NIEUWE "LEIDSCHE COURANT VAN WOENSDAG 3 MAART 1926 ST ATEN- GENERAAL, TWEEDE KAMER. Het voorstel tot Kamerontbinding. Gistermiddag kwam de Tweede Ka mer in vergadering bijeen. Deze ver gadering was door den Voorzitter be paald ingevolge een ingekomen ver zoek van den heer Albarda c.s. om een vergadering te willen bijeenroepen, ten einde de behandeling mogelijk te ma ken van het volgende voorstel: „De Kamer besluit in een voordracht, over eenkomstig artikel 120 der Grondwet, aan H. M. de Koningin te verzoeken, wel ontbinding van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te willen overwe gen". De voorzitter, Jhr. M r. C h. J. M. Ruys de Beerenbrouck, open de de vergadering en sprak de volgen de rede, waarvan wij gisteren reeds een kort overzicht plaatsten, uit: „H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins der Nederlanden vierden den 7en Februari j.l. in den huiselijken kring Hoogstderzelver 25-jarig huwe lijksfeest. Het spreekt van zelf, dat ook in de iTweede Kamer der Staten-Generaal behoefte wordt gevoeld uiting te ge ven aan den hartewensch, dat onder- Gods milden zegen H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins der Nederlanden nog jaren mogen gespaard blijven voor bet vaderland en het Koninklijk Huis. Waar toch ons volk zich zoo nauw verbonden gevoelt aan het Vorsteu- buis, werden in alle deelen des Rijks tallooze wenschen gevormd en gebe den uitgesproken voor het welzijn van bet Vorstelijk Echtpaar. En boe zou het anders kunnen? Leeft immers het Koninklijk Huis niet in lief en leed met ons volk mede.? Indien dit te bewijzen noodig ware, zouden de droevige gebeurtenissen van het begin van dit jaar zulks overtui gend aantoonen. Toen heeft eene ramp, welke in menig opzicht ons voik erger getroffen heeft dan de rampen van 1880 en 1916, rijke streken van ons ya Ui land geteisterd. Onze rivieren, anders de trots en de vruchtbaarheid van onzen national en bodem, stroomden door de gebarsten of weggeslagen dijken, de polders en steden in. Ik weet dat ik mij tot toik maak yan '»?n gevoel, dat de Kamer met de gcliccle natie deelt, indien ik ons aller deern?ming uitspreek jegens de glacht- pffcis van de ramp wier welvaart werd gestoord, wier vee verdronk, wier oogst bedierf of met bun buis- raad werd weggespoeld, wier lande rijen en bedrijven voor langen tijd een onberekenbare schade beliepen, en die zelf al de angsten en persoonlijke ge- vuren van bet door de elementen be dreigde leven hebben verduurd. Intusschen: ernstig moge het lijden geweest zijn, maar onvergelijkelijk het voorbeeld van samenlijden der geh-e- le natie. Ook thans bleek het leed nog meer dan de vreugde haar eenheid te ver- leenen en werd hetbewaarheid, dat bij het lijden van één lid het geheele li chaam lijdt. En opnieuw heeft ons land het woord van erbarmen geboord: Oorlof mijn arme schapen, Die zijt in grooten nood. Dit woord van Koninklijk mededoo- gen heeft ons geheele volk koninklijk verstaan en beoefend. Zoo moge ook uit deze vergadering de dank der na tie worden uitgesproken jegens al len, van hoog tot laag, die in de moei lijke en bange uren, die achter ons liggen, voorbeelden hebben gegeven en overleveringen nageleefd van plichts besef, naastenliefde en hartelijke edel moedigheid, die de groote schatten van een klein volk uitmaken. In die erkentelijkheid betrekken wij ook don rijkelijken steun en de welge meende deelneming, welke ons land in net buitenland mocht ontvangen Zij zijn ons in donkere dagen eene bemoediging geweest en ook voor de toekomst het bewijs, dat wij te allen tijde op de welgezindheid mogen re kenen, welke ons in de internationale samenleving der volken wordt toege dragen. Moge ons volk onder don zegen van Hem, Die slaat en heelt, moedig en met ongebroken kracht de worsteling her vatten tegeci onze eeuwenouden vriend en vijand, het water, opdat weer vruchtbaar ontbloeie, wat verwoest werd, opdat van de ramp, die ons land trof, spoedig niets anders over- Llijve dan de herinnering aan de prach tig»; nationale saamhoorigheid, waar van nog het verre nageslacht gewa gen zal. De rede werd staande door de leden der Kamer aangehoord. Bij do passage betreffen de het zilveren feest van het Koninklijk Echtpaar bleven van de sociaal-democraten de he-eren Albarda, Vliegen, J. ter Laan, Schaper en Klee- rekoper. De anderen verlie ten de zaal en kwamen terug toen de voorzitter sprak över den watersnood. De heer L o v i n k (C.-H.) vroeg ver lof de regeering vragen te mogen stel len betreffende den invoer van plan ten en bollen in Amerika. De heer De Visser (Comm.) vroeg verlof om de regeering te mogen in- terpelleeren betreffende maatregelen der Indische regeering tegen commu nisten en over maatregelen in zake het verblijf van Dr. Kurt Vogel hier te lande. Over beide verzoeken zal in de vol gende vergaderingen beslist worden. Afdeelingen. Nadat het trekken der afdeelingen heeft plaats gehad, stelde de .Voor zitter voor, over te gaan tot de be noeming van de voorzitters der afdee lingen. Aldus werd zonder hoofdelijke stem ming besloten. De vergadering werd een kwartier geschorst. Als voorzitters der afdeelingen wer den gekozen de lieeren: Schaper, van Sasse van IJsselt, dr. de isser, No- lens en Sannes, tot onder-voorzitters de heeren van Rappard, Duymacr van Twist, Aalberse, J. J. C. van Dijk en Marchant. Hel voorstel tot KameiontJinding. Aan de orde was toen het voorstel van den heer Albarda c.s.. du Kamer bes.uit in een voordracht, overeen komstig art. 120 der GronJvvet, aan H. M. de Koningin te verzoeken wel GDtmnding van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te willen overwegen. Re de-Albarda. De heer Albarda (S.O.A.P.) licht dit voorstel toe. Spr. betoogt, dat de Kamer het volste recht heeft voor een vei ;.oek als dit, anders had art. 120 der Grondwet geen beteeksnis De Ka ïn ei heeft dit recht buiten de minis- teis om. Spr. beroept zich op mannen als de Bos Kemper, Thorbecke en Trocistra. Bovendien zijn cr prece denten, ten eerste in 1868 toen een des betreffend voorstel-de Bos Kemper werd verworpen, doch niet om rede nen van staatkundigen aard. Het twee de geval was eveneens in 1868, toen in de Eerste Kamer een ontbinuings- vraagstuk aan de orde kwam. Eep desbetreffend voorstel werd met slechts een kleine meerderheid verworpen. Voorts heeft Thorbecke de ieci verde digd, dat de Kamer in critieka omstan digheden zich met een adres zelfstan dig tot de Kroon kan wenden. Het zou treurig zijn, als de Kamer in 1926 terugdeinsde voor de toepas sing van een recht, dat reeds in 3848 erkend werd. Ontzegt men de Kamer dit recht, dan staat de Kamer achter bij elk staasburger. Zou, waar de Ko ningin soms de voorzitters der fractie raadpleegt in ernstige omstandighe den, een adres van geheel de Kamer misplaatst zijn? Ook is een verzoek als hier bedoeld niet in strijd met de prerogatieve rechten van de Kroon. In een tijd als deze, waarin de positie der Kamer van alle kanten wordt aangetast en bet fascisme opbloeit is de Kamer ver plicht van baar prerogatieven gebruik te maken. Groen van Prinsterer heeft in 1850 bij de behandeling der Kieswet een amendement ingediend betreffende Kamerontbinding en ondanks bestrij ding heeft hij dit gehandhaafd. Het amendement werd verworpen maar de Kamer erkende het recht om zulk een wensch uit te spreken. Moet ontbinding alleen plaats heb ben, als er conflict is tusschen regee ring en volksvertegenwoordiging on dan nog alleen als uiterste middel? Spr. ontkent, dat ontbinding alleen bij conflicten mag plaats hebbeu; zij mag ook geschieden als er reden is aan te nemen, dat de Kamer niet meer is sa mengesteld overeenkomstig den wil des volks. Trouwens ook hierin kan spr. zich wederom op Ruys beroepen; van Weideren Rengers laat zich in ge lijken zin over een ontbinding van 1853 uit. Het beginsel is bovendien meer dan eens toegepast, o.a. in 1868. Onder vorige kiesrechtregelingen hadden de kiezers veel vaker dan te genwoordig gelegenheid om van hun politieke opvattingen te doen blijken. Van wijzigingén binnen de 4-jarige electorale periode in de volksmee- ning blijkt thans in gewone omstan digheden niets. Nu kan tot 1929 langs electoralen weg geen enkele aanwij zing worden verkregen. Hoezeer een uiterst middel, is ont binding toch het eenige middel om de volksovertuiging te peilen. In November 1925 stonden verschei dene wegen open om te trachten tot een oplossing te komen. Toen was er nog geen reden voor ontbinding. Maar nu, bijna vier maanden ver der, nu> de Kamerfracties inmiddels hoogst belangrijke handelingen heb ben verdicht, buiten het volk om, droe vige handelingen, nu is het wat an ders. Thans vertoont de Kamer den volke een beeld van onwil en onmacht. Spr. gaat de poging tot kabinetsfor matie van den heer Marchant na, zoo als deze haar heeft gepubliceerd Het is bekend, dat de heer Nolens heeft geadviseerd, den beer Marchant op dracht te geven en die zou dat niet hebbeu gedaan als hij tevoren had ge weten, dat de heer Marchant niet zou slagen. Ook de heer de Visser is niet geslaagd, na een zestal weken van dokteren. De coalitie geraakte uit el- kaai. Als in het vijfde bedrijf van een klaf&iek drama kwam de lieer Lim burg als „deux ex machina" ton too- neeie. Zijn kansen schenen gunstig; ook hij was-in alle stilte werkzaam; doch toen hij bijna geslaagd was, kon hij ook niet uit den warboel komen door de onverdraagzaamheid der par tijen ter rechterzijde. Nog gaan de stemmen op naar ver dere pogingen. Spr. gelooft dat ook die tot. niets kunnen leiden. De lievelings gedachte van een nationaal kabinet waarin zou het van een extra-parle mentair kabinet Limburg kunnen ver schillen? door den heer Dresselhuys voorgestaan, brengt ook niets. Aan verdere pogingen tot Kabinets formatie behoeft niet te worden ge dacht. De „uiterste noodzaak" wearvan de katholieken hebben gewaagd is slechts ais een bedreiging bedoeld geweest voor de chr.-historischen. Toen deze niet bang bleken, werd de vogelvershrikker der uiterste nood zaak weer binnen gehaald. De „Tijd' betoogde dat voor samenwerking met de soc -dem. zoo iets als een nationale ramp, bijv. een oorlog, noodzakelijk was. Spreker heeft gedacht, dat. in Ja nuari re soc.dem. don ook zouden be schuldigd worden de dijken te hebben doorgestoken (gemompel ter rechter zijde; geroep: wat een laffe gijn). Bij de katholieken heeft de behoud zucht het gewonnen; de heer v. Wijn bergen heeft zelfs met de bisschoppen gedreigd (gelach). Zelfs de heer Engels heeft gestreden tegen democratische samenwerking. Hadden de andere ka tholieke Kamerleden maar evenveel moed als de heer van Wijnbergen al leen ,het zou er voor de arbeidersklas se in Nederland heel anders uit zien. De uiterste noodzaak is nu van de baan. De heer van Wijnbergen kan voor het oogenblik gerust en voldaan zijn. Dan is er de mogelijkheid van het aanblijven van het Kabinet-Colijn. Sommigen achten dit de eenige moge lijkheid. Dit is echter niet de meening van ons volk. De groote tegenstellin gen zouden zich toch sterker dan voor heen laten voelen. Trouwens van Juli af heeft men ge leefd in het vooruitzicht van de crisis. Wie den draad deed breken op 11 No vember, dat doet er minder toe hoofd zaak is dat de draad brak. En toen Dr. de Visser na zijn dokte ren vertrok, beteekende dit dat hij den coalitie-patient had opgegeven. Door haar kunstmatige samenstelling zelve, door haar innerlijke godsdien stige geschilpunten is de coalitie ver loren gegaan. Hoe zou dan nu het Ka binet-Colijn levenskracht kunnen heb ben? Zou het genoeg hebben aan de sympathie van den Vrijheidsbond Hoe zou het dan staan tegenover de kiezers der rechtsche groepen? Koninklijke Kabinetten zijn uit den tijd. Even zwak zal een blijvend kabi- net-Colijn zijn. De heer Snoeck Henke- mans roept om den moedigen man, die de Katholieken aandurft maar tevens de democratie; een regeering van zulk een moedigen man zou echter het be gin van een dictatoriale macht betee- kenen. Want de Kamer zou daartegen onmachtig blijken. De glorie van het. anti-papisme is trouwens reeds ver dwenen. Er is iets anders op den voor grond gekomen: de weigering van de Katholieke partij om democratisch te regeeren. De groepeering der democra tische Kamerleden van ons volk zal het groote punt van nieuwe verkiezin gen zijn. De democratische Katholieke Kamerleden hadden voor Kameront binding moeten zijn opgekomen; zij zijn in gebreke gebleven; zij zijn niet degenen als hoedanig ze zijn gekozen. De Katholieke partij is hier geworden een groep, die het voortbestaan van het constitutioneele stelsel onmogelijk ge maakt heeft; zij is een gevaar gewor den voor ons land. Na ontbinding zullen wij niet die zelfde Kamer hier terugkrijgen. De rechterzijde zal haar meerderheid niet kunnen handhaven. En kwamen wel dezelfde Kamerleden terug, dan wat toch hun politieke positie een andere. Kwam er dan een ministerie-Colijn terug, we zouden het bestrijden, maar bestaansrecht niet ontzeggen. Nu willen sommigen eerst het kabï- net-Colijn terug hebben om het te doen vallen en daarna ontbinding der Ka mer te verkrijgen. Spr. noemt dit ig- nobel, een onwaardig schouwspel, dat toch niet tot iets zal leiden en noode- locze vertraging zal veroorzaken. De vraag is gesteld wie eventueel het ontbindingsbesluit nu zou sig- neeren. Minister Colijn zal dit moeten doen; wil hij niet, dan zal hij onmid dellijk heen moeten gaan om te wor'i den- vervangen door iemand die hei contraseign wel zal geven. En zou Co- lijn in den ministerstoel terug willen komen als hij bevreesd is voor de uit spraak der kiezers? Tegen groote kwalen, groote reme dies. En de grootste kwaal voor een Parlement is, het contact met het volk te hebben verloren. Het volk heeft af keer van het gekrakeel om laffe am bities. Spr.'s voorstel zal ter rechter zijde worden bestreden, dat blijkt uit de houding tijdens zijn rede De voorzitter verzocht geen cri- tiek op zijn beleid. De heer Albarda eindigt in een peroratie voor zijn voorstel. De voorzitter vraagt of nog ie mand het woord verlangt. Niemand meldt zich aan; groot ru moer. De voorzitter sluit de algemee ns beraadslagingen (het rumoer duurt voort). Er wordt gestemd. en Het voorstel-Albarda wordt verwor pen met 70 tegen 24 stemmen (vóór stomden de soc.dem. en L. de Visser (C.P.) De vergadering wordt te 3.35 geslo ten. Land- en Tuinbouw. De zretel van „Bloembollencultuur." B. en W. van Haarlem schrijven aan den Raad: „Ofschoon in uw vergadering van 16 "December j.l. een motie van de hee ren Klingënberg en Bruch, om met het hoofdbestuur van de Alg. Ver. voor Bloembollen Cultuur in overleg te tre den, voor het door de gemeente van die vereeniging afstaan van bet Bron gebouw, werd verworpen, brengt na dere overweging en gepleegd overleg er ons toe, u thans voor te stellen het Brongebouw met den daarbij behooren den tuin aan Bloembollencultuur aan te bieden. Hebben wij de stemmen in genoemde vergadering goed beluis terd, dan bestaat er nagenoeg geen verschil van meening over, dat hei behouden van den zetel van Bloembol lencultuur binnen deze gemeente, het brengen van een offer door Haarlem rechtvaardigt. Dit voorop stellende, blijft de vraag, wat en hoeveel moet worden aangebo den en eenerzijds moet en mag het of fer, dat gebracht wordt, in overeen stemming zijn met Haarlems financi- eele positie en niet, of evenredig aan het belang, dat Haarlem bij het behou den van den zetel van Bloembollencul tuur heeft, anderzijds, moet de keuze van het offer toch zoodanig zijn, dat redelijkerwijs op aanvaarding daarvan mag worden gerekend. Letten wij op deze eischen, dan mee- nen wij, dat bezwaarlijk een betere aanbieding kan worden gedaan, dan hiervoor werd voorgesteld. Behoudens de nog nader door u vast te stellen voorwaarden en bepalingen zouden wij den grond in voortdurende erfpacht willen uitgeven tegen een canon van f 1 *per jaar. De opstallen daarentegen zullen naar onze meening, niet aan de vereeniging in eigendom moeten wor den overgedragen, met het recht on der uw goedkeuring, deze te verbou wen en in den tuin een bijgebouw te maken, doch onder verplichting, de opstallen wederom o.m. niet aan de gemeente in eigendom over te dragen, indien te eeniger tijd de zetel der ver eeniging mocht worden verplaatst. Wij geven u dan ook in overweging, ons te machtigen voor de gemeente Haarlem de hiervoren omschreven aanbieding aan Bloembollencultuur te doen." Aan het schrijven is toegevoegd een tegenadvies van de minderheid van het college, INGEZONDEN. (Buiten verantwooroelijkheid der RedaeUti) Zegelpiakking bij werkverschaffing. Voorgewende werkloosheid Mijnheer de Redacteur, Met eVel' instemming las ik uw drie star over ,,Een belangrijke beslissing" in uw nummer van j.l. Saterdag. Het is ongetwijfeld nuttig, dat door u op deze zaak de aandacht gevestigd werd, doch vergun u mij nog een enkele opmerking, die ongetwyfelu van belang is. Beslist is, dat de lichamen, die werk- verschaffen, niet verplicht zijn of kun nen worden om zegels te plakken voor de werkloozen, die te werk gesteld zijn, doch 't mag natuurlijk wel en de on verplicht geplakte zegels hebben voor de arbeiders dezelfde waarde als de verplicht geplakte zegels. Waar nu werk verschaffingen meestal uitgaan van open bare lichamen, (gemeenten, provinciën, enzj, daar verdient het aanbeveling, dat er in de raden en Staten op deze on verplichte zegelpiakking gewezen wordt en dat er besluiten worden genomen, dat dit geschiedt. Niet alleen dat daar mee, zooals u terecht doet uitkomen, een groot sociaal nut wordt gesticht, het is ook in 't welbegrepen belang van de gemeenten, dat dit geschiedt. Immers hoe meer ouden van dagen, invaliden, weduwen en weezen in het bezit zijn van een pensioen uit het Invaliditeits- fonds, hoe minder er uit hoofde van Ar menzorg behoeft te worden uitgegeven. Waar nu elk zegel dat geplakt wordt dank zij de ruime staatsbijdrage bij rentetoekenning een zeer hoog revelnu afwerpt, is het nalaten daarvan een zeer slechte politiek, afgezien nog van het on- sociale, dat er in gelegen is. Er zjjn gemeenten, die het belang ervan inzien. De gemeente Hillegom b.v. Deze plakt voor alle werkloozen, die aan de werkverschaffing werken, doch de meeste gemeentebesturen in liet gebiéd van dezen Raad van Arbeid doen het niet. Dit is niet alleen buitengewoon lonsociaal, maar ook zeer kortzichtig, m.a.w. dom. De nadeelige gevolgen van de door u besproken beslissing van den Centra len Raad kunnen dus aoor het toepassen van slechts een weinig sociaal inzicht en gevoel v^prden verzacht, zoo niet geheel voorkomen. Wetswijziging is daar voor niet eens noodig, doch wel een ac tief optreden van onze raadsr en Sta tenleden. Maar nu iets anders. Was het u bekend, M. de R., dat er zooveel arbeiders zijn, die bij het in zenden van hun rentekaart werkloosheid voorwenden, om daardoor, hetzij hun .werkgevers te sparen, hetzjj om door een blanco rente boek je den fiscus te kunnen wijsmaken, dat zij niet gewerkt en dus niets verdiend hebben? Sederteenige maanden wordt door den Raad van Arbeid alhier met groote nauwkeurigheid elke opgavei van werk loosheid onderzocht, met het verrassen de resultaat, dat slechts ongeveer de helft der opgaven juist blrjkc te zjjn. In de andere helft der gevallen blijkt er óf dat er wel gewerkt is, in loon dienst óf dat als ondernemer arbeid is verricht. Ik heb hier voor mij liggen een rap port over de onderzochte gevallen van 15 Januari23 Februari 1926. Van de 581 onderzochte gevallen waren er slechts 300 werkeljjk werkloos. Van de resteerende 281 gevallen waren er 2 die invalide waren en dus recht op rente hadden, zonder dat ze 'twisten 94 gevallen, waarin wél gewerkt was als ondernemer en 185 gevallen, waarin wel gewerkt was als loonarbeider. Voor deze 185 verzekerden kon en is aan rente- zegels nagevorderd geworden een bedrag van niet minder dan f 2055,05. Gedu rende dit tijdvak is dus getracht in eigen nadeel te ontduiken een bedrag van plm. f 400 per week. Deze verzekerden trappen hun eigen belangen en die hunner gezijnnen met voeten en het is wel in-treurig, dat een mooie sociale wet, idie voor de arbei dende bevolking zulke goede resultaten geeft, zoo wordt gesaboteerd door..., de arbeiders zelve. De Raad bracht reeds enkele verze kerden, die werkloosheid hadden ge fingeerd, wegens „opzettelijk verstrek ken va,n onjuiste inlichtingein" voor den strafrechter en zal daarmee met kracht doorgaan. Doch het kwaad is zeer verbreid en de gewoonte der belastingambtenaren om reclames over te hooge aanslagen te controleeren met de renteboekjes, dat zijn de boekjes, waarin de betaalde premiën worden aangeteekend, werkt het in de hand. Daarom moeten pers en publieke opi nie en bovenal de vakorganisaties te hulp komen om deze ergerlijke sabotage den kop in te drukken Met beleefden dank voor de plaatsing. Hoogachtend, T. S. GOSLINGA, Voorzitter v. d. Raad v. Arbeid te Leiden. Leiden, 1 Maart 1926. „Jeruël." Kindervoeding. Geachte Redactie, Met veel dank en sympathie Vóór uwe welwillendheid, wanneer we u vragen voor onze beschermelingen n plaatsje in uw blad te willen verschaf fen, komen we voor dit seizoen nog eenmaal tot u. Immers moeten wij menschen elkan der telkens weer in herinnering bren gen: „Er wordt geleden." Voorspoid in eigen leven en omgeving, maar ook tegenspoed in het leven van an deren; „wat wennen wij menschen spoedig aan beide situaties!" Hoe be perkt is onze blik, hoe eng ons bevat- tings- althans ons vasthoudingsver mogen. Wij menschen, die vaak alleen zien en oordeelen naar hetgeen „voor oogen is." Soms betreur ik het, dat ik niet aan den geest van ander er na righeid ontkomen ben. Want 'tis met een vingerhoed de Zuiderzee leeg scheppen, wanneer men begint te hel pen. Toch voelen we ons niet hope loos, want we hebben in den afgeloo- pen winter k e n n e 1 ij k de onver deelde sympathie ervaren van zoo goed als alle ingezetenen; hoe zouden we 't anders hebben volgehouden, ie- deren morgen weer een honderdtal arme kleinen te voeden. Eigenaardig is het om op te merken, dat bijna geen enkele geneesheer of onderwijzer (es) de lijst ongeteekend wegzendt. Natuurlijk, zij komen practisch in aanraking met de feiten van onder voeding der kinderen. Merkwaardig, doch verklaarbaar dat een ramp, die velen tegelijk treft, veel meer indruk maakt, dan de toe standen die jaar in jaar uit zich voortsleepen, en soms veel erger zijn. In onze naaste omgeving worden er nog tientallen gezinnen gesloopt. Werkloosheid, ziekten, moedeloosheid, achteloosheid, onverantwoordelijkheid onverschilligheid, zijn factoren onder wier invloed vele kinderen worden groot gebracht, 0111 straks aan de sa menleving te worden afgeleverd als ontredderde invloeden. En zeker, het is ons beperkte men schen volslagen onmogelijk ons aller nood aan te trekken. Persoonlijk heb ben wij ondervonden, hoe ons dit voer de van het een in het ander. En wat is het een klein gedeelte dat we voor uit helpen, ja klein, maar toch het is een gedeelte, en als we nu nog even kunnen voortgaan, met de sympathie zooals we die dezen winter van onze medeburgers ondervonden, dan zal de toekomst de vruchten vermenigvul digd zien en menigeen van de klein tjes, die we met elkander voor onder voeding bewaarden, zal steaks volwas sen zijnde, in dankbare herinnering zijne krachten wijden aan de samen leving, waarin zij anders als verzwak te en lijdende personen waren inge treden. •We rekenen nog enkele maanden door uw aller hulp te kunnen voort gaan. Buiten de lijsten ontvingen we in grooten dank, enorm veel gedra gen kleeding. Dat ^lles vond een dank baar bezitter(sterj Van firma van d. Kloot 400 L. karnemelksche pap, fa milie P. K. gedurende een week iede- ren dag 10 brooden. Scheepsüj dingen. HOLLAND-AMERIKA LIJN. MOERDIJK, v. (I. N. Pacifirkust n Roti., 2 v. Hamburg. LEERDAM, Rotterdam tl. New-Orleans 2b (10.38 n.m.) 75 mijl ZO. v Land's Er tl. BA is it A, (thuisreis) 2 te 'Antwerpen. DINTELDIJK, Vancouver n. Rott. 1 te Londen. GROOTENDIJK, Tcaoma n. R dam 1 te San Francisco. STÜOMV. MIJ. NEDERLAND. JAN PIETERSZOON COEN (thuisr.) 1 te Sabang. ROEPAT (uitr.) pass. 1 Gibraltar. BINTANG (uitreis() 2 v. IJmuidea. VONDEL, 2 v. Amsterdam n. Batavia, KON. HOLLANDSCHE LLOYD. DELFLAND, 2 v. A dam n. Brazilië via Antwerpen. SALLAND (uitreis) p. 27 St. Yiacent. YILDUM (uitreis) 7 te Santos verw. ROTTEEDAMS'JHE LLOYD. BANDOENG (uiter.) pass. 2 Kaap Bon INSULINDE (uitr.) pass. 2 Gibraltar. KEDOE (thuisr.) 2 v. Marseille. SITOEBONDO (uitr.) 2 te Belawan. SOEKABOEMI (thuisreis) p. 2 Point de Galle. HOLLAND-AFRIK A-LIJN. NIJKERK (thuisr.) 2 te Dar-ees-Salaau TOBA 1 v. Zanzibar n. Dar-es-Salaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6