NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 8 MAART 1926
TWEEDE BLAD.
-fc i i n ii m
HET KABINET COLIJN.
Aan een beschouwing van de S t a n-
laard over het Kabinet dat gaat, is
het volgende ontleend:
Dt het Kabinet-Colijn tot heengaan
jedwongen is, tengevolge van een on
gelukkig conflict tusschen twee der
groepen, waarop het steunde, is, zoo-
tls vanzelf spreekt, voor ons een te
leurstelling.
Wij verloren een krachtig parlemen
tair Ministerie, dat veel ten goede voor
tand en volk had kunnen doen. Het
aeeft zijn arbeid eigenlijk nauwelijks
kunnen beginnen.
Dit Kabinet had krachtig kunnen
tijn en veel kunnen doen, allereerst
Dm de basis, waarop het stond.
Dat deze basis een krachtigen bo
dem geven kon, is thans voldoende ge
bleken. Gebleken niet slechts in be
trekkelijk rustigen tijd, maar ook in
dagen, die hooge eischen stelden aan
sen samenwerking van politieke par
tijen, omdat een zware verantwoorde
lijkheid moet worden getorst.
Wanneer men let op de hopelooze
verwarring en de ergerlijke machte
loosheid bij het ..democratische" bloc,
het rood-rose kartel in Frankrijk, nu
het er om gaat 't voor 't Fransche volk
zoo gevaarlijk financieel probleem tot
oplossing te brengen, dan spreekt de
kracht der Christelijke Coalitie te dui
delijker, welke voldoenden steun bood
voor maatregelen, die in het belang
van land en volk noodzakelijk waren,
maar waarvan de verantwoordelijk
heid ongetwijfeld zeer scherpe kanten
had, die krachtige schouders en een
moedig hart vroegen om haar te
dragen.
Een basis, welker- betrouwbaarheid
in zoo zware dagen bleek, beloofde
ook voor het rustige werk dat nu kon
beginnen, veel goeds.
Het Kabinet-Colijn had in de tweede
plaats zoo veel kunnen doen om de
voorbereiding, de voorbereiding in en
door het Ministerie-Ruys.
Daar dreigde een watersnood en alle
krachten moesten worden ingespan
nen om het land achter de dijken te
behouden.
Deze taak rustte ten slotte voorna
melijk op de schouders van tien Pre
mier in het nu heengaand Kabinet.
Zij was zwaar en te zwaarder omdat
in het economisch polderland een ie
der gaarne eigen polder sparen zou,
om het water over buurmans akker
te laten loopen.
Bij den watersnood, die ons land nu
leed, bleek hetzelfde verschijnsel en
hier was het strafbaar.
In de politiek is dat anders.
De Minister van Financiën in het
vorige Kabinet heeft den arbeid tot
redding aangevat en voltooid, en door
allen te redden, velen ontevreden ge
maakt.
Maar het dreigend gevaar was voor
eerst bezworen, en al bleef zorg voor
de dijken plicht, thans zou het Kabi
net-Colijn zijn aandacht vooral hebben
kunnen wijden aan het land achter
den dijk en men zou de rijke vrucht
van alle vorige inspanning hebben
mogen plukken.
Dit is thans voorbij. En dat hierin
eenige teleurstelling inzonderheid
voor ons anti-revolutionaire volk ligt,
spreekt van zelf.
Er ligt ongetwijfeld een zekere over
winning in voor de partij, die, teen
in '18 het water tot den top van den
dijk kwam, dien trachtte door te ste
ken, om de vernieling der revolutie
over ons land te halen, en die het red
dingswerk in '23 trachtte te verhinde
ren, daarbij niet ophoudend te roepen,
dat de man moest heengaan, die toon
de voor haar geroep niet bhng te zijn,
en zich niet te laten intimideeren.
Het Kabinet beloofde in de derde
plaats veel om de mannen, die het
saamstelden, en die als krachtige fi
guren bekend stonden.
Hoe hadden wij inzonderheid van
onzen Rutgers voor het onderwijs
veel verwacht.
En in de vierde plaats mogen wij
wijzen op het program, naar welks
FEUILLETON.
Uit nood en dood gered
12)
„Wat hebt gij mij al te doen gege
ven!" hijgde de bode. „Ik kom van den
zaakgelastigde, die u een paspoort
zendt, en begeert dat gij u zoo spoedig
als gij kunt naar Bordeaux begeeft."
Welk een blijde glans verhelderde
nu oom's gelaat!
„Zeide ik niet" riep hij opgetogen
uit, „dat er zich wel een uitkomst voor
mij zou opdoen? Daarom, mijne kin
deren, nooit gewanhoopt aan Gods bij
stand."
Reeds waren wij niet ver meer van
de kust der Middellandsche Zee; nu
echter moest het reisplan veranderd
worden, en mijn oom besloot, met al
len spoed naar Montauban te rijden,
waar mijn tante vrienden had en ver
volgens de Garonne de verdere reis
tot Bordeaux gemakkelijk zou maken.
Ik had dus overigens niets te doen,
dan hem op den anderen weg te bren
gen en hem verder aan 's Heeren voor
zienigheid toe te vertrouwen, die hem
tot hiertoe beschermd had. T (n tante
bleef in haar besluit volharden, hem
nimmer te verlaten.
HOOFDSTUK VI. C
De beproeving.
Eerst laat in den namiddag was ik
teruggekeerd, en vond de stad in on-
verwezenlijking met vaste hand zou
zijn gestreefd.
De man, die het Kabinet samenslel-
de, kan het oordeel der historie ech
ter rustig afwachten.
Wij laten hier liever den politieken
tegenstander spreken.
Het Vaderland schreef:
„Colijn gaat heen ,en al zuilen de
vijanden niet ontbreken, die den ge
vallen leeuw den ezeltrap meegeven,
wij willen hem niet zien vertrekken,
zonder hem recht te doen. En dat zal
hierin bestaan, dat wij constateeren,
dat hij alle populariteit versmaden
de, wat hij als landsbelang zag, onver
biddelijk in het oog heeft gehouden,
en ons voor inflatie heeft behoed. Wij
behoeven niet ver over de grenzen te
gaan om te leeren, wat ramp hij daar
door van Nederland heeft afgewend.
Hij heeft daarbij wel eens misgegre-
pen of te forsch gegrepen, maar wie
zou zoo moeilijke taak hebben kunnen
vervullen zonder te falen? De tijd is
nog niet gekomen, nu zoovele inen-
schen en ook zoovele belangen lijden
onder de noodzakelijke bezuiniging
om hem objectief te bezien, de parle
mentaire geschiedschrijver van later
zal hem recht doen; zijn roi is trou-
wenf, ons bedunkens op het politieke
tooneel, nog lang niet uitgespeeld
Ook thans mogen wij echter don zil
veren rand om de wolk niet voorbij
zien.
Onze partij bracht een offer, door ha
ren leider af te staan voor hei Kabinet-
Ruys. Ook toen hij zelf een Kabinet
vormde, sprak het vanzelf, dat hij zijn
arbeid in en voor de partij moest sta
ken.
Wij ontvangen hem in zijn voile
kracht en volle vrijheid terug.
En dat is ten slotte een voordeel,
dat alle teleurstelling wegvaagt.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Oudewater, J. J.
Timmer, te Ermelö.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: T© Leidschendam, cand.
H. J. Kouwenhoven Jr., cand. te Lei
den.
Aangenjomen: Naar Den Haag-
.West, Dr. J. Hoek te Soest.
GEREF. GEMEENTEN.
Tweetal: Te Leiden, G. H. Kersten
te Ierseke en H. Kient te Veenendaal1.
De volgende Synode der Gerei. Kerken
Prof. Bouwman schrijft in „De Ba
zuin"
Nu de Synode zoo lang duurt, is de ge
dachte in ernstige overweging genomen
om de gewone Generale Synode, die
dit jaar in Augustus zou gehouden Wor
den, uit te stellen tot het volgende jaar.
Hiervoor is veel te zeggen. Een Sy
node kost tijd en geld. Deze buitengewo
ne Synode heelt zooveel beslag gelegd
op den tijd van onderscheidene predi
kanten en ouderlingen, dat het bezwaar
lijk gaat om hen nogmaals in dit jaar
eenige weken uit hun arbeid te halen.
Bovendien zijn de broeders, die benoemd
waren in onderscheidene oeputaatschap-
pen, dermate opgehouden in de volvoe
ring van hun taak, dat zij bezwaarlijk
hunne rapporten op tijd konden inzen
den. En_ het zou ook wel wat veel ge
vergd zijn van de hoogleeraren, dat zq
nog weer enkele weken in dit jaar zou
den moeten geven, om de Synode van
praeadvies te dienen. Om deze en nog
meer andere reden is het wenschaljjk,
iom de Synode uit te stellen tot het jaar
192 7.
Mochten er bepaalde zaken zijn, die
om afdoening of regeling roepen, dan
zou een buitengewone Synode daarover
teen beslissing kunnen nemen. Deze Sy-
ïiode is wel voor een bijzondere zaak
jsaimengekomeu, maar dit hindert niet om
ook te handelen over andere zaken, die
dringend noodig zijn.
WaarschjjnlQK zal voor de volgende
Bynode Groningen als de roepende Kerk
worden aangewezen.
Door Ds. Breukelaar te Zaandam
wordt hiertegen bezwaar gemaakt, voor
al ook met het oog op de Zendingsbelan-
gen.
Geref. Kerk Dep Haag-Oost.
Ds. G. R. Kuyper, pred. bij de Geref.
Kerk van 's Gravenhage-Oost, heeft di-
gewone opschudding. Tusschen een
verward gedrui9ch van menschenstem
men verhief zich eensklaps een schril:
le kreet, die mij deed sidderen, en
kort daarop hoorde ik kinderen schrei
en en aanhoudend hondengeblaf.
Ik had den achterweg naar ons huis
gekozen, waar zich de stal bevond, en
de kleine plaats overgaande, zag ik er
een zes- of achttal paarden vastge
bonden. Ik sprong van mijn wagen en
ijlde het huis in, terwijl mijn kleine
broeder Charles mij in tranen tege
moet kwam en riep: „O, zij verbran
den mama!"
Ik vloog de keuken in: daar brand
de een groot vuur ii» den haard, ter
wijl een dragonder de bladen uit een
grooten familiebijbel scheurde en in
het vuur wierp; maar groote takke-
bossen verspreidden tevens een on
draaglijke hitte. Aanstonds bad men
mijn moeder onbeweeglijk tusschen
zware meubelstukken geklemd, een
paar dragonders duwden haar hunne
vuisten toe, zeggende: „Nu, gij hals
starrige vrouw, wij roosteren u als 'n
bigge, zoo gij niet zegt waarheen hij
gegaan is."
Mijn moeder bleef standvastig zwij
gen; maar zoodra ik binnentrad,
scheen zij te ontstellen. Mijn vader
lag, aan handen en voeten gebonden,
op den grond uitgestrekt, terwijl een
dragonder met een breeden leeren
toom gereedstond hem te slaan.
-Ha, daar is de jonge deugniet" ri«-
rect na zijn intrede aldaar, een couvert
met een bankbiljet van f 100 ontvan
gen, ter aanmoediging van zijn arbeid.
I)s. Kuyper heeft deze gift bestemd als
eersteling voor den bouw eener vierde
kerk of een wijkgebouw.
Naar aanleiding van deze gift is in
den kerkeraad van Oost nog eens ge
sproken over de stichting eener rand-
kerk tusschen Den Haag en Rjjswijk.
De resultaten van de bemoeiingen der
bestaande commissie zullen verder af
gewacht worden.
Dr. K. Dijk.
Naar de „Stand." verneemt, heeft Dr.
K. Dijk, pred.leant bjj de Geref. Kerk
van 's Gravenhage-We3t, de uitnoodi-
ding, om op onderscheidene plaatsen
in Amerika iti het najaar a.s. populair-
wetenschappelijke lezingen te houden,
in beginsel aangenomen ein heeft de Ker
keraad hem bereids verlof daartoe ver
leend. Over de uitvoering van het plan
moet echter nog nader worden onder
handeld.
Menigerlei genade.
Naar gemeld wordt is tot redacteur
van „Menigerlei Genade" wekelijksche
preekensene vaiGeref. predikanten
in plaats van wijlen Dr. J. C. de Moor,
benoemd met ingang van den nieuwen
jaargang, Mei a.s., Dr. K. Dijk, te 's Gra
venhage-VYest.
Voor de Eenheid.
Als gevolg van een bijeenkomst van
vooraanstaande leden uit on jerscneiden
kerkformaties in de Groninger Veenko
loniën, zal in de maand Juni van dit
jaar te Stadskanaal een bijeenkomst ge
houden worden, waar besproken zal
worden wat kan worden gedaan om ta
geraken tot meer eenheid der geloovi-
gen.
Als sprekers zijn uitgenoodigd Prof.
Dr. Slotemaker de Bruine te ULecht, Dr
K. Djjk te 's Gravenhage en Ds. H.
Janssen, legerpreaikant.
Jubilea en begrafeiiissen.
„Wanneer een dominee stent is het
slot altpd, dat we wat doen op zijn graf.
Daar kunt ge vast op aan. Ai hebben ze
hem in zijn leven wat kort gehouden,
bij zijn graf komen ze royaal voor den
dag. Wie dit niet gelooft, moet er de
kranten maar eens op na.ezen. Het staat
altijd onder „Kerknieuwsen soms ook
in „Het Handboekje", maar dat lezen
niet alle menschen.
Misschien denkt ge, dat ik het over
de begrafenissen heb. Nee, daar gaat het
cok vaak zeer royaal toe. Ik heb wel
eens gedacht, dat er een merkwaardige
overeenkomst is tusschen dom nees die
jubileeren en dominees, die begraven
worden, want men spreekt van hen zeer
„heerelijke oingen".
Doch bij die dominees-begrafenissen
kan het er royaal naar toe gaan, w«.nt
daar zijn slechts woorden njodig. En
woorden zijn goedkoop, vee. ai als door
de grafredenaars vergeten wordt te bid
den: „Laat de opreentheid meer en
meer, met de vroomheid mij behoen",
hetwelk een versje is, dat niet altijd,
voor op de tong ligt, ook al wordt men
niet geroepen tot graireaenaar
(Uit: Neveldek".)
Een Japansch Evangelist.
De bekendste EvaageLst v^n Japan
Prof. Kanamori, vertoeit thans in Eu
ropa. In het jaar 1876 werd de nu 69
jaar oude geleerde Christen en later
predikant. Na den dood van'zijn vrouw
in 1912 begon hij aan een ontzaggelijke
evangeiisatie-taak. Hq s^rak s.ndsuien
tot meer dan een mill.oea men.chsn.
En door zijn rechtstreekseh He^o-en moe
ten zeker meer dan 100.000 mensehen
zich bij de Christelijke kernen hebben
aangesioten.
Hij houdt thans lezingen over z-jn
arbeid in Europa, onlangs te B^H^n.
Prof. Kanamori houdt zqii ltz.ngc-n in
het Engelseh. In Japan neeft hij over-
rigens een uitgestrekt arbemsterrein.
Van de 6o.ooo.ooo inwoners van het
eilandenrijk behceren er slechts ooo.ooj
tot de Christelijke kerken.
BINNENLAND.
Mr. J. A. de Wilde over den politieken
toestand.
Voor de Kiesvereeniging te Amers
foort is Vrijdagavond in een openbare
vergadering opgetreden mr J. A. de
Wilde, uit Den Haag.
Spr. vond het blijkens het verslag
pen de dragonders bij mijn binnenko
men. „Daar is de jonge borst, die bij
zijn oom was!" Hierop gelastten zij
mij met de ruwste woorden, te zeggen
waarheen ik mijn oom gevoerd had,
zoo ik mijn moeder niet levend ge
roosterd wilde zien.
„Buiten uw bereik" antwoordde ik;
„kom, laat nu mijn moeder vrij." En
op haar toespringende, bevrijdde ik
haar, voordat zij het konden beletten.
Het volgende oogenblik lag ik met
hen op den grond te worstelen, maar
daar mijn moeder nu voorloopig vrij
was, telde ik de opgevangen slagen
niet. Ik sloeg er met een pook, die het
mij gelukt was te grijpen, zoo geducht
op los, dat ik hun een wijle ontzag in
boezemde en mijn moeder kon toe-
rdépen: „Vrees niet! Zij zijn behouden,
hij is op de wijde zee. Vlucht met de
kinderen en laat deze heidenen aan
mij over."
Dit deed hunne woede ten top stij
gen, zoodat ik weldra, voor de over
macht bezwijkend, gekneveld werd,
waarna men mijn voeten ontblootte
om mij de bastonnade te geven. Doch
eerst had ik eenige vragen te beant
woorden.
„Wilt gij thans uw vervloekte leer
stellingen afzweren?"
„Welke leerstellingen?" antwoordde
ik, om tijd te winnen.
„Die, welke valschelijk de Gerefor
meerde genoemd word«a
„O zeker, ^\fechte j€-
van zijn rede, dat wij in de Stand, vin
den, gelijk hij trouwens reeds bij een
vroegere gelegenheid gezegd had, be
ter, dat de heer Colijn voorloopig geen
minister is gebleven. De politieke at
mosfeer is na 11 November onder elk
Chr. Kabinet den eersten tijd bedorven
en wij mogen onze beste mannen daar
aan niet wagen.
Tegenover dit ministerie staat de A.
R. Partij geheel vrij, zelfs gereserveerd
Ook tegenover den heer De Geer, al
heeft spr. alle hoogachting voor hem.
Hij toch heeft een politiek verleden,
trad uit een ministerie in een kritiek
moment. Hij zal thans de zaken op zijn
vroeger departement (financiën) in
heel wat beteren toestand terugvinden
dan toen hij het verliet! Het exira-par-
lementaire van dit nieuwe Kabinet
treedt wel zeer duidelijk aan het licht.
Het is dan ook maar een overgangs
kabinet. Wij zijn voor een gezonden
volksinvloed. Een ministerie moet
steunen op een meerderheid in het par
lement en dat kan dit ministerie-De
Geer niet. Het kan dan ook niet an
ders, dan de zaken loopende houden
en ons weer brengen naar een periode
van goede parlementaire vormen. De
crisis die achter ons ligt, is een ern
stig ziekteverschijnsel in ons politieke
leven geweest, dat diep heeft inge
grepen.
De schuld ligt aan een deel van ons
<5hr. volk, dat niet heeft willen luis
teren naar de vele waarschuwingen.
Er zijn te veel kleine partijen. Deze
kunnen practisch doen wat ze willen
Behoeven toch nooit de verantwoorde
lijkheid te dragen. Als het niet al te
ridicuul ware geweest, dan had inder
tijd de heer Kersten formateur moeten
worden. Maar deze kan wel afbreken,
maar nooit opbouwen. Groen Kuyper
en Lohman braken ook af, doch heb
ben later al hun krachten gegeven aan
den opbouw.
Waarheen zal ons dit ministerie lei
den? Naar twee mogelijkheden: recht-
sche samenwerking of een combinatie
van R.K., V.D. en S.D, Er is ook nog
een theoretische mogelijkheid van een
linksche meerderheid, maar alhoewel
het een merkwaardig verschijnsel is,
de kennelijke toenadering tusschen
Marchant en Albarda, toch beeft deze
mogelijkheid nog geen kans voorloo
pig. Wanneer de R.K. hierin wilden sa
menwerken. dan zouden ze hun gees
telijke principes loslaten voor de zui-
ver-economische der S.D. en spr. kan
zich niet voorstellen, dat zij dit zouden
doen.
Naar rechtsche samenwerking moe
ten wij, A.R. weer streven maar hoogst
voorzichtig, niets forceeren. Wanneer
het voorstel tot Kamerontbinding
was aangenomen, dan was er twee
maanden lang op meetings e.d. een
anti-papistische hetze ontstaan, waar
bij die van 1853 nog maar kinderspel
was geweest. Spr. leest uit de versla
gen der S.D. vergadering te Den Haag
over het Kamervotum voor, hoe de
heeren Duys c.s. nu als los komen en
hun waren, anti-religieuzen geest open
baren.
Spr. ontwikkelt verder, wat thans do
taak der anti-revolutionairen voor de
toekomst zal moeten zijn. Er is cok
bij ons gebrek aan ernst, zegt spr. Die
moet weer worden aangekweekt. Het
moet weer worden als 20 en 30 jaar ge
leden, toen ook in den huiselijken
kring en in andere kringen, de kerke
lijke en politieke kwesties met ernst
en belangstelling .werden besproken.
Er is in onzen tijd een vragen en jagen
naar den vrede, niet naar den vrede
om z.ijnszelfs wil, maar om zijn vruch
ten. Wij moeten weer worden een
apart, afgescheiden volk, ons verdie
pen in onze heerlijke en schoone begin
selen, bereid tot samenwerking, maar
voorzichtig. Ds. Kersten schreef er
gens dat God zich meer kan verheer
lijken in een linksch ministerie, dan
in een ministerie-Colijn. Zeker kan
God dat. Hij kan ons ook behouden in
een land, waar geep dijken zijn, die
ons moeten beveiligen tegen waters
nood. Maar daarom moeten we geen
dijken gaan afbreken. Zulk schrijven
is misleidend.
Wij zijn als goede A.R. elke regeo-
ring onderdanig, omdat wij het gezag
hebben te eerbiedigen. Maar het is
toch wat waard te weten, dat de man
nen in die regeering Christenen zijn,
die rekening houden met God en Zijn
gebod. Wij moeten er tegen strijden,
dat het gezag niet komt in de handen
der gemeenschap, zooals links datwi!,
want dat is de grootste tyrannie, om
dat wij dan het hoogste gezag leggen
in de banden van de enkelen, die deze
gemeenschap vertegenwoordigen.
Wanneer dit geschiedde, kon het er
nog wel eens anders met ons gaan uit
zien. Met onze duur bevochten kerk
en schoolvrijheid. Met onze politieke
en economische vrijheid. In deze con
centratie van het gezag ziet spr. het
beeld van den Anti-christ.
Wij hebben thans trouw achter Co
lijn, onzen leider aan, een bescheidef»
strijd te voeren. Bedenkende, dat we
maar 13 pet. der bevolking uitmaken.
Maar ook bedenkende, dat het kleine
niet alleen gevaarlijk, maar ook mach
tig kan zijn. In Godes kracht wordt
onze zwakheid volbracht.
Ministers en hnn ega's.
„Prins Joris" (de hear Roodhuyzen)
wijst in zijn politiek overzicht in de
..Enkh. Crt.", op een u ogeliikbeid bij
Kabinetsformatie, die een formateur
maervindt van den kant der dames!
Hij vertelt daarover liet volgende:
Nu zijn wij er niet blini voor, dat
feitelijk alleen de formateur kan be
slissen, in hoeverre het wenscbeltjk is,
publiciteit te geven aan de voruering
oi nietvordering van zijn pogingen.
Daar is bijvoorbeeld de weigering van
iemand om een portefeuille te aan
vaarden; die kan de formateur zeker
niet publiceeren, want daardoor maakt
hij de kans, dat een ander die zal ac
cepteeren, iets minder; het ligt nu een
maal in 's menschen aard, om niet bij
zonder belust te zijn op een door een
ander versmaad En bet
maakt de vrouw van iemand, die voor
minister in aanmerking komt, weer
iets sterker.
De vrouw, zeggen onze lezers ver
wonderd, maar wat heeft die er nu
mee te maken? Ons antwoord is: Zeer
veel. Trots alle klachten over onze
verkeerde huwelijkswetgeving en jere
miades over de marteriale macht, is
de invloed van de vrouw zeer groot, en
bij het vormen van een ministerie van
belang. Want onze bevinding is, al
heeft men ook in dezen de uitzonde
ringen, die den regel bevestigen, dat
de meeste Nederlandsclie vrouwen lie-
veer niet hebben, dat haar man mi
nister wordt. Zij zien hem liever niet
het object van algemeene critiek wor
den, dat een minister nu eenmaal is;
zij vreezen, dat zij dan op grooteren
voet moeten gaan leven; zij zien er te
gen op, dat ze dan aan het Hof zullen
moeten komen, en tegen wat al meer.
En de degelijke Nederlandsclie huis
vrouw heeft ook niet gaarne, dat haar
man, een eervol en winstgevend ambt
of bedrijf prijs geeft, voor zooiets on
gewis als het ministerschap.
Het is best mogelijk, dat onze leztrs
dit met verwondering hooren, maar
toch is het zoo: Wij zouden hiervan
voorbeelden te over kunnen aanhalen,
maar moeten er natuurlijk van ai i. 11
hier levenden te noemen. Maar w.j
meenen niet tekort te schieten in pië
teit voor onzen onvergetelijken viicad
Goeman Borgesius, dien wij nog da
gelijks missen, als wij mededeclon, <lat
zijn vrouw er zeer tegen was, dat hij
in 1897 in het kabinet-Pierson .to por
tefeuille -van Binnenlandsche Zak.'n
aanvaardde. Mevrouw Borgesius was
een buitengewoon lieve vrouw eu <le
trouwste stut voor haar man, uiv. zeJf
de eerste was om te erkennen, uat hij
zonder zijn trouwe levensgezellin liet
nooit zoo ver zou hebben gebracht.
Maar zij vond het nu mooi genoeg, dat
haar man het tot invloedrijk Kamer
lid had gebracht, en daarnevens aan
het hoofd stond van die Levensverze
keringmaatschappij, die hij van o-mi
kwijnende tot een van de grootste 11
soliedste van Nederland had gemaart,
waarom moest hij nog meer willen?
En deze redenatie, die in den regel van
de beste en liefderijkste vrouwen
komt, wordt dan nog versterkt als de
lieve spreekster kan wijzen op een an
der, die ook geweigerd h^eft, en dat
was bij die gelegenheid het geval; voor
dat Pierson aan Borgesius vroeg om
minister van Binnenlandsche ZaKrn
reformeerd genoemd worden."
Deze woorden deden hen elkaar een
wijle vragend aanzien.
„Hij stemt toe" mompelde de een.
„In geenen deele" meende de ander,
„lW liegt slechts."
„Maar wat gaat ons dat aan!"
krijschte de tweede, den ander op zij
duwend. „Laat mij het verhoor voort
zetten, gij weet uwe vragen niet te
stellen." En nu voegde hij mij wan
trouwend toe:
„Luister, jongmensch! Uw leven
hangt van uw antwoorden af, geef dus
geen dubbelzinnige antwoorden. Wel
ken godsdienst belijdt gij?"
„Dien, welke ons geleerd is door on
zen Heere Jezus Christus."
„Gelooft gij in de heilige Moeder
Gods?"
„De engel noemde haar de gezegen
de onder de vrouwen."
„Maar aanbidt gij haar ook?"
„Ik vereer haar en aanbid haar God-
delijken Zoon."
„Aanbidt gij haar?" vraag ik u!"
Reeds bief hij een riem op.
„Mijn zoon, mijn zoon!" riep nu mijn
vader.
„Zwijg, oude man!" En zij sloegen
hem op den mond.
„Aanbidt gij haar?"
„Neen."
Toen 9loegen zjj mij op de beide
voetzolen, totdat mijn vader ontroerd
uitriep: „O, dat kan ik niet verdra
gen"' Maa** w\j maasden he* wel doof'
staan, doch terwijl zij mijn voetzolen
met een gloeiend ijzer schroeiden, viel
ik, dank zij de barmhartige Voorzie
nigheid, in zwijm. Hoe lang zij hunne
martelingen voortzetten, weet ik niet
maar toen ik weder tot bewustzijn
kwam, lag ik, huiverend van koude,
te midden der duisternis op straat,
waar zij mij, levenloos naar zij zeker
dachten, hadden neergeworpen.
Verscheidene uren moet ik daar ge
legen hebben, want de sterren schenen
boven mij. Waar waren mijn ouders,
mijne broeders en zusters gebleven?
Ik trachtte mij een weinig op te rich
ten en rond te zien, maar gevoelde mij
zoo pijnlijk, dat ik weldra weer neer-
zeerg. De koude doorvlijmde mijn voe
ten met duldelooze pijn. Ik sloot de
oogen en smeekte: „Heere, kom uw
armen, machteloozen dienaar te hulp"
en terwijl ik zoo met mijn lijden bleef
worstelen, gevoelde ik opeens een on
uitsprekelijke verlichting aan mijn
voeten, en vernam de dierbare stem
men mijner moeder en van Madeleine.
„Zou het reeds te laat zijn?" sprak
Madeleine.
„Neen, zijn pols klopt nog, hoe zwak
ook. O, wat moet hij geleden hebben en
hoe heb ik hem lief. dat hij niet toe
gegeven heeft!"
Trots mijn hevige pijn glimlachte ik
en opende de oogen.
„Gode zij dank, hij herleeft!" riep
mijn moeder uit. „Hoe gevoelt gij u?"
(Wordt vervolgd}.