CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN
Oit nummer beslaat uil TWEE Bladen.
EERSTE BLAD.
Belangrijkste nieuws in dit Hummer.
6e JAARGANG
DINSDAG 16 FEBRUARI 1926
NUMMER 1749
LEIDSGHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaalI 2.50
Per week i 0.19
Franco per post per kwartaal 1 2.90
BUREAU: Hooigracht 35
Leiden
Tel. 1278, Postgiro 58936
Postbox 20
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone advertentiën per regel 221/« cent
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarieL
Bij contract, belangrijke reductie.
Kleine advertentiën bij vooruitbetaling
van ten hoogete 30 woorden, worden dage-
lijks geplaatst ad 40 cent
Opheldering gewenscht.
De „iM Oder lander'' geeft nogeens oen
uitvoerige uiteenzetting van het stand
punt der Christel. Hist. Unie ten op
zichte van het gezantschap hij den
Paus en de crisis die daarmede in ver
hand staat.
Het hlad .betoogt, dat de Kamer
fractie trouw is gebleven aan het Chr.
Hist, program waarin het heet, dat
Nederland in overeenstemming met
de historische ontwikkeling van het
Christendom op Nederlandschen bo
dem bestuurd moet worden als een
Christelijke st.aat in Protestantschen
zin.
En het voegt daaraan toe, dat waar
het hier een stuk van haar beginsel
raakt, er bij de Christel. Hist. Unie
van transigeeren geen sprake kan zijn.
Zij zou dan haar levensbeginsel ver
liezen.
Wie ook aldus het blad kun
nen meewerken tot het herstel van
het gezantschap bij het Vaticaan.
van een Christelijk Historisch Volks
vertegenwoordiger is dat zeker niet
te verwachten.
En het voegt daaraan nog toe:
„De Christelijk-Historischen konden
en mochten op 1 November 1925 niet
anders handelen dan zij gehandeld
hebben. Zij konden niet, krachtens
liet protestantsch beginsel, dat hun
gansche politiek beheerscht zij
mochten niet, wegens geheel hun
politiek verleden van vele jaren, waar
op het vertrouwen, door een groot deel
des volks in hen gesteld, wa3 gegrond.'
Dat is heel duidelijk gezegd.
En zooals wij reeds vroeger op
merkten wanneer principieele
bezwaren aan de orde komen, wan
neer het gaat om een gewetens
kwestie, dan behoort men daar
voor uit den weg te gaan.
Maar nu rijzen hier toch moeilijk
heden en het zou aanbeveling ver
dienen, indien de „Nederlander'-' ons
daaromtrent uit den droom wilde hel
pen.
Het heet hier te zijn een onafwijs
bare eisch van het beginsel der Unie
dat ten opzichte van het gezantschap
niet getransigeerd wordt.
Doch nu is het bekend, dat de hee-
ren Schokking en de Geer geen be
zwaar hadden in een kabinet, dat het
gezantschap wenschte te handhaven,
zitting te nemen. Afschaffing van het
gezantschap is door hen niet als voor
waarde gesteld.
En daarna heeft men kunnen zien
hoe Dr. de Visser, die daarbij den
steun had van Dr. de Geer, pogingen
heeft'.gedaan tot oplossing van de cri
sis. met behoud van het gezant
schap.
Moet daaruit nu worden afgeleid,
dat deze mannen dus gehandeld heb
ben in strijd met het Christelijk His
torisch beginsel? Maar dat kan van
personen, die nog steeds in de Unie 'n
Vertrouwenspost bekleeden en tot hare
leiders behooren de heer de Visser
is hoofdredacteur van de „Nederlan
der" en voorzitter van de C.H. Kamer
fractie toch niet worden aangeno
men.
De „Nederlander" tracht zich hier
van af te maken door te zeggen, dat
het niet zal gelukken een wigge in de
Unie te drijven, maar dat is hier de
zaak niet.
Wanneer wij op deze dingen de aan
dacht vestigen, dan is dat geen pogen
om een wigge te drijven, maar om hel
derheid te krijgen.
Laat de „Nederlander" eena trach
ten duidelijk te maken hr.e het moge
lijk is dat afschaffing van het gezant
schap als eisch van het Chr. Hist, be
ginsel wordt geponeerd, waarmede on
der geen beding mag worden getran
sigeerd* terwijl tegelijkertijd leidende
figuren in de Unie geen principieel be
zwaar hebben zulk een gezantschap
met. hunne verantwoordelijkheid te
dekken en zelfs middelen heramen om
het gezantschap, zij 't in eenigszins ge-
wijzigden vorm te behouden.
Woord gehouden.
Toen B. en W. op 16 December van
het vorige jaar met een voorstel kwa
men om de rente van de bouwvoov-
schotten van sommige, woningcom
plexen te verlagen, wat een niet onbe
langrijke huurverlaging beteekende,
werd daarbij de toezegging gedaan,
dat zoo spoedig mogelijk, misschien
reeds ria enkele maanden, verder strek
kende voorstellen zouden worden in
gediend.
Van Sociaal-Democratische zijde
werd toen van de gelegenheid gebruik
gemaakt een hooger bod te doen en
voorgesteld, de rente inplaats van op
51 te bepalen op 5 pet. welk voorstel
teen met kleine meerderheid werd aan
genomen.
Ged. Staten maakten eenwei, zooals
te voorzien was, bezwaar, omdat nog
niet vaststond, dat inderdaad tegen
dit rentetype geleend zou kunnen wor
den, waarna het oorspronkelijke voor
stel van B. en W. werd aangenomen
en uitgevoerd.
Thans echter heeft den Raad reeds
een voorstel bereikt, waarbij de be
lofte van 16 December volkomen wordt
ingelost. Wordt het voorstel van B. en
W. aangenomen, dan kan de rente van
deze woningblokken worden gebracht
op 5 pet. wat voor de betrokkenen een
huurverlaging van 2060 cent per
week beteekent.
Het „Haagsche Volk" inplaats van
dit toe te juichen, komt nu betoogen,
dat het wonderlijk aandoet dat B. en
W. nu met een voorstel komen waar
tegen zij aanvankelijk bezwaar maak
ten. Zoo wordt, zegt het blad, het ver
worpen voorstel-Dubbeldeman toch
uitgevoerd, waaraan dan de opmer
king wordt toegevoegd dat nu weer
duidelijker dan ooit in het licht treedt
hoe voorstellen van Soc. Dem. zijde
steeds worden vermoord, omdat ze
van die zijde komen, ook al" zijn ze
voor uitvoering volkomen vatbaar.
Wij willen gaarne aannemen dat het
voor de Soc. Dem. propaganda ge
wenscht is een dergelijke voorstelling
van zaken te geven.
In overeenstemming met de wer
kelijkheid is ze echter niet. Wat
B. en W. hier voorstellen is niet in
strijd met de houding, aanvankelijk
door hen aangenomen en hier is ook
geen sprake van de uitvoering van
een op 21 December door den heer
Dubbeldeman ingediend voorstel,
maar eenvoudig de inlossing van een
door B. en W. zelf gedane toezegging.
Het initiatief voor de nu in uitzicht
gestelde huurverlaging is evenals de
onlangs toegestane verlaging, niet^uit-
gegaan van de Soc. Democraten, maar
van Burgemeester en Wethouders#
B. en W. hebben hun woord gegeven
en ze hebben het ook gehouden,
STADSNIEUWS.
Naar aanleiding van het Invitatie-con
cert van den heer J. Hovy.
In'een lijvig boek „Der Untergang des
Niederlandischen Volksliedes" heeft
Prof. Dr. Wirth een vijftien-tal jaren
geleden de oorzaken trachten aan te
geven, waardoor in Nedèrland, in te
genstelling met zoo veel andere lan
den het volkslied niet meer bloeit. Vele
beschouwingen van Dr. Wirth met hun
meermalen anti-Christelijke tenden-
zen zouden we niet gaarne onderschrij
ven. Maar hierin dunkt hij ons toch
wel gelijk te hebben, dat met het aan
breken van de „Gouden Eeuwde gou
den tijd van het volkslied voorbij gaai
In de latere middeleeuwen was ei
een rijkdom van Kerst- en Paaschiie-
deren, Meiliederen, soldatenliederen,
altijd naar woord en melodie in den
volkstoon geschreven, door het volk
gezongen. In de 16de eeuw komen
Geuzenliederen, liederen van den -op
stand psouter liedekens enz., en dat
waren geen kasplantjes getrokken uit
een dichterlijk brein ergens in een
ivoren toren van eenzaamheid, maar
frissche bloemen, soms misschien wac
stekelig als een duindistel; desniette
min getuigenissen van vol en bloeiend
leven. Aan 't einde der 16de eeuw
bloeit in onverwelkbare schoonheid
het Wilhelmuslied op. In 1G26 ver
schijnt de beroemde „Gedenckclanek"
van Adriaan Valerius.
Van andere zijde schreef Stalpaert
van der Wiele zijn „Geestelijke lof
zangen".
Iedere stad van beteekenis had haar
eigen Liedboek.
Maar als fte tijd van den eigenlijken
vrijheidsstrijd voorbij is, komt de ont
aarding van het lied. De tijd baart
weinig nieuwe frissche vruchten meer
De cultuur bloeit in de hoogere re
gionen der Regenten-families, waar
van de vaderen nog strijders en zwoe
gers waren in levend contact met het
volk. Maar de zonen achten het oubol
lige volkslied beneden zich vanwege
hun door de Renaissance opgepiakt an
tiek vernis. Hun litteraire vertegen
woordigers gaan zich te buiten aan den
import van Grieksche goden met heel
hun Olympisch gevolg en hun nasleep
van arcadische herders en herderin
nen. Men dichtte en zong niet meer uit
vol gemoed maar men besteeg Pe
gasus en reed den Parnassus op.
De hernieuwde en verbeterde uitga-
Ven der Liedboeken uit de tweede
helft der 17 eeuw, zijn niet in alle op
zichten verbeterd: het herderslied be
slaat een groote plaats. Het herders
lied van Ilooft, van Starter, en enkeie
anderen van voor plm. 1650 is dikwijls
frisch als het volkslied, een speelsche
vreugde van, rijm en rhytme. Het aan-
RECLAME.
Heerensingel 34/35. Tel. 1523.
PRIMA KWALITEIT. VERZEGELDE ZAKKEN.
amoureuze lied van Bredero is geheel
in den volkstoon.
Maar in de tweede helft der 17de
eeuw gaat ook deze frischheid, behou
dens bij een enkele, verloren. Het volk
begrijpt niet de symboliek van al dat
arcadische gedoe* en minderwaardige
geesten maken zich onder het mom
van naiviteit schuldig aan geraffineerd
perverse voorstellingen in hun her
dersdicht. Niet ondeugend, of overmoe
dig, of ruw, met toch teere gevoelsac
centen, zooals het oude vrijagelied,
was de latere herderspoëzie.
Het Calvinisme verzette zich er
krachtig tegen en terecht, gelijk blij
ken kan uit tal van synodale besluiten
en plaatselijke verbodsbepalingen van
kerkeraden. Geestelijke liederen bezat
het in menigte, maar op de zuiveiing
en verfrissching van het volkslied
had het weinig invloed, toen de vrij
heidsstrijd goed en wel voorbij was.
De volkscultuur werd te veel van bo
ven opgedrongen door de libertijnsche
regeerende klassen der steden.
De 18de eeuw lijdt in Noord-Neder
land aan overbeschaving; het lied uit
de Middeleeuwen, uit den Geuzentijd,
uit de eerste helft der 17de eeuw, met
zijn teerheid of zijn kracht, wordt
steeds minder gezongen. De krachten
welke leven in de diepe lagen des
volks komen niet meer tot uiting.
Met de Romantiek herleeft in het
buitenland overal liet oude volkslied
en werkt bevruchtend op het scheppen
van nieuwe.
In Nederland wil het niet recht. En
nu in onze twintigste eeuw bespeurt
men tal van pogingen om het volk
wat anders te doen zingen dan van
„Kees, die zich scheren laat" en „de
neef uit Canada". Het wordt wel iets
beter, maar het gaat zoo langzaam.
Verschillende min of meer gelukte
liederenverzamelingen zijn reeds uit
gegeven, maar er is nog zoo veel dat in
de oude 16de eeuw en 17de eeuwsche
„Liedboeken" verborgen ligt. Het is al
tijd een voortreffelijk ondernemen, te
demonstreeren wat er in die oude lied
boeken schuilt, omdat er uitspreekt
het wezen der volksziel! Ons historisch
gevoel van samenhang met het verle
den wordt er door versterkt. Het echte
volkslied, zooals ons voortreffelijk
„Wilhelmus", dat elke natie ons be
nijden mag, is aan geen tijd gebonden.
Maar er is zoo veel schoons geweven
in het gobelin der tradities ,dat in de
herinnering verbleekt is en toch weer
in ouden glans kan worden naar voren
gebracht.
Het is goed de oude volksliederen
en de mooiste kunstliederen weer te
doen zingen, de oude volksmentaliteit
te doen spreken. De geest der oude
liederen kan inspireerend werken op
het Volksgevoel van thans. Zal ons
volk weer een zingend volk worden,
zooals het dat eens was, dan moet met
behoud van het beste uit het oude, liet
lied uit liet heden ontspringen, een
characteristicum, een spiegel zijn van
den tijd.
Het verlangen leeft; en het verlan
gen schept de daad, zooals we gister
avond hebben gehoord bij het Invita
tie-concert van den heer J. Hovy.
Het is in Holland gewoonlijk zóó:
als we clubbei en dwars van de wen-
schelijkheid van iets overtuigd zijn,
dan moeten we toch eerst nog eens
kijken, en eens praten, de schouders
eens ophalen, en nog eens denken, en
nog een praten, en dan na heel veel
hopfdschudden en diepzinnig kijken,
beginnen we eindelijk.
De heer Hovy is, eigenlijk wat on-
Hollandsch, maar dadelijk begonnen
en hij heeft gelijk, want er is genoeg
gedacht en gepraat. Daarvoor komt
hem een woord van hulde toe.
Maar we zouden een verslag schrij
ven.
En dan beginnen we met mede te
deelen, dat de heer Hovy den avond
opende met een woord van dank aan
degenen, die dit invitatie-concert had
den mogelijk gemaakt, aan de solisten,
die belangeloos hun medewerking vci-
leendenen aan het publiek, dat in
grooten getale in de Stadszaal tegen
woordig was. Vervolgens gaf hij het
woord aan den heer Dinger Hattink,
leerling van de tooneelschool, die een
inleiding gaf over de beteekenis van
het oude lied. Tot onzen spijt kunnen
we deze toespraak niet weergeven,
aangezien we slechts fragmenten van
de voordracht midden in de zaal kon
den verstaan, doordat de spreker wat
al te vlug zijn zinnen wegwerkte.
Door een Leidsch a capella-koor on
der directie van den heer Hovy, een
koortje waarvan het damesmateriaal
over 't algemeen zeer goed was, hoor
den we vervolgens een vrij groot aan
tal liederen, de meeste uit de eerste
helft der 17de eeuw, uit den tijd, dat
het volkslied nog. niet aan het verwor
den was. Vóór de pauze liederen van
ernstigen aard, godsdienstig of betrek
king hebbend op den bevrijdingsstrijd
Na de pauze herdersliederen en meer
boertige liederen. Verreweg de meeste
dezer nummers zullen den toehoorders,,
onbekend zijn geweest, maar uit alle
proefde men den echt oud-holland-
schen geest. Wij mogen den heer Hovy
dankbaar zijn, dat hij ons in kennis
heeft gebracht met verschillende lie
deren van Starter, waarvan wij de mu
zikale bewerking, meestal zeer sugges
tief, niet kenden; dat wij hoorden een
mooi Valeriuslied „Op den Zeeslag van
Rammekens"; „In tegenspoed en lij
den", van Krul; „Jezus' voorbeeld",
van J. van Lodensteyn. Deze en derge
lijke nummers zullen zeer zeker dank
baar overgenomen worden door kunst-
vereenigingen die den a capella-zang
beoefenen.
Ook de keuze uit de meer wereld-
sche liederen was niet ongelukkig. Wij
hebben er met belangstelling mee ken
nis gemaakt.
De sopraan-soliste Mevr. Gazenbeek
—Den Hartog uit Den Haag zong een
viertal nummers, waarvan vooral na
de pauze „Astraea's Machts" van Star
ter en „Sang" van P. C. Hooft haar
zeer goed lagen.
Van den baryton W. A. Segboer uit
Den Haag hoorden we eveneens enke-
le% solonummers.
Beiden werden verdienstelijk bege
leid door Mej. C. M. de Haas, die te
vens een vertolking gaf van Swee-
linck's Variaties.
Alles te zamen genomen zijn we er
van overtuigd, dat deze avond, die
ons in contact bracht met de ziel on
zer zingende voorvaderen,hier in Lei
den haar uitwerking niet zal missen.
Maar er zal nog heel veel gedaan
moeten worden om de kennis van het
Oud-Holl. lied algemeen en zoo al
gemeen vruchtbaar te maken, dat de
hebbelijkheid voor ellendige en zin-
looze straatdeunen uit den volksaard
verdwijnt. Daartoe opene de Heer
Hovy ons nog verder de schatkame-
ren van het verleden.
Ouderavond.
Donderdag a.s. des avonds om 8 uur
zal aan de opleidingsschool aan de
Hoogl. Kerkgracht, uitgaande van :1e
Geref. Schoolvereeniging een ouder
avond worden gehouden. De heer
Willemze hoopt dien avond een refe
raat te houden over het onderwerp:
„Twee tóch één!"
In de pauze wordt thee rondgediend
en zal gelegenheid worden gegeven het
werk der leerlingen te bezichtigen.
Centrale Wijkarbeid.
Wij vestigen de aandacht onzer le
zers op de in dit nummer voorkomen
de advertentie betreffende een kunst
avond voor Centralen Wijkarbeid op
Vrijdag 17 Februari, waarbij door den
heer E. Goudsmit (declamatie) en de
dames S. Veenenbos (soliste), C. M. de
Haas (pianiste) en M. M. Veldhuyzen
(violiste), medewerking zal worden
verleend.
Na wat Ds. Groot Enzerink hierover
in ons nummer van Februari schreef,
kan een nadere aanbeveling als over
bodig worden beschouwd.
De Zandstraal.
Het droge zand moge in de wereld
der rethoriek als regel in een weinig
verheven beteekenis genoemd worden,
het blijkt toch voor verschillende
technische doeleinden uitnemende
eigenschappen te bezitten, zelfs waar
men die nog weinig zag gebruikt.
Vandaag heeft een vrij groot pu
bliek den geheelen dag een voor ons
nog ongewone gebeurtenis zien plaats
grijpen, die het bovenstaande bevestig-"
de.
Het betrof de reiniging van de om
vangrijke voorpui van het gedeelte van
Gerzon's modemagazijnen, dat uit
komt aan de Breestraat, die ditmaal
niet, zooals gewoonlijk met hand
kracht werd verricht, doch volgens een
nieuw systeem, in toepassing bij Zal-
me's glas- en zandstraalbedrijf te Den
Haag, voor Leiden vertegenwoordigd
door den heer M. Ziegelaar, Oude Sin
gel.
Men zag nu den gevel reinigen, niet
'met behulp van een water-, doch door
middel van een zandstraal. Het zand,
beneden opgeslagen, wordt door een
benzinemotor opgezogen in een toestel
en vervolgens onder hoogen druk door
een slang en een straalpijp naar buiten
gespoten.
Zoodra de te reinigen steenen aan de
zandstraal worden blootgesteld ziet
men het vuil als bij tooverslag verdwij
nen, waaruit al dadelijk kan worden
afgeleid, dat deze methode een groote
tijdsbesparing mogelijk maakt.
Natuurlijk werden er tegen het nieu
we middel ook bedenkingen aange-
Binnenland.
Geestdriftige huldiging der Konin
klijke Familie in de residentie.
De 19 vragen der Generale Synode
aan Dr. Geelkerken.
Buitenland.
Het conflict tusschen Regeering en
Kamer in Frankrijk verscherpt.
Een stap van den Italiaanschen ge
zant te Weenen inzake Zuid-Tirol.
De Duitsche regeering heeft aan de
leden van den Volkenbondsraad in
lichtingen gevraagd betreffende de
mogelijkheid van uitbreiding van het
aantal vaste zetels.
voerd, en vooral deze, dat het zand ver
nielend op het metselwerk zou werken
Na toelichting bleek ons, dat dit alleen
het geval is wanneer het metselwerk
erg vuil, en de samenstelling niet zeer
stevig is. Zelf zagen wij gedeelten bak
steen, die geheel onaangetast en in de
oorspronkelijke mooie kleur uit het
proces te voorschijn kwamen.
Daarbij kan de werking van de zand
straal naar willekeur geregeld wor
den door het gebruik van verschillen
de soorten zand. Voor de zandsteenen
onderpui b.v. werd een scherpere zand-
soort gebruikt dan voor de baksteen.
Een bijzonderheid is dat het geheele
werk door een persoon in een dag kon
worden verricht, terwijl deze er anders
ongeveer veertien dagen voor noodig
had.
De nieuwigheid (het is voor 't eerst
dat het systeem hier te lande wordt 4
toegepast) trok veel belangstelling.
Kamer kieskring „Leiden.",
Onder leiding van len heer W. War-
naar te Sassenheim werd Zatérdag j.l.
te den Haag een vergadering gehou
den van het bestuur van den Kamer-
kieskring „Leiden."
De vergadering was goed bezocht.
Na opening, lezing der notulen en
behandeling van enkele ingekomen
stukken, verkreeg de heer P. van Nes
Czn. te Bodegraven het woord om rap
port uit te brengen namens de com
missie aan welke was opgedragen te
onderzoeken:
1. op welke wijze een andere samen
stelling van het CentraahComité is te
verkrijgen.
2. hoe te komen tot een andere wijze
van candidaatstelling, waarbij aan de
Kiesvereenigingen meer invloed bij de
saamstelling der candidatenlijst(en)
wordt toegekend.
Ten aanzien van het eerste punt ves
tigde de rapporteur er de aandacht op
dat de verkiezing van Het C. C. thans
eigenlijk geschiedt hij vrije stemming.
Er wordt in 'twild gestemd zonder
eenig organisatorisch verband. Dit
deugt niet. Vandaar dat de commissie
de verkiezing van het C. C. meer in
verband wil brengen met de Kamer
kieskringen, en zich zijn samenstel
ling als volgt voorstelt:
Het C. C. bestaat uit 22 leden.
Elke Kamerkieskring in Nederland
(er zijn er 18) benoemt, een primus en
een secundus afgevaardigde in liet
C. C. Bij ontstentenis van den primus
treedt de secundus in cle volle rechten
van den primus.
De 4 overige leden van het C. C. wor
den benoemd door de Deputatenverga-
dering. Uit deze 4 leden wijst de Dep
Vergadering een voorzitter aan; de
overige Noderamenleden. n.l. tweede
Voorzitter, Secretaris en Penningmees
ter worden door het C.C. zelf aange
wezen.
De door de Kamerkieskringen geko
zen leden treden als regel af op den
laatsten Augustus van het jaar. on
middellijk vóórafgaand aan hef jaar
waarin een Kamerverkiezing staat ge
houden te worden; zij vzijn tersiond
herkiesbaar.
De door de Dep. Vergadering gekozen
leden treden af op de Dep. Vergadering
in het verkiezingsjaar,,behalve bij tus-
schentijdsche verkiezingen wegens Ka
merontbinding.
Iedere groep van vijf Kiesvereenigin
gen heeft het recht in deze vacatures
candidaten te stellen, mits deze min
stens twee maanden van te voren wor
den ingezonden bij het C. C.
Het C. C. heeft het recht in elke va
cature twee candidaten te stellen.
Ter toelichting werd door den heer
van'Nes gewezen op de voordeelen,
welke deze saamstelling van hef C Cv
zou geven. Ie. Het gehoelc land is ia
het C. C. vertegenwogrdigd. Thans heb
ben daarin zitting: Groningen 1 lid;
Friesland 2 leden; Overijsel 1 lid: Gel
derland 1 lid; 's-Gravenhagc 4 loden.
Rotterdam 1 lid; en Zeeland 1 lid»