NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 8 MAART 1926 TWEEDE BLAD. -fc i i n ii m HET KABINET COLIJN. Aan een beschouwing van de S t a n- laard over het Kabinet dat gaat, is het volgende ontleend: Dt het Kabinet-Colijn tot heengaan jedwongen is, tengevolge van een on gelukkig conflict tusschen twee der groepen, waarop het steunde, is, zoo- tls vanzelf spreekt, voor ons een te leurstelling. Wij verloren een krachtig parlemen tair Ministerie, dat veel ten goede voor tand en volk had kunnen doen. Het aeeft zijn arbeid eigenlijk nauwelijks kunnen beginnen. Dit Kabinet had krachtig kunnen tijn en veel kunnen doen, allereerst Dm de basis, waarop het stond. Dat deze basis een krachtigen bo dem geven kon, is thans voldoende ge bleken. Gebleken niet slechts in be trekkelijk rustigen tijd, maar ook in dagen, die hooge eischen stelden aan sen samenwerking van politieke par tijen, omdat een zware verantwoorde lijkheid moet worden getorst. Wanneer men let op de hopelooze verwarring en de ergerlijke machte loosheid bij het ..democratische" bloc, het rood-rose kartel in Frankrijk, nu het er om gaat 't voor 't Fransche volk zoo gevaarlijk financieel probleem tot oplossing te brengen, dan spreekt de kracht der Christelijke Coalitie te dui delijker, welke voldoenden steun bood voor maatregelen, die in het belang van land en volk noodzakelijk waren, maar waarvan de verantwoordelijk heid ongetwijfeld zeer scherpe kanten had, die krachtige schouders en een moedig hart vroegen om haar te dragen. Een basis, welker- betrouwbaarheid in zoo zware dagen bleek, beloofde ook voor het rustige werk dat nu kon beginnen, veel goeds. Het Kabinet-Colijn had in de tweede plaats zoo veel kunnen doen om de voorbereiding, de voorbereiding in en door het Ministerie-Ruys. Daar dreigde een watersnood en alle krachten moesten worden ingespan nen om het land achter de dijken te behouden. Deze taak rustte ten slotte voorna melijk op de schouders van tien Pre mier in het nu heengaand Kabinet. Zij was zwaar en te zwaarder omdat in het economisch polderland een ie der gaarne eigen polder sparen zou, om het water over buurmans akker te laten loopen. Bij den watersnood, die ons land nu leed, bleek hetzelfde verschijnsel en hier was het strafbaar. In de politiek is dat anders. De Minister van Financiën in het vorige Kabinet heeft den arbeid tot redding aangevat en voltooid, en door allen te redden, velen ontevreden ge maakt. Maar het dreigend gevaar was voor eerst bezworen, en al bleef zorg voor de dijken plicht, thans zou het Kabi net-Colijn zijn aandacht vooral hebben kunnen wijden aan het land achter den dijk en men zou de rijke vrucht van alle vorige inspanning hebben mogen plukken. Dit is thans voorbij. En dat hierin eenige teleurstelling inzonderheid voor ons anti-revolutionaire volk ligt, spreekt van zelf. Er ligt ongetwijfeld een zekere over winning in voor de partij, die, teen in '18 het water tot den top van den dijk kwam, dien trachtte door te ste ken, om de vernieling der revolutie over ons land te halen, en die het red dingswerk in '23 trachtte te verhinde ren, daarbij niet ophoudend te roepen, dat de man moest heengaan, die toon de voor haar geroep niet bhng te zijn, en zich niet te laten intimideeren. Het Kabinet beloofde in de derde plaats veel om de mannen, die het saamstelden, en die als krachtige fi guren bekend stonden. Hoe hadden wij inzonderheid van onzen Rutgers voor het onderwijs veel verwacht. En in de vierde plaats mogen wij wijzen op het program, naar welks FEUILLETON. Uit nood en dood gered 12) „Wat hebt gij mij al te doen gege ven!" hijgde de bode. „Ik kom van den zaakgelastigde, die u een paspoort zendt, en begeert dat gij u zoo spoedig als gij kunt naar Bordeaux begeeft." Welk een blijde glans verhelderde nu oom's gelaat! „Zeide ik niet" riep hij opgetogen uit, „dat er zich wel een uitkomst voor mij zou opdoen? Daarom, mijne kin deren, nooit gewanhoopt aan Gods bij stand." Reeds waren wij niet ver meer van de kust der Middellandsche Zee; nu echter moest het reisplan veranderd worden, en mijn oom besloot, met al len spoed naar Montauban te rijden, waar mijn tante vrienden had en ver volgens de Garonne de verdere reis tot Bordeaux gemakkelijk zou maken. Ik had dus overigens niets te doen, dan hem op den anderen weg te bren gen en hem verder aan 's Heeren voor zienigheid toe te vertrouwen, die hem tot hiertoe beschermd had. T (n tante bleef in haar besluit volharden, hem nimmer te verlaten. HOOFDSTUK VI. C De beproeving. Eerst laat in den namiddag was ik teruggekeerd, en vond de stad in on- verwezenlijking met vaste hand zou zijn gestreefd. De man, die het Kabinet samenslel- de, kan het oordeel der historie ech ter rustig afwachten. Wij laten hier liever den politieken tegenstander spreken. Het Vaderland schreef: „Colijn gaat heen ,en al zuilen de vijanden niet ontbreken, die den ge vallen leeuw den ezeltrap meegeven, wij willen hem niet zien vertrekken, zonder hem recht te doen. En dat zal hierin bestaan, dat wij constateeren, dat hij alle populariteit versmaden de, wat hij als landsbelang zag, onver biddelijk in het oog heeft gehouden, en ons voor inflatie heeft behoed. Wij behoeven niet ver over de grenzen te gaan om te leeren, wat ramp hij daar door van Nederland heeft afgewend. Hij heeft daarbij wel eens misgegre- pen of te forsch gegrepen, maar wie zou zoo moeilijke taak hebben kunnen vervullen zonder te falen? De tijd is nog niet gekomen, nu zoovele inen- schen en ook zoovele belangen lijden onder de noodzakelijke bezuiniging om hem objectief te bezien, de parle mentaire geschiedschrijver van later zal hem recht doen; zijn roi is trou- wenf, ons bedunkens op het politieke tooneel, nog lang niet uitgespeeld Ook thans mogen wij echter don zil veren rand om de wolk niet voorbij zien. Onze partij bracht een offer, door ha ren leider af te staan voor hei Kabinet- Ruys. Ook toen hij zelf een Kabinet vormde, sprak het vanzelf, dat hij zijn arbeid in en voor de partij moest sta ken. Wij ontvangen hem in zijn voile kracht en volle vrijheid terug. En dat is ten slotte een voordeel, dat alle teleurstelling wegvaagt. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Oudewater, J. J. Timmer, te Ermelö. GEREF. KERKEN. Beroepen: T© Leidschendam, cand. H. J. Kouwenhoven Jr., cand. te Lei den. Aangenjomen: Naar Den Haag- .West, Dr. J. Hoek te Soest. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Te Leiden, G. H. Kersten te Ierseke en H. Kient te Veenendaal1. De volgende Synode der Gerei. Kerken Prof. Bouwman schrijft in „De Ba zuin" Nu de Synode zoo lang duurt, is de ge dachte in ernstige overweging genomen om de gewone Generale Synode, die dit jaar in Augustus zou gehouden Wor den, uit te stellen tot het volgende jaar. Hiervoor is veel te zeggen. Een Sy node kost tijd en geld. Deze buitengewo ne Synode heelt zooveel beslag gelegd op den tijd van onderscheidene predi kanten en ouderlingen, dat het bezwaar lijk gaat om hen nogmaals in dit jaar eenige weken uit hun arbeid te halen. Bovendien zijn de broeders, die benoemd waren in onderscheidene oeputaatschap- pen, dermate opgehouden in de volvoe ring van hun taak, dat zij bezwaarlijk hunne rapporten op tijd konden inzen den. En_ het zou ook wel wat veel ge vergd zijn van de hoogleeraren, dat zq nog weer enkele weken in dit jaar zou den moeten geven, om de Synode van praeadvies te dienen. Om deze en nog meer andere reden is het wenschaljjk, iom de Synode uit te stellen tot het jaar 192 7. Mochten er bepaalde zaken zijn, die om afdoening of regeling roepen, dan zou een buitengewone Synode daarover teen beslissing kunnen nemen. Deze Sy- ïiode is wel voor een bijzondere zaak jsaimengekomeu, maar dit hindert niet om ook te handelen over andere zaken, die dringend noodig zijn. WaarschjjnlQK zal voor de volgende Bynode Groningen als de roepende Kerk worden aangewezen. Door Ds. Breukelaar te Zaandam wordt hiertegen bezwaar gemaakt, voor al ook met het oog op de Zendingsbelan- gen. Geref. Kerk Dep Haag-Oost. Ds. G. R. Kuyper, pred. bij de Geref. Kerk van 's Gravenhage-Oost, heeft di- gewone opschudding. Tusschen een verward gedrui9ch van menschenstem men verhief zich eensklaps een schril: le kreet, die mij deed sidderen, en kort daarop hoorde ik kinderen schrei en en aanhoudend hondengeblaf. Ik had den achterweg naar ons huis gekozen, waar zich de stal bevond, en de kleine plaats overgaande, zag ik er een zes- of achttal paarden vastge bonden. Ik sprong van mijn wagen en ijlde het huis in, terwijl mijn kleine broeder Charles mij in tranen tege moet kwam en riep: „O, zij verbran den mama!" Ik vloog de keuken in: daar brand de een groot vuur ii» den haard, ter wijl een dragonder de bladen uit een grooten familiebijbel scheurde en in het vuur wierp; maar groote takke- bossen verspreidden tevens een on draaglijke hitte. Aanstonds bad men mijn moeder onbeweeglijk tusschen zware meubelstukken geklemd, een paar dragonders duwden haar hunne vuisten toe, zeggende: „Nu, gij hals starrige vrouw, wij roosteren u als 'n bigge, zoo gij niet zegt waarheen hij gegaan is." Mijn moeder bleef standvastig zwij gen; maar zoodra ik binnentrad, scheen zij te ontstellen. Mijn vader lag, aan handen en voeten gebonden, op den grond uitgestrekt, terwijl een dragonder met een breeden leeren toom gereedstond hem te slaan. -Ha, daar is de jonge deugniet" ri«- rect na zijn intrede aldaar, een couvert met een bankbiljet van f 100 ontvan gen, ter aanmoediging van zijn arbeid. I)s. Kuyper heeft deze gift bestemd als eersteling voor den bouw eener vierde kerk of een wijkgebouw. Naar aanleiding van deze gift is in den kerkeraad van Oost nog eens ge sproken over de stichting eener rand- kerk tusschen Den Haag en Rjjswijk. De resultaten van de bemoeiingen der bestaande commissie zullen verder af gewacht worden. Dr. K. Dijk. Naar de „Stand." verneemt, heeft Dr. K. Dijk, pred.leant bjj de Geref. Kerk van 's Gravenhage-We3t, de uitnoodi- ding, om op onderscheidene plaatsen in Amerika iti het najaar a.s. populair- wetenschappelijke lezingen te houden, in beginsel aangenomen ein heeft de Ker keraad hem bereids verlof daartoe ver leend. Over de uitvoering van het plan moet echter nog nader worden onder handeld. Menigerlei genade. Naar gemeld wordt is tot redacteur van „Menigerlei Genade" wekelijksche preekensene vaiGeref. predikanten in plaats van wijlen Dr. J. C. de Moor, benoemd met ingang van den nieuwen jaargang, Mei a.s., Dr. K. Dijk, te 's Gra venhage-VYest. Voor de Eenheid. Als gevolg van een bijeenkomst van vooraanstaande leden uit on jerscneiden kerkformaties in de Groninger Veenko loniën, zal in de maand Juni van dit jaar te Stadskanaal een bijeenkomst ge houden worden, waar besproken zal worden wat kan worden gedaan om ta geraken tot meer eenheid der geloovi- gen. Als sprekers zijn uitgenoodigd Prof. Dr. Slotemaker de Bruine te ULecht, Dr K. Djjk te 's Gravenhage en Ds. H. Janssen, legerpreaikant. Jubilea en begrafeiiissen. „Wanneer een dominee stent is het slot altpd, dat we wat doen op zijn graf. Daar kunt ge vast op aan. Ai hebben ze hem in zijn leven wat kort gehouden, bij zijn graf komen ze royaal voor den dag. Wie dit niet gelooft, moet er de kranten maar eens op na.ezen. Het staat altijd onder „Kerknieuwsen soms ook in „Het Handboekje", maar dat lezen niet alle menschen. Misschien denkt ge, dat ik het over de begrafenissen heb. Nee, daar gaat het cok vaak zeer royaal toe. Ik heb wel eens gedacht, dat er een merkwaardige overeenkomst is tusschen dom nees die jubileeren en dominees, die begraven worden, want men spreekt van hen zeer „heerelijke oingen". Doch bij die dominees-begrafenissen kan het er royaal naar toe gaan, w«.nt daar zijn slechts woorden njodig. En woorden zijn goedkoop, vee. ai als door de grafredenaars vergeten wordt te bid den: „Laat de opreentheid meer en meer, met de vroomheid mij behoen", hetwelk een versje is, dat niet altijd, voor op de tong ligt, ook al wordt men niet geroepen tot graireaenaar (Uit: Neveldek".) Een Japansch Evangelist. De bekendste EvaageLst v^n Japan Prof. Kanamori, vertoeit thans in Eu ropa. In het jaar 1876 werd de nu 69 jaar oude geleerde Christen en later predikant. Na den dood van'zijn vrouw in 1912 begon hij aan een ontzaggelijke evangeiisatie-taak. Hq s^rak s.ndsuien tot meer dan een mill.oea men.chsn. En door zijn rechtstreekseh He^o-en moe ten zeker meer dan 100.000 mensehen zich bij de Christelijke kernen hebben aangesioten. Hij houdt thans lezingen over z-jn arbeid in Europa, onlangs te B^H^n. Prof. Kanamori houdt zqii ltz.ngc-n in het Engelseh. In Japan neeft hij over- rigens een uitgestrekt arbemsterrein. Van de 6o.ooo.ooo inwoners van het eilandenrijk behceren er slechts ooo.ooj tot de Christelijke kerken. BINNENLAND. Mr. J. A. de Wilde over den politieken toestand. Voor de Kiesvereeniging te Amers foort is Vrijdagavond in een openbare vergadering opgetreden mr J. A. de Wilde, uit Den Haag. Spr. vond het blijkens het verslag pen de dragonders bij mijn binnenko men. „Daar is de jonge borst, die bij zijn oom was!" Hierop gelastten zij mij met de ruwste woorden, te zeggen waarheen ik mijn oom gevoerd had, zoo ik mijn moeder niet levend ge roosterd wilde zien. „Buiten uw bereik" antwoordde ik; „kom, laat nu mijn moeder vrij." En op haar toespringende, bevrijdde ik haar, voordat zij het konden beletten. Het volgende oogenblik lag ik met hen op den grond te worstelen, maar daar mijn moeder nu voorloopig vrij was, telde ik de opgevangen slagen niet. Ik sloeg er met een pook, die het mij gelukt was te grijpen, zoo geducht op los, dat ik hun een wijle ontzag in boezemde en mijn moeder kon toe- rdépen: „Vrees niet! Zij zijn behouden, hij is op de wijde zee. Vlucht met de kinderen en laat deze heidenen aan mij over." Dit deed hunne woede ten top stij gen, zoodat ik weldra, voor de over macht bezwijkend, gekneveld werd, waarna men mijn voeten ontblootte om mij de bastonnade te geven. Doch eerst had ik eenige vragen te beant woorden. „Wilt gij thans uw vervloekte leer stellingen afzweren?" „Welke leerstellingen?" antwoordde ik, om tijd te winnen. „Die, welke valschelijk de Gerefor meerde genoemd word«a „O zeker, ^\fechte j€- van zijn rede, dat wij in de Stand, vin den, gelijk hij trouwens reeds bij een vroegere gelegenheid gezegd had, be ter, dat de heer Colijn voorloopig geen minister is gebleven. De politieke at mosfeer is na 11 November onder elk Chr. Kabinet den eersten tijd bedorven en wij mogen onze beste mannen daar aan niet wagen. Tegenover dit ministerie staat de A. R. Partij geheel vrij, zelfs gereserveerd Ook tegenover den heer De Geer, al heeft spr. alle hoogachting voor hem. Hij toch heeft een politiek verleden, trad uit een ministerie in een kritiek moment. Hij zal thans de zaken op zijn vroeger departement (financiën) in heel wat beteren toestand terugvinden dan toen hij het verliet! Het exira-par- lementaire van dit nieuwe Kabinet treedt wel zeer duidelijk aan het licht. Het is dan ook maar een overgangs kabinet. Wij zijn voor een gezonden volksinvloed. Een ministerie moet steunen op een meerderheid in het par lement en dat kan dit ministerie-De Geer niet. Het kan dan ook niet an ders, dan de zaken loopende houden en ons weer brengen naar een periode van goede parlementaire vormen. De crisis die achter ons ligt, is een ern stig ziekteverschijnsel in ons politieke leven geweest, dat diep heeft inge grepen. De schuld ligt aan een deel van ons <5hr. volk, dat niet heeft willen luis teren naar de vele waarschuwingen. Er zijn te veel kleine partijen. Deze kunnen practisch doen wat ze willen Behoeven toch nooit de verantwoorde lijkheid te dragen. Als het niet al te ridicuul ware geweest, dan had inder tijd de heer Kersten formateur moeten worden. Maar deze kan wel afbreken, maar nooit opbouwen. Groen Kuyper en Lohman braken ook af, doch heb ben later al hun krachten gegeven aan den opbouw. Waarheen zal ons dit ministerie lei den? Naar twee mogelijkheden: recht- sche samenwerking of een combinatie van R.K., V.D. en S.D, Er is ook nog een theoretische mogelijkheid van een linksche meerderheid, maar alhoewel het een merkwaardig verschijnsel is, de kennelijke toenadering tusschen Marchant en Albarda, toch beeft deze mogelijkheid nog geen kans voorloo pig. Wanneer de R.K. hierin wilden sa menwerken. dan zouden ze hun gees telijke principes loslaten voor de zui- ver-economische der S.D. en spr. kan zich niet voorstellen, dat zij dit zouden doen. Naar rechtsche samenwerking moe ten wij, A.R. weer streven maar hoogst voorzichtig, niets forceeren. Wanneer het voorstel tot Kamerontbinding was aangenomen, dan was er twee maanden lang op meetings e.d. een anti-papistische hetze ontstaan, waar bij die van 1853 nog maar kinderspel was geweest. Spr. leest uit de versla gen der S.D. vergadering te Den Haag over het Kamervotum voor, hoe de heeren Duys c.s. nu als los komen en hun waren, anti-religieuzen geest open baren. Spr. ontwikkelt verder, wat thans do taak der anti-revolutionairen voor de toekomst zal moeten zijn. Er is cok bij ons gebrek aan ernst, zegt spr. Die moet weer worden aangekweekt. Het moet weer worden als 20 en 30 jaar ge leden, toen ook in den huiselijken kring en in andere kringen, de kerke lijke en politieke kwesties met ernst en belangstelling .werden besproken. Er is in onzen tijd een vragen en jagen naar den vrede, niet naar den vrede om z.ijnszelfs wil, maar om zijn vruch ten. Wij moeten weer worden een apart, afgescheiden volk, ons verdie pen in onze heerlijke en schoone begin selen, bereid tot samenwerking, maar voorzichtig. Ds. Kersten schreef er gens dat God zich meer kan verheer lijken in een linksch ministerie, dan in een ministerie-Colijn. Zeker kan God dat. Hij kan ons ook behouden in een land, waar geep dijken zijn, die ons moeten beveiligen tegen waters nood. Maar daarom moeten we geen dijken gaan afbreken. Zulk schrijven is misleidend. Wij zijn als goede A.R. elke regeo- ring onderdanig, omdat wij het gezag hebben te eerbiedigen. Maar het is toch wat waard te weten, dat de man nen in die regeering Christenen zijn, die rekening houden met God en Zijn gebod. Wij moeten er tegen strijden, dat het gezag niet komt in de handen der gemeenschap, zooals links datwi!, want dat is de grootste tyrannie, om dat wij dan het hoogste gezag leggen in de banden van de enkelen, die deze gemeenschap vertegenwoordigen. Wanneer dit geschiedde, kon het er nog wel eens anders met ons gaan uit zien. Met onze duur bevochten kerk en schoolvrijheid. Met onze politieke en economische vrijheid. In deze con centratie van het gezag ziet spr. het beeld van den Anti-christ. Wij hebben thans trouw achter Co lijn, onzen leider aan, een bescheidef» strijd te voeren. Bedenkende, dat we maar 13 pet. der bevolking uitmaken. Maar ook bedenkende, dat het kleine niet alleen gevaarlijk, maar ook mach tig kan zijn. In Godes kracht wordt onze zwakheid volbracht. Ministers en hnn ega's. „Prins Joris" (de hear Roodhuyzen) wijst in zijn politiek overzicht in de ..Enkh. Crt.", op een u ogeliikbeid bij Kabinetsformatie, die een formateur maervindt van den kant der dames! Hij vertelt daarover liet volgende: Nu zijn wij er niet blini voor, dat feitelijk alleen de formateur kan be slissen, in hoeverre het wenscbeltjk is, publiciteit te geven aan de voruering oi nietvordering van zijn pogingen. Daar is bijvoorbeeld de weigering van iemand om een portefeuille te aan vaarden; die kan de formateur zeker niet publiceeren, want daardoor maakt hij de kans, dat een ander die zal ac cepteeren, iets minder; het ligt nu een maal in 's menschen aard, om niet bij zonder belust te zijn op een door een ander versmaad En bet maakt de vrouw van iemand, die voor minister in aanmerking komt, weer iets sterker. De vrouw, zeggen onze lezers ver wonderd, maar wat heeft die er nu mee te maken? Ons antwoord is: Zeer veel. Trots alle klachten over onze verkeerde huwelijkswetgeving en jere miades over de marteriale macht, is de invloed van de vrouw zeer groot, en bij het vormen van een ministerie van belang. Want onze bevinding is, al heeft men ook in dezen de uitzonde ringen, die den regel bevestigen, dat de meeste Nederlandsclie vrouwen lie- veer niet hebben, dat haar man mi nister wordt. Zij zien hem liever niet het object van algemeene critiek wor den, dat een minister nu eenmaal is; zij vreezen, dat zij dan op grooteren voet moeten gaan leven; zij zien er te gen op, dat ze dan aan het Hof zullen moeten komen, en tegen wat al meer. En de degelijke Nederlandsclie huis vrouw heeft ook niet gaarne, dat haar man, een eervol en winstgevend ambt of bedrijf prijs geeft, voor zooiets on gewis als het ministerschap. Het is best mogelijk, dat onze leztrs dit met verwondering hooren, maar toch is het zoo: Wij zouden hiervan voorbeelden te over kunnen aanhalen, maar moeten er natuurlijk van ai i. 11 hier levenden te noemen. Maar w.j meenen niet tekort te schieten in pië teit voor onzen onvergetelijken viicad Goeman Borgesius, dien wij nog da gelijks missen, als wij mededeclon, <lat zijn vrouw er zeer tegen was, dat hij in 1897 in het kabinet-Pierson .to por tefeuille -van Binnenlandsche Zak.'n aanvaardde. Mevrouw Borgesius was een buitengewoon lieve vrouw eu <le trouwste stut voor haar man, uiv. zeJf de eerste was om te erkennen, uat hij zonder zijn trouwe levensgezellin liet nooit zoo ver zou hebben gebracht. Maar zij vond het nu mooi genoeg, dat haar man het tot invloedrijk Kamer lid had gebracht, en daarnevens aan het hoofd stond van die Levensverze keringmaatschappij, die hij van o-mi kwijnende tot een van de grootste 11 soliedste van Nederland had gemaart, waarom moest hij nog meer willen? En deze redenatie, die in den regel van de beste en liefderijkste vrouwen komt, wordt dan nog versterkt als de lieve spreekster kan wijzen op een an der, die ook geweigerd h^eft, en dat was bij die gelegenheid het geval; voor dat Pierson aan Borgesius vroeg om minister van Binnenlandsche ZaKrn reformeerd genoemd worden." Deze woorden deden hen elkaar een wijle vragend aanzien. „Hij stemt toe" mompelde de een. „In geenen deele" meende de ander, „lW liegt slechts." „Maar wat gaat ons dat aan!" krijschte de tweede, den ander op zij duwend. „Laat mij het verhoor voort zetten, gij weet uwe vragen niet te stellen." En nu voegde hij mij wan trouwend toe: „Luister, jongmensch! Uw leven hangt van uw antwoorden af, geef dus geen dubbelzinnige antwoorden. Wel ken godsdienst belijdt gij?" „Dien, welke ons geleerd is door on zen Heere Jezus Christus." „Gelooft gij in de heilige Moeder Gods?" „De engel noemde haar de gezegen de onder de vrouwen." „Maar aanbidt gij haar ook?" „Ik vereer haar en aanbid haar God- delijken Zoon." „Aanbidt gij haar?" vraag ik u!" Reeds bief hij een riem op. „Mijn zoon, mijn zoon!" riep nu mijn vader. „Zwijg, oude man!" En zij sloegen hem op den mond. „Aanbidt gij haar?" „Neen." Toen 9loegen zjj mij op de beide voetzolen, totdat mijn vader ontroerd uitriep: „O, dat kan ik niet verdra gen"' Maa** w\j maasden he* wel doof' staan, doch terwijl zij mijn voetzolen met een gloeiend ijzer schroeiden, viel ik, dank zij de barmhartige Voorzie nigheid, in zwijm. Hoe lang zij hunne martelingen voortzetten, weet ik niet maar toen ik weder tot bewustzijn kwam, lag ik, huiverend van koude, te midden der duisternis op straat, waar zij mij, levenloos naar zij zeker dachten, hadden neergeworpen. Verscheidene uren moet ik daar ge legen hebben, want de sterren schenen boven mij. Waar waren mijn ouders, mijne broeders en zusters gebleven? Ik trachtte mij een weinig op te rich ten en rond te zien, maar gevoelde mij zoo pijnlijk, dat ik weldra weer neer- zeerg. De koude doorvlijmde mijn voe ten met duldelooze pijn. Ik sloot de oogen en smeekte: „Heere, kom uw armen, machteloozen dienaar te hulp" en terwijl ik zoo met mijn lijden bleef worstelen, gevoelde ik opeens een on uitsprekelijke verlichting aan mijn voeten, en vernam de dierbare stem men mijner moeder en van Madeleine. „Zou het reeds te laat zijn?" sprak Madeleine. „Neen, zijn pols klopt nog, hoe zwak ook. O, wat moet hij geleden hebben en hoe heb ik hem lief. dat hij niet toe gegeven heeft!" Trots mijn hevige pijn glimlachte ik en opende de oogen. „Gode zij dank, hij herleeft!" riep mijn moeder uit. „Hoe gevoelt gij u?" (Wordt vervolgd}.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5