NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 3 APRIL, 1926
RECLAME,
SLEGÏENHORST's FOTOWERKEN
i Fa. M.; BONGENIIflR, Nieuws lip 46B j
j 2e PAASCHDAG SoS 's avonds 7 miss- GEOPEND j
Uit het grijs verleden.
DE VASTSTELLING VAN DEN
PAASCHDATUM.
Lang en heftig is in de Christelijke
Kerk gestreden over de viering van
het Paaschfeest.
Aanvankelijk ging het daarbij om
de vraag of men het feest op een be
paalden dag der week (den Vrijdag;
dan wel een bepaalden dag der maand
(den 14den Nisan) zou vieren. Ten slot
te werd onder paus Victor I (185-^-197,
de strijd aldus beslist, dat het Paasch
feest in den zin van 's Heeren sterf
dag (Kruis-paschen) steeds op een Vrij
dag en alzoo de herdenking van 's Hee
ren opstanding op Zondag zou vallen.
In de derde eeuw evenwel ont
brandde de strijd opnieuw en toen
kwam er nog een sterrenkundige
kwestie bij.
Tot dusver werd zoowel door de ker
ken in Klein-Azië als in het Westen
de 14de Nisan ais pascha beschouwd
en ging men van dezen datum uit. Zoo
werd dan in de Westersche Kerk
's Heeren verrijzenis herdacht op den
Zondag, die op den 14den Nisan, alzoo
op het Joodsche Paaschfeest, volgde.
Toen evenwel deed zich de vraag
voor: wanneer in het jaar is het wer
kelijk de 14de Nisan? Het ging alzoo
om de verbinding van den clatum de
zer Joodsche maand met het zonne
jaar (van lente tot lente).
Het kerkelijk jaar der Joden, waar
van Nisan de eerste maand is, begint
in de lente en wel met de nieuwe
maan, en het midden dezer maand
valt ongeveer met de volle maan na
voorjaarsdag- en -nachtevening samen.
Men legde er bijzonder nadruk op,
dat door de oude Israëlieten en ook
nog ten tijde van Christus Pascha
steeds na voorjaarsdag- en -nachteve
ning gevierd werd, doch dat hier door
de Joden na de verwoesting van Je
ruzalem niet meer op gelet werd.
Vierden nu de Joden hun Paasch
feest vóór den aanvang der lents, dan
had dit tot gevolg, dat vele Christenen
het hunne een maand later dan óe
Joden stelden. Dit was dan h.i. de
ware 14de Nisan, want niet de vol
le maan vóór, doch de volle maan na
de lentenachteveiling was de ware
volle maan van Nisan.
Daar kwam nog bij, dat men het om
trent den datum der evening ook niet
eens was. Te Rome hield men daar
voor den 18den Maart, te Alexandrië
den 21sten Maart.
't Gevolg was natuurlijk allerlei ver
warring en onzekerheid met betrek
king tot de viering van het Paaschr
feest.
De strijd over den Paaschdatum
werd beslist op de Synode (of het Con
cilie) van Nicea in 325, dezelfde waar
ook de ketterij van Arius werd veroor
deeld.
Van de discussies die over dit punt
gévoerd zijn is ons niets bekend, we
weten alleen het resultaat der bespre
kingen, zooals dit ons in een encycliek
der Synode zelve en in een rondschrij
ven van den keizer is bewaard geble
ven.
In de eerste oorkonde schrijft de
Synode aan de kerk van Alexandrië
en de geliefde broeders in Egypte, Li-
bye en de Peritapolis: „Wij geven U
met vreugde kennis, dat over het
heilig Pascha overeenstemming is be
reikt. Op Uw gebed is deze aangele
genheid namelijk tot een gelukkig ein
de gebracht. Alle broeders in het Mor
genland, die vroeger Pascha met de
Joden hielden, zullen het van nu af
gelijktijdig met de Romeinen, met ons
en met allen houden, die net van ouds
her op dezelfde wijze als wij vierden.
En keizer Constantijn zegt in een
rondschrijven aan allen, die de Syno
de niet bijgewoond hadden, o.m. het
volgende:
Toen het vraagstuk van den heili
gen dag van het Pascha aan de orde
kwam, werd het algemeen als betame
lijk beschouwd, dat allen overal op
één dag hetzelfde zouden vieren. In
het bijzonder achtte men het onbeta
melijk dit heiligste der feesten naar de
gewoonte der Joden,te vieren, die de
handen gebruiken tot onwettig gewin
en door hun goddeloosheid de zielen
verblinden.
De Joden zien ook in dit punt, de
Paschakwestie, de waarheid niet; ja
zelfs komt het voor, dat zij in een en
hetzelfde jaar tweemaal Pascha vieren
Daar komt hij, dat het mogelijk
was, dat op denzelfden dag het eene
deel der Christenheid vast en het an
dere deel maaltijden houdt.
Het werd dan ook door allen nood
zakelijk geacht, dat het heilige Pascha-
feest overal op denzelfden dag ge
vierd wordt en aan de verschillen in
dezen een eind wordt gemaakt.
De Synode van Nicea bepaalde, dat
het Paaschfeest zou gevierd worden
op den Zondag, volgende op de eerste
volle maan in de lente.
De berekening van dezen datum
werd opgedragen aan de kerk van
Alexandrië, omdat de Egyptenaren
bekend waren als de beste sterren
kundigen.
Het kwam er-dus op aan te weten,
wanneer het voor het eerst na voor
jaarsdag- en -nachtevening voilé
maan zou zijn. Was de berekening ge
schied, dan gaf de kerk te Alexandrië
daarvan kennis aan de kerk te Rome
en deze deelde dit mede aan de ande
re kerken. Dan werd in het begin van
het jaar, op Driekoningen, deze da
tum aan de geloovigen bekend ge
maakt.
Het duurde evenwel nog geruimen
tijd eer algemeen de berekening van
Alexandrië gevolgd werd. Zelfs te Ro
me bleef men den 18den Maart als het
begin der lente beschouwen, totdat om
streeks 525 een geleerde monnik,
Dionysius de Kleine, een zoogenaam-
den Paaschcyclus vaststelde,, die ten
slotte door keizer Karei den Groote
voor de geheele Westersche Kerk werd
ingevoerd.
DE DATUM VAN HET PAASCHFEEST
Zooals onze lezers in de artikelen
„Uitliet grijs verleden" van deze en
de vorige week weten, is er in de Chris
telijke Kerk heel wat strijd gevoerd
over de Paaschfeestviering en heeft
'het lang geduurd eer men tot over
eenstemming was gekomen betreffen
de den datum van het Paaschfeest.
Tën slotte werd op het Concilie van
Nicea in 325 de regel aangenomen,
dat Paschen valt op den eersten Zon
dag na Lente-volle-maan.
Als kerkelijk begin van de Lente
werd de vaste datum 21 Maart aange
nomen. De jaar-indeeling, waarmede
21 Maart verband hield, was door Ca-
jus Julius jGaesar 46 v. Chr. op beteren
voet gebracht. De maanjaren golden
daarom niet meer. Naar hem heette
die regeling „De Juliaansche tijdreke
ning". De Alexandrijnsche berekening
van het Paaschfeest bleek na enkele
eeuwen evenwel niet meer met den
werkelijken stand der maan overeen te
stemmen.
Twee fouten kwamen in de Juliaan
sche berekening larigzamerhand aan
het licht. Vooreerst was een jaur
steld op 365 en 1/4 dag, waarbij dan
iedere 4 jaar een schrikkeldag gevoegd
weni. Maar de gemiddelde duur van
het Juliaansche jaar is bijna 11H mi
nuut te lang, zoodat na 128. jaar er een
dag te veel komen zou. Detweede fout
was deze. Bij de berekening van len-
tevollemaan ging men van de onder
stelling uit, dat iedere 19 jaar 19 X
365 1/4 dag, de maan in haar oorspron-
kelijken stand tegenover de zon en de
aarde terecht komt. Maar in werke
lijkheid bleek dit na nauwkeurige be
rekening 1 uur korter te zijn, wat al
le 310 jaar één dag verschil maakt,
waardoor de volle maan zooveel te
laat gesteld wordt.
Meer dan één kerkelijke hoogwaar-
digheidsbekleeder schreef er over en
drong aan op herziening van den ka
lender, om het Paaschfeest weer te
rug te leiden naar den juisten datum,
waarvan 'meii ongemerkt afgedwaald
was.
Paus Gregorius XIII. bracht herzie
ning tot stand door een commissie van
geleerden in Rome. In een pauselijke
bul van het jaar 15,82 werd bekend ge
maakt, dat voortaan een andere tijd-
regeling zou gelden, die in den loop
van datzelfde jaar reeds zou worden
ingevoerd. Ze zou den naam dragen
van de Gregoriaansche Tijdrekening.
Het. doel ervan was dus allereerst
om het Paaschfeest weer in overeen
stemming te brengen met den werke
lijken stand van zon en maan, zooals
het was in 325. Tegelijk zou dan voor
komen worden, dat later weer onge
merkt een verschuiving zou intreden.
De lente begon in naam nog wel op 21
Maart, maar de dag waarop dag en
nacht precies even lang duren, klopte
al sinds eeuwen niet meer met den
lentedatum. De zon ging in 1582 reeds
op 11 Maart door het lentepunt. Om
dit weer gelijk te krijgen zouden 10 da
gen tegelijk moeten vervallen uit den
kalender. Daarom werd besloten om
op 4 October .1582. niet den 5den te la
ten volgen, maar terstond den 15den.
Om de lerheyollemaan in zuivere
verhouding ie brengen met de zon en
de aarde, werd de datum van nieuwe
maan teruggezet van 3 Januari op 31
December.
De invoering vond algemeen bijval,
behalve bij de Protestanten, die ge-
ergerd waren geworden door de bul
van den Paus, die het woord manda
mus d.i. Wij hevelen zulks, daarin ge
bezigd had. Het mocht zoo den schijn
hebben, als zouden de Protestanten
zich aaii cle bevelen van den Paus
hebben te onderwerpen.
Hierdoor kreeg men tweeërlei ka
lender, waarin de Roomschen 10 dagen
vooruit waren. Eerst in 1699 kwam
hierin verandering, doordat toen de
Protestanten besloten, zich met de re
geling der Roomschen te vereenigen
door van 18 Februari over te springen
op 1 Maart. Alleen de berekening van
den Paaschdatum zouden zij nemen
naar den gewonen loop der maan (as
tronomisch) en niet naar den Gregori-
aanschen-Cyclischen stand, zooals de
Roomschen het deden. In de praktijk
gaf dit dab wel bijna nooit verschil,
doch een enkele maal zou dit den
Paaschdatum en Zondag doen ver
springen.
De gedachte van Rome was, dal
eigenlijk de Protestanten zich naai
hen geschikt hadden. Totdat in 1724
het Paaschfeest een Zondag kwam te
verschillen.
Het Rijkskamergericht in Duitsch-
land liet daarover ernstige bedreigin
gen tegen dre Protestanten hooren
Toen zich hetzelfde voordeed in 1744,
lokte het een breede bespreking in den
Rijksdag uit. En eer het in 1788 weer
onaangenaamheden geven zou, werd
in 1775 door de Protestanten besloten,
dat zij zich geheel bij de Roomsche
praktijk zouden neerleggen. Zoo bleef
het en zal het waarschijnlijk wel blij
ven ook.
De Paaschberekening geschiedt dus
niet op het uur af naar de volle maan
van onze kalenders, maar volgens den
gemiddelden maanstand, die eenigs-
zins van den kalender verschilt. Met
andere woorden: Paschen wordt be
paald niet naar de astronomische ge
gevens, waarmee onze kalènder rekent,
maar naar de gegevens, die Paus Gre
gorius had laten berekenen in over
eenstemming met het concilie van
Nicea.
Daardoor geeft het den schijn alsof
Paschen een enkele maal niet op den
juisten datum valt. Dat was zoo in de
jaren 1798, 1818, 1825, 1845, 1876, en is
in 1923 weer het geval geweest.
Om voor een bepaald jaar den
Paaschdatum te berekenen, zijn ver
schillende eenvoudige manieren uitge
vonden. Een daarvan deelen we hier
mede.
Het jaar dat men bedoelt, deele men
door 19, daarna door 4 en eindelijk nog
eens door 7. Noem de resten, die er
overblijven a, b en c. Vermenigvuldig
a met 19, voeg er 23 bij, deel deze som
door 30 en noem deze rest d.
Vermenigvuldig nu het getal b met
2, c met 4, d met 6 en telt bij de som
dezer producten 5 en deel deze som
door 7. De rest, die hierbij overblijft,
noeme men e.
Is nu de som der getallen d en e
kleiner dan 9, tel er dan22bij en men
heeft den Paaschdatum in Maart,
doch zoo de som grooter is dan 9, trek
er dan 9 af en de rest is de Paasch-
•datum in April.
Ie Voorbeeld: 1922.
1922 19 geeft als rest 3 a.
4 geef als rest 2 b.
7 geeft als rest 4 c.
a X 19 is 57
28
80 30 geeft als rest
20 d.
2 X b 4
4 X c 16
6 X d 120
140
5
145
145 7 geeft als rest 5 e.
20 d.
25 is grooter
dan 9
dus moet er 9 af
Datum van het Paaschfeest 16 April
2e Voor b e e 1 d 1923.
1923 19 geeft als rest 4 a.
4 geeft als rest 3 b.
7'geeft als rest 5 c.
a X 19. is 76
23
99 geeft als de rest
9 d.
2 X b 6
4 X c 20
6 X d 54
80
5
85
85 7 geeft als rest 1 e.
9 d.
10 is grooter
dan 9
dus moet er 9 af
1
Datum van het Paaschfeest 1 April
N.B. We merken nog op, dat in
sommige gevallen de rest e gelijk kan
zijn aan 0. Dat is bijv. het geval bij
1926. Men telle dan eerst bij de rest 7
op; e wordt dan 7. In 1926 is d 6.
7 6 13. Daar 9 af geeft 4. Dus
Paschen 1926 is 4 April.
TWEE WEGEN.
Het vael is tusschen wit en swart,
Het taey is tusschen weeck en hart,
Het laeu een eijg.enschap is tusschen
hitt' en coude:
Maer tusschen vloeck en salicheyt
En is geen bij-wech, die se scheij'dt:
Het een hij vlieden most, die 'tander
hebben soude.
VOORSCHOTBANKEN.
Door het Bestuur van den Armen
raad te Leiden is aan verschillende
bladen het volgende schrijven gericht:
Het zal U hekend zijn, dat in den
laatsten tijd de gewoonte om licht
vaardig voorschotten op te nemen, op
buitengewone wijze bij het publiek in
gang heeft gevonden.
Dit is in zulk een sterke mate het
geval, dat hier werkelijk gesproken
kan worften van een volkskwaad.
Dit kwaad is te ernstiger, omdat bet
hen die er eenmaal in zijn verstrikt,
niet meer loslaat en deze veelal lang
zamerhand in de grootste moeilijkhe
den komen; niet het minst door de
methode's dier volksbanken, die er
belang bij hebben ben, ook tegen hun
belang en \jrenscli, vast te houden.
Dit zeer, ernstig en omvangrijke
volkskwaad nu, is voor een groot deel
gevolg van een door de diverse voor
schot verleenende instellingen inten
sief gevoerde propaganda, die door
hun talrijke en dikwijls verlokkend*
advertenties, breede kringen der be
volking er,toe.verleiden, clezen gevaar
lijken weg op te gaan.
De Armenraad is van 'meen tug dat
in de eerste plaats deze uitgebreide,sy
stematische propaganda en reclame
moet worden tegengegaan, om daar
door het verdere invreten van het
volkskwaad zooveel mogelijk te beper
ken, en bet in de eerste plaats niet er
op aankomt, of een der z.g. Credietih-
stellingen iets meer of minder me.t zijn
woekerbedrijf, woekerwinsten erlangt,
doch bovenal hierop, dat wij en op ons
verzoek de dagblad administraties wei
geren hunne mederwerking te veriee-
neh aan het propageeren van het aan
geduide volkskwaad.
Bovendien kan men wel zeggen, dat
vrijwel geen der instellingen waar het
hier om gaat, den toets der critiek kan
doorstaan;' hunne voorwaarden eu
werkmethode zijn in den regel zóó, dat
het bedrijf met enkele uitzondering,
vrijwel rondweg „woeker" mag heeten
In verband met een en ander wordt
dan gevraagd, advertentiën als boven-,
bedoeld te willen weigeren, een ver
zoek waarvoor wel iets valt te zeggen
maar waaraan toch niet zonder meer
kan worden voldaan.
Er wordt door z.g. credietbanken
enz. veel kwaad gesticht. Eigenlijke
woekerpraktijken komen zoo nu en
dan aan het licht.
Maar het gaat niet aan allen over
een kam te scheren en het is voor een
administratie van een dagblad bijna
onmogelijk hier een afdoende censuur
toe te passen.
Het beste bestrijdingsmiddel is mis»
schien wel de woekerpractijken, wau«
neer ze aan met licht treden te signa-
feer'en en de bedrijvers van ciit kwaad
aan den schandpaal ?e nagelen.
Door samenwerking met de pers zal
hier zeker iets bereikt kunnen worden
maar het schijnt ons gevaarlijk indien
de pers de al of niet betrouwbaarheid
van bepaalde instellingen zal gaan be-
oordeelen.
KRUIS EN KROON.
Eerst het kruis en dan de kroon,
Dat is des Heilands orde.
Eerst het lijden, dan het loon,
Dat ons van God geworde.
Dat heeft Hij zelf getoond,
Die neergedaald op aarde,
Ontdaan van al Zijn waarde,
Bij zondaars heeft gewoond.
Eerst verlaagd, nu opgericht,
Uit schande en smaad verheven;
Eerst het duister, nu het licht,
En door den dood, het leven.
Nu straalt Zijn heerlijkheid
Ver boven elks gedachten,
Tot de uiterste geslachten,
Ja tot in eeuwigheid.
Eerst vernederd, dan 'verhoogd,
Zoo zijn des Heeren wegen;
Zoo ge Hem daarop volgen moogt,
Wordt alles, alles zegen.
Hij ging ons heerlijk voor,
Zijn stok en staf geleiden,
De zielen, die Hem beiden,
In 't aangewezen spoor.
H. PIERSOJS/.
Leidsche Penkrassen.
•Amice,
De lente is weer gekomen. Niet al
leen volgens den kalender, maar ook
in de natuur, 't Is betrekkelijk lang
koud gebleven dit jaar en klagende en
angstige menschen als we nu eenmaal
zijn, hadden we ons al weer bezorgd
gemaakt, dat het kille, koude weer
niet bevorderlijk zou blijken te zijn
aan den goeden gang van zaken op t
gebied van land- en tuinbouw.
Maar plotseling is nu alles anders
geworden. De heerlijke voorjaarszon
bestraalt de velden en de akkers,
de boomen en de planten, de
vogels zingdh hun hoogste lied en heel
de natuur schijnt nu te ontwaken. Er
is voor mij geen mooier tijd, dan de
lentetijd, als we overal het jonge groen
kunnen bewonderen, als de heesters
daar staan in him frissche groene
kleecl, als de knoppen aan de boomen
zwellen en zwellen tot ze straks open
barsten en als alles schijnt te zingen
de grootheid van Hem, die hemel en
aarde heeft geschapen en die zomer
en winter, herfst en lente niet doet
ophouden.
Er wordt nogal vaak ook door de*
burgerij in minder gunstigen zin over
Leiden gesproken, maar zoo in 'tvoor-
jaaf*, dan mag onze oude sleutelstad
met zijn mooie singels, en zijn aardige
plantsoentjes en zijn schoone omge
ving gezien worden.
Of t echter ook werkelijk gezien
wordt, is een andere vraag. Wij leven
vaak zoo gedachteloos voort. We be
schouwen het als vanzelfsprekend dat
in het voorjaar boomen en planten
weer uitspruiten en we denken er
vaak zoo weinig aan, dat we hier te
doen hebben met een wonder van
Gods almachtige hand.
En zoo is het toch inderdaad. En
als we daar oog voor krijgen, dan
staan we verwonderd stil en roepen
we uit: hoe groot zijn Heere, uw wer
ken en wat is het een heerlijk wonder
van Uwe hand, dat uit den dood altijd
weer het leven te voorschijn treedt.
Daaraan worden we in deze dagen
wel in bijzondere mate herinnerd, nu
de lijdensweken weer tot het verleden
behooren en we weer gereed staan het
Paaschfeest, het feest der opstanding
te vieren.
Men heeft wel gé tracht de bet eeke
nis van dit fee9t te verkleinen, door
er een lentefeest van te maken, waar
bij dan de heilsfeiten, zooals Gods
Woord die leert, geen andere dan sym
bolische beteekenis zouden hebben.
Dat is wel een heel armelijke voor
etelling. Neen, het Paaschfeest is in
dien zin geen lentefeest. %Het is niet
zoo, dat de machtige gebeurtenissen
waarvan de Evangeliën ons verhalen,
geen andere beteekeni9 zouden hebben
dan dat ze ons spreken van de over
winning van den dood door het leven,
zooals we dat elk jaar weer zien in
de natuur, en zooals dat ook in ons
leven tot uiting moet komen. Maar het
is wel een lentefeest in dien zin, dat
de wonderen, die we zien in de natuur
beschouwd moeten worden als een
vrucht van het groote wonder van
Golgotha en Bethanlë,
Zooals het gansche schepsel zucht
onder de gevolgen van de zonde, zoo
is ook de heerlijkheid in de schepping
een vrucht van de verlossende genade
van Jezus Christus, die den dood heeft
overwonnen en het leven en de onver
derfelijkheid aan het licht heeft ge
bracht.
Het is wel jammer amice, dat we
niet meer uit dezen gezichtshoek het
leven in de natuur om ons heen be
zien. Was dat wel het geval, dan zou
den we niet alles maar zonder meer
voor kennisgeving aannemen, maar
dan zouden we eiken dag weer op
nieuw om ons heen ,zien met „een ver-
wondrend oog" en dan zouden we veel
meer dan nu het geval is, roemen in
de grootheid en de heerlijkheid Gods.
Is de lentetijd in de steden de mooi
ste tijd van het jaar, dat geldt in 't bij
zonder van de dorpen, vooral wanneer
zooals dat in deze omgeving het geval
is, het kweeken van bloemen de hoofd
bezigheid der bevolking uitmaakt.
Dat kweeken van bloemen is niet al
leen 'n mooi vak, omdat 't telkens weer
gelukt nieuwe soorten tot ontwikke
ling te brengen, maar ook omdat het
werk der handen van hen die daarin
arbeiden zoo rijk gezegend werd de
laatste jaren.
Wat een verschil met de armelijke
zandgronden op de Veluwe, waar de
bevolking zwoegt en slaaft en waar
men vaak al meer dan tevreden is
wanneer het gelukt in de allereerste
nooden te voorzien. Wat een verschil
met streken als Drente, waar de aar
de geen brood biedt voor de bevolking
en. waar velen voor de keus staan van
honger en ellendé om te komen of er
gens elders een heter bestaan te zoe
ken.
Rijk gezegend in stoffelijk opzicht is
de bevolking in deze omgeving en in
dien ergens, dan mag hier het God-
verheerlijkende lentelied wel vroolijk
schallen.
Een eigenaardig bericht trof dezer
dagen mijn aandacht. Zooals ge weet
is hier een nieuw politiebureau in
aanbouw. Het bestaande bureau in het
stadhuis voldeed niet meer aan de
allereerste behoeften, waarom dan ook
indertijd d'oor den Raad besloten werd
een nieuw en naar de eischen des tijcis
ingericht politieburau te stichten.
Het wordt een groot, en naar ik hoop
obk een grootsch gebouw. Zoo nu en
dan heb ik wel eens achter de schut
ting, die het bouwwerk tot nu toe voor
liet oog van het publiek verbergt, ge
keken, maar het was mij niet moge
lijk daardoor van het geheel een in
druk te vormen.
Ik heb wel begrepen dat het iets
heel bijzonders wordt. Bijzonder door
den stijl waarin het wordt opgetrok
ken en ook door den kleur van destee-
nen, die gebrulikt worden, zoo zelfls
dat ik beducht ben dat het in die om
geving een ietwat vreemden in'druk
zal maken. Maar dat kan pas later
blijken. Wat nu reeds bekend is is dit,
dat het een duur gebouw wordt. Hoe
veel het precies kost is mij niet be
kend, maar Prof. Eerdmans, die in de
laatste raadsvergadering verschillende
bouwwerken met arbeiderswoningen
vergeleek, zou zeggen, dat er heel wat
arbeiderswoningen voor gebouwd kon-;
den worden. Inderdaad.
Nu zal ik op de hooge kosten geen I-
aanmerking maken, vooreerst omdat j
ik daarover niet kan oordeelen, maar!
dan ook omdat zulk een gebouw niet|
alleen voor bet heden, mar ook voor!
de toekomst wordt gebouwd. j
Ik zou 't echter kunnen plaatsen, dat:
cle burgerij, die hier door zeer hooge
belastingen gekweld wordt, over der-,
gelijke groote uitgaven ging moppe
ren en het bouwwerk met minder'
vriendelijke oogen beschouwde. Dat
zou verklaarbaar zijn, mede omdat
het werk van de politie, vooral in plaat,
sen waar haar taak in hoofdzaak van
preventieven aard is wat ik als
een ideaal beschouwI vaak wéinig
gewaardeerd wordt.
Maar nu zien we het merkwaardige
verschijnsel, dat zich een commissie
uit de burgerij heeft gevormd om de
politie te huldigen, door het schenken
van een volledige fotografische instal
latie, die in het recherchewerk een
groote rol speelt.
Ik vond dat niet alleen een merk
waardig, maar ook een verblijdend
verschijnsel. Samenwerking tusschen
overheid en onderdanen, tusschen po
litie en publiek kan toch niet anders
clan worden toegejuicht en ik hoop,
dan ook, dat de Commissie bij de uit
voering van haar plan tenvolle zal
slagen.
VERITAS.