NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 22 MAART 1926 i'WEEDE BLAD. DE BEGROOTING VAN ARBEID. Wettelijke regeling der winkel sluiting? Aan de Memorie van Antwoord op Hoofdstuk X (Arbeid, Handel en Nij verheid) der Staatsbegrooting-1926, die tftans verschenen is, is het volgende ontleend: Wat de toepassing en uitvoering iter Arbeidswet-1919 betreft, zal de minis ter, er van uitgaande, dat de. Arbeids wet er is om zoo volledig mogelijk uit gevoerd te worden, trachten te komen tot een geleidelijke verdere invoering van die wet. Deze zal, naar hij ver trouwt, in de eerste plaats den arbeid in winkels, en van enkele groepen van arbeiders buiten fabrieken of werk plaatsen omvatten. Bij regeling van arbeids- en rusttij den in winkels zal, zegt de minister, de vraag onder de oogen worden ge zien, of hiermede een wettelijke rege ling der winkelsluiting behoort ge paard te gaan. Groote en spoedige uitbreiding van het arbeidsveld der Arbeidsinspectie zal noodzakelijk leiden tot minder in tensief toezicht op de thans reeds on der de wea*ktijdsbepalingen vallende bedrijven Het denkbeeld om de vak- vereenigingen van werkgevers en ar beiders in het toezicht te betrekken, acht de minister aanvankelijk niet voor verwezenlijking vatbaar. De economische toestand maakt het nog steeds noodzakelijk, dat nu en dan overwerkvergunnin??en verleend wor den. Ten aanzien Aan den steun aan werkloozen merkt de minister o.m. pp: De vraag of het niet op den weg der regeering ligt haar werkloosheids- politiek in dien zin te wijzigen dat in bedrijfstakken waarin de werkloos heid door toedoen van de arbeiders en hun organisaties zelf wondt bevorderd, geldelijke steun aan de werkloosheids- kassen wordt onthouden, moet ontken nend worden beantwoord. Bakkersarbeid. Wat betreft den bakkersnachtarbeid overweegt de minister, een wijziging der Arbeidswet ter tegemoetkoming aan de bezwaren, welke deze wet voor de kleinere bakkerijen met zich brengt Strekking en eenvoud hiervan zullen eerlang bekend worden. Voor een Landbouw-Arbeidswet acht de minister den tijd nog niet aangebro ken Voortzetting van de behandeling der Stuwadoorswet op de basis eener 48-urige werkweek, is bij den minister in overweging De minister overweegt nog, of er aanleiding bestaat, reeds thans de re geling der moederschapszorg ter hand te nemen. Voor opneming van de ver schillende maatregelen van het ont werp-verdrag van Washington in een afzonderlijke wettelijke regeling be staat intusschen, naar zijn meening, geen aanleiding. Plannen omtrent de regeling van 'n algemeene vacantieweek bestaan bij den minister niet De minister staat in beginsel sym pathiek tegenover de gedachte der pu bliekrechtelijke organisatie van den arbeid. Hij is echter van meening, dat dit onderwerp noch theoretisch, noch wat de organisatie betreft, rijp is om belichaamd te worden in een wette lijke regeling van de bedrijfsorganisa tie en medezeggenschap der arbeiders. Omtrent het vraagstuk van de wet telijke regeling van de verbindendver klaring der collectieve arbeidsovereen komsten wenscht minister Slotemaker de Bruine zijn oordeel te reserveeren, totdat de Rooge Raad van Arbeid over het daartoe strekkende voorontwerp advies zal hebben uitgebracht. Invoering der Ziektewet. De minister sluit zich aan bij het denkbeeld van zijn amtsvoorganger om de in 1913 tot stand gekomen Ziek tewet tot invoering te brengen, nadat echter, te voren in die wet eenige wij zigingen zullen zijn aangebracht, voor namelijk met het oog op verruiming van het veld van bewegingsvrijheid van de in de maatschappij opgekomen bijzondere ziektegeldregelingen Hoever in die richting zou kunnen worden ge gaan, 'maakt bij den minister nog een punt van overweging uit. Alvorens echter eenige toezegging te doen betreffende de onderhavige ver zekering, wenscht de minister nader ingelicht te zijn omtrent de lasten, v/elk invoering dezer verzekering voor het bedrijfsleven zoude mede brengen] De wenschelijkheid van meer cen tralisatie in den dienst der sociale ver zekering zal door den minister worden overwogen. De minister is niet bij machte onge- valsinvaliden in voor hen geschikte dienstbetrekkingen te plaatsen. Hij is echter bereid, in overweging te nemen, in hoever vanwege zijn departement iiet vinden door ongevalsinvaliden van zoodanige dienstbetrekkingen zou kun nen worden bevorderd. Van den minister is geen voorstel te wachten lot betaling van de premie voor de Invaliditeitsverzekering door den Staat. Het ligt voorshands ook niet in het voornemen van den minister om een inkrimping van eenige beteekenis van het aantal Raden van Arbeid te be vorderen. Het acconntantswezen. Reeds sedert eenigen tijd is bij het Departement een regeling van het ac countantswezen in overweging. Om trent de vraag, of, en zoo ja, op welke wijze, deze materie zou moeten wor den geregeld zal naar de minister ver wacht, binnenkort een beslisisng kun nen worden genomen. De minister meent terstond tot een herziening van de Drankwet te moeten overgaan, los van het rapport van de Staatscommis9ie-Van der Lande. De vraag wanneer de Huurwetten moeten vervallen is nog in overweging. De Memorie van Antwoord gaat ver gezeld van een nota van wijzigingen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Oud-Vossemeer, F. de Gidts te Goedereede. Aangenomen: Naar Wagenburgen A. M. v. d. Most v. Spqk te Opwierde. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Zaandam, Dr. C. Bouma te Zwolle. Aangenomen: Naar Leidscheindam cand. H. J. Kouwenhoven Jr., te Leiden. Bedankt: Voor Haamstede, Hoog vliet, Hylaard, Ottoland, Schoonoord en Sellingen, cand. H. J. Kouwetnhoven Jr., te Leiden. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Dr. J. Hoek, te Soest, die het be- rcvep^aannam naar de Gerei. Kerk vain 's Gravenhage-West, en 16 Juni aldaar zijn intrede hoopt te doen, zal; naar wii vernemen, Zondag 30 Mei a.s. afscheid nemen van zijin. tegenwoordige gemeen te en Zondagavond 13 Juini in zijn nieu we Gemeente bevestigd worden. S. Coolsma. f Te Apeldoorn is Zaterdagmorgen in den ouderdom van 86 jaar overleden de heer S. Coolsma, oud-zendeling en oud- director der Nederlandsche Zendingsver- eeaiiging. Den 5den Mei 1864 werd de heer Coolsma tot zendeling der Ned. Zend. .yereeniging geordend em. vertrok naar Java, waar Èft tot 1868 te Tjiandior, daarna tot 1873 te Buitenzorg arbeidde. In laatstgenoemd jaar ging hij over in dienst van het Ned. Bij beigenootschap, hetwelk hem de vertaling van het Nieu we Testament in hét Soendaineesch toe vertrouwde, welk werk in 1876 door hem volbracht werd, waarna hij naar Nederland kwam, om toezicht te houden op het drukken. Van 18781886 was htj geplaatst aan het hoofd van het Zendiingshuis der Ned .Zend. Vereeniging, an in deze ja ren bezorgde hjj de vertaling van het Oude Testament, in het Soendaneesch. Terwille van zijn vertaalwerk in 1886 wederom naar Java vertrokken, keerde hij in 1889 terug, om zijn plaats in het Zendingshuis weer in te nemen, die hij bleef bekleed-en tot het jaar 1908, om zich verder geheel aan zijn Soendanee- sche studiën te kunnen geven. Wat een man als Coolsma voor de Zending is geweest, kan niet licht over schat worden. De teraardebestelling van het stoffe lijk overschot zal Dinsdagmiddag om half twee plaats hebben op de nieuwe Begraafplaats te Apeldoorn. Men schrijft aan de N. R. Crt. het volgende over het werk van wpen Cools ma. De overledene was volkomen ver trouwd met Soendaneesch, hij heeft er iden ganschen Bijbel' in vertaald (als af gevaardigde van het Ned. Bijbelgenoot schap); ivlaleisch en Javaansch kende hij. Êataksch leerde hij om er onder wijs in te kunnein geven, de oude talen ook Hebreeuwseh kon hij lezen, de moderne talen stondön hem ten dien ste, en zijn Nederlandsch schreef hij volkomen correct als wéinigen. Nog als director van het Zendingshuis der Nederlandsche Zendingsvereeniging op Sehooneberg, maakte hij zich het Fransch eigen. Dan was Coolsma een man met groot taalgevoel en van Wetenschap. Dat komt vooral aan het lichb als men op zijn literaire werkzaamheid let. Daarbij staat zijn Bijbelvertaling voorop, maar daar naast verdienen ook vermeld te worden zijn voorlezingen over West-Java, zijta Soendaneesche spraakkunst, zijfn woor denboeken, zijn geschiedenis der Ned. pending in Oost Imdië (,',de Zendings eeuw"), een boek met enorm veel1 gege vens en resultaat van een doorwerken van alle Nederlandsche Zendïmgstijd- schriften van de geheele eeuw. Het zou ons te ver voeren, indien hier bijzonderheden wilden geven over ■Ccolsma's Bijbelvertaling. De uitgave van den geheelen Soendaneeschen Bij bel viel (Ji .1891) samen met zijn jü- veren huwelijksfeest. Maar dan en dit derde mag vooral' njet worden ver geten of veronachtzaamd Coolsma was een man van den ouden stempel1. Men zal daaronder niet verstaan mogen .achterop of conservatief in den omgun- stigen zin. Doch met den nieuwen geest des tijds ging hij toch niet mede. Tegen den nieuwen koers op Zemdingsg-ebied heeft hij vooral in zijn terugblik felle en scherpe aanvallen gericht, hij sprak van „ontwrichting", „gescharrel", em „verkwisting en noemde daarbij feiten -die wel -niet geheel te weerspreken wa ren, al kon de weinige tegenspraak van offeciëele zijde ook wel voor een deel worden toegeschreven aan het feit, dat de beschuldigingen van dezem kant kwa men Zoo kon de dag van zijn 60-jarig zen delingschap: 5 Mei 1924, voor den over ledene geen dag van onbewolkte veug- de z\jn. Er zqn over dit grijae hoofd heel wat stormen en golven gegaan. 'De zaak-Geelkerken. Zondagmorgen sprak, naar „De Crt" meldt, Dr. Geelkerken voor een stamp volle Parkkerk naar aanleiding va» Luk. 2334„Vader, vergeef het hun De voorlezer, Dr. de Froe. deelde te voren mede, dat in de Scninkelkerk, het andere kerkgebouw van Amsterdam- Zuid, de legerpredikant Ds. Petersen, in den dienst zou voorgaa^n, en des avonds in de Parkkerk. Tevens deed hij voorlezing van het besluit van dein ker- keraad, om zich aan het Synodaal af- zettingsbesluit van Dr. Geelkerken em de kerkeraadsleden niet te coaformee- ren. Onder het gehoor van Dr. Geelkerken bevond zich, behalve de reeds bekende vooraanstaande figuren in de zaak-Geel kerken, ook Prof. Dr. P. A. Diepenhorst In den avonddienst in de Schinkelkerk werd nog medegedeeld, dat de leden van Zuid door onder teek eming van een hun deze week van kerkeraadswege toe te zenden kaart kunnen te kennen ge ven, of zij zich wenschen te stellen on der den kerkeraad, waarvan Dr. Geel kerken voorzitter is. De kerkeraad te Zandvoort heeft be sloten het rondschrijven vam de Synode niet in de Kerk te doen voorlezen. In Amsterdam-West werd eveneens het rondschrijven van de Syinode voor gelezen. Daarop verlieten eenige kerk gangers het gebouw. Al deze kerkdien sten hadden verder een gewonn verloop. Amsterdam-Zuid). In het Concertgebouw werd voor dat jdeelte van de Geref. Kerk Amsterdam- Zuid, dat zich niet heelt aangesloten bjj Dr. Geelkerken, kerkuiensten geiioudem. Bij den ochtenddienst was het gebouw geheel gevuld. Prof. Hoekstra uit Kampen trad als predikant op. Voorgelezen werd het rond schrijven van de Synode. .Verschenen is een blaadje „Mede- deelingen aan de leden van de Ge- ref. Kerk van Amsterdain-Zuid". Deze mededeelingen zijn uitgegeven door dé leden der Gerei. Kerk van Amster dam-Zuid, die zich aan liet besluit dei- Synode conformeeren. Zij bevatten in ide eerste plaats de mededeeling dat prof dr. T. Hoekstra uit Kampen zal pree- ken Zondag te 10 uur en te halfzes in het Concertgebouw, 's morgens in de groote en 's middags in de kleine zaal. Voorts staan in ait blad vermeld de dubbeltallen voor de verkiezing van 9 ouderlingen en 6 diakenen (ter aan vulling van den „Synodaal-gezinden" kerkeraad voor Amsterdam-Zuid) op (Woensdag 24 Maart 's avonds te acht uur in de Raamkerk v. Oldebarne- veldstraat. De dubbeltallen vermelden voor de keuze van ouderlingen de namen van de heer en: J. J. Arends, D. van Beek, W- J. Bossenbroek, A. Bührmann, P. Buitenhof, M. Eilander, B. Faber, H. Glimmerveen, C. Goede, prof. dr. A. Goslinga, A. Horsting, Cx. C. van Kerk haf, C. v. d. Kroef, G. H. Langeier, H. J. van Lochem, W;. Nymeyer, L. Rang, J. C. van Vulpen; en voor die der diakenen: R. Aalbersberg, L. Bak ker, O. Belksma, A. J. Drewes B,. F.zn., J. J. Linsclioten, Wr Marmel stein, H. A. Nijman, C. Tazelaar en C. van Wijk. BINNENLAND. Plannen van het Kabinet Colijn. In een polemiek van de „Standaard" met „Het Volk" vertelt het eerste blad een paar dingen die in zoo stelligen vorm althans nog niet bekend waren. Het schrijft: De werkelijkheid is, dat onder Co- lijn niet alleen reeds gelden voor be spoedigde uitvoering der Zuiderzee werken waren gereserveerd, maar ook plannen strekkende tot verbetering van het wegennet, waarvan in Troon rede en Millioenennota sprake was. in vergevorderden staat van voorbe reiding verkeerden; terwijl wetsont werpen om een aanvang te maken met een verbeterde verbinding van Amsterdam met den Rijn en tot ver betering van de Maas beneden Mook, reeds door het Departement v. Water staat waren gereed gemaakt, en daar voor de instemming van bet Departe ment van Financiën was verkregen. Laat ons hopen, dat deze plannen door de .tegenwoordige regeerig spoe dig in daden zullen kunnnen wordeD omgezet. De tariefsverlaging bij de Spoorwegen. Het R.-K. Werkliedenverbond heeft aan de Directie der Nederlandsche Spoorwegen te Utrecht het volgen Ie schrijven gericht: Blijkens berichten in de pers zul Dn op 1 Juli a.s. de tarieven, ook van Let reizigersvervoer, niet onaanzienlijk worden verlaagd. Wij gelooven, dat daarmee in bei be lang van het economisch leven een langrijke stap in de goede richting wordt gezet. Zijn de tarieven, die in de bladen ge noemd worden juist, dan is evenwel ten opzichte van de drie klassen bij de verlaging niet dezelfde maatstaf aan gelegd dan zijn met name de prij zen van de derde klasse belangrijk mnider dan van de beide andere klas sen verlaagd in de gewone reizigersta rieven en in het geheel niet in de bui tengewone tarieven (abonnementen, vacantie-kaarten, traject-kaarten, schoolkaarten). Omtrent de maandkaarten voor ar beiders hebben we niets vernomen, waarom we vermoeden, dat ook deze wel op denzelfden prijs zijn gehand haafd. Gevolg hiervan is, dat deze verlaging voor de arbeiders practiscb, eigenlijk weinig beteekenis heeft. Ten einde hieraan tegemoet te ko men verzoeken wij U. H. E. G. beleefd, zoo mogelijk alsnog de oude prijzen met hetzelfde percentage te verminde ren en bij de verlaging ook de voor de arbeiders zoo belangrijke maandkaar ten te betrekken Het is U. H. E. G. ongetwijfeld duide lijk, dat de prijs der maandkaarten als een zware last drukt op de arbei ders, die verplicht zijn tijdelijk of per- COLIJN AF. Colijn ging van bet roer. Een ander zal regeeren, En greep hij 't stuurrad om de golven te trotseeren, Toch werd hij niet al9 Redder a lande begroet. Hij kwam, maar 't volk trad hem niet juichend nader; Het zag in hem niet den begeerden vader, Slechts rader, die het roerwerk loopen doet. Colijn moest heenen. Men zag ze sa menspannen; De revolutiewereld eischte zijn ver bannen; De man, die Neêrlands volkskracht bad gered, Moest van den stuurstoel; hij te vast beraden Wist van geen vreezen; door zijn kloeke daden Was 't schip van 9taat in veiligheid gezet. Der zeeën woeling 't fel beweeg der golven Ha'd 't lekke schip in brandingswee 'bedolven; Het zonk reeds. Daar verscheen de man Colijn. Bespat, bemodderd stond hij de gevaren. En stuurde 't schip door tegenstroom en baren. Tot het behouden op de ree mocht zijn De man die op den wal het worst'len schouwde: En die den enstuurma op het schip wantrouwde: Men volgde, maar met oproerzucht gesmoord. En toen het schip beveiligd lag voor anker, Begon het ondermijnend walgekanker: ,,'t Schip zij gered; Colijn moet nu van boord". Colijn ging been. Zijn werken blijft hem eerea; Men mag hem voor een oogenblik kleineeren, 's Lands schrijver zal de boeken open slaan; En als de nageslachten 't zullen lezen, Zal hij hun zijn de stuurman zonder vreezen, Die veilig 't Land door storm en nood deed gaan. 15 Maart 1926. J. P.VERGOUWEN manent hun brood buiten hunne woon plaats te verdienen. Bovendien zijn de prijzen der maand kaarten tegenover die van België en Frankrijk zeer boog. Het Verbondsbestuur eindigt zijn schrijven met het vertrouwen uit te spreken, dat speciaal deze laatste aan gelegenheid met welwillendheid door de Directie zal worden bezien. Toepassing van de kieswet. De minister van Binnenlandsche Za ken en Landbouw heeft het volgende schrijven gericht tot de burgemeesters, voorzitters van de hoofdstembureaux voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer. „Onder verwijzing naar bet op 11 Ja nuari 1926 door mijn ambtsvoorganger aan den voorzitter van de Eerste Ka mer der ^taten-Generaal ingezonden antwoord op de vragen van het lid dier Kamer, den heer dr. Fransen, heb ik de eer, u het volgende mee te deelen. Verschillende stembureaux hebben zich bij de in Juli 1925 gehouden ver kiezing van de leden van de Tweede Kamer, inzake art. 91 der Kieswet niet gedragen naar de aanwijzing van den minister van Staat, minister van Bin nenlandsche Zaken, vervat in diens missive aan de Gedep. Staten der pro vinciën d.d. 27 December 1917 nummer 10954, afd. B.B. door „op een tweede uittreksel uit de kiezerslijst, bevatten de de namen der kiezers in het betrok ken stemdistrict, de namen van de kie zers, die zich aanmelden, door (te strepen) en het uittreksel uit de lijst met%een toelichtend schrijven aan den burgemeester (te zenden)." De door vele 9tembureaux gevolgde gedragslijn om aan te teekenen de na- FEUILLETON. Uit nood en dood gered w) „Een voortreffelijk denkbeeld" zeide La Croissette. „Maar thans moet ik, om een weinig geld te verdienen, mijn gewone kunsten weer beginnen" en terstond reden wij naar de markt plaats van Montauban, welke 9tad wij nu bereikt hadden. Hier echter was men even vreeselijk bezocht geworden als te Nimes en nie^ in 't minst geneigd om 9oherts aan te hooren. Toen hij zijn medicamenten ten verkoop gereedzette, strekte een grijsaard van streng voorkomen., de hand uit en sprak: „Zwijg, ongevoelig mensch, be hoort hier niet te huis met uwe kun stenarijen. Hier hoort men n^ets dan geween en gezucht en gekerm." „Mijn goede heer, men moet toch leven" zeide La Croissette. „Maar hoe? Zeg mij dp4feens!" her vatte de oude man verontwaardigd. „Zij, die aan de fijnste/ gerechten ge woon waren, dolen wanhopend door de straten rond; die in fluweel en zijde gekleed gingen, liggen thans op mest- hoopen neder; de zuigelingen bezwij ken van dorst en de jonge kinderen vragen tevergeefs, om brood!" Daarop zuchtte fiij diep, trok zich de haren uit en riep: „Daarom loopen jgniin oogen ale. waterbeken en mijne oogleden nemen geen rust. Vreemde ling, {leert u dat alles niets?" „Jean, ik kan dit niet uitstaan" sprak La Croissette, :toen de oude man heen ging; „bij het volk hier schijnt het hart gebroken het verlamt al mijn geestkracht. Zelfs kan ik geen naalden ett spelden rondventen onder de ster venden; want wie zou ze willen koo- pen?" „Hoe vreeselijk is het hier gesteld 1 God zelf schijnt Zijn heiligdom verla ten te hebben." „Spoeden wij ons naar een ander oord." „Gij vergeet, dat ik hier in „De gou den Bal" een agent van mijn vader te ontmoeten heb en dus afscheid van u moet nemen." „O, dan zullen wij daarheen gaan." Toen wij de binnenplaats der her berg opreden, vernamen wij in 't huis verwarde stemmen en vreesden onge- wenscht gezelschap te ontmoeten; maar aanstonds kwam 'r iemand naar ons-toe, die mij zacht vroeg:'„Zijt gij de heer Jacques Bonneval?" „Die ben ik. Zijt gij Antoine Le- roux?" „Stil! Ja. Daar zijn kwaadwillige lieden in de herberg, zoodat gij beter deedt, er niet binnen te gaan. Kunt gij een eindweegs medegaan?" „Ja." „Eerst moet ik mijn metgezel vaar wel zeggen." En mij tot La Croissette wendende, sloot ik zijn hand in beide de mijnen en drukte die met warmte, zeggende: „Waarde La Croissette, vaarwel! Mo ge God u zegenen in deze en in de toe komende wereld. Hoezeer wenschte ik uw onuitsprekelijke welwillendheid te vergelden, maar ik kan, helaas, niet anders doen dan mijn gebeden voor u opzenden." „Geen dank meer' sprak hij harte lijk; „uw gebeden zijn bet, waaraan ik het meest behoefte heb. want ik zelf ben ongelukkig niet goed genoeg om te bidden. Wanneer ik een kruisbeeld aan den weg voorbijga, licht ik miju hoed op, uit eerbied voor wat het te beteekenen heeft, en indien ik een op voeding als gij hadt genoten, zou ik weBicht evenzeer psalmen hebb<-n kunnen zingen; maar zooals de zaken thans 9taan, zult gij wel altijd Jacques Bonneval en ik Bartholomé la Crois sette blijven. Wat ik voorts voor u ge daan heb, heeft niets te beduiden. Ik lieb u, hoe dan ook, op uw weg ont moet, en u toen een weinig geholpen, dat is alles." „Als gij uw hartelijk dienstbetoon zoo gering acht" betuigde ik, „weet ik toch wel, dat gij om mijnentwil geva ren getrotseerd hebt, en daarom zal ik u nooit vergeten. Vaarwel, mijn vriend 1" „Vaarwel dan" zeide hij; „ik geef u mijn beste wenschen mede. Ik hoop, dat gij ongedeerd dit land verlaten moogt. want gij hebt nog een groot deel af te leggen; ook veroorloven uw voeten u het gaan nog niet." „Daar is in voorzien" viel Antoine hem in de rede; „zoodra wij aan den waterkant komen, zullen wij een boot gereed vinden liggen, om ons naar B01* deaux te brengen." „Maar gij zijt nog ver van de rivier af." „Ja, maar ik heb een kar." Nadat La Croissette mij op de harte lijkste wijze omhelsd had, vertrok ik met Antoine. Toen wij de binnenplaats verlieten, zag ik nog even voor het laatst zijn lange, schrale gestalte, ter wijl hij de hand aan zijn hoed bracht en zijn blik mij volgde, en ik herdacht, hoe hij mijn hulp, hem eens bewezen toen ik hem op den weg naar Beau- caire ophief en tegen de boefslagen van een verwilderd paard beveiligde, met woeker had terugbetaald. Het gansche tooneel verrees opeens voor mijn geest: de beide familiën in den wagen de meisjes met baar bloeiend en vroolijk gelaat de mu ziek bet gewoel en gedrang op den weg. Verder dwaalden mijn gedachten naar de jaarmarktvermaken de tal rijke gasten om den avonddisch van mijn oom mijn verloving met Made leine. Welk een geheel andere toekomst spiegelde zich toen aan ons voor, ver geleken met 't geen ons thans wacht te! Waar was zij? Zouden wij elkander eerlang wederzien? Waren wij mis schien niet voor altijd gescheiden? Dergelijke vragen doorkruisten mijn brein, terwijl ik achter Antoine voort strompelde, wiens gang, evenals die van alle zijdewevers, aan hun weef stoel gebonden, mede iets slepends had. Zoo liepen wij eenige straten van Montauban door en sloegen vervolgens een kleine zijstraat in, waar wij een hui9 binnentraden. HOOFDSTUK X. Mijn vaderland, vaarwelI Het vertrek, waarin wij kwamen, zag zwart van den rook. en wat er van meubels in te zien was, lag met ge heele hoopen, die ons reeds den toe gang belemmerd hadden, gebroken over den grond verspreid. Een man, op den vloer zittende, was druk bezig bet eene stuk na het andere op te ne men en weder neer te leggen, zonder ons op te merken, en in zich zelf mom pelende. „Ik begrijp niet, waarom zij zoo te werk gegaan zijn' zeide hij gejaagd; „die arme stoelen en tafels kunnen het toch niet helpen. En bovendien, toen zij mij ophingen, gaf ik toe, en kuste het krui9, dat zij met hunne zwaarden gemaakt hadder. en toch sloegen zij mij daarna terneer. Indien dat rechtvaardig i9, dan weet ik niet wat rechtsoefening is. Zij mishandel den daarenboven mijn vrouw, anders zou zij niet zoo geroepen hebben En haar woord was altijd: „Houd het uit, pijn kan geduld worden en dooden durven zij ons niet!" maar toen zij mij zag vastbinden, riep zij: „Pierre, Pier re, geef toe, geef toel" u

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5