NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 22 FEBRUARI 1920 TWEEDE BLAD. WAT DE BLADEN ZEGGEN. Wie is verantwoordelijk? Indien er, zegt de T ij d (R. K.) een kabinet-Limburg komt, dan zal het nieuwe ministerie spoedig voor de Ka mer verschijnen en wordt bij een al gemeen politiek debat de gelegenheid geboden het licht der openbaarheid te laten schijnen over veel wat in de af- geloopen drie maanden in het duister is gebleven. Mocht mr. Limburg echter onver hoopt aan de Kroon de minder pret tige boodschap brengen, dat hij bij z n poging op onoverkomelijke moeilijk heden is gestuit, ook dan heeft de openbare meening o.i. het recht over den aard van die moeilijkheden iets meer te vernemen. get wordt nu langzamerhand wel om volledig opening van zaken te feven. Na het bedanken van dr. de Visser is er onzerzijds om meer licht ge vraagd. Toen verluidde tweeërlei. In de eerste plaats werd erop gewezen, dat mr. Marchant alleen de officieel© briefwisseling beeft openbaar gemaakt maar van zijn langdurige besprekin gen met Albarda en mgr. Nolens geen woord in het publiek heeft medege deeld. Men kon dr. De Visser derhalve er geen verwijt van maken, dat hij aan vertrouwelijk gevoerde besprekin gen geen publiciteit gaf. Dit argument lijkt ons niet bijzon der sterk. Immers het is al heel on waarschijnlijk, dat dr. De Visser bij zijn drievoudige poging geen enkelen „officieelen" brief zou hebben geschre ven of ontvangen. En bovendien heeft een kabinetsformateur, die niet slaagt toch altijd het recht een objectieve mededeeling te doen omtrent de oor zaak zijner (in dit geval: drievoudige) mislukking. Wij hebben toen op publicatie ech ter niet te sterk aangedrongen, om dat er. een tweede reden werd ge noemd, welke aannemelijker was. Vol gens geruchten in de pers zou Dr. de Visser het pad voor mr. Limburg heb ben geëffend en publicatie over de mislukking van den christ.-histori- scben formateur zou de kansen van zijn vrijzinnig-democratischen opvol ger kunnen verminderen. Hierover kunnen buitenstaanders niet oordeelen en de critiek moest dus zwijgen. Maar wanneer mr. Limburg be dankt, is er ook voor dit argument geen plaats meer. De openbare meening heeft 't recht te vragen, dat èn Dr. de Visser èn mr. Limburg zullen mededeelen, waarom z,ij hun langdurige pogingen niet tot een goed einde konden brengen. De verantwoordelijkheid voor den langen duur der crisis moet nu ein delijk eens komen vast te staan. Daarom, kaarten op tafel a.u.b.l Tweeërlei moraal. In het prae-advies van de vereeni- ging voor de Staathuishoudkunde en Statistiek over het vraagstuk „Loons verlaging en herstel" heeft Dr. Gou- driaan, de bekende S.D.A.P.'er, de me de-samensteller van set socialisatie- rapport, de staking en uitsluiting ge noemd „wapenen der barbaren." Hij beeft daarmede de consequentie van de S.D.A.P. inzake politieke ont wapening willen voortzetten op het economisch terrein. Inderdaad aldus de „Bazuin" de ontwapeningsleuze, de vredes-idea- alen moeten dan ook op het terrein van bet economisch leven worden overgebracht. De bekende Marxist Kuyper komt tegen deze uitspraak van Goudriaan, in het, populair-wetenschappelijk bij voegsel van Het Volk op. Hij aanvaardt dit in geen enkel op zicht, en geeft daarbij weer eens dui delijk de oude revolutionaire leer *van de dubbele moraal aan. De staking en uitsluiting, zoo zegt hij, staan niet gelijk. Zijn andersoor tig.' De eerste is een strijdmiddel van een ondergaande klasse, de andere, het wapen eener opkomende klasse. Als twee hetzelfde doen, dan is het niet hetzelfde. Uitsluiting is meestal een barbaarsch middel, omdat het 'n barbaarsche maatschappij moet besten digen. Staking niet, want zij wil ons van een barbaarsche maatschappij verlossen. Omdat het belang van een opkomen de klasse met het algemeen belang samenvalt, krijgt haar actie een zede lijke wijding. Dit is weer de dubbele moraal ten voeten uit. Wat voor een partij barbaarsch heet, is voor den ander een zedelijk gewijd middel. Het doel heiligt de middelen. Deugd en ondeugd wisselen stui vertje. Deze moraal heeft ook in Rusland haar triomphen gevierd. Deze toepassing brengt na de ontwa peningsactie de sterkst mogelijke be wapening der revolutionaire bewe ging. Het brengt voor deze dan den vrij brief van geweld en machtsmisbruik. Deze tweeërlei moraal wordt nog steeds niet verlóochend. Komt Colijn terug? Aan een hoofdartikel in „De Maasbo de" is het volgende ontleend. Komt Coltin met zjjn getrouwen te rug? Of liever, moeten hij en ztjn colle ga's blijven zitten, omdat er geen ge zelschap komt opdagen, bereidom de zetels over te nemen? Als men iets van de politieke atmosfeer verstaat, dan voelt men aan alles, dat een terugkeer van Colijn de eenige oplossing is. Zoo kunnen wij nu al wel, ofschoon Mr. Limburg nog steeds met ztin wa gentje vol ministersportefeuilles naar liefhebbers zoekt, rekenen op misluk king van deze zooveelste poging tot kabinetsformatie. Moet Mr. Dresselhuys daarna veer tien dagen het genoegen hebben met evenveel gewicht en met evenveel suc ces als de heer Limburg de pose van kabinetsformateur te voeren? Alles vin den wij tegenwoordig in ons lieve va- derlanu best. Met een glimlach van welwillende ver hazing zullen wij elke nieuwe poging maar weer aanzien. Alles zal dienen, om datgene, wat toch wel het onmogelijkste scheen in November des te steviger te motiveeren. Alle gedoe van Marchant en anderen leidt er zoo toe, dat zij hun gehaten Colijn weer zien verschenen, alleen wat machtiger dan tevoren, minder af hankelijk althans van het Parlement dan vóór n November. Met een breeden satyrsgrijns kan men dien afloop begroeten, wie zal de iiar- rekap eens opzetten om Mr. Marchant den bitteren humor van dit verlOopw der crisis te doen begrijpen? Inmiddels wordt het dan tijd, dat wij na maanden lang aan politiek te heb ben gedaan, weer eens aan staatkunde denken. Van een zuiver coalitie-kabinet is et dan geen sprake meer* maar toch staat het kabinet-Colijn er dan niet ver van af. Wat zou er voor reden bestaan, waar oin het program, in September opge steld, niet rustig en zakelijk zou wor den heropgevat en ontwikkeld? Voor ons, Katholieken, die op de terugkomst van het Kabinet-Colijn niet hebben aangestuurd, maar die toch waarlijk niet kunnen helpen, dat de an dere neeren zoo machteloos zijn en toch maar kabinetten ten val brengen, voor ons verandert de positie dan wel niet in hoofdzaak, maar wel ontstaat er een nuance met onze vroegere po sitie. Die nuance wordt veroorzaakt door een grootere mate van zelfstandigheid, door mindere gebondenheid aan het ka binet. Onzerzijds mag men dan ook bij een tweede kabinet-Colijn vrijmoediger mot wenschen* aankomen dan het geval was bij feet eerste kabinet. En drukte ons blad in September de verwachting uit van een even frisch als kloek regeerbeleid, dan vinden wij, als straks het kabinet-Colijn terugkeert meer vrijmoedigheid dan tevoren om denzelfden wensch voor te dragon. Daarbij komt, dat thans de tijden, dank zij het beleid van Colijn, financieel gunstig afsteken bij het verleden. In zooverre zou het lot wel Zfeer rechtvaardig zijn, indien aan Colijn thans voorbehouden werd die betere politiek te brengen, waartoe betore fi- ilanciën iri staat stellen, KERK EN SCHOOL, Dr. K. Dijk. Naar de „N. H. Crt." verneemt, heeft Dr. K. Dijk, predikant der Geref. Kerk van Den Haag-West, uit Amerika het verzoek ontvangen uit Geref. kringen om in October en November a.s. in Grand Rapids, Chicago, en andere plaat sen popuiair-wetenscnappelrjke lezingen te willen komen houden. Het blad heeft zich tot Dr. Dijk ge wend, die mtcLdeelde, dut iiü te., aa.z en van deze uitnoouiging nog geen beslis sing heeft genomen. Predikant-Kamerlid. Het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid Holland heeft in zijn laatste vergaaer.ng bij de behandeling van een aanvraag van een, wegens net aanvaarden van het lidmaatschap der Tweede Kamer, eervol ontslagen predikant bij de i\eu. Herv. Kerk, om de bevoegdheid van emeritus predikant (zie art. 7 Kegl. op de Vacatures en Art. 20 van het Alg. Regl. en Art. 21 Regi. voor de Kerke- raaen), de twijfel geopperd of iemand, die tot een geheel anderen staat des levens overgaat, wel dat recht kou wor den toegekend, doen daar andere Prov. Kerkbesturen die bevuegdmetiü in soort gelijke gevallen wéi toer^metn, gemeen^ dat reent den aanvrager nu niet te kun nen ontnouden. Men voelae, daar con tact tusscnen de verschillende Prov. Kerkbesturen in deze ondoenlijk is, de behoefte aan een uniforme regeling, wil men niet het al of niet toekennen dier bevoegdheid afnankelpk z.en ge>- maakt naar gelang van net bestuur, waar de aanvrage gescniedt. Aan de Algemeene üynode is daarom naar de Ned. meldt* voorgesteld om het toekennen dier cevoegdneid niet meer te laten aan de Prov. KerkDCf stiiren, doen daar uniiorme regeling ge wensent is, dit te geven aan de Algem. Synodale Commissie, genoord het x rov. Kerkbestuur, waaronder de aanvrager ressorteert en 't Classicaal Bestuur, on der welks toezient hij staat. Aangege ven is bij dat voorstel, ingediend bij de Synode, welke artikelen in de Regle menten dienen te vervallen of gewijzigd en aangevuld, terwijl een toelichting het geheel vergezelt. Ds. J. L. Pierson. Ds. J. L. Pierson Hz., predikant bij de Ned. Herv. Gemeeate te Groningen, herdacht gisteren den uag, waarop hij 40 jaar geleden te HaLe ue evangeiie- obediening aanvaardde. Na tot 1890 in die gemeente werkzaam geweest te zijn, vertrok hjj naar Hengelo (G.), bleef aldaar tot 1909, toen hp het beroep naar Groningen aannam, waar nri 20 juni van dat jaar bevestigd werd. De Pensioenraad der Ned. Herv. Kerk. Bovengenoemde raau heen ia het „Weekbi .der Ned. Herv. Kerk bekend gemaakt, dat het aantal predikanten, dat aan de verplichting tot deelneming aan het 1 Pensioeiuonds heeft voldaan door den eersten termijn der premie te beta len, met inbegrip dergenen, die vrpwil lig deelnemer zijn geworden op heden 6^9 bedraagt, terwijl nog een honderd tal postkwitanties onderweg zijn. Het gezamenlijke bedrag der door hen verschuldigde 'jaarpremies bedraagt f 142.500. Hiervan is bij eersten termijn f 64.000 betaald. Daar het ontwerpen van een vignet eenigen tijd verder., zal het nog wel een poosje duren, aivorens de polissen ver zonden zullen worden. Dit kan echter niet van invloed zijn op de uit premie betaling voortvloeiende pensioenrechten Diensttijd als assistent. Door de onuerwpzers^rganisaties wordt er op aangedrongen, den diensttijd als asssitent met onderwijsakte te noen meetellen voor het bewijs van tweeja rige werkzaamheid, hetwelk noodig is om tot het examen voor de akte van hoofdonderwijzer te kunnen worden toe gelaten. BINNENLAND. DE CRISIS EN DL BEGROOTING. De „M aas bode" bevat een artikel van den parlementairen medewerker over de Kabinetscrisis, waaruit blijkt dat er kans bestaat een spoedige op lossing van de crisis te verwachten. In het Kabinet zullen ook een paar Katholieken zitting nemen. „Intusschen, vervolgt de schrijver, heeft de crisis het land in een impas se gebracht. Reeds bij de bespreking van het voorstel der S.D.A.P op 18 de zer wezen we op den fatalen datum van 30 April, die de Kamer zou nood zaken toch spoedig bijeen te komen en waarbij er volop gelegenheid zou zijn over de crisis te spreken. Is de begrooting van het nieuwe jaar op 31 December niet aangenomen, dan kan nog vier maanden worden door gegaan met betaling volgens de oude begrooting, maar dan is het gedaan. Een toestand zooals we nu hebben is nooit voorzien. Kans, dat de begroo ting voor 30 April door 2e en le Ka mer wordt afgehandeld, bestaat er niet. Naar wij vernemen, zal daarom bin nen enkele dagen een wetsontwerp in gediend worden, waarbij de termijn van vier maanden wordt verlengd tot een jaar. Dit komt dus feitelijk hierop neer, dat de begrooting voor 1925 ook zal gelden voor 1926. De crisis kap. rustig voortduren, voor de financiën is immers gezorgd. Als Mr. Limburg dus niet 9laagt. kan de beer Dresselhuys zijn kans krijgen, waarvoor hij zich beeft aangemeld, zonder zelfs bevreesd te wezen gebon den te zijn door den termijn van twee weken, waarin hij het nationale mi nisterie gevormd zou hebben. De vraag is nu nog, of dit wetje al leen gelden zal voor dit jaar, of dat het een blijvend karakter zal dragen en tevens hoe in de belasting-inning zal worden voorzien. Het is een be kende strijdvraag of men verplicht is belasting te betalen, als de wet op de middelen niet is aangenomen. In alle geval blijkt hieruit, dat ook al bad de S.D.A.P, haar voortstel tot kamerontbinding niet ingediend, de Kamer toch begin Maart bijeen zou zijn gekomen om dit wetje te behan delen en daarbij de crisis in vollen om vang te bespreken. Intusschen wachten we de gebeurt e nissen van deze week, die een zeer be langrijke dreigt te worden in de crisis maar weer af. Van betgeen er dan om trent de oplossing bekend zal worden zal bet ook afhangen, wie dat wetje in de Kamer verdedigen zal. We naderen een van de hoogtepun ten in deze crisis. DE KABINETSCRISIS. Een manifest van het partijbestuur van de S.D.A.P. Het Partijbestuur van de S.D.A.P, heeft het initiatief van de soc.-dem. Tweede Kamerfractie ondersteund, door tot het Nederlandsche volk een manifest t.e richten, waarin na allerlei snorkerij over „de reactionaire poli tiek van Colijn" betoogd wordt, ^dat terugkeer van het Kabinet Colijn wel zou zijn in bet belang van de S.D.A.P. maar in strijd met de democratische gedachte. Daarna vervolgt het manifest: De tegenwoordige samenstelling der Tweede Kamer heeft herziening noo dig. In de crisis is gebleken, dat uit die Kamer, door den onwil zoowel als door de onmacht van de rechtsche partijen, geen parlementaire regeering te vormen is. De rechtsche coalitie, die 11a de ver kiezingen van 1925 nog een regeering kon vormen, is uit elkaar gevallen Een democratische coalitie kon niet gevormd worden, omdat de katholieke partij onder allerlei voorwendsels wei gerde daartoe mede te werken. Het volk moet in de gelegenheid ge steld worden zijn oordeel over de hou ding dezer partijen in de crisis uit te spreken. De kiezers moeten gelegenheid heb ben voor de totstandkoming van eeij nieuwe parlementaire meerderheid te zorgen. Wel is waar hebben pas acht maan den geleden verkiezingen plaats gehad maar er is sedert dien tijd veel ge beurd, waarover de Kamer aan «le kiezers rekenschap verschuldigd is Er zijn ernstige redenen^om aan te nem-m, dat de tegenwoordige Kamer de gevoelens van het volk niet meer vertegei 1 woordigt. Wordt de gezantschapspost, die op het program staat om welke motieven ook, verworpen, dan zullen ze nu niet op kunnen staan, maar zullen moeten blijven zitten, daar het kabinet extra parlementair is, dus niet gebonden aan partijen, Daarom moet de Kamer worden ont bonden. De kiezers moeten de gelegen heid hebben een Kamer te kiezen, die de gevoelens des volks wèl vertegen woordigt. Het Rijksmerk voor honing. Nader deelt „De Rsb." nog mede, dat de organisaties van producenten bij de regeering er op aangedrongen hebben om over te gaan tot het invoeren van een rijksmerk voor honing. Wel is er reeds het Honingbesluit, gegrond op de Warenwet, waarbij de keuringsdiensten de controle op den horing hebben, doch hierbij is het niet mogelijk vast te stellen, of de honing uit het buiten- of binnenland komt. Er is thans reeds een commissie werkzaam gesteld, bestaande uit de heeren ir. Minderhoud, ir. Bemelmans Jurling Beek en mr. Spitzen, welke de zaak nader zal onderzoeken, waarna een definitief plan den minister zal worden aangeboden. De Kanselarijstijl. Zoo heeft dan, constateert het „Utr. Dagblad" tante Pos van de apenklier gesnoept en is zij de eerste van al de zeer degelijke, zeer oude administra tieve dames die, verjeugdigd, met amb telijke pagehaar en korte rokken ver schijnt. Het blad doelt op de aanschrijving bij de ambtelijke briefwisseling zich te ontdoen van alle bizondere versierse len. De Hoogedelgestrengen, Hoogwel- geborenen, Weledelgestrengen, Wel edelgeborenen, Weledelzeergeleerden worden naar het postaal panopticum gebracht, en wij zullen in den vervolge alleen met meneeren, mevrouwen en mejuffrouwen te maken krijgen bij de post. Wellicht verdwijnen, eer wij tien jaar verder zijn, ook deze laatste over blijfselen eener ingewikkelde litula- tuur en'zullen wij dan te doen krijgen met naakte namen. „Het is" schrijft het blad, „een ïee- ken des tijds, dat aandacht veidient. Wij reizen allemaal allang in de der.le klasse, wij maken geen visites en wij houden geen gezellige avondjes meer. Wij schrijven niet meer met ganzeve- deren, maar tikken onze brieven met de schrijfmachines. Het leven verde- mokratizeert en verzakelijkt. De amb tenarij was het laatste plechtanker der deftigheidsoverlevering. Maar nu ook deze ons begeven gaat! Met welk een reusachtige snelheid heb ben de levensvormen zich in de laat ste tien jaar gewijzigd! Ons heugt n vg de tijd, waarin een ambtelijke nota aan een minister of zelfs, maar aan 'n. secretaris-generaal, beëindigd werd met de volgende conclusie: Uwe Ex cellentie (c.q. U, Hoogedelgestreng-') zou kunnen goedvinden Hare aan dacht te schenken aan de onderwerpe- lijke aangelegenheid. Met welke ver vrouwelijking de zich in het stof bui gende ambtenaar geenszins bedoelde, dat de onderwerpelijke aangelegen heid bij koffiekan en babbelaar be hoorde te worden afgedaan, maar waarin de onaantastbaarheid van waardigheden en functies werd vast gesteld. Wij hebben er nu mee afgedaan, en het is aan den eenen kant maar goed ook. Er blijkt uit. dat wij het leven te ernstig oordeelen voor pietluttigheden. Zoo vele waardigheden zijn er in d-*n laatsien tijd getuimeld, dat de geest der waarheid over ons vaanlig wprJt. En zoo kort wordt het leven, «lat tel- kendage met meer nieuwe problemen ons omstapelt, dat wij den tijd gaan missen om zelfs het woord Hoogedel gestrenge uit te spreken. Het strevn van de po9t is een streven naar effi ciency. En hier gaat de vereenvoudi ging nu eens niet gepaard met aantas ting van schoonheid, maar met ©-mi wegruiming, die al zoolang ons volk in zijn veerkrachtigen voortgang he^ft belemmerd Toch heeft het opgeven der onder scheidingen bij al zijn voordeel ook een schaduwkant. In vroeger dagen FEUILLETON. Uit nood en dood gered i) HOOFDSTUK I. De jaarmarkt vam Beaucaire. Welk een toover kracht lag er in m'n jeugd enkel in het uitspreken der woorden: de jaarmarkt te Beaucaire! Beaucaire Vigt slechts een tiental mijlen van Nl'mes af; het was dus niet te verwond/eren, dat er mij veel van ter oore kwam. Nochtans had in dien tijd deze wereldberoemde jaarmarkt reeds veel verloren van den overwe genden invloed op den algemeenen gang der handelszaken* dien zij in vroeger tijd bezat, toen zij Frankrijks grootste marktplaats was niet alleen, maar die zelfs van de geheele beschaaf de wereld. Hoe gretig luisterde ik naar mijns grootvaders levendige beschrijving der groot© karavanen van rijke kooplie- den^ zich vereenigend tegen vermetele roqrvers, die, in hinderlaag geplaatst, gereedstonden zich van hun rijke koop waren machtig te maken en menigeen van hen als gevangene weg te voeren, om hen niet dan tegen hoog losgeld te ontslaan! Wat wist mijn grootvader al te ver balen van de onafzienbare treinen jnuilezels. beladen met de kostbaarste zijden stoffen, kleederen, wollen en ge weven goederen en allerlei pelswerk uit Montpellier, Narbonne, Toulouse en andere plaatsen. Dat alles was naar Beaucaire op weg tegen den dag van het St. Magdalenafeest, waarop de jaarmarkt 'begon. Tegen dien tijd waren de wegen over dekt met reizigers, de stad opgepropt met vreemdelingen, geen logies was er dan meer te krijgen. De winkels stalden al hun voorraad uit, gastvrij heid werd op onbekrompen wijze ver leend, oude vrienden ontmoetten el kander, huwelijken werden tusschen hunne kinderen beraamd, handels overeenkomsten gesloten en wissels ge woonlijk tegen de jaarmarkt van Beau caire betaalbaar gesteld. Ontzaglijk was de toevloed der bezoekers van het begin tot 't sluiten der jaarmarkt; steeds waren er omstreeks 100.000 vreemdelingen tegenwoordig. Welk een indruk zulk een levendig schouwspel op de jeugd maakte, is licht te beseffen, terwijl voor de oude ren de jaarmarkt de kroon moest zet ten op een geheel jaar van hun handel en bedrijt Zij, die van verre kwamen, vonden, bij slechte wegen en kostbare reizen, in een jaarlijkschen pelgrims tocht een gewenschte vergoeding waar door zij zeker konden zijn hunne han- delsgenooten te ontmoeten en goede- ren en waren uit alle oorden der we reld bijeen te vinden. Bet was dus een groote vreugde, toen ik, als jongeling van 19 jaar, den 2len Juli 1685 met mijne familie naar de jaarmarkt van Beaucaire toog. Huisvesting vva9 ons door mijn oom Nikolaas toegezegd, en wij vertrokken reeds daags vóór het feest, om er van het begin af bij tegenwoordig te zijn. Ik mende een groote en gemakkelijke char-a-bancs, waarin mijn ouders, m'n jongere broeders en zusters plaats na men, benevens de heer Bourdinave, mijns vaders compagnon, diens twee dochters Madeleine en Gabrielle, en hunne oude dienstbode Alice, die te vens een verre bloedverwante van hen was. Mijn familie en vrienden hielden mij in die dagen voor een knap jongeling, en zeker had ik, in de hoop Madeleine in mijn oog t beminnelijkste meisje ter wereld te behagen, aile zorg aan mijn uiterlijk voorkomen besteed. Ook zij had niet verzuimd zich op te sie ren, zij en hare zuster waren in hare beste kleeding gedost en zagen er frisch als rozen uit. Kortom, allen wa ren in Zondagsgewaad; zelfs ons paar denspan was geheel met linten, strik ken en bloemen overdekt. Mijn vader had vooraf de gewone godsdienstoefening geleid, die ons in een gepaste stemming bracht en diea morgen een weldadigen invloed op ons had. Ik herinner mij, dat hij voorlas uit het 17de Hoofdstuk van Johannes" evangelie: „Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den booze." Na het lezen dezer woorden bad mijn vader: „Hee- re, ik weet, dat deze geliefde kinderen op hun levensweg veel kwaad zullen moeten zien en liooren; maar o, wil Gij hunne harten rein bewaren tegen alle verlokkingen! Beveilig hen met 'n schild van heiligheid en onschuld te gen de giftige pijlen van zonde en on deugd. Bekleed hen in hunne genoe gens en verstrooiingen met een gees telijken maliënkolder tegen allen boo- zen toeleg, opdat zij toegerust zijn te gen alles wat Uw Woord veroordeelt, ja, tegen de zwaarste verzoekingen- Zoo luidden ongeveer mijns vaders eigen woorden; de indruk dien zij op mij maakten, deden ze mij in het ge heugen prenten. En daar de uitlegging van den afgebeden krijgsrok was voor afgegaan, waarbij hij wees op de buig zaamheid er van en hoe hij onzicht baar gedragen werd, is het zinnebeeld mij bijgebleven. Vóór ons vertrek sterkten wij ons met een krachtig ontbijt en reden naar de woning van den heer Bourdinave, waar ik afsprong, om de lachende meisjes bij 't stijgen in de char-a-bancs behulpzaam te zijn. Gaarne had ik Ma deleine een plaat9 naast mij inge ruimd, maar tot mijne teleurstelling werd die door den heer Bourdinave in genomen, en mijn vader nam achter hem op de volgende bank plaats, zoo dat zij tot mijn groote spijt zelfs ge heel onttrokken was. Doch achter mij ziende, mocht ik toch bemerken, dat zij mij zien kon, en dit gaf mij kracht 0111 mijn teleurstelling niet te laten blijken. Zoo togen wij naar de jaarmarkt van Beaucaire. Toen wij het beroemde Romeinsche amphitheater in 't midden onzer stad langs reden, hoorde ik. of schoon het mijn aandacht weinig trok, mijn vader en zijn ouden vriend over de voormalige bestemming van dat gebouw spreken. Ik meende, dat zij eikander herin nerden, dat niet alleen verscheurende dieren, maar Christenen daar oudtijds ter dood gebracht werden tot uitspan ning van hen, die zeiven niet beter dan wilde dieren zich betoonden. Mijn vader drukte daarenboven zijn afkeer uit van de hondengevechten, die daar nog steeds, en dat wel op Zondag, plaats vonden, en hij verbood mij dan ook, er bij tegenwoordig te zijn. „Ik zal mij er voor wachten, vader" ant- woorcföe ik hem, ofschoon weifelend. „Gij zijt een flinke knaap" zeide de heer Bourdinave goedkeurend; „mo gen het Woord Gods en de liefde van Christus steeds in uw hart bewaard blijven!'* (Wordt vervolffd}.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5