NIEUWE LEIDSCHE
COURANT VAN MAANDAG 22 FEBRUARI 1920
TWEEDE BLAD.
WAT DE BLADEN ZEGGEN.
Wie is verantwoordelijk?
Indien er, zegt de T ij d (R. K.) een
kabinet-Limburg komt, dan zal het
nieuwe ministerie spoedig voor de Ka
mer verschijnen en wordt bij een al
gemeen politiek debat de gelegenheid
geboden het licht der openbaarheid te
laten schijnen over veel wat in de af-
geloopen drie maanden in het duister
is gebleven.
Mocht mr. Limburg echter onver
hoopt aan de Kroon de minder pret
tige boodschap brengen, dat hij bij z n
poging op onoverkomelijke moeilijk
heden is gestuit, ook dan heeft de
openbare meening o.i. het recht over
den aard van die moeilijkheden iets
meer te vernemen.
get wordt nu langzamerhand wel
om volledig opening van zaken te
feven.
Na het bedanken van dr. de Visser
is er onzerzijds om meer licht ge
vraagd. Toen verluidde tweeërlei. In
de eerste plaats werd erop gewezen,
dat mr. Marchant alleen de officieel©
briefwisseling beeft openbaar gemaakt
maar van zijn langdurige besprekin
gen met Albarda en mgr. Nolens geen
woord in het publiek heeft medege
deeld. Men kon dr. De Visser derhalve
er geen verwijt van maken, dat hij
aan vertrouwelijk gevoerde besprekin
gen geen publiciteit gaf.
Dit argument lijkt ons niet bijzon
der sterk. Immers het is al heel on
waarschijnlijk, dat dr. De Visser bij
zijn drievoudige poging geen enkelen
„officieelen" brief zou hebben geschre
ven of ontvangen. En bovendien heeft
een kabinetsformateur, die niet slaagt
toch altijd het recht een objectieve
mededeeling te doen omtrent de oor
zaak zijner (in dit geval: drievoudige)
mislukking.
Wij hebben toen op publicatie ech
ter niet te sterk aangedrongen, om
dat er. een tweede reden werd ge
noemd, welke aannemelijker was. Vol
gens geruchten in de pers zou Dr. de
Visser het pad voor mr. Limburg heb
ben geëffend en publicatie over de
mislukking van den christ.-histori-
scben formateur zou de kansen van
zijn vrijzinnig-democratischen opvol
ger kunnen verminderen.
Hierover kunnen buitenstaanders
niet oordeelen en de critiek moest dus
zwijgen.
Maar wanneer mr. Limburg be
dankt, is er ook voor dit argument
geen plaats meer.
De openbare meening heeft 't recht
te vragen, dat èn Dr. de Visser èn mr.
Limburg zullen mededeelen, waarom
z,ij hun langdurige pogingen niet tot
een goed einde konden brengen.
De verantwoordelijkheid voor den
langen duur der crisis moet nu ein
delijk eens komen vast te staan.
Daarom, kaarten op tafel a.u.b.l
Tweeërlei moraal.
In het prae-advies van de vereeni-
ging voor de Staathuishoudkunde en
Statistiek over het vraagstuk „Loons
verlaging en herstel" heeft Dr. Gou-
driaan, de bekende S.D.A.P.'er, de me
de-samensteller van set socialisatie-
rapport, de staking en uitsluiting ge
noemd „wapenen der barbaren."
Hij beeft daarmede de consequentie
van de S.D.A.P. inzake politieke ont
wapening willen voortzetten op het
economisch terrein.
Inderdaad aldus de „Bazuin"
de ontwapeningsleuze, de vredes-idea-
alen moeten dan ook op het terrein
van bet economisch leven worden
overgebracht.
De bekende Marxist Kuyper komt
tegen deze uitspraak van Goudriaan,
in het, populair-wetenschappelijk bij
voegsel van Het Volk op.
Hij aanvaardt dit in geen enkel op
zicht, en geeft daarbij weer eens dui
delijk de oude revolutionaire leer *van
de dubbele moraal aan.
De staking en uitsluiting, zoo zegt
hij, staan niet gelijk. Zijn andersoor
tig.' De eerste is een strijdmiddel van
een ondergaande klasse, de andere,
het wapen eener opkomende klasse.
Als twee hetzelfde doen, dan is het
niet hetzelfde. Uitsluiting is meestal
een barbaarsch middel, omdat het 'n
barbaarsche maatschappij moet besten
digen. Staking niet, want zij wil ons
van een barbaarsche maatschappij
verlossen.
Omdat het belang van een opkomen
de klasse met het algemeen belang
samenvalt, krijgt haar actie een zede
lijke wijding.
Dit is weer de dubbele moraal ten
voeten uit.
Wat voor een partij barbaarsch heet,
is voor den ander een zedelijk gewijd
middel.
Het doel heiligt de middelen.
Deugd en ondeugd wisselen stui
vertje.
Deze moraal heeft ook in Rusland
haar triomphen gevierd.
Deze toepassing brengt na de ontwa
peningsactie de sterkst mogelijke be
wapening der revolutionaire bewe
ging.
Het brengt voor deze dan den vrij
brief van geweld en machtsmisbruik.
Deze tweeërlei moraal wordt nog
steeds niet verlóochend.
Komt Colijn terug?
Aan een hoofdartikel in „De Maasbo
de" is het volgende ontleend.
Komt Coltin met zjjn getrouwen te
rug?
Of liever, moeten hij en ztjn colle
ga's blijven zitten, omdat er geen ge
zelschap komt opdagen, bereidom de
zetels over te nemen? Als men iets van
de politieke atmosfeer verstaat, dan
voelt men aan alles, dat een terugkeer
van Colijn de eenige oplossing is.
Zoo kunnen wij nu al wel, ofschoon
Mr. Limburg nog steeds met ztin wa
gentje vol ministersportefeuilles naar
liefhebbers zoekt, rekenen op misluk
king van deze zooveelste poging tot
kabinetsformatie.
Moet Mr. Dresselhuys daarna veer
tien dagen het genoegen hebben met
evenveel gewicht en met evenveel suc
ces als de heer Limburg de pose van
kabinetsformateur te voeren? Alles vin
den wij tegenwoordig in ons lieve va-
derlanu best.
Met een glimlach van welwillende ver
hazing zullen wij elke nieuwe poging
maar weer aanzien.
Alles zal dienen, om datgene, wat
toch wel het onmogelijkste scheen in
November des te steviger te motiveeren.
Alle gedoe van Marchant en anderen
leidt er zoo toe, dat zij hun gehaten
Colijn weer zien verschenen, alleen
wat machtiger dan tevoren, minder af
hankelijk althans van het Parlement
dan vóór n November.
Met een breeden satyrsgrijns kan men
dien afloop begroeten, wie zal de iiar-
rekap eens opzetten om Mr. Marchant
den bitteren humor van dit verlOopw der
crisis te doen begrijpen?
Inmiddels wordt het dan tijd, dat wij
na maanden lang aan politiek te heb
ben gedaan, weer eens aan staatkunde
denken.
Van een zuiver coalitie-kabinet is et
dan geen sprake meer* maar toch staat
het kabinet-Colijn er dan niet ver van
af.
Wat zou er voor reden bestaan, waar
oin het program, in September opge
steld, niet rustig en zakelijk zou wor
den heropgevat en ontwikkeld?
Voor ons, Katholieken, die op de
terugkomst van het Kabinet-Colijn niet
hebben aangestuurd, maar die toch
waarlijk niet kunnen helpen, dat de an
dere neeren zoo machteloos zijn en
toch maar kabinetten ten val brengen,
voor ons verandert de positie dan wel
niet in hoofdzaak, maar wel ontstaat
er een nuance met onze vroegere po
sitie.
Die nuance wordt veroorzaakt door
een grootere mate van zelfstandigheid,
door mindere gebondenheid aan het ka
binet.
Onzerzijds mag men dan ook bij een
tweede kabinet-Colijn vrijmoediger mot
wenschen* aankomen dan het geval was
bij feet eerste kabinet.
En drukte ons blad in September de
verwachting uit van een even frisch
als kloek regeerbeleid, dan vinden wij,
als straks het kabinet-Colijn terugkeert
meer vrijmoedigheid dan tevoren om
denzelfden wensch voor te dragon.
Daarbij komt, dat thans de tijden,
dank zij het beleid van Colijn, financieel
gunstig afsteken bij het verleden.
In zooverre zou het lot wel Zfeer
rechtvaardig zijn, indien aan Colijn
thans voorbehouden werd die betere
politiek te brengen, waartoe betore fi-
ilanciën iri staat stellen,
KERK EN SCHOOL,
Dr. K. Dijk.
Naar de „N. H. Crt." verneemt, heeft
Dr. K. Dijk, predikant der Geref. Kerk
van Den Haag-West, uit Amerika het
verzoek ontvangen uit Geref. kringen
om in October en November a.s. in
Grand Rapids, Chicago, en andere plaat
sen popuiair-wetenscnappelrjke lezingen
te willen komen houden.
Het blad heeft zich tot Dr. Dijk ge
wend, die mtcLdeelde, dut iiü te., aa.z en
van deze uitnoouiging nog geen beslis
sing heeft genomen.
Predikant-Kamerlid.
Het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid
Holland heeft in zijn laatste vergaaer.ng
bij de behandeling van een aanvraag
van een, wegens net aanvaarden van
het lidmaatschap der Tweede Kamer,
eervol ontslagen predikant bij de i\eu.
Herv. Kerk, om de bevoegdheid van
emeritus predikant (zie art. 7 Kegl. op
de Vacatures en Art. 20 van het Alg.
Regl. en Art. 21 Regi. voor de Kerke-
raaen), de twijfel geopperd of iemand,
die tot een geheel anderen staat des
levens overgaat, wel dat recht kou wor
den toegekend, doen daar andere Prov.
Kerkbesturen die bevuegdmetiü in soort
gelijke gevallen wéi toer^metn, gemeen^
dat reent den aanvrager nu niet te kun
nen ontnouden. Men voelae, daar con
tact tusscnen de verschillende Prov.
Kerkbesturen in deze ondoenlijk is, de
behoefte aan een uniforme regeling,
wil men niet het al of niet toekennen
dier bevoegdheid afnankelpk z.en ge>-
maakt naar gelang van net bestuur,
waar de aanvrage gescniedt.
Aan de Algemeene üynode is daarom
naar de Ned. meldt* voorgesteld om
het toekennen dier cevoegdneid niet
meer te laten aan de Prov. KerkDCf
stiiren, doen daar uniiorme regeling ge
wensent is, dit te geven aan de Algem.
Synodale Commissie, genoord het x rov.
Kerkbestuur, waaronder de aanvrager
ressorteert en 't Classicaal Bestuur, on
der welks toezient hij staat. Aangege
ven is bij dat voorstel, ingediend bij de
Synode, welke artikelen in de Regle
menten dienen te vervallen of gewijzigd
en aangevuld, terwijl een toelichting
het geheel vergezelt.
Ds. J. L. Pierson.
Ds. J. L. Pierson Hz., predikant bij
de Ned. Herv. Gemeeate te Groningen,
herdacht gisteren den uag, waarop hij
40 jaar geleden te HaLe ue evangeiie-
obediening aanvaardde. Na tot 1890 in
die gemeente werkzaam geweest te zijn,
vertrok hjj naar Hengelo (G.), bleef
aldaar tot 1909, toen hp het beroep naar
Groningen aannam, waar nri 20 juni
van dat jaar bevestigd werd.
De Pensioenraad der Ned. Herv. Kerk.
Bovengenoemde raau heen ia het
„Weekbi .der Ned. Herv. Kerk bekend
gemaakt, dat het aantal predikanten, dat
aan de verplichting tot deelneming aan
het 1 Pensioeiuonds heeft voldaan door
den eersten termijn der premie te beta
len, met inbegrip dergenen, die vrpwil
lig deelnemer zijn geworden op heden
6^9 bedraagt, terwijl nog een honderd
tal postkwitanties onderweg zijn.
Het gezamenlijke bedrag der door hen
verschuldigde 'jaarpremies bedraagt
f 142.500. Hiervan is bij eersten termijn
f 64.000 betaald.
Daar het ontwerpen van een vignet
eenigen tijd verder., zal het nog wel een
poosje duren, aivorens de polissen ver
zonden zullen worden. Dit kan echter
niet van invloed zijn op de uit premie
betaling voortvloeiende pensioenrechten
Diensttijd als assistent.
Door de onuerwpzers^rganisaties
wordt er op aangedrongen, den diensttijd
als asssitent met onderwijsakte te noen
meetellen voor het bewijs van tweeja
rige werkzaamheid, hetwelk noodig is
om tot het examen voor de akte van
hoofdonderwijzer te kunnen worden toe
gelaten.
BINNENLAND.
DE CRISIS EN DL BEGROOTING.
De „M aas bode" bevat een artikel
van den parlementairen medewerker
over de Kabinetscrisis, waaruit blijkt
dat er kans bestaat een spoedige op
lossing van de crisis te verwachten.
In het Kabinet zullen ook een paar
Katholieken zitting nemen.
„Intusschen, vervolgt de schrijver,
heeft de crisis het land in een impas
se gebracht. Reeds bij de bespreking
van het voorstel der S.D.A.P op 18 de
zer wezen we op den fatalen datum
van 30 April, die de Kamer zou nood
zaken toch spoedig bijeen te komen en
waarbij er volop gelegenheid zou zijn
over de crisis te spreken.
Is de begrooting van het nieuwe jaar
op 31 December niet aangenomen, dan
kan nog vier maanden worden door
gegaan met betaling volgens de oude
begrooting, maar dan is het gedaan.
Een toestand zooals we nu hebben is
nooit voorzien. Kans, dat de begroo
ting voor 30 April door 2e en le Ka
mer wordt afgehandeld, bestaat er
niet.
Naar wij vernemen, zal daarom bin
nen enkele dagen een wetsontwerp in
gediend worden, waarbij de termijn
van vier maanden wordt verlengd tot
een jaar.
Dit komt dus feitelijk hierop neer,
dat de begrooting voor 1925 ook zal
gelden voor 1926.
De crisis kap. rustig voortduren,
voor de financiën is immers gezorgd.
Als Mr. Limburg dus niet 9laagt. kan
de beer Dresselhuys zijn kans krijgen,
waarvoor hij zich beeft aangemeld,
zonder zelfs bevreesd te wezen gebon
den te zijn door den termijn van twee
weken, waarin hij het nationale mi
nisterie gevormd zou hebben.
De vraag is nu nog, of dit wetje al
leen gelden zal voor dit jaar, of dat
het een blijvend karakter zal dragen
en tevens hoe in de belasting-inning
zal worden voorzien. Het is een be
kende strijdvraag of men verplicht is
belasting te betalen, als de wet op de
middelen niet is aangenomen.
In alle geval blijkt hieruit, dat ook
al bad de S.D.A.P, haar voortstel tot
kamerontbinding niet ingediend, de
Kamer toch begin Maart bijeen zou
zijn gekomen om dit wetje te behan
delen en daarbij de crisis in vollen om
vang te bespreken.
Intusschen wachten we de gebeurt e
nissen van deze week, die een zeer be
langrijke dreigt te worden in de crisis
maar weer af. Van betgeen er dan om
trent de oplossing bekend zal worden
zal bet ook afhangen, wie dat wetje in
de Kamer verdedigen zal.
We naderen een van de hoogtepun
ten in deze crisis.
DE KABINETSCRISIS.
Een manifest van het partijbestuur
van de S.D.A.P.
Het Partijbestuur van de S.D.A.P,
heeft het initiatief van de soc.-dem.
Tweede Kamerfractie ondersteund,
door tot het Nederlandsche volk een
manifest t.e richten, waarin na allerlei
snorkerij over „de reactionaire poli
tiek van Colijn" betoogd wordt, ^dat
terugkeer van het Kabinet Colijn wel
zou zijn in bet belang van de S.D.A.P.
maar in strijd met de democratische
gedachte.
Daarna vervolgt het manifest:
De tegenwoordige samenstelling der
Tweede Kamer heeft herziening noo
dig. In de crisis is gebleken, dat uit
die Kamer, door den onwil zoowel als
door de onmacht van de rechtsche
partijen, geen parlementaire regeering
te vormen is.
De rechtsche coalitie, die 11a de ver
kiezingen van 1925 nog een regeering
kon vormen, is uit elkaar gevallen
Een democratische coalitie kon niet
gevormd worden, omdat de katholieke
partij onder allerlei voorwendsels wei
gerde daartoe mede te werken.
Het volk moet in de gelegenheid ge
steld worden zijn oordeel over de hou
ding dezer partijen in de crisis uit te
spreken.
De kiezers moeten gelegenheid heb
ben voor de totstandkoming van eeij
nieuwe parlementaire meerderheid te
zorgen.
Wel is waar hebben pas acht maan
den geleden verkiezingen plaats gehad
maar er is sedert dien tijd veel ge
beurd, waarover de Kamer aan «le
kiezers rekenschap verschuldigd is
Er zijn ernstige redenen^om aan te
nem-m, dat de tegenwoordige Kamer
de gevoelens van het volk niet meer
vertegei 1 woordigt.
Wordt de gezantschapspost, die op
het program staat om welke motieven
ook, verworpen, dan zullen ze nu niet
op kunnen staan, maar zullen moeten
blijven zitten, daar het kabinet extra
parlementair is, dus niet gebonden aan
partijen,
Daarom moet de Kamer worden ont
bonden. De kiezers moeten de gelegen
heid hebben een Kamer te kiezen, die
de gevoelens des volks wèl vertegen
woordigt.
Het Rijksmerk voor honing.
Nader deelt „De Rsb." nog mede, dat
de organisaties van producenten bij de
regeering er op aangedrongen hebben
om over te gaan tot het invoeren van
een rijksmerk voor honing.
Wel is er reeds het Honingbesluit,
gegrond op de Warenwet, waarbij de
keuringsdiensten de controle op den
horing hebben, doch hierbij is het niet
mogelijk vast te stellen, of de honing
uit het buiten- of binnenland komt.
Er is thans reeds een commissie
werkzaam gesteld, bestaande uit de
heeren ir. Minderhoud, ir. Bemelmans
Jurling Beek en mr. Spitzen, welke de
zaak nader zal onderzoeken, waarna
een definitief plan den minister zal
worden aangeboden.
De Kanselarijstijl.
Zoo heeft dan, constateert het „Utr.
Dagblad" tante Pos van de apenklier
gesnoept en is zij de eerste van al de
zeer degelijke, zeer oude administra
tieve dames die, verjeugdigd, met amb
telijke pagehaar en korte rokken ver
schijnt.
Het blad doelt op de aanschrijving
bij de ambtelijke briefwisseling zich te
ontdoen van alle bizondere versierse
len. De Hoogedelgestrengen, Hoogwel-
geborenen, Weledelgestrengen, Wel
edelgeborenen, Weledelzeergeleerden
worden naar het postaal panopticum
gebracht, en wij zullen in den vervolge
alleen met meneeren, mevrouwen en
mejuffrouwen te maken krijgen bij de
post. Wellicht verdwijnen, eer wij tien
jaar verder zijn, ook deze laatste over
blijfselen eener ingewikkelde litula-
tuur en'zullen wij dan te doen krijgen
met naakte namen.
„Het is" schrijft het blad, „een ïee-
ken des tijds, dat aandacht veidient.
Wij reizen allemaal allang in de der.le
klasse, wij maken geen visites en wij
houden geen gezellige avondjes meer.
Wij schrijven niet meer met ganzeve-
deren, maar tikken onze brieven met
de schrijfmachines. Het leven verde-
mokratizeert en verzakelijkt. De amb
tenarij was het laatste plechtanker
der deftigheidsoverlevering. Maar nu
ook deze ons begeven gaat!
Met welk een reusachtige snelheid heb
ben de levensvormen zich in de laat
ste tien jaar gewijzigd! Ons heugt n vg
de tijd, waarin een ambtelijke nota
aan een minister of zelfs, maar aan 'n.
secretaris-generaal, beëindigd werd
met de volgende conclusie: Uwe Ex
cellentie (c.q. U, Hoogedelgestreng-')
zou kunnen goedvinden Hare aan
dacht te schenken aan de onderwerpe-
lijke aangelegenheid. Met welke ver
vrouwelijking de zich in het stof bui
gende ambtenaar geenszins bedoelde,
dat de onderwerpelijke aangelegen
heid bij koffiekan en babbelaar be
hoorde te worden afgedaan, maar
waarin de onaantastbaarheid van
waardigheden en functies werd vast
gesteld.
Wij hebben er nu mee afgedaan, en
het is aan den eenen kant maar goed
ook. Er blijkt uit. dat wij het leven te
ernstig oordeelen voor pietluttigheden.
Zoo vele waardigheden zijn er in d-*n
laatsien tijd getuimeld, dat de geest
der waarheid over ons vaanlig wprJt.
En zoo kort wordt het leven, «lat tel-
kendage met meer nieuwe problemen
ons omstapelt, dat wij den tijd gaan
missen om zelfs het woord Hoogedel
gestrenge uit te spreken. Het strevn
van de po9t is een streven naar effi
ciency. En hier gaat de vereenvoudi
ging nu eens niet gepaard met aantas
ting van schoonheid, maar met ©-mi
wegruiming, die al zoolang ons volk in
zijn veerkrachtigen voortgang he^ft
belemmerd
Toch heeft het opgeven der onder
scheidingen bij al zijn voordeel ook
een schaduwkant. In vroeger dagen
FEUILLETON.
Uit nood en dood gered
i)
HOOFDSTUK I.
De jaarmarkt vam Beaucaire.
Welk een toover kracht lag er in m'n
jeugd enkel in het uitspreken der
woorden: de jaarmarkt te Beaucaire!
Beaucaire Vigt slechts een tiental
mijlen van Nl'mes af; het was dus niet
te verwond/eren, dat er mij veel van
ter oore kwam. Nochtans had in dien
tijd deze wereldberoemde jaarmarkt
reeds veel verloren van den overwe
genden invloed op den algemeenen
gang der handelszaken* dien zij in
vroeger tijd bezat, toen zij Frankrijks
grootste marktplaats was niet alleen,
maar die zelfs van de geheele beschaaf
de wereld.
Hoe gretig luisterde ik naar mijns
grootvaders levendige beschrijving der
groot© karavanen van rijke kooplie-
den^ zich vereenigend tegen vermetele
roqrvers, die, in hinderlaag geplaatst,
gereedstonden zich van hun rijke koop
waren machtig te maken en menigeen
van hen als gevangene weg te voeren,
om hen niet dan tegen hoog losgeld
te ontslaan!
Wat wist mijn grootvader al te ver
balen van de onafzienbare treinen
jnuilezels. beladen met de kostbaarste
zijden stoffen, kleederen, wollen en ge
weven goederen en allerlei pelswerk
uit Montpellier, Narbonne, Toulouse
en andere plaatsen. Dat alles was naar
Beaucaire op weg tegen den dag van
het St. Magdalenafeest, waarop de
jaarmarkt 'begon.
Tegen dien tijd waren de wegen over
dekt met reizigers, de stad opgepropt
met vreemdelingen, geen logies was
er dan meer te krijgen. De winkels
stalden al hun voorraad uit, gastvrij
heid werd op onbekrompen wijze ver
leend, oude vrienden ontmoetten el
kander, huwelijken werden tusschen
hunne kinderen beraamd, handels
overeenkomsten gesloten en wissels ge
woonlijk tegen de jaarmarkt van Beau
caire betaalbaar gesteld. Ontzaglijk
was de toevloed der bezoekers van het
begin tot 't sluiten der jaarmarkt;
steeds waren er omstreeks 100.000
vreemdelingen tegenwoordig.
Welk een indruk zulk een levendig
schouwspel op de jeugd maakte, is
licht te beseffen, terwijl voor de oude
ren de jaarmarkt de kroon moest zet
ten op een geheel jaar van hun handel
en bedrijt Zij, die van verre kwamen,
vonden, bij slechte wegen en kostbare
reizen, in een jaarlijkschen pelgrims
tocht een gewenschte vergoeding waar
door zij zeker konden zijn hunne han-
delsgenooten te ontmoeten en goede-
ren en waren uit alle oorden der we
reld bijeen te vinden.
Bet was dus een groote vreugde,
toen ik, als jongeling van 19 jaar, den
2len Juli 1685 met mijne familie naar
de jaarmarkt van Beaucaire toog.
Huisvesting vva9 ons door mijn oom
Nikolaas toegezegd, en wij vertrokken
reeds daags vóór het feest, om er van
het begin af bij tegenwoordig te zijn.
Ik mende een groote en gemakkelijke
char-a-bancs, waarin mijn ouders, m'n
jongere broeders en zusters plaats na
men, benevens de heer Bourdinave,
mijns vaders compagnon, diens twee
dochters Madeleine en Gabrielle, en
hunne oude dienstbode Alice, die te
vens een verre bloedverwante van hen
was.
Mijn familie en vrienden hielden mij
in die dagen voor een knap jongeling,
en zeker had ik, in de hoop Madeleine
in mijn oog t beminnelijkste meisje
ter wereld te behagen, aile zorg aan
mijn uiterlijk voorkomen besteed. Ook
zij had niet verzuimd zich op te sie
ren, zij en hare zuster waren in hare
beste kleeding gedost en zagen er
frisch als rozen uit. Kortom, allen wa
ren in Zondagsgewaad; zelfs ons paar
denspan was geheel met linten, strik
ken en bloemen overdekt.
Mijn vader had vooraf de gewone
godsdienstoefening geleid, die ons in
een gepaste stemming bracht en diea
morgen een weldadigen invloed op ons
had. Ik herinner mij, dat hij voorlas
uit het 17de Hoofdstuk van Johannes"
evangelie: „Ik bid niet, dat Gij hen uit
de wereld wegneemt, maar dat Gij hen
bewaart van den booze." Na het lezen
dezer woorden bad mijn vader: „Hee-
re, ik weet, dat deze geliefde kinderen
op hun levensweg veel kwaad zullen
moeten zien en liooren; maar o, wil
Gij hunne harten rein bewaren tegen
alle verlokkingen! Beveilig hen met 'n
schild van heiligheid en onschuld te
gen de giftige pijlen van zonde en on
deugd. Bekleed hen in hunne genoe
gens en verstrooiingen met een gees
telijken maliënkolder tegen allen boo-
zen toeleg, opdat zij toegerust zijn te
gen alles wat Uw Woord veroordeelt,
ja, tegen de zwaarste verzoekingen-
Zoo luidden ongeveer mijns vaders
eigen woorden; de indruk dien zij op
mij maakten, deden ze mij in het ge
heugen prenten. En daar de uitlegging
van den afgebeden krijgsrok was voor
afgegaan, waarbij hij wees op de buig
zaamheid er van en hoe hij onzicht
baar gedragen werd, is het zinnebeeld
mij bijgebleven.
Vóór ons vertrek sterkten wij ons
met een krachtig ontbijt en reden naar
de woning van den heer Bourdinave,
waar ik afsprong, om de lachende
meisjes bij 't stijgen in de char-a-bancs
behulpzaam te zijn. Gaarne had ik Ma
deleine een plaat9 naast mij inge
ruimd, maar tot mijne teleurstelling
werd die door den heer Bourdinave in
genomen, en mijn vader nam achter
hem op de volgende bank plaats, zoo
dat zij tot mijn groote spijt zelfs ge
heel onttrokken was. Doch achter mij
ziende, mocht ik toch bemerken, dat
zij mij zien kon, en dit gaf mij kracht
0111 mijn teleurstelling niet te laten
blijken.
Zoo togen wij naar de jaarmarkt
van Beaucaire. Toen wij het beroemde
Romeinsche amphitheater in 't midden
onzer stad langs reden, hoorde ik. of
schoon het mijn aandacht weinig trok,
mijn vader en zijn ouden vriend over
de voormalige bestemming van dat
gebouw spreken.
Ik meende, dat zij eikander herin
nerden, dat niet alleen verscheurende
dieren, maar Christenen daar oudtijds
ter dood gebracht werden tot uitspan
ning van hen, die zeiven niet beter
dan wilde dieren zich betoonden. Mijn
vader drukte daarenboven zijn afkeer
uit van de hondengevechten, die daar
nog steeds, en dat wel op Zondag,
plaats vonden, en hij verbood mij dan
ook, er bij tegenwoordig te zijn. „Ik
zal mij er voor wachten, vader" ant-
woorcföe ik hem, ofschoon weifelend.
„Gij zijt een flinke knaap" zeide de
heer Bourdinave goedkeurend; „mo
gen het Woord Gods en de liefde van
Christus steeds in uw hart bewaard
blijven!'*
(Wordt vervolffd}.