NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 11 MAART 1926. TWEEDE BLAD. wat oë em zmm. Herstel der coalitie? Bij de ook door ons geciteerde „Stan daardjes choüwingen van oud-minis ter Colijn, teekent „Dc Volkskrant" (R.-K.) o.m. het volgende aan: Merkwaardig is wel, dat de gewezen Minister-president Colijn zeif niet zooals de heer Van Wijnbergen wilde, de coalitie wenscht te iorceeren. De eenheid moet, zegt hij niet wor den gemaakt, ze moet groeien. Hiermee geeft de heer Colijn het in zicht weer, dat ook door cie katholieke pers, men mag wel zeggen eenstem mig, is voorgestaan. Er waren geen gevaarlijker proefne ming denkbaar geweest, rian het kabi- net-Colijn in stand te houden ia goed vertrouwen dat de drie rechtsclie par tijen elkaar wel zouden verstaan, hetzelfde goede vertrouwen, dat in Juli tot de vorming van hM kabinet- Colijn bracht, in de verwachting dat op het beslissende oogenblik de Chris tel ijk-historischen voor bet afstem men van den gezantschao^posl. en de daaruit voortspruitende kabinetscri sis, zouden terugdeinzen. Het was met de coalitie al jaren niet volkomen in orde, erkent de heer Colijn. Men was niet klaar en gaaf gereed met de oplossing voor aleirk- vragen, waarop dr. Kuyper met zija vragend „Wat nu?"-reeds heengewozen had. En voor mij staat vast, zegt de heer Colijn verder, dat, vóór men weer sa men het regeeringsschip gaat beman nen, onder de groepen der rechterzijde eenstemmigheid moet worden verkre gen omtrent den tijd wanneer en de wijze waarop sociale maatregelen kunnen worden voqrgesteld en verwe zenlijkt. Dit is zakelijk en reëel gesproken. Men kan ook zeggen: hoofdzaak is het bijeenbrengen en bijeenhouden van de drie rechtsche groepen, en dan probeeren we wel zóó zóó tot eenstem migheid te komen of anders onthou den we ons maar. Doch verre verdient de voorkeur hetgeen de heer Colijn als goede poli tiek voorhoudt: de drie partijen van rechts moeten tot het besef komen, dat een christelijke coalitie in het belang des lands noodzakelijk is, èn ze moe ten het omtrent het sociale program (want hierover gaat het in hoofdzaak; volkomen eens zijn. Zoo lang het eene en het andere niet vaststaat, doet men verstandiger geen coalitie aan te gaan. HET DEBAT IN HET PARLEMENT, Mr. Verkouteren schreef in de N e- d e r 1. een artikel naar aanleiding van het zonder debat verwerpen van de motie-Albarda door de Tweede Kamer. Wij ontleenen daaraan het volgende: In het algemeen is het ook zeer ge- wenscht dat er minder wordt gedebat teerd. De democratie houdt van breed sprakigheid. Demagogen zijn gewoon lijk wei-bespraakte menschen, die vooral door hun gave des woords voor uitgekomen zijn Het is in de eerste plaats die gave, die de massa impo neert en de menschen populair maakt. Dat die heeren als afgevaardigden dus ook gaarne hunne redenaarstalenten toonen en ontwikkelen, is niet meer üan natuurlijk, maar toch ook een groot gevaar. Het verslag van hetgeen er in de Kamers is gebeurd noemen wij: „Handelingen", maar dan moer er ook gehandeld worden en niet al leen maar gepraat. Zeer dikwijls zijn er dan ook middelen uitgedacht, om de praatzucht der Kamerleden, en vooral van de oppositie, te breidelen. In de dagen van Napoleon III mocht niemand van zijn plaats spreken. Ie der redenaar moest eén specale tribu ne bestijgen en menigeen zag daarte gen op. Onze staatsregeling van 1801 kende het zoogenaamde Tribunaal. Slechts twaalf leden van het wetge vend lichaam, daartoe speciaal aange wezen, mochten debatteeren; de ove rigen konden slechts stemmen. Een navolging dus van de oude Spavtaan- sche volksvergadering, waarin slechts de koningen en enkele ambtenaren (geronten) het woord mochten voeren. Het is ook soms verboden geschreven redevoeringen voor te lezen, wat bij ons maar al te veel gebeurt. Onze bo vengenoemde staatsregeling van 1801 bepaalde ook den tijd waarbinnen elke discussie moest zijn afgeloopen en in liet Brunswijksche parlement gold vroeger de regel, dat geen redevoering langer dan 20 minuten mocht duren. Het best is het echter, als de Kamer leden zich zelf beperken. Als zij be hoorlijk voorbereid zijn en daarom ook kort kunnen wezen. Als voor elke frac tie slechts één als woordvoerder op treedt. Of als een speciale methode van debatteeren, tot bekorting der dis cussie, voor speciale gevallen wordt ingevoerd. Dat geschiedt vooral als heele wet boeken in behandeling moeten komen en in 1880 deden wij dat ook voor de debatten over het toen nieuwe wet boek van strafrecht, dat in 1886 is ingevoerd. Hoogst merkwaardig is ook de volgende passage uit de vroegere Instructie voor den Raadpensionaris van Holland. „Ende ten eynde de vergadering^ niet en werde opgehouden met noode- loose redenen ende tedieuse rediten was hy gehouden, de leden buyten re denen prolixe ende reditueux advise rende serieuselyck te vermaenen hare opinien kortelyck te willen uyten." Toch werd er in onze vroegere Sta- ten-Generaal eigenlijk niet gedebat teerd en zelfs niet gestemd, daar elke afgevaardigde aan zijn lastbrief was gebonden. De sprekers ontvouwden dus slechts den ontvangen last en de voorzitter resumeerde, wie voor of te gen was. Wanneer dus toen reeds het kwaad der breedsprakigheid werd ge voeld kan men nagaan, hoe het tegen woordig zijn moet. Toch zijn er licht punten, ook in onze staatkundige ge schiedenis. De discussien over onze staatsregeling van 1798 begonnen op 15 Maart in den avond en op 17 Maart reeds was het geheele ontwerp aange nomen. Over de Grondwet ook van 1814 heeft bijna niemand der notabe len het woord gevoerd. Men verhaalt ook van een afgevaardigde uit Lim burg, die in 1874 aandrong op het zen den van een gezant naar Don Carlos, den Spaanschen Troonpretendent. Hij deed dat in een rede van vijf regels en dat was de eenige rede. die hij ooit in de Tweede Kamer heeft uitgespro ken. Wereldberoemd is ook het woord van den Abbé Sieyès, die toen er ge stemd werd over het vonnis over Lo- dewijk XIV en vele afgevaardigden hun stem motiveerden, alleen maar zeide: „La mort, sans phrase." (Ik stem voor de doodstraf, zonder verdere toelichting). In de latere jaren evenwel is de breedsprakigheid, niet alleen bij ons. zoo toegenomen, dat de Kanselier Ho- henlohe den Duitschen Rijksdag een Schwatzeranstalt noemde. „O peuple babillard, wanneer zult gij handelen), dat verwijt slingerde madame Roland eens naar 't hoofd harer landgenooten en 't kan nu nog voor enkele afgevaar digden gelden. Zij spreken niet voor hun medeleden, maar voor de kiezers en de tribune of om tijd te winnen en obstructie te voeren. Een groote mate van zelfbeheer- sching is voor een afgevaardigde noo- dig. Ook als hij goed spreekt, moet hij het woord niet vragen, als het niet bepaald nuttig en noodig is, en als hij spreekt moet hij zijn onderwerp vol komen beheerschen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV KERK. Beroepien: Te Assen, J. F. Kruyt te Valthermond. Te Iiïeti, D. J. Peter- se te Oud-Loosarecht. Te Zetten en An- delst, J. J. Timmer te Ermeloo. Te Slo ten, B. S. Dijkstra te Hollandscheveld. Te Bteiswijk, A. M. den Oudste te Mid- delharnis. A a n g em omen;: Naar Maarssein, H. J. van Sehuppem te Groot-Ammers. Naar Hoogezand (toez.), B. J. Aris te Nieuwe Schans. Ds. E. Buurma. Ds. E. Buurma, emeritus predikant der Geref. Kerk, I.Jsseldijk 9 te Kam- FEUILLETON. Uit nood en dood gered 15) Toen ik tie oogen opsloeg, zag ik mijn moeder, ijverig bezig mijn voeten te onderzoeken en het benoodigde ge reed te maken om ze met zachte hand te omzwachtelen. Niemand zou iets van hare hevige brandwonden ver moed hebben, indien niet een der kin- Ideren onverwacht tegen haar aange- loopen ware, hetgeen haar over al haar leden deed trillen, ofschoon zij een kreet van pijn wist te bedwingen. Het voorbeeld van den Christelijken moed, waarmede zij hare smarten droeg, was mij de krachtigste opwekking om even eens mijn lijden zonder morren te tiragen. „Uwe wonden, mijn jongen, zeggen mij genoeg wat gij te doorstaan hebt" sprak zij, mij liefderijk en deel nemend aanziende; daarom is het be ter, u rustig te houden. Onze lichte ver drukking, die zeer haast voorbijgaat, wekt ons een gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid." „Ja, dat is een waar woord" zeide mijn vader, „en ons had nog erger kun nen overkomen." ,,Kunt gij dit beweren, vader" vroeg ik nadat uw geheele vermogen u is ontnomen?" „Niet, alles is piij ontnomen" ant woordde hij „voordat het kantoor aan getast werd, had ik tijd ons werkvolk weg te zenden en naar een bevriend Engelsch handelshuis met enkele re gelen eenige wissels op te zenden, zoo dat wij, indien het ons gelukt naar En geland uit te wijken, onder Gods ze gen een nieuw leven kunnen aanvan gen, en met dien zegen zal het ons aan niets ontbreken." „Neen, zeker niet" stemde ik vol gaarne toe, en beschouwde bij ons eenige lamplicht het voorovergebogen hoofd van Madeleine, terwijl zij op droevigen toon tot de kinderen sprak en hen bezighield. Het daglicht kon in onzen schuilhoek niet doordringen, het gemis van 't zonlicht, hoe treurig ook voor allen, wekte toch bij nie mand. zelfs bij de kinderen niet, een enkele klacht. Gabrielle alleen toonde zich wrevelig en kon haar verdriet niet onderdrukken, 'tgeen haar nu en dan een terechtwijzing berokkende. „Hoe lang moeten wij hier wel blij ven?" vroeg zij. „Totdat de dragonders ons ontdek ken misschien" antwoordde mijn va der ernstig, welk woord haar een poos tot zwijgen bracht. „Onze voorraad zal spoedig op zijn" zeide zij we^r, „Dan m 1 ij ons meer verschaf fen" ant mijn moeder; voo" eerst heb' eenoeg." pen is hersteld en kan weer voorgaan- in den Dienst des Woords. Hij is gaar ne bereid de Geref. Kerken te dienen. Dr. B. CTemser. Dr. B. Gemser, Ned. Herv. pred. te Lutjegast, heelt wegens zrjn benoeming tot hoogleeraar aan de hoogeschool te Pretoria tegen 18 April e.k. eervol ont slag uit zijn bediening gekregen. Ds. W. Voors. Ds. W. Voors, Ned. Herv. predikant te Feijenocrd, heeft om gezondheids redenen tegen i Jiilni e.k. eervol1 eme ritaat verkregen. De zaak-dr. Geelkerken. De liberale bladen „De Telegraaf' en „Het Handelsblad" bevatten allerlei bijzonderheden omtrent de houding van Dr. Geelkerken. Gisteravond, zoo wordt gemeld, kwam de kerkeraad van Amsterdam-Zuid we derom in buitengewone vergadering bij een in de Parkkerk. Voor bet gebouw stonden tegen 8 uur dan zou de vergadering beginnen als steeds weer eenige honderden volge lingen van Dr. Geelkerken. Deze en ook eenige kopstukken van den kerkeraad verschenen echter niet. Al spoedig ver breidde zich het gerucht, dat Dr. Geel kerken ziek was geworden. Ondertus- schen werd het half negen; om -negen uur waren zij nog niet op komen dagen en de regen begon onbarmhartig neer te stroomen op ae nog steeds opeen ge pakte massa. Eindelijk, om kwart over negen kwam oen auto de Gerard Brandtstraat inrij den en er uit stapte Dr. Geelkerken, vergezeld van Ds. Brussaard en Prof. Woitjer. De menigte begon spontaan Dr. G.: „Zoo ik met had geloofd, dat in dit lieven, mijn ziel' Gods gunst dn hulp ge nieten zou" toe te zingen. Dr. G. bedankte hiervoor met enkele woorden. Het antwoord van Dr. G. aan de Synode wordt voorgelezen, dat in hoofd zaak overeenkomt met zijn antwoord op de 19 vragen. De commissie uit den kerkeraad, die benoemd was om een concept antwoord aan de Synode te maken, las dit con cept voor, dat na enkele kiein-e wijzi gingen geneei goedgekeurd werd. Naar ade waarsciiijnlijKheid zuilen de twee antwoorden hedenmorgen doos een lid van den kerkeraad persoonlijk a-üi de Synode worden overhandigd. Verder werd nog gemeld, dat Dr. G. een telegram uit Assen had ontvan gen om voor hedenmiddag 2 uur zijn antwoord aan de Synode te donn toe komen. Indien dan nog geen antwoord ontvangen is, zon dit ais een weigering om te teekenen worden beschouwd. - Ambtsjubileum. Den 14de.! A^iu naai' de Ned. meldt, Ds. Y. Stelma, iNed, Herv. pred., te Tzum ,zijn 25-jarig ambtsjubileum te vieren. In 1901 deed hij zijn intrede bij de Gemeente te Eextra (Gr.). Den 2Ósten April 1908 nam hij aldaar afscheid om 3 Mei d.a.v. aan de Gem. te Tzum verbonden te worden, waar hii tot heden mag dienen. Ds. Stelma is voorzitter van de Clas sical Evangelisatie! vereeniging in de Classis der Herv. Kweekschool te Leeu warden, enz. J. A. Delhaas. f Te Groningen is-op 59-jarigem leeftijd •overleden da heer J. A. Delhaas, hoofd der Geref. School, Leliestraat aldaar, vroeger als zoodanig werkzaam te Rot terdam. Uit het Sociale Leven. Jeugdige arbeiders en arbeidsters. Aan een opstel van den héér Ame- link in „De Maatschappij", over de vakbeweging ontleenen wij het vol gende: Het spreekt vanzelf dat in de vakbe weging ook aandacht geschonken moet worden aan het organiseeren dezei jeugdige personen. De vakbeweging wil toch optreden als de vertegenwoordigster der arbei ders. Zal zij dat kunnen doen dan moet zij ook inderdaad de groote meerder heid der in het bedrijf werkzame per sonen omvatten. Zij moet dus ook met de jeugdige personen in het bedrijf rekenen. „Ja, wij hebben brood en wijn en meel; maar wat hebben wij aan het meel, als wij het niet kunnen koken?" „Maak toch geen bergen van mols- hoopen, Gabrielle" viel nu Madeleine in, „gij geeft zulk een slecht voor beeld aan de kinderen." „Maar het zijn geen molshoopen" mokte Gabrielle; voorts met zachte stem, voor ons niettemin verstaan baar, liet zij volgen: „Mochten wij maar sterven!" „Geeft gij zóó spoedig den moed op, kindlief?" sprak mijn vader. „Denk eens aan de geloovigen van eertijds. Bespotting en geeseling hadden zij te doorstaan; ja, zij werden in ketenen geslagen en gekerkerd, zij werden ge- steenigd, op de gruwelijkste wijze ver minkt, onthoofd; van alles beroof t, doolden zij. in schaapsvellen, in die renhuiden gehuld, in woestijnen of het gebergte rond, en verborgen zich in grotten en holen. Hoe zouden wij ons dan niet te schamen hebben, als wij ons minder standvastig betoonden dan zij!" „O, als gij allen tegen mij zijt, zal ik maar geen woord meer zeggen" sprak nu Gabrielle. „Dat is goed gesproken" betuigde mijn moeder. „Wees geduldig en moe dig: immers, ik weet dat gij een moe- Mig hart bezit. Gabrielle, hoewel pruilend, nam een Daarbij komt nog, dat vroeger hoed vaak, en ook thans gebeurt dat nog wel, de werkgevers door misbruik te maken van goedkooper krachten, z.g. jongens-exploitatie, op mmuerwaardi- ge wijze hun meer sociaai-voelende collega's beconcurreerden. Om deze redenen, die nog wel met meer andere zouden kunnen aange vuld worden, is het noodig, dat ook de jeugdige bedrijfsgenooten hij de vak organisatie zijn aangesloten. Ook de Christelijke vakbeweging, staat er op, dat de jongens en meisjes van Christelijken huize, voorzoover zij daarvoor in aanmerking komen, zich voegen bij de Christelijke vakorgani satie. Zoodra zij de fabriek, de werk plaats of het kantoor binnentreden, moeten zij zich ook als adspirantlid der Christelijke vakbeweging laten in schrijven. Het is noodzakelijk dat hieraan de volle aandacht worde geschonken. Ook ouders en opvoeders, ja, zij in de eer ste plaats hebben hier een roeping. Het groote aantal jeugdige personen dat reeds in loondienst werkzaam is, komt voor een groot deel bijna dage lijks in aanraking met sociale vraag stukken en sociale actie. Het sociaal vraagstuk is geen vraagstuk, dat bui ten hen omgaat, neen ze staan er mid- nen in. Er wordt met onze jongens en meis jes over deze dingen gesproken. De klassenstrijdprediking, ze ontkomen er niet aan. Het revolutionaire gif, men tracht het er reeds vroeg in te druppelen. Op populaire wijze worden hun de beginselen van socialisme en communisme in woord en geschrift aangeprezen. De werkgever wordt in hun hijzijn bespot en veroordeeld. Cri- tiek op het kapitalisme en onze „ka pitalistische"' maatschappij, met zijn „rotte" toestanden, ze beluisteren ze eiken dag. Daar wordt bij hen op aangedron gen zich aan te sluiten hij de vakor ganisatie. Onze jongens en meisjes ze komen in aanraking mat loonacties en collectieve contracten, ze hooren spreken over allerlei eisclien. Ze ko men in aanraking met arbeidsconflic ten, met stakingen en uilsluitingen. Ja, het is de laatste jaren meermalen voorgekomen, dat een groep jongens geheel zelfstandig een staking ging proclameeren, waarbij looneischen in optima forma werden gesteld, en waar van soms het gevolg was dat een vrij groot bedrijf, door een dergelijke sta king wordt stilgelegd. Het jeugdvraagstuk is voor de Clir. sociale actie daarom van groote betee- kenis. Getracht moet alle jeugdige perso nen van Christel, huize, die daarvoor in aanmerking komen in de Christe lijke vakbeweging te organiseeren. Ook de Christelijke jeugdorganisa ties hebben hier een roeping. Zij moe ten sociale voorlichting geven. En de Christelijke vakbeweging zal bij haar propaganda-arbeid ook aan de jeug dige arbeiders en arbeidsters hebben te denken. Uit het Boekdrukkersbedrijf. Met het doel te komen tot een col lectieve arbeids-overeenkomst voor chefs en dergelijke in de grafische be drijven, vond Maandag een bespre king plaats tusschen afgevaardigden van de Federatie der Werkgeversorga nisaties in het boekdrukkersbedrijf en de drie vereenigingen van chefs !n de ze bedrijven. Uit de steenindustrie. De Rijksbemidelaar, de heer Van IJsselsteyn, heeft de besturen van de samenwerkende bonden van steenia- brieksarbeiders uitgenoodigd tot een onderhoud aan het departement van Arbeid, om hem in te lichten omtrent den stand van de onderhandelingen in de steenindustrie. Het onderhoud zal heden (Donderdag) plaats hebben GEMENGD NIEUWS^ STORMBERICHTEN. Vrcos voor dijkdoorbraak. Uit tal van plaatsen komen min of meer ernstige berichten omtrent den storm van de laatste dagen. Zoo werd uit Enkhuizen gemeld: De Drechterlandsche zeewering heeft kam en begon het haar der kleine Loui son te kammen, haar toefluisterend: „Nu zal ik u opknappen als de jonge dame, die wij bij mevrouw De Lacas- sagne ontmoetten." En zoo fluiste rend, opdat mijn vader het niet hooren zou, allerlei, vertellingen doende en voor haar verzinnende, vond zij met het kind tijdverdrijf. Plotseling deed een „Goeden dag aan den ingang van ons verblijf ons toegewenscht. ons hevig ontsteld ora- ïien. „Schrik niet voor mij" sprak La Cruisette, want hij was het. „Ik ben misschien niet zoo goed als gijlieden Echter ben ik, geloof ik, niet te min achten, al ontmoet men mij soms in verdacht gezelschap. De lieden noch tans, met wie ik thans omga, bevallen mij niet, en daarom kom ik u eens op zoeken." En tot mijn vader: „Uw die naar, mijnheer!" Tot mijn moeder: „Tol uw dienst, mevrouw! Gij waart hier den laatsten nacht niet, toen uw zoon en deze jonge dame onverwacht bij ons kwamen. Ronduit gezegd, som migen onzer hebben goede redenen om onverwacht bezoek te wantrou wen „Dat spreekt vanzelf" merkte mijn vader aan, „wij ook." „O, maar voor mij behoeft gij niet bevreesd te wezen" vervolgde Croi- 6etie, „Ik ben geen verrader, *ao AAN HET ZOEKLICHT. Leiden 11 Maart 19£6. Ze hadden een moeilijken tijd door gemaakt de oudjes, omdat ïe uitga ven door de inkomsten niet «verden ge dekt. Maar nu zoo meenden ze, was het leed geleden. Men kon nu recht laten gelden op een Ouderdomsrente en dan was de zaak gezond. Bij nadere informatie bleek echter dat men te vroeg had gejuicht. Er was niet voldoende geplakt en het zou nog minstens drie maanden duren eer de eerste rente kon worden uitgekeerd. Dat was een geduchte tegenvaller. En de narigheid was te giooter om dat de man als hij bij de pinken was geweest had kunnen zorgen dat zijne belangen niet geschaad waren. Hij had wel gewerkt maar er was niet altijd geplakt, met het Cl.volg dat nu de rente uitbleef. 't Was erg jammer voor dit gezin, maar er viel niets aan te verand ei en. Anderen die eveneens hoopvolle ver wachtingen koesteren kunnen evenwel met het gebeurde hun voordeel doen. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. OBSERVATOR ten noorden van Enkhuizen en bij An- dijk weer een zwaren stormvloed te weerstaan. Het zeewater was van avond nog stijgende. De dijkwachten zijn opgeroepen. De dijk van den Im- merhornpolder, bij Enkhuizen, die tij dens den stormvloed van 1916 is be zweken, had het vanavond om 8 uur weer hard te verantwoorden. Men vreest voor doorbraak. Schepen in nood. Tusschen Enkhuizen en de Ven lag vanavond een Friesche botter met een noodvlag op. Het scheepje ligt zeer ge vaarlijk. Vanavond heeft men vanhier uit een reddingsboot per auto naar een. plaats aan de kust gevoerd, vanwaar men zal trachten de opvarenden, fui-> kenvisschers, te redden. Nader wordt nog het volgende ge meld: Bij Enkhuizen lag gisteravond en in den afgeloopen nacht een aantal Rijnaken, tjalken en klipperschepen, waarvan de opvarenden tijdens den storm vele bange uren hebben doorge maakt. Het eerste vaartuig, dat des avonds met veel moeite in veilige ha ven werd gebracht, was de klipper Spes Major van Terneuzen, geladen met steen voor Sneek. Daarop volgde een Enkhuizer visschersvaartuig. dat ook met sleepboothulp werd binnen gehaald. In den nacht nam de storm zoodanig in kracht toe, dat van ver der reddingswerk voorloopig moest worden afgezien, ofschoon de Rijnaken Josephina en Catharina, beide van Rotterdam, de noodvlag hadden gehe- schen. Eerst vanochtend is het aan do sleepbooten Gruno en Alberdina ge lukt, de beide schepen onder den wal in veiligheid te brengen. Bij dit red dingswerk, dat tijdens zeer onstuimig weer geschiedde, kwam de Josephina in aanvaring met het op stroom lig gende klipperschip Azolla, waardoor laatstgenoemd vaartuig aanzienlijke averij kreeg. Verder werden vandaag* nog, met het oog op gevaar voor stranding, bin nengesleept de tjalk Onderneming, schipper Mantel, van Bovencarspel, en de tjalk Drie Gebroeders, schipper Si mon Bakker, van Wieringen. Het haringvisscherijbedrijf, dat den laatsten tijd van Enkhuizen uit zder druk werd uitgeoefend, is wegens den storm gestaakt. Te Lemmer werd gistermiddag den burgemeester telefonisch verzocht de daar gestationneerde motorred- dingsboot naar Blokzijl te zenden, waar een schip in nood zat. Aangezien deze boot hier nog niet is geplaatst, heeft de burgemeester zich in verbin ding gesteld met zijn ambtgenoot te Kampen; oen motorboot vandaar zou trachten ?iet in nood verkee-rende schip te bereiken. Nadere bijzonder heden omtrent dit schip ontbreken hier. kele mijner makkers kan ik dit ech ter niet verzekeren, en daarom raad ik u, u niet met hen in te laten." „Mijn goede vriend, dat is ook ons voornemen niet." „De ouderdom is voorzichtig en de jeugd is vol vertrouwen. Wijl ik niet wist dat gij, geachte heer, en gij, me vrouw, hier waart om voor de jon gere lieden te zorgen, waagde ik het, zelf heil voor hunne buren te komen waarschuwen.' „Dat is zeer vriendelijk van u. en ik ben u er recht dankbaar voor." „Denkt gij hier lang te blijven?" vroeg La Croisette nu „Dat hangt geheel van de omstan digheden af." „Zeker ontvlucht gij de dragonders." „Is het noodig het u te zeggen?" „Neen. maar gij kunt het mij gerust toevertrouwen, want ik ben hun geens zins genegen, al heb ik hen niet te vreezen. Ik ben geen Hugenoot, maar zou toch geen uwer geloofsgenooten willen verraden. Kom, ik bemerk dat gij mij gaarne zaagt vertrekken; ik ge de stad in, kan ik daar iets ro«r e doen?" „Neen, maar wij zijn 3 101* ianV baar voor al uw w«!\vl]:*ndb*iü. Toen hl] ons verlaten >i»d. -«ep brielle uit: ..Nu. dat noecv. Zk Hr da falagenhait* fetai: roonbUfraan!" CWordJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5