen tug dat in de eerste plaats deze uitgebreide,sy stematische propaganda en reclame moet worden tegengegaan, om daar door het verdere invreten van het volkskwaad zooveel mogelijk te beper ken, en bet in de eerste plaats niet er op aankomt, of een der z.g. Credietih- stellingen iets meer of minder me.t zijn woekerbedrijf, woekerwinsten erlangt, doch bovenal hierop, dat wij en op ons verzoek de dagblad administraties wei geren hunne mederwerking te veriee- neh aan het propageeren van het aan geduide volkskwaad. Bovendien kan men wel zeggen, dat vrijwel geen der instellingen waar het hier om gaat, den toets der critiek kan doorstaan;' hunne voorwaarden eu werkmethode zijn in den regel zóó, dat het bedrijf met enkele uitzondering, vrijwel rondweg „woeker" mag heeten In verband met een en ander wordt dan gevraagd, advertentiën als boven-, bedoeld te willen weigeren, een ver zoek waarvoor wel iets valt te zeggen maar waaraan toch niet zonder meer kan worden voldaan. Er wordt door z.g. credietbanken enz. veel kwaad gesticht. Eigenlijke woekerpraktijken komen zoo nu en dan aan het licht. Maar het gaat niet aan allen over een kam te scheren en het is voor een administratie van een dagblad bijna onmogelijk hier een afdoende censuur toe te passen. Het beste bestrijdingsmiddel is mis» schien wel de woekerpractijken, wau« neer ze aan met licht treden te signa- feer'en en de bedrijvers van ciit kwaad aan den schandpaal ?e nagelen. Door samenwerking met de pers zal hier zeker iets bereikt kunnen worden maar het schijnt ons gevaarlijk indien de pers de al of niet betrouwbaarheid van bepaalde instellingen zal gaan be- oordeelen. KRUIS EN KROON. Eerst het kruis en dan de kroon, Dat is des Heilands orde. Eerst het lijden, dan het loon, Dat ons van God geworde. Dat heeft Hij zelf getoond, Die neergedaald op aarde, Ontdaan van al Zijn waarde, Bij zondaars heeft gewoond. Eerst verlaagd, nu opgericht, Uit schande en smaad verheven; Eerst het duister, nu het licht, En door den dood, het leven. Nu straalt Zijn heerlijkheid Ver boven elks gedachten, Tot de uiterste geslachten, Ja tot in eeuwigheid. Eerst vernederd, dan 'verhoogd, Zoo zijn des Heeren wegen; Zoo ge Hem daarop volgen moogt, Wordt alles, alles zegen. Hij ging ons heerlijk voor, Zijn stok en staf geleiden, De zielen, die Hem beiden, In 't aangewezen spoor. H. PIERSOJS/. Leidsche Penkrassen. •Amice, De lente is weer gekomen. Niet al leen volgens den kalender, maar ook in de natuur, 't Is betrekkelijk lang koud gebleven dit jaar en klagende en angstige menschen als we nu eenmaal zijn, hadden we ons al weer bezorgd gemaakt, dat het kille, koude weer niet bevorderlijk zou blijken te zijn aan den goeden gang van zaken op t gebied van land- en tuinbouw. Maar plotseling is nu alles anders geworden. De heerlijke voorjaarszon bestraalt de velden en de akkers, de boomen en de planten, de vogels zingdh hun hoogste lied en heel de natuur schijnt nu te ontwaken. Er is voor mij geen mooier tijd, dan de lentetijd, als we overal het jonge groen kunnen bewonderen, als de heesters daar staan in him frissche groene kleecl, als de knoppen aan de boomen zwellen en zwellen tot ze straks open barsten en als alles schijnt te zingen de grootheid van Hem, die hemel en aarde heeft geschapen en die zomer en winter, herfst en lente niet doet ophouden. Er wordt nogal vaak ook door de* burgerij in minder gunstigen zin over Leiden gesproken, maar zoo in 'tvoor- jaaf*, dan mag onze oude sleutelstad met zijn mooie singels, en zijn aardige plantsoentjes en zijn schoone omge ving gezien worden. Of t echter ook werkelijk gezien wordt, is een andere vraag. Wij leven vaak zoo gedachteloos voort. We be schouwen het als vanzelfsprekend dat in het voorjaar boomen en planten weer uitspruiten en we denken er vaak zoo weinig aan, dat we hier te doen hebben met een wonder van Gods almachtige hand. En zoo is het toch inderdaad. En als we daar oog voor krijgen, dan staan we verwonderd stil en roepen we uit: hoe groot zijn Heere, uw wer ken en wat is het een heerlijk wonder van Uwe hand, dat uit den dood altijd weer het leven te voorschijn treedt. Daaraan worden we in deze dagen wel in bijzondere mate herinnerd, nu de lijdensweken weer tot het verleden behooren en we weer gereed staan het Paaschfeest, het feest der opstanding te vieren. Men heeft wel gé tracht de bet eeke nis van dit fee9t te verkleinen, door er een lentefeest van te maken, waar bij dan de heilsfeiten, zooals Gods Woord die leert, geen andere dan sym bolische beteekenis zouden hebben. Dat is wel een heel armelijke voor etelling. Neen, het Paaschfeest is in dien zin geen lentefeest. %Het is niet zoo, dat de machtige gebeurtenissen waarvan de Evangeliën ons verhalen, geen andere beteekeni9 zouden hebben dan dat ze ons spreken van de over winning van den dood door het leven, zooals we dat elk jaar weer zien in de natuur, en zooals dat ook in ons leven tot uiting moet komen. Maar het is wel een lentefeest in dien zin, dat de wonderen, die we zien in de natuur beschouwd moeten worden als een vrucht van het groote wonder van Golgotha en Bethanlë, Zooals het gansche schepsel zucht onder de gevolgen van de zonde, zoo is ook de heerlijkheid in de schepping een vrucht van de verlossende genade van Jezus Christus, die den dood heeft overwonnen en het leven en de onver derfelijkheid aan het licht heeft ge bracht. Het is wel jammer amice, dat we niet meer uit dezen gezichtshoek het leven in de natuur om ons heen be zien. Was dat wel het geval, dan zou den we niet alles maar zonder meer voor kennisgeving aannemen, maar dan zouden we eiken dag weer op nieuw om ons heen ,zien met „een ver- wondrend oog" en dan zouden we veel meer dan nu het geval is, roemen in de grootheid en de heerlijkheid Gods. Is de lentetijd in de steden de mooi ste tijd van het jaar, dat geldt in 't bij zonder van de dorpen, vooral wanneer zooals dat in deze omgeving het geval is, het kweeken van bloemen de hoofd bezigheid der bevolking uitmaakt. Dat kweeken van bloemen is niet al leen 'n mooi vak, omdat 't telkens weer gelukt nieuwe soorten tot ontwikke ling te brengen, maar ook omdat het werk der handen van hen die daarin arbeiden zoo rijk gezegend werd de laatste jaren. Wat een verschil met de armelijke zandgronden op de Veluwe, waar de bevolking zwoegt en slaaft en waar men vaak al meer dan tevreden is wanneer het gelukt in de allereerste nooden te voorzien. Wat een verschil met streken als Drente, waar de aar de geen brood biedt voor de bevolking en. waar velen voor de keus staan van honger en ellendé om te komen of er gens elders een heter bestaan te zoe ken. Rijk gezegend in stoffelijk opzicht is de bevolking in deze omgeving en in dien ergens, dan mag hier het God- verheerlijkende lentelied wel vroolijk schallen. Een eigenaardig bericht trof dezer dagen mijn aandacht. Zooals ge weet is hier een nieuw politiebureau in aanbouw. Het bestaande bureau in het stadhuis voldeed niet meer aan de allereerste behoeften, waarom dan ook indertijd d'oor den Raad besloten werd een nieuw en naar de eischen des tijcis ingericht politieburau te stichten. Het wordt een groot, en naar ik hoop obk een grootsch gebouw. Zoo nu en dan heb ik wel eens achter de schut ting, die het bouwwerk tot nu toe voor liet oog van het publiek verbergt, ge keken, maar het was mij niet moge lijk daardoor van het geheel een in druk te vormen. Ik heb wel begrepen dat het iets heel bijzonders wordt. Bijzonder door den stijl waarin het wordt opgetrok ken en ook door den kleur van destee- nen, die gebrulikt worden, zoo zelfls dat ik beducht ben dat het in die om geving een ietwat vreemden in'druk zal maken. Maar dat kan pas later blijken. Wat nu reeds bekend is is dit, dat het een duur gebouw wordt. Hoe veel het precies kost is mij niet be kend, maar Prof. Eerdmans, die in de laatste raadsvergadering verschillende bouwwerken met arbeiderswoningen vergeleek, zou zeggen, dat er heel wat arbeiderswoningen voor gebouwd kon-; den worden. Inderdaad. Nu zal ik op de hooge kosten geen I- aanmerking maken, vooreerst omdat j ik daarover niet kan oordeelen, maar! dan ook omdat zulk een gebouw niet| alleen voor bet heden, mar ook voor! de toekomst wordt gebouwd. j Ik zou 't echter kunnen plaatsen, dat: cle burgerij, die hier door zeer hooge belastingen gekweld wordt, over der-, gelijke groote uitgaven ging moppe ren en het bouwwerk met minder' vriendelijke oogen beschouwde. Dat zou verklaarbaar zijn, mede omdat het werk van de politie, vooral in plaat, sen waar haar taak in hoofdzaak van preventieven aard is wat ik als een ideaal beschouwI vaak wéinig gewaardeerd wordt. Maar nu zien we het merkwaardige verschijnsel, dat zich een commissie uit de burgerij heeft gevormd om de politie te huldigen, door het schenken van een volledige fotografische instal latie, die in het recherchewerk een groote rol speelt. Ik vond dat niet alleen een merk waardig, maar ook een verblijdend verschijnsel. Samenwerking tusschen overheid en onderdanen, tusschen po litie en publiek kan toch niet anders clan worden toegejuicht en ik hoop, dan ook, dat de Commissie bij de uit voering van haar plan tenvolle zal slagen. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 10