NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 11 MAART 1926.
TWEEDE BLAD.
wat oë em zmm.
Herstel der coalitie?
Bij de ook door ons geciteerde „Stan
daardjes choüwingen van oud-minis
ter Colijn, teekent „Dc Volkskrant"
(R.-K.) o.m. het volgende aan:
Merkwaardig is wel, dat de gewezen
Minister-president Colijn zeif niet
zooals de heer Van Wijnbergen wilde,
de coalitie wenscht te iorceeren.
De eenheid moet, zegt hij niet wor
den gemaakt, ze moet groeien.
Hiermee geeft de heer Colijn het in
zicht weer, dat ook door cie katholieke
pers, men mag wel zeggen eenstem
mig, is voorgestaan.
Er waren geen gevaarlijker proefne
ming denkbaar geweest, rian het kabi-
net-Colijn in stand te houden ia goed
vertrouwen dat de drie rechtsclie par
tijen elkaar wel zouden verstaan,
hetzelfde goede vertrouwen, dat in
Juli tot de vorming van hM kabinet-
Colijn bracht, in de verwachting dat
op het beslissende oogenblik de Chris
tel ijk-historischen voor bet afstem
men van den gezantschao^posl. en de
daaruit voortspruitende kabinetscri
sis, zouden terugdeinzen.
Het was met de coalitie al jaren
niet volkomen in orde, erkent de heer
Colijn.
Men was niet klaar en gaaf gereed
met de oplossing voor aleirk- vragen,
waarop dr. Kuyper met zija vragend
„Wat nu?"-reeds heengewozen had.
En voor mij staat vast, zegt de heer
Colijn verder, dat, vóór men weer sa
men het regeeringsschip gaat beman
nen, onder de groepen der rechterzijde
eenstemmigheid moet worden verkre
gen omtrent den tijd wanneer en de
wijze waarop sociale maatregelen
kunnen worden voqrgesteld en verwe
zenlijkt.
Dit is zakelijk en reëel gesproken.
Men kan ook zeggen: hoofdzaak is
het bijeenbrengen en bijeenhouden
van de drie rechtsche groepen, en dan
probeeren we wel zóó zóó tot eenstem
migheid te komen of anders onthou
den we ons maar.
Doch verre verdient de voorkeur
hetgeen de heer Colijn als goede poli
tiek voorhoudt: de drie partijen van
rechts moeten tot het besef komen, dat
een christelijke coalitie in het belang
des lands noodzakelijk is, èn ze moe
ten het omtrent het sociale program
(want hierover gaat het in hoofdzaak;
volkomen eens zijn.
Zoo lang het eene en het andere niet
vaststaat, doet men verstandiger geen
coalitie aan te gaan.
HET DEBAT IN HET PARLEMENT,
Mr. Verkouteren schreef in de N e-
d e r 1. een artikel naar aanleiding van
het zonder debat verwerpen van de
motie-Albarda door de Tweede Kamer.
Wij ontleenen daaraan het volgende:
In het algemeen is het ook zeer ge-
wenscht dat er minder wordt gedebat
teerd. De democratie houdt van breed
sprakigheid. Demagogen zijn gewoon
lijk wei-bespraakte menschen, die
vooral door hun gave des woords voor
uitgekomen zijn Het is in de eerste
plaats die gave, die de massa impo
neert en de menschen populair maakt.
Dat die heeren als afgevaardigden dus
ook gaarne hunne redenaarstalenten
toonen en ontwikkelen, is niet meer
üan natuurlijk, maar toch ook een
groot gevaar. Het verslag van hetgeen
er in de Kamers is gebeurd noemen
wij: „Handelingen", maar dan moer
er ook gehandeld worden en niet al
leen maar gepraat. Zeer dikwijls zijn
er dan ook middelen uitgedacht, om
de praatzucht der Kamerleden, en
vooral van de oppositie, te breidelen.
In de dagen van Napoleon III mocht
niemand van zijn plaats spreken. Ie
der redenaar moest eén specale tribu
ne bestijgen en menigeen zag daarte
gen op. Onze staatsregeling van 1801
kende het zoogenaamde Tribunaal.
Slechts twaalf leden van het wetge
vend lichaam, daartoe speciaal aange
wezen, mochten debatteeren; de ove
rigen konden slechts stemmen. Een
navolging dus van de oude Spavtaan-
sche volksvergadering, waarin slechts
de koningen en enkele ambtenaren
(geronten) het woord mochten voeren.
Het is ook soms verboden geschreven
redevoeringen voor te lezen, wat bij
ons maar al te veel gebeurt. Onze bo
vengenoemde staatsregeling van 1801
bepaalde ook den tijd waarbinnen elke
discussie moest zijn afgeloopen en in
liet Brunswijksche parlement gold
vroeger de regel, dat geen redevoering
langer dan 20 minuten mocht duren.
Het best is het echter, als de Kamer
leden zich zelf beperken. Als zij be
hoorlijk voorbereid zijn en daarom ook
kort kunnen wezen. Als voor elke frac
tie slechts één als woordvoerder op
treedt. Of als een speciale methode
van debatteeren, tot bekorting der dis
cussie, voor speciale gevallen wordt
ingevoerd.
Dat geschiedt vooral als heele wet
boeken in behandeling moeten komen
en in 1880 deden wij dat ook voor de
debatten over het toen nieuwe wet
boek van strafrecht, dat in 1886 is
ingevoerd. Hoogst merkwaardig is ook
de volgende passage uit de vroegere
Instructie voor den Raadpensionaris
van Holland.
„Ende ten eynde de vergadering^
niet en werde opgehouden met noode-
loose redenen ende tedieuse rediten
was hy gehouden, de leden buyten re
denen prolixe ende reditueux advise
rende serieuselyck te vermaenen hare
opinien kortelyck te willen uyten."
Toch werd er in onze vroegere Sta-
ten-Generaal eigenlijk niet gedebat
teerd en zelfs niet gestemd, daar elke
afgevaardigde aan zijn lastbrief was
gebonden. De sprekers ontvouwden
dus slechts den ontvangen last en de
voorzitter resumeerde, wie voor of te
gen was. Wanneer dus toen reeds het
kwaad der breedsprakigheid werd ge
voeld kan men nagaan, hoe het tegen
woordig zijn moet. Toch zijn er licht
punten, ook in onze staatkundige ge
schiedenis. De discussien over onze
staatsregeling van 1798 begonnen op 15
Maart in den avond en op 17 Maart
reeds was het geheele ontwerp aange
nomen. Over de Grondwet ook van
1814 heeft bijna niemand der notabe
len het woord gevoerd. Men verhaalt
ook van een afgevaardigde uit Lim
burg, die in 1874 aandrong op het zen
den van een gezant naar Don Carlos,
den Spaanschen Troonpretendent. Hij
deed dat in een rede van vijf regels
en dat was de eenige rede. die hij ooit
in de Tweede Kamer heeft uitgespro
ken. Wereldberoemd is ook het woord
van den Abbé Sieyès, die toen er ge
stemd werd over het vonnis over Lo-
dewijk XIV en vele afgevaardigden
hun stem motiveerden, alleen maar
zeide: „La mort, sans phrase." (Ik
stem voor de doodstraf, zonder verdere
toelichting).
In de latere jaren evenwel is de
breedsprakigheid, niet alleen bij ons.
zoo toegenomen, dat de Kanselier Ho-
henlohe den Duitschen Rijksdag een
Schwatzeranstalt noemde. „O peuple
babillard, wanneer zult gij handelen),
dat verwijt slingerde madame Roland
eens naar 't hoofd harer landgenooten
en 't kan nu nog voor enkele afgevaar
digden gelden. Zij spreken niet voor
hun medeleden, maar voor de kiezers
en de tribune of om tijd te winnen
en obstructie te voeren.
Een groote mate van zelfbeheer-
sching is voor een afgevaardigde noo-
dig. Ook als hij goed spreekt, moet
hij het woord niet vragen, als het niet
bepaald nuttig en noodig is, en als hij
spreekt moet hij zijn onderwerp vol
komen beheerschen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV KERK.
Beroepien: Te Assen, J. F. Kruyt
te Valthermond. Te Iiïeti, D. J. Peter-
se te Oud-Loosarecht. Te Zetten en An-
delst, J. J. Timmer te Ermeloo. Te Slo
ten, B. S. Dijkstra te Hollandscheveld.
Te Bteiswijk, A. M. den Oudste te Mid-
delharnis.
A a n g em omen;: Naar Maarssein, H.
J. van Sehuppem te Groot-Ammers. Naar
Hoogezand (toez.), B. J. Aris te Nieuwe
Schans.
Ds. E. Buurma.
Ds. E. Buurma, emeritus predikant
der Geref. Kerk, I.Jsseldijk 9 te Kam-
FEUILLETON.
Uit nood en dood gered
15)
Toen ik tie oogen opsloeg, zag ik
mijn moeder, ijverig bezig mijn voeten
te onderzoeken en het benoodigde ge
reed te maken om ze met zachte hand
te omzwachtelen. Niemand zou iets
van hare hevige brandwonden ver
moed hebben, indien niet een der kin-
Ideren onverwacht tegen haar aange-
loopen ware, hetgeen haar over al haar
leden deed trillen, ofschoon zij een
kreet van pijn wist te bedwingen. Het
voorbeeld van den Christelijken moed,
waarmede zij hare smarten droeg, was
mij de krachtigste opwekking om even
eens mijn lijden zonder morren te
tiragen. „Uwe wonden, mijn jongen,
zeggen mij genoeg wat gij te doorstaan
hebt" sprak zij, mij liefderijk en deel
nemend aanziende; daarom is het be
ter, u rustig te houden. Onze lichte ver
drukking, die zeer haast voorbijgaat,
wekt ons een gansch zeer uitnemend
eeuwig gewicht der heerlijkheid."
„Ja, dat is een waar woord" zeide
mijn vader, „en ons had nog erger kun
nen overkomen."
,,Kunt gij dit beweren, vader" vroeg
ik nadat uw geheele vermogen u is
ontnomen?"
„Niet, alles is piij ontnomen" ant
woordde hij „voordat het kantoor aan
getast werd, had ik tijd ons werkvolk
weg te zenden en naar een bevriend
Engelsch handelshuis met enkele re
gelen eenige wissels op te zenden, zoo
dat wij, indien het ons gelukt naar En
geland uit te wijken, onder Gods ze
gen een nieuw leven kunnen aanvan
gen, en met dien zegen zal het ons aan
niets ontbreken."
„Neen, zeker niet" stemde ik vol
gaarne toe, en beschouwde bij ons
eenige lamplicht het voorovergebogen
hoofd van Madeleine, terwijl zij op
droevigen toon tot de kinderen sprak
en hen bezighield. Het daglicht kon
in onzen schuilhoek niet doordringen,
het gemis van 't zonlicht, hoe treurig
ook voor allen, wekte toch bij nie
mand. zelfs bij de kinderen niet, een
enkele klacht. Gabrielle alleen toonde
zich wrevelig en kon haar verdriet
niet onderdrukken, 'tgeen haar nu en
dan een terechtwijzing berokkende.
„Hoe lang moeten wij hier wel blij
ven?" vroeg zij.
„Totdat de dragonders ons ontdek
ken misschien" antwoordde mijn va
der ernstig, welk woord haar een poos
tot zwijgen bracht.
„Onze voorraad zal spoedig op zijn"
zeide zij we^r,
„Dan m 1 ij ons meer verschaf
fen" ant mijn moeder; voo"
eerst heb' eenoeg."
pen is hersteld en kan weer voorgaan-
in den Dienst des Woords. Hij is gaar
ne bereid de Geref. Kerken te dienen.
Dr. B. CTemser.
Dr. B. Gemser, Ned. Herv. pred. te
Lutjegast, heelt wegens zrjn benoeming
tot hoogleeraar aan de hoogeschool te
Pretoria tegen 18 April e.k. eervol ont
slag uit zijn bediening gekregen.
Ds. W. Voors.
Ds. W. Voors, Ned. Herv. predikant
te Feijenocrd, heeft om gezondheids
redenen tegen i Jiilni e.k. eervol1 eme
ritaat verkregen.
De zaak-dr. Geelkerken.
De liberale bladen „De Telegraaf'
en „Het Handelsblad" bevatten allerlei
bijzonderheden omtrent de houding van
Dr. Geelkerken.
Gisteravond, zoo wordt gemeld, kwam
de kerkeraad van Amsterdam-Zuid we
derom in buitengewone vergadering bij
een in de Parkkerk.
Voor bet gebouw stonden tegen 8 uur
dan zou de vergadering beginnen
als steeds weer eenige honderden volge
lingen van Dr. Geelkerken. Deze en ook
eenige kopstukken van den kerkeraad
verschenen echter niet. Al spoedig ver
breidde zich het gerucht, dat Dr. Geel
kerken ziek was geworden. Ondertus-
schen werd het half negen; om -negen
uur waren zij nog niet op komen dagen
en de regen begon onbarmhartig neer
te stroomen op ae nog steeds opeen ge
pakte massa.
Eindelijk, om kwart over negen kwam
oen auto de Gerard Brandtstraat inrij
den en er uit stapte Dr. Geelkerken,
vergezeld van Ds. Brussaard en Prof.
Woitjer.
De menigte begon spontaan Dr. G.:
„Zoo ik met had geloofd, dat in dit
lieven, mijn ziel' Gods gunst dn hulp ge
nieten zou" toe te zingen.
Dr. G. bedankte hiervoor met enkele
woorden.
Het antwoord van Dr. G. aan de
Synode wordt voorgelezen, dat in hoofd
zaak overeenkomt met zijn antwoord
op de 19 vragen.
De commissie uit den kerkeraad, die
benoemd was om een concept antwoord
aan de Synode te maken, las dit con
cept voor, dat na enkele kiein-e wijzi
gingen geneei goedgekeurd werd.
Naar ade waarsciiijnlijKheid zuilen de
twee antwoorden hedenmorgen doos een
lid van den kerkeraad persoonlijk a-üi de
Synode worden overhandigd.
Verder werd nog gemeld, dat Dr.
G. een telegram uit Assen had ontvan
gen om voor hedenmiddag 2 uur zijn
antwoord aan de Synode te donn toe
komen. Indien dan nog geen antwoord
ontvangen is, zon dit ais een weigering
om te teekenen worden beschouwd.
- Ambtsjubileum.
Den 14de.! A^iu naai' de Ned.
meldt, Ds. Y. Stelma, iNed, Herv. pred.,
te Tzum ,zijn 25-jarig ambtsjubileum
te vieren.
In 1901 deed hij zijn intrede bij de
Gemeente te Eextra (Gr.).
Den 2Ósten April 1908 nam hij aldaar
afscheid om 3 Mei d.a.v. aan de Gem.
te Tzum verbonden te worden, waar hii
tot heden mag dienen.
Ds. Stelma is voorzitter van de Clas
sical Evangelisatie! vereeniging in de
Classis der Herv. Kweekschool te Leeu
warden, enz.
J. A. Delhaas. f
Te Groningen is-op 59-jarigem leeftijd
•overleden da heer J. A. Delhaas, hoofd
der Geref. School, Leliestraat aldaar,
vroeger als zoodanig werkzaam te Rot
terdam.
Uit het Sociale Leven.
Jeugdige arbeiders en arbeidsters.
Aan een opstel van den héér Ame-
link in „De Maatschappij", over de
vakbeweging ontleenen wij het vol
gende:
Het spreekt vanzelf dat in de vakbe
weging ook aandacht geschonken moet
worden aan het organiseeren dezei
jeugdige personen.
De vakbeweging wil toch optreden
als de vertegenwoordigster der arbei
ders. Zal zij dat kunnen doen dan moet
zij ook inderdaad de groote meerder
heid der in het bedrijf werkzame per
sonen omvatten. Zij moet dus ook met
de jeugdige personen in het bedrijf
rekenen.
„Ja, wij hebben brood en wijn en
meel; maar wat hebben wij aan het
meel, als wij het niet kunnen koken?"
„Maak toch geen bergen van mols-
hoopen, Gabrielle" viel nu Madeleine
in, „gij geeft zulk een slecht voor
beeld aan de kinderen."
„Maar het zijn geen molshoopen"
mokte Gabrielle; voorts met zachte
stem, voor ons niettemin verstaan
baar, liet zij volgen: „Mochten wij
maar sterven!"
„Geeft gij zóó spoedig den moed op,
kindlief?" sprak mijn vader. „Denk
eens aan de geloovigen van eertijds.
Bespotting en geeseling hadden zij te
doorstaan; ja, zij werden in ketenen
geslagen en gekerkerd, zij werden ge-
steenigd, op de gruwelijkste wijze ver
minkt, onthoofd; van alles beroof t,
doolden zij. in schaapsvellen, in die
renhuiden gehuld, in woestijnen of het
gebergte rond, en verborgen zich in
grotten en holen. Hoe zouden wij ons
dan niet te schamen hebben, als wij
ons minder standvastig betoonden
dan zij!"
„O, als gij allen tegen mij zijt, zal ik
maar geen woord meer zeggen" sprak
nu Gabrielle.
„Dat is goed gesproken" betuigde
mijn moeder. „Wees geduldig en moe
dig: immers, ik weet dat gij een moe-
Mig hart bezit.
Gabrielle, hoewel pruilend, nam een
Daarbij komt nog, dat vroeger hoed
vaak, en ook thans gebeurt dat nog
wel, de werkgevers door misbruik te
maken van goedkooper krachten, z.g.
jongens-exploitatie, op mmuerwaardi-
ge wijze hun meer sociaai-voelende
collega's beconcurreerden.
Om deze redenen, die nog wel met
meer andere zouden kunnen aange
vuld worden, is het noodig, dat ook de
jeugdige bedrijfsgenooten hij de vak
organisatie zijn aangesloten.
Ook de Christelijke vakbeweging,
staat er op, dat de jongens en meisjes
van Christelijken huize, voorzoover zij
daarvoor in aanmerking komen, zich
voegen bij de Christelijke vakorgani
satie. Zoodra zij de fabriek, de werk
plaats of het kantoor binnentreden,
moeten zij zich ook als adspirantlid
der Christelijke vakbeweging laten in
schrijven.
Het is noodzakelijk dat hieraan de
volle aandacht worde geschonken. Ook
ouders en opvoeders, ja, zij in de eer
ste plaats hebben hier een roeping.
Het groote aantal jeugdige personen
dat reeds in loondienst werkzaam is,
komt voor een groot deel bijna dage
lijks in aanraking met sociale vraag
stukken en sociale actie. Het sociaal
vraagstuk is geen vraagstuk, dat bui
ten hen omgaat, neen ze staan er mid-
nen in.
Er wordt met onze jongens en meis
jes over deze dingen gesproken. De
klassenstrijdprediking, ze ontkomen
er niet aan. Het revolutionaire gif,
men tracht het er reeds vroeg in te
druppelen. Op populaire wijze worden
hun de beginselen van socialisme en
communisme in woord en geschrift
aangeprezen. De werkgever wordt in
hun hijzijn bespot en veroordeeld. Cri-
tiek op het kapitalisme en onze „ka
pitalistische"' maatschappij, met zijn
„rotte" toestanden, ze beluisteren ze
eiken dag.
Daar wordt bij hen op aangedron
gen zich aan te sluiten hij de vakor
ganisatie. Onze jongens en meisjes ze
komen in aanraking mat loonacties
en collectieve contracten, ze hooren
spreken over allerlei eisclien. Ze ko
men in aanraking met arbeidsconflic
ten, met stakingen en uilsluitingen.
Ja, het is de laatste jaren meermalen
voorgekomen, dat een groep jongens
geheel zelfstandig een staking ging
proclameeren, waarbij looneischen in
optima forma werden gesteld, en waar
van soms het gevolg was dat een vrij
groot bedrijf, door een dergelijke sta
king wordt stilgelegd.
Het jeugdvraagstuk is voor de Clir.
sociale actie daarom van groote betee-
kenis.
Getracht moet alle jeugdige perso
nen van Christel, huize, die daarvoor
in aanmerking komen in de Christe
lijke vakbeweging te organiseeren.
Ook de Christelijke jeugdorganisa
ties hebben hier een roeping. Zij moe
ten sociale voorlichting geven. En de
Christelijke vakbeweging zal bij haar
propaganda-arbeid ook aan de jeug
dige arbeiders en arbeidsters hebben
te denken.
Uit het Boekdrukkersbedrijf.
Met het doel te komen tot een col
lectieve arbeids-overeenkomst voor
chefs en dergelijke in de grafische be
drijven, vond Maandag een bespre
king plaats tusschen afgevaardigden
van de Federatie der Werkgeversorga
nisaties in het boekdrukkersbedrijf en
de drie vereenigingen van chefs !n de
ze bedrijven.
Uit de steenindustrie.
De Rijksbemidelaar, de heer Van
IJsselsteyn, heeft de besturen van de
samenwerkende bonden van steenia-
brieksarbeiders uitgenoodigd tot een
onderhoud aan het departement van
Arbeid, om hem in te lichten omtrent
den stand van de onderhandelingen in
de steenindustrie. Het onderhoud zal
heden (Donderdag) plaats hebben
GEMENGD NIEUWS^
STORMBERICHTEN.
Vrcos voor dijkdoorbraak.
Uit tal van plaatsen komen min of
meer ernstige berichten omtrent den
storm van de laatste dagen.
Zoo werd uit Enkhuizen gemeld:
De Drechterlandsche zeewering heeft
kam en begon het haar der kleine Loui
son te kammen, haar toefluisterend:
„Nu zal ik u opknappen als de jonge
dame, die wij bij mevrouw De Lacas-
sagne ontmoetten." En zoo fluiste
rend, opdat mijn vader het niet hooren
zou, allerlei, vertellingen doende en
voor haar verzinnende, vond zij met
het kind tijdverdrijf.
Plotseling deed een „Goeden dag
aan den ingang van ons verblijf ons
toegewenscht. ons hevig ontsteld ora-
ïien.
„Schrik niet voor mij" sprak La
Cruisette, want hij was het. „Ik ben
misschien niet zoo goed als gijlieden
Echter ben ik, geloof ik, niet te min
achten, al ontmoet men mij soms in
verdacht gezelschap. De lieden noch
tans, met wie ik thans omga, bevallen
mij niet, en daarom kom ik u eens op
zoeken." En tot mijn vader: „Uw die
naar, mijnheer!" Tot mijn moeder:
„Tol uw dienst, mevrouw! Gij waart
hier den laatsten nacht niet, toen uw
zoon en deze jonge dame onverwacht
bij ons kwamen. Ronduit gezegd, som
migen onzer hebben goede redenen
om onverwacht bezoek te wantrou
wen
„Dat spreekt vanzelf" merkte mijn
vader aan, „wij ook."
„O, maar voor mij behoeft gij niet
bevreesd te wezen" vervolgde Croi-
6etie, „Ik ben geen verrader, *ao
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden 11 Maart 19£6.
Ze hadden een moeilijken tijd door
gemaakt de oudjes, omdat ïe uitga
ven door de inkomsten niet «verden ge
dekt.
Maar nu zoo meenden ze, was het
leed geleden.
Men kon nu recht laten gelden op
een Ouderdomsrente en dan was de
zaak gezond.
Bij nadere informatie bleek echter
dat men te vroeg had gejuicht.
Er was niet voldoende geplakt en
het zou nog minstens drie maanden
duren eer de eerste rente kon worden
uitgekeerd.
Dat was een geduchte tegenvaller.
En de narigheid was te giooter om
dat de man als hij bij de pinken was
geweest had kunnen zorgen dat zijne
belangen niet geschaad waren.
Hij had wel gewerkt maar er was
niet altijd geplakt, met het Cl.volg
dat nu de rente uitbleef.
't Was erg jammer voor dit gezin,
maar er viel niets aan te verand ei en.
Anderen die eveneens hoopvolle ver
wachtingen koesteren kunnen evenwel
met het gebeurde hun voordeel doen.
Wie zich aan een ander spiegelt,
spiegelt zich zacht.
OBSERVATOR
ten noorden van Enkhuizen en bij An-
dijk weer een zwaren stormvloed te
weerstaan. Het zeewater was van
avond nog stijgende. De dijkwachten
zijn opgeroepen. De dijk van den Im-
merhornpolder, bij Enkhuizen, die tij
dens den stormvloed van 1916 is be
zweken, had het vanavond om 8 uur
weer hard te verantwoorden. Men
vreest voor doorbraak.
Schepen in nood.
Tusschen Enkhuizen en de Ven lag
vanavond een Friesche botter met een
noodvlag op. Het scheepje ligt zeer ge
vaarlijk. Vanavond heeft men vanhier
uit een reddingsboot per auto naar een.
plaats aan de kust gevoerd, vanwaar
men zal trachten de opvarenden, fui->
kenvisschers, te redden.
Nader wordt nog het volgende ge
meld:
Bij Enkhuizen lag gisteravond en
in den afgeloopen nacht een aantal
Rijnaken, tjalken en klipperschepen,
waarvan de opvarenden tijdens den
storm vele bange uren hebben doorge
maakt. Het eerste vaartuig, dat des
avonds met veel moeite in veilige ha
ven werd gebracht, was de klipper
Spes Major van Terneuzen, geladen
met steen voor Sneek. Daarop volgde
een Enkhuizer visschersvaartuig. dat
ook met sleepboothulp werd binnen
gehaald. In den nacht nam de storm
zoodanig in kracht toe, dat van ver
der reddingswerk voorloopig moest
worden afgezien, ofschoon de Rijnaken
Josephina en Catharina, beide van
Rotterdam, de noodvlag hadden gehe-
schen. Eerst vanochtend is het aan do
sleepbooten Gruno en Alberdina ge
lukt, de beide schepen onder den wal
in veiligheid te brengen. Bij dit red
dingswerk, dat tijdens zeer onstuimig
weer geschiedde, kwam de Josephina
in aanvaring met het op stroom lig
gende klipperschip Azolla, waardoor
laatstgenoemd vaartuig aanzienlijke
averij kreeg.
Verder werden vandaag* nog, met
het oog op gevaar voor stranding, bin
nengesleept de tjalk Onderneming,
schipper Mantel, van Bovencarspel, en
de tjalk Drie Gebroeders, schipper Si
mon Bakker, van Wieringen.
Het haringvisscherijbedrijf, dat den
laatsten tijd van Enkhuizen uit zder
druk werd uitgeoefend, is wegens den
storm gestaakt.
Te Lemmer werd gistermiddag
den burgemeester telefonisch verzocht
de daar gestationneerde motorred-
dingsboot naar Blokzijl te zenden,
waar een schip in nood zat. Aangezien
deze boot hier nog niet is geplaatst,
heeft de burgemeester zich in verbin
ding gesteld met zijn ambtgenoot te
Kampen; oen motorboot vandaar zou
trachten ?iet in nood verkee-rende
schip te bereiken. Nadere bijzonder
heden omtrent dit schip ontbreken
hier.
kele mijner makkers kan ik dit ech
ter niet verzekeren, en daarom raad
ik u, u niet met hen in te laten."
„Mijn goede vriend, dat is ook ons
voornemen niet."
„De ouderdom is voorzichtig en de
jeugd is vol vertrouwen. Wijl ik niet
wist dat gij, geachte heer, en gij, me
vrouw, hier waart om voor de jon
gere lieden te zorgen, waagde ik het,
zelf heil voor hunne buren te komen
waarschuwen.'
„Dat is zeer vriendelijk van u. en
ik ben u er recht dankbaar voor."
„Denkt gij hier lang te blijven?"
vroeg La Croisette nu
„Dat hangt geheel van de omstan
digheden af."
„Zeker ontvlucht gij de dragonders."
„Is het noodig het u te zeggen?"
„Neen. maar gij kunt het mij gerust
toevertrouwen, want ik ben hun geens
zins genegen, al heb ik hen niet te
vreezen. Ik ben geen Hugenoot, maar
zou toch geen uwer geloofsgenooten
willen verraden. Kom, ik bemerk dat
gij mij gaarne zaagt vertrekken; ik ge
de stad in, kan ik daar iets ro«r e
doen?"
„Neen, maar wij zijn 3 101* ianV
baar voor al uw w«!\vl]:*ndb*iü.
Toen hl] ons verlaten >i»d. -«ep
brielle uit: ..Nu. dat noecv. Zk Hr
da falagenhait* fetai: roonbUfraan!"
CWordJ