NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 23 MAART 1926 TWEEDE BLAD. Wfll DE BÜDEII ZESSEN. Opnieuw afgestemd. Naar aanleiding van de verwerping van den gezantschapspost schrijft on ze „Rotterdammer" een artikel, waar aan wij het volgende ontleenen: Nu achter deze tweede stemming staande, gelooven wij, dat het in het landsbelang is, zoo deze twistappel verdwijnt van de parlementaire tafel. Pe anti-revolutionaire "partij heeft liaar plicht, meer dan haar plicht ge daan. Indien ooit iemand had ge meend, dat zij aan anti-papisme deed, zoo kan deze nu wel bekeerd zijn. Maar onnoodig aanleiding geven de afbrokkeling, waaraan zij lijdt, ver der te doen voortgaan, is in strijd met de wet van zelfbehoud, welke ons is opgelegd. Mocht er binnenkort, als niet inmiddels het staatkundig aspect zich geheel gewijzigd heeft een voor stel komen tot het opnieuw instellen van het gezantschap, zoo zou wel de groote meerderheid onzer partij ver wachten onze vertegenwoordigers te gen te zien stemmen. 't Is nu wèl geweest en andere, meer tot onze menschen sprekende zaken van algemeen en van beginselbelang moeten naar voren geschoven. En overigens, onze taak is toch niet te zijn plus royaliste que le roi, meer koningsgezind dan de koning zelf. De heer Nolens sprak in de Kamer: „Onze katholieke menschen in alle rangen en standen zullen, met of zon der gezantschap, hun nationalen plicht weten te vervullen." En „De Tijd schreef: „Er dient een eind te komen aan het geleuter, dat de instelling on waardig is." Uit deze woorden van den heer No- lens en van „De Tijd" mag een voor stander van de coalitie, als elke anti revolutionair is, zyj het dan onder voor waarde, dat onze partij niet extra be last wordt en altijd de zwaarste slagen heeft op te vangen waarom een tij delijk zichzelf zijn gewenscht is toch wel afleiden, dat het niet geheel on mogelijk is met goed beleid van drie zijden de vroegere goede verhouding terug te krijgen. Dat het struikelblok, dat nu reeds lang den weg tot zulke verhouding ver sperde, niet straks opnieuw opgemerkt worde I KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te IJhorst-De Wijk, (H. H. Baudet, te Arum (Fr.). Te Bameveld, J. J, Timmer te Ermelo. Te Ritthem. B. J. van Garderen, te Nieuw- en Sint Jfoosland. Aangenomen: Naar Woudn- dhem, A. van Willigen, te Nieuw- iBeijerland. Naar Haarlem, H. E. iBeker, te Gorssel. Naar Leeg- en Hoogkerk, M. C. Slotemaker de Brui ne, te Terkaple. GEREF.KERKEN. Beroepen: Te Meliskerke, J. C. Haartsen, cand. te Souburg. Bedankt: Voor Varsseveld, S. v. Djjken, te Nieuweroord (Dr.). CHR. GEREF. KERK. Bedankt: Voor Zeist, A. M. Berk- hotff, te Amsterdam. GEREF. GEMEENTEN. Aangenomen: Naar Rotterdam, G, H. Kersten, te Ierseke. Bedankt: Voor Leiden eai Slie- drecht, G. H. Kersten te Ierseke. VRIJE EVANG. GEM. Beroepen: Te Mülheim (Duitsch- land), H. J. de Meijere, te Cadzand. Bevestiging, Intrede» Afscheid. Zondag deed Ds. P. Jukke- nekke intrede bij 'de Gerei. Kerk van Maarssen, na bevestigd te zijn met een predicatie over Joh. 18 37 door Ds. B. Alkema, van Soest. De gemeente zong Psalm 134 3 toe. Des avonds deed Ds. Jukkenekke intrede met een leerrede over 2 Cor. 4:5. Nadat de gebruikelijke toespraken waren gehouden werd den. nieuwen leeraar Psalm 134 3 toegezongen. Na door docent de Bruyn uit Apeldoorn te zijn bevestigd, met 'een predikatie over Jes. 20 2, deecl Zon dag Ds. P. de Smit intrede bij de Chr. Geref. Gemeente te Boskoop, met een predicatie naar aanleiding van 2 Cor. 4:5. Met emeritaat. Ds. L. van Wijk, predikant bij de Geref. Kerk van Ede, heeft om gezond heidsredenen zqn emeritaat aangèvra.gd welk verzoek uoor den kerkeraad reeds ingewilligd is. Genoemde predikant werd 2 Mei 1879 geboren en werd in 1910 candidaat. Den joden Juni 1910 deed hij zijn intrede bij de Geref. Kerk van Krommenie, ver trok 21 Maart 1915 naar Giesen-Nieuw kerk en 14 October 1917 naar Ede. Hij heeft dus ongeveer 8 jaren te Ede ge staan. Prof. Dr. Slotemaker de Bruine. De Algemeene Synodale Commissie der Ned. Herv. Kerk heeft, naar de N. Rott. Crt. meldt, goedgevonden aan id en kerkelijken hoogkeraaa.*, Dr. J. R. Slotemaker de Bruine te Utrecht een verlof van vier maanden te verkeken, te rekenen van 1 dezer. Ook is Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine op zijn verzoek door de Alge meen© Synodale Commissie ontheven van het lidmaatschap en het voorzit terschap inzake het Reglement op de buurfcgemeenten, enz. Bond van Ned. Predikanten. De jaarvergadering van den Bond van Ned. predikanten 'zal plaats hebben op Maandag 12 April a.s., 's namiddags 1.30 uur te Utrecht in Hotel de I' Euro pe. Voorzitter zal zijn Dr. M. J. A. de Vrijer te Amsterdam. Dr. J. R. Callenbach zal spreken over „Hoe krjjgt men een beroep?" Ook zal besproken en vastgesteld wor den het programma voor 1926, luidende: De Bond van Ned. Predikanten, in ver gadering bijeen, enz., wil niet uit het oog verliezen, dat de groote beteekenis van een predikanten- organisatie, als in den Boind gegeven, juist hierin is gelegen, dat zij alleen voor en door alle Ned. predikanten tot haar volle ontplooiing komen kaïn' wil in het midden van het Nea. ker kelijke leven bij voortduring de norm stellen van een toereikende predikants bezoldiging bjj volwaardige ambtsveirvul- ling; wil krachtig ijveren voor een af doende regeling der predikantspeuisioe- nen, met name door in de Neet. Herv. Kerk de eerste pogingen daartoe zoo veel mogelijk te steunen; wil zonder ophouden de aandacht ves tigen op het probleem der te kleine ge meenten en der groote steden, tot be vorderen van evenredigheid tusschen den omvang van 't arbeidsveld en het aantal' Evangeliedienaars; opdat het welslagen van het werk van iden predikant in zijin gemeen je oo k door deze voorwaarden van meer stoffelijken aard bevorderd worden moge. Uit het jaarverslag van den Bond blijkt, dat het aantal leden thans 1073 bedraagt, waarvan 908 dienstdoende en 91 emeriti predikanten, benevens 31 studenten en 43 buiten het ambt, waar van Hervormd 826 (emer. 74), Doops gezind 49 (emer. 9), Remonstrantsch 16 (emer. 3), Evang. Luthersch 17 (emer. 4), Herst. Evang. Luth. femer. 1). De Oudejaarsavond-collecte heeft van 1921 tot 1925 te zamen opgebracht f 372.973, achtereenvolgens t #5.870, f 63-Z3Zj. f 72.349» f 57.293 Ö11 f53.915 In 1925 kon worden uitgekeerd f 56,200 165 uitkeeringen werden gedaan, vari- eerende tusschen f 25 en f 900, waar van 26 tot een bedrag van f 10.500 aan emer. pred. en 139 tot een bedrag van f 45.700 aan weduwen. De Oudejaarsavondcollecte bracht in de 109 Doopsgezinde gemeenten in 1925 ruim f 4100 op. Djokja en Ds. Janssen. Uit bet dankbaar gestemde verslag van de Geref. kerk te Djokja knippen we deze mededeeling: Predikanten van elders traden meermalen voor ons op. Ook sprak de Leger- en Vlootpredikant in a. d. Ds. Janssen enkele malen een stichtelijk woord. In totaal wedden 10(5 gods dienstoefeningen gehouden, waarin GO malen een Dienaar des Woords voor ging. (Aantal, leesdiensten dus 46). De Christenen en de Islam. In liet Algemeen weekblad vcor Chris tendem en Cultuur" schrijft Dr. H. Kraemer over Christendom en Islam en zegt o.a.: In- dederen ontwikkelden Europeaan die in den regel weinig of niets weet van den Islam, is er onbewust en ongewild een andere reactie op den Islam als Oostersch verschijnsel latent verborgen dan tegenover b.v. het Boeddhisme. Dit andere is een geheim, onverklaarbaar gevoel van gevaar, tegenover een macht te staan, die onberekenbare catastro- pliale krachten in zich bergt. Dit go» voel komt maar zoo nu en dan aam de oppervlakte in den hellen kring van het bewustzijn. Tegenover den Islam is wel de gelijk, steeds tot ontwaking bereid, een vaag gevoel van onbehaaglijkheid aan wezig. Met behoeft in onze koloiiiön, waar de kennis van dein doorsnee-Hol lander over den Islam even gering en vaag bljjft, als woonde hij niet tusschen een Mohammedaansche bevolking, maar rond te zien om dat te constateereh. Ja, ik zou zelfs geneigd zijn, die krasse onwetendheid en geringen l'ust tot ken nisname gedeeltelijk te bezien als een gevolg van hereditair geworden gevoel van onbehaaglijkheid. Prof. Dr. L. Bonman. Volgens de „Stand." is Prof. Dr. L. Bouman, hocgleeraar aan de Universi teit te Utrecht, benoemd tot buitenge woon hoogleeraar aan de Vrije Univer siteit tot het geven van een college over algemeene onderwerpen van de psycho logie, welk college voor alle studenten der Vrije Universiteit toegankelijk is. Het college wordt gegeven in het ge bouw der V. U., of in de Valeriuskli- niek. De curatoren der Rijks-universiteit te Utrecht hebben Prof. Dr. Bouman vergunning verleend deze benoeming te aanvaarden, en deze heeft zijn college reeds aangevangen. De zaak-Geelkerken. In Amsterdam-West is Zondag het woord der Synode voorgelezen. Eenige kerkgangers verlieten hierop het gebouw De diensten hadden verder een gewoon verloop. De Raad der Geref. Kerk van Wa tergraafsmeer heeft zich aan het be sluit der Synode geconformeerd. Ds. v. 't Sant heeft Zondag in den daar ge- gehouden dienst het getuigenis der Sy noae voorgelezen. Naar gemeld wordt, zal te W., een coimité-Geelkerken worden gevormd. Ds. G. B. Wurth te Souburg, van wien de N. R. Crt. schreef, dat hij de zijde van Dr. Geelkerken had gekozen, heeft Zondag, na het woord der Sy node te hebben voorgelezen, verklaard, 'dat de over hem verschenen berichten uit de lucht gegrepen en onwaar zijn. De kerkeraad der Geref. kerk van Bloemendaal heeft geweigerd het .ge tuigenis der Synode vocj* te lezen, en het in de%consistorie ter lezing gelegd. Ds. H. Haspers, rustend predikant, heeft Zondagmorgep- den dienst geleid. Uit het Sociale Leven. Naar het gouden feest. „Ja, dat was weraeiijk verbazend aar dig, £00 veel belangstelling we mochten ondervinden", zeide de heer J. Douwes eenige dagen na de viering van het gou den feest der afd. Amsterdam. En men kan zich voorstellen, hoe de heer Dou wes het zei, als men hem hoorde in de feestvergadering in het Concertge bouw en door den luidspreker op 13 Jan. 1.L „Van de zijde van de Over heid en van den kamt der Kerken, de Kerken van Amsterdam", zoo ging hij voort. „Neen, we hadden het niet ge dacht". „Ja, maar Amsterdam kent Patrimo- monium goed hoor" voegde de heer Bossenbroek er bij. En die receptie, En die receptie, wat 'n drukte, drie uur achter elkaar gestaan en al maar han den gegeven", verzuchtte hij er bij. De „moeder-afdeeling" van het ver bond mocht w©l' veel belangstelling on- idervinden, van alle kanten. De Heere gaf haar genade en eere. En nu volgt snel op de viering van het Amsterdamsche jubileum het gou- iden gedenkfeest van het Ver bomd. Er zijn wel ondeugende menschen, die zeggen, dat het Verbond niet erg da- ■tuïhvast is en haar gedenkdag2n niet onthoudt, want dat 3 Januari 1876 zoo wel de dag was van Amsterdam als van het Verbond. De afd. Amsterdam werd als Verbond opgericht. Doch het .Ver- bondsbestuur rekent den i9den Maart Maart 1877, toen de statuten Koninklijk werden goedgekeurd, als den officie el en geboortedag van het Verbond „Patri monium". Het Verbond heeft een belangrijke geschiedenis en naar wij verinamen, zal in vérband met het-halve-eeuw-feest die historie te boek worden gesteld. De mannen van Patrimonium spreken den naam natuurlijk goed uit; doch bui tenstaanders hoort men wel eens ver makelijke vergissingen maken. Zoo de gérant van het Kon. Zool. Bot. Genoot schap, toen de afd. Den Haag in de groote zaal een bijeenkomst hield: „Manheer", zoo sprak hn tot den voorzitter, de katholieken gebruiken al tijd in de pauze een glaasje; u geeft zeker 'n flinke pauze?" „Neen", was net antwoord, ^,wij ge ven heelemaal geen onderbreking van avond". „Maar meneerdat zullen uw leden stellig niet goed vinden". De man had de naam zoo opgevat: „Pater Monium", naar een of ander be roemde R. K. priester en verbaasde zich zeer, dat die vereeniging bestond uit protestante, niet-pauzeerende en niet- glaasjesdrinkende menschen. De woorden van den géraint laten we natuurlijk voor zijn rekening. Hoe men aan oen naam kwam De oude Reeremans vertelt: „Op zekeren avond als de Commissie van oprichting bij mij aan huis was, kwam ook ter sprake den naam, die aan het Verbond zou gegeven worden. Wij konden het met ons drieën (Beeremans, Kater en Witmond) niet" eans worden, en besloten dit punt nog even te laten rusten. Onverwacht vraagt br. Kater aan br. Witmond: ,;Wat is de juiste vertaH^ü van^ het woord: „Patrimoni um?" Vaderlijk erfdeel", antwoordt br. Witmond. „Dan moet dat de naam zijin dien wij zoeken", besliste Kater en wij gingen zonder beraad accoord met de beslissing". Er.is in de laatste jaren nog al eens pennestrijd gevoerd over den naam. De een meende dat ze meL de ander, dat ze zonder aanhalingsteekens moest ge schreven worden. De een oordeelde aat zij moest volgen na de woorden: Ned. werklieden-verbond, de andere was van gevoelen, dat Patrimonium alléén vol doende was. Het ging bij de discussie over dien naam, niet enkel om een woord, er was bjj de debaters in het Verbond, verschil over het karakter van het Verbond. Bij veranderde trjden en omstandigheden lag dat voor de hand. Het was goed, dat de oude zoowel als de jongere generatie wees, op wat in den aanvang was gezegd en geschreven: „Personen uit verschil lende standen kwamen bijeen en beoogd werd een samenwerking der verschillen de maatschappelijke standen in Chf. geest". De „Werkmansvriend", toenmalig or gaan van het Verbond, schreef 23 Juni 1876: tot aansluiting kunnen zich aan melden bij de vereeniging: werklieden, patroons en werkgevers en voorts alle belangstellenden in den lande. Het werk liedencongres van 1879 door Patrimo nium bijeengeroepen, noodde ook man nen uit allerlei kring. Kater schreef dan ook in het eerste jaarboekje: dat oorzaak en reden van het bestaan was: Dat het Koninkrijk om zes Heeren en Zaligmakers ou elk gebied in eiken kring en onder eiken stand, niet het minst ook onder de werklieden worde uitgebreid. En Poesiat, zijn boe zemvriend, releveerde in zijn 3e jaar verslag, dat Patrimonium's roeping en begeerte was een dam te mogen zrjn tegen de revolutie. Het karakter van het Verbond, kan dus niet de verklaring zijn, dat zooveel werklieden zich niet aansluiten, vermag ook niet op te helderen, waarom de an dere groepen niet méér meewerken. Als er in de komende maanden zal worden gepoogd allerlei rang en stand in Patrimonium's werk te betrekken, moet §e niet boos zjjn, maar denken u e namen van Kater en Poes(iat) her innerend: „'t muist alles, wat van kat ten komt". W. HEUN3 Uit het bakkersbedrijf. De bondsraad van den Algem. Ned. Bond van arbeiders in het bakkersbe drijf heeft na gehouden discussie over de wettelijke arbeidstijdregeling in het bakkersbedrijf het bondsbestuur op gedragen te blijven ageeren voor: a. alle dispensaties omtrent een al gemeen vroegeren aanvangstijd dan 6 uur des voormiddags uit de Arbeids wet 1919 te doen lichten; b. voorarbeid slechts te vergunnen in bedrijven met ten minste 9 volwas sen arbeiders, en voor ten hoogste één uur; c. betere handhaving van de wet te verkrijgen door aanstelling van spe ciaal technisch bevoegde persooon voor bet bakkersbedrijf. Bakkerij-vergunningen. De Minister van Arbeid H. en N. heeft goedgevonden aan hoofden of be stuurders van Israëlietische brood bakkerijen in alle gemeenten des rijks te vergunnen ,dat, in afwijking van het bepaalde bij art. 15, zesde lid, der Arbeidswet 1919, deeg ,of brood, dat na 8 uur des namiddags van den vorigen dag gebakken of opgewarm is, op Maandag 29 Maart a.s. van zes uur des voormiddags af en op Woensdag April, Dinsdag 18 Mei en Vrijdag 21 Mei a.s. van 8 uur des voormiddags af uit het gebouw met aanhoorigheden, waarin zich de broodbakkerij bevindt, wordt vervoerd, verkocht of afgeleverd De overwerkvergunningen in de metaalindustrie. Gisteren werd te 's-Gravenbage een onderhoud gevoerd tuscben het toe stuur van den Metaalbond en drie hoofdbestuurders van den modernen Metaalbewerkersbond. Er werden be sprekingen gevoerd over de ingediende overwerkvergunning in den scheeps bouw. Volgens „Het Volk" verklaar den de werknemers op bet standpunt te staan, dat de werkweek per 1 April a.s. 51 uur moest gaan bedragen en dat de tegenwoordige loonen volledig gehandhaafd dienden te blijven. Het bestuur van den Metaalbond was tenslotte bereid bij de leden van dien bond te verdedigen, om mocht bet de zer dagen vermelde standpunt van den beer Zaalberg verwerkelijkt worden, het eerste uur werktijdvermindering, ingaande 1 April, te vergoeden. Over het tweede uur, dat dus per 1 Ju'i zou ingaan, zouden dan nader besprekin gen gevoerd kunnen worden. Gemeenteraad Leiden. (Slot). Wethouder M e y n e n wijst erop, dat reeds eenige jaren geleden de thans, voorgestelde verbouwing ais •een noodzakelijkheid is gevoeld. Sinds heeft men bet nogeens geprobeerd, doch bet belang van het onderwijs schijnt te eiscben dat met bet inrich ten van een spreekkamer niet langer wordt gewacht. Het kan voorkomen, dat de hoofden tegelijk te spreken ge vraagd worden. Ook hebben de hoof den een kamertje noodig, waar zij zoo noodig alleen kunnen werken, en er moet ook een lokaal vrijkomen voor de berging van leermiddelen. Waarom moeten alle openb. scholen een spreek kamer hebben en alleen deze niet? De beer S c b 11 e r beeft den in druk dat de beide schoolhoofden niet met elkaar kunnen opschieten. Waren zij bet eens, dan kon er best een af doende regeling voor de spreekuren worden gevonden. Wetb. M e y n e n zegt van dit gebrek aan homogeniteit nooit iets te hebben gemerkt. Het voorstel wordt daarna met 18— 11 st. aangenomen. Tegen de heeren Eikerbout, Coster, Oostdam, Mevrouw Dietrich, Mevrouw van Itallie, en de .heeren Bergers, Sytsma, Spendel, Wit- mans, Eerdmans en Heemskerk. 10. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor een kleine verbouwing van ae bovenverdieping van het Stede lijk Museum „de Lakenhal". FEUILLETON. Uit nood en dood gered 26) i Wat moest ik toen doen? Antwoord my daar eens op." „Deze ongelukkige beeft bet ver stand verloren" zeide Antoine zacht. „Wacht bier een oogenblik; ik zal aan stonds terug zijn." Het scheen dat, nadat de meubels stukgeslagen waren, zij gedeeltelijk verbrand waren geworden. Er lag een balk dwars langs de zoldering, van rware ijzeren baken voorzien, om er den wintervoorraad voor 't geslacht aan te bewaren; aan een dezer haken hing een zware ketting. daarmede hingen zij mij op" zeide bij, zijn dwalende oogen een oogenblik op mij vestigend. „Ik kreeg den ket ting onder mijn armen en zoo hingen zij mij op. En toen sloegen zij mij. Di". kon ik niet uithouden, dat weet gij. Mijn vrouw snelde weg, roepende dat ik zou toegeven; wat kon ik dus an ders doen? Was bet mijn schuld? Ben ik daarom een afvallige?" „Herinneren wij ons' 'antwoordde ik hem, Davids woorden: Wees mij ge nadig, o Heere, want mijne zonde is groot. Hij zeide niet: Want mijne zon de is gering de eerste zonde die ik bedreef, maar: mijne zonde is groot." ..Want mijn zonde is groot" herbaal de hij, in tranen wegsmeltende, en tel kens herbaalde hij weenend dezelfde woorden. „Wanneer gij uw zonde voor God belijdt, zal Hij bet groote kwaad, door u bedreven, vergeven" zeide ik. „Laat ons wederkeeren tot den Heere, en Hij zal ons genezen en den toorn niet eeu- wiglijk behouden." Wij lieten de armen man in tranen achter, en Antoine voerde mij mede naar de binnenplaats, waar een kar, met een vermagerd paard bespannen, gereedstond; een hoop takkenbossen en gebroken huisraad lag er bezijden. „Ga bier in, mijnbeer, en leg u ne der" zeide hij; „dan zal ik het hout zoo licht mogelijk over u heen stape len." Ik voldeed aan zijn verlangen, waar na bij bet bout voorzichtig over mij heen legde en bet paard naar buiten bracht. „Waar gaat dat been?" vroeg een voorbijganger. „Ik ga dezen rommel wegbrengen" antwoordde bij achteloos. „Het huis raad van den armen Pierre is niet meer waard dan brandhout, misschien kan ik er voor hem nog eenig brood voor koopen." Bij dit zeggen dacht ik aan de twee boden, die tot koning David gezonden werden en door een vrouw te Bahurim in een put werden verborgen door er een kleed over te spreiden, waarover graan gestrooid werd. Ik ontstelde, toen ik den man boorde zeggen: „Ik ben genegen bet van u te koo pen, om mijn oven er mee te stoken." „Maar deze lading is reeds bespro ken" zeide Antoine. „Waarom mij dit niet eerst gezegd? Gij zeidet, dat gij bet voor een kleinig heid wildet wegdoen." „Ik erken, mij onduidelijk te hebben uitgedrukt, maar de treurige toestand van mijn broeder heeft mij ontstem 1 Ga eens naar hem toe en overtuig u, hoe diep bij te beklagen is." „Dat wil ik wel. Maar boe boog schat gij uwe lading?" Antoinejscheen zoozeer genegen over den prijs te knibbelen, dat ik sidderde; intusschenv eischte bij zulk een boogen prijs, dat de ander spoedig van den koop afzag. Zonder verder oponthoud kwamen wij de stad uit, zoodat ik mijne ver stramde ledematen van den zwaren last kon ontslaan. Toen de kerkklok ken begonnen te luiden, zeide Antoine met zachte stem: „Hoe beklagenswaar dig zijn de arme lieden, die nu gedwon gen naar de vesper moeten gaanl Wat zal het einde van dat alles zijn? Zal hij, die zaait met tranen, inderdaad eenmaal met vreugde maaien?" „Des Heeren arm is niet verkort" antwoordde ik; „wat des menschel onmogelijk is, is mogelijk bij God" „O, dat wij het b<? c mopon het te zien, mijnhee Wij kwamen een op 1 !e waarvan de voerman prek in--: ons aanknoopte, zon ik lie:u kon verstaan. Ein k'en wij den waterkant en hielden stil aan een aanlegplaats^ waar een boot, met groenten beladen, ons wachtte. Nu gaf Antoine mij aan de hoede van den schuitenvoerder over, die mij verzocht niet bevreesd te zijn; want hij zou mij veilig 'naar Bordeaux varen. Wij sta ken van wal, de maan scheen helder, en daar het frisch en kil op bet water was, dekte de schuitenvoerder mij mei een warm kleed, waarna bij mij goe den nacht wenschte en een eentonig schipperslied zong. Ik viel weldra dn slaap. Eerst laat in den morgen ontwaakte ik; een heldere Octoberzon overdekte den breeden stroom der Garonne met schitterend goud. Reeds hadden wij een «aan merk el ij ken afstand afgelegd, zoodat wij na enkele uren onze be stemming zouden bereiken. Ik vond er een onuitsprekelijk beha gen in, die breede rivier af te zakken naai nieuwe tooneelen van lièfde en hoop. Wijl mijn voeten nog pijnlijk wa ren, was bet mij niet ongevallig, ze, tusschen de stapels groenten liggend, rust te kunnen geven en mij een tijd lang aan mijn jongelingsdroomen over te geven. De ouderdom moge bekom merd vragen: „Hoe zullen wij den Heere een lied zingen in een vreemd 'in<l?" maar der jeugd is de verande- ing van arbeid en het verblijf in een reemd land aanlokkelijk, zij het ook, •at men c. door den nood toe gedwon en wordt. De schipper scheen een eenvoudige, eerlijke borst. Nu en dan wisselde bij groeten en scherts met andere schip pers, zong een lied, of sprak eenige woorden met mij. „Gij schijnt een vroolijk, tevreden le ven te hebben" zeide ik. „Wel, ik tracht vroolijk en tevreden te zijn" was zijn antwoord. „Waartoe zich met zorgen te kwellen? Die ko men vroeg genoeg. Eens was ik dwaas genoeg, te denken: welk een ongeluk kig lot is bet mijne, dagelijks 'n markt schuit stroomop en -af varen, beladen met groenten voor de zeelui, terwijl anderen te paard of in rijtuigen rijden, fraai gekleed, alle dagen ter feest en 's avonds naar den schouwburg gaanl Maar toen de dragonders kwamen was ik dankbaar te mogen zijn die ik was. Hebt gij gehoord, wat in ons dorp Col- lette is wedervaren? Collette was het schoonste meisje van het dorp en goed hartig daarbij, ofschoon wel eenigs- zins ijdel. Nu, dit beeft zij met anderen gemeen, hoewel niet allen zoo zijn. Col lette s wangen waren als leliën en ro zen. Toen de dragonders bij ons inge kwartierd werden, verbrandden zij haars vaders meubelen en mishandel den hem zóó, dat zij hem voor dood lieten liggen. Nu vroegen zij Collette, of zij ter mis wilde gaan, maar zij weigerde bet. Daarop grepen zij baar bij de haren, 9loegen en knepen haar, maar zij bleef standvastig weigeren. Toen zeide een dragonder: „Deze deer ne is al te vermetel, wij zullen baar bare inbeelding een weinig afleeren."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5