NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 6 FEBRUARI 1920 i WELDE BLAD. NABIJ GOD. Maar mij aangaande, het is mij goed naDij God te wezen. Psalm 73 28a. „Nabi, God", dat is het aller-hoog- sta goea van echte religie. Alle eeredienst heelt zijn groote be- teekenis. Alle godsdienstige instellin gen en gebruiken oefenen hun mach tigen invloed. Onze Schriftlezing, on ze gebeden, onze lofzangen, zijn on misbaar, maar het allerhoogste is toch het „nabij God" zijn. Dat was het voorrecht van een He noch, die wandelde met God, van een Abraham den vriend des Heeren; het begeeren van zoovele psalmdichters die „Gods verborgen omgang" ken den en zongen van het „versteken m zijn hut en het verbergen in het ver borgen van Zijn tent". Niet enkel met onze gedachten bezig zijn met God, niet slechts met onze verbeelding verkeeren in de hemel- sche dingen, maar wij zelf „nabij1 God" Haast zeiden wij een opschuiven van onze ziel, een dringen van ons hart, tot vlak bij den Allerhoogste. Zooals het kind zich verbergt in moeders schoot, en het kieken dringt onder de vleugelen van de kloekhen. Zoo, dat wij de harteklop van Gods liefde beluisteren en met Asaf uitroe pen: Gij hebt mijn rechterhand gevat. „Nabil God", dat is het allernoodig- ste goea voor den zondaar. Geen eer of goed, geen aardsch genot in grove- ren of fijneren vorm kan onze ziel tot rust brengen. Onze ziel vindt geen rust, totdat zij1 rust in God. Dit alleen verzadigt. Wonder, dat dit allernoodigstetoch zoo weinig gezocht wordt. Zou het niet hiervan komen, dat het zondaarshart voelt, dat het niet in orde is. „Nabij God" kan alleen komen wie vrede met God heeft. Adam vlucht, als de zonde er is. De verloren zoon wil in het verre land eerst probeeren zich zelf te hel pen. Vooral niet terug naar den vader. Gedachte aan God brengt in het ontwaakte hart vreeze. En nu is dit de machtige Evangelie boodschap, dat God ons opgezocht heeft. Dat Hij alles in orde gemaakt heeft, opdat de zondaar toch komen kan om het allernoodigste t;e ontvangen. God heeft Zijn Zoon gegeven, het lam Gods, dat de zonde aer wereld wegneemt. En daarom, vlücht tot het Kruis, vlucht tot den Heiland. En daar, daar kunnen wij' rustend op Zijn werk, het 'allernoodigste ontvangen. „Nabil God", dat is het aller rijkste voor het kind des Heeren. Want „nabij God", is onmiddellijk bij de levensbron. Onmiddellijk bij oen Trooster. Vlak bii Hem, Die de eenige vei lige Schuilplaats is. Aan de voeten van Hem, Die wijs heid belooft op het gebed aan dege nen, die wijsheid van Hem begeeren. In de nabijheid Gods, gaat het licht op ook over onze levensvragen. Zie het maar aan Asaf. Hij heeft een geweldigen strijd gevoerd, zien de der goddeloozen voorspoed. En het is bii hem een worsteling geweest, tot dat hij in_ Gods heiligdom inging. Toen ging het licht op. Neen, het is volstrekt niet zeker, dat ophield, wat hij van zijn eigen leven vertelt: „ik ben den ganschen dag geplaagd en mijn bestraffing is er elkemmorgen" Maar hij zou de gemeenschap met JGod niet willen missen. Dat is alles. Hij1 is zeker van een heerlijke toekomst wijl hii weet, dat God hem in heer lijkheid zal opnemen. En de stormen van zijn hart gaan liggen en de vrede van zijn hart keert terug, juist in de nabijheid van God. Ja, „nabij God", dat is het beste goed in leven en in sterven. In het sterven, dat gelooven wij wel. lOt zoudt gjj alleen net dal van de schaduw des doods door willen gaan? Immers neen? Sterven kan alleen, wie God heeft. Sterven kan alleen, wie zijn geest be veelt in de handen des Vaders. Maar het is ook het beste in het leven. Breng alles, wat deze aarde biedt maar in vergelijking met de gemeen schap met God. Heel de wereld weegt niet op tegeh het schade lijden aan de ziel, maar nog minder* tegen het „nabij God" zijn. Als Mozes in de nabijheid Gods is geweest, komt er een wondere glans op zijn gelaat. In de nabijheid Gods komt er glans in ons leven. Van de discipelen staat het: men kende hen, dat zij met Jezus geweest waren." 01 het draagt vrucht. Vrucht voor ons zedelijk leven. Vrucht voor ons dagelijksch leven. Vrucht voor ons werk. Vrucht voor onzen vred- En daarom: Nader mijn God bij U, zij steeds mijn bee Zij "t levenspad soma ruw, gaat gij maar mee. Dan kent mijn ziele rust, Mij van Uw trouw bewust .Wacht ik aan blijde kust, Uw sabbats- ruste. Nader tot U, nader tot U Nader mijn Heiland tot U, Als ik maar weet, dat alles hier Mij nader brengt tot U. MORGENZANG. Al-verkwikkend morgenlicht^ Al den damp van gist'ren zwicht Voor uw helder zondoorbreken, Ziet dien schoonen bruidegom; Uit de kim het hoofd opsteken; Al 't gediert roept wellekom. Door al d' uwen dag en nacht Wordt U, Heer, de lof gebracht. Hebben wij voor U gelegen Onder 's Hemels toevoorzicht, Voor U zijn wij opgestegen In dit al-verkwikkend licht Heilig' Heer, zjj ons gedacht', Woord en daad U toegebracht. Wq zijn doch alleen Uw eigen, Dus wat Gjj voor ons bereid. En gegeven hebt, wij neigen. Al meer voor Uw Majesteit 't Heilig aanschjjn onbedekt Ons ten morgenrood verstrekt: Laat dan 't ucht van Uwe stralen Op onz' duistre zielen neer (Als die morgenverwe) dalen, Dat wij U maar kennen, Heer. Toon ons maar Uw aangezicht, Als wjj zien dit zonnelicht: O die goedheid; o, die klaarheid, O die wijsheid eindeloos Heilig, heilig ende waarheid, Zee van goedheid grondeloos. Laat ons daarin zinken stil, En verliezen mensch en wil, En de wereld al haar luister Kwjjtgaan; als het zoime-zien Door Zjjn licht onz' oogen duister Maakt, en al het schoon doet vlien. J. VAN LODENSTEYN KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK.' Tweetal: Te Oosterhesselen: F. E. Gerritzen te Franeker; C. B. Burger te Zweeloo. Bevosflglna, Intredo, Afscheid. Het afscheid van Ds. F. denBoeft van de Geref. Kerk van Kruiningen is bepaald op Zondag 7 Maart. De bevestiging te Amersfoort zal plaats hebben door Ds. Teerink op Zondag 14 Maart, waarna op Woens dagavond 17 Maart Ds. den Boeft zijn intree-predicatie hoopt te houden. Ds. J. N. Lindeboom. Ds. J. N. Lindeboom, em.-predikant, die sinds 25 April 1920 de Gereform. Kerk van Asperen dient, heeft tegen 1 Mei zijn ontslag als zoodanig aange vraagd. Ds. Lindeboom, em.-pred. van Zut- phen, sinds 1 Juni 1916, hoopt 23 April a.s. den dag te herdenken, waarop hij vóór 50 jaar bij dc Geref. Kerk van Dussen zijn intrede deed. Ds. J. W. G. Maanen. f Woensdag is, in den ouderdom van 91 jaar, overleden ds. J. W. G. van Maanen, oud-Remonstrantsch predi kant te Moordrecht en oud-leeraar aan het Gymnasium te Sneek. Ds. A. Middelkoop, f Te Nijkerk is in den ouderdom van 66 jaren overleden Ds. A. Middelkoop, em.-predikant der Geref. Kerk van Nij kerk. Ds. Middelkoop werd 30 April 1859 geboren, werd candidaat in Maart 1887 en verbond zich 3 April van dat jaar aan zijn eerste gemeente, Gerkes- klooster. Reeds in Mei 1888 vertrok hij naar Nijkerk, om 1 Sept 1918 eervol emeritaat te ontvangen. Ds. A. M. Berkhoff. Naar „De Wekker" meldt is de toe stand van Ds. A. M. Berkhoff, Chr. Geref. predikant te Amsterdam, goed vooruitgaande. Hij heeft Zondag weer eenmaal het Woord bediend, zonder daarvan nadeelige gevolgen te onder vinden. Ook is gebleken, dat Ds. B. niet lijdende was aan overspanning; influenza was het, waardoor hij aan huis en leger gebonden was. Generale Synode der Geref. Kerken. Gistermorgen 9 uur opende de voor zitter, Ds. K. Fernhout, de 9de zitting met gebed. Na het appèl-nominaal worden de notulen der 8ste zitting ge lezen en vastgesteld. Daarop werd vastgesteld de tekst van het telegram, dat heden aan H.M. de Koningin zou worden gezonden, ter gelegenheid van het zilveren huwel.- feest van het Kon. Echtpaar. Ds. Tj. Petersen, van Wolvega, rapporteert namens commissie III (Kerkrechterlijke commissie) over de adressen van G. C. van Kerkhof en E. van Niekerken, belijdende leden van Amsterdam-Zuid. De commissie stelt voor, deze stuk ken voor kennisgeving aan te nemen op grond dat de bedoeling van de in zenders niet was, dat de inhoud afzon derlijke punten van behandeling zou- vormen, maar om der Synode me- dedeelingen ter inlichting te verstrek ken. Aldus wordt besloten. Ds. W. H. Gispen deelt als voorz. van de Ille commissie (Kerkrechte lijke) mede, dat de commissie van den Iverkeraad van Amsterdam-Zuid, na een verklaring van Prof. Dr. H. H. Kuyper in de vergadering van bedeel de commissie, uit het protest van den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid be treffende de door de Particu re Sy node van Noord-Holland inzake het bezwaarschrift van dien Kerkeraad te gen de suspect-verklaring van Dr. J. G. Geelkerken genomen beslissing, uit het onderdeel, dat aldus luidt: „tevens echter, kan uwe vergadering uit deze gang van zaken blijken, dat, wat ook het gevoelen zij der Syno dale Commissie van Noord-Holland er, reeds zuiver formeel genomen, in derdaad geen recht was „om Dr. Geelkerken naar het onderteekenings- formulier de bekende vragen te stel len", daar inderdaad geen van de ele menten, die volgens het onderteeke- ningsformulier hier aanwezig moeten zijn, hier gevonden worden: er waren voor de classis geen „gewichtige oor zaken van nadenken", er was geen bedreiging van „de eenheid en zuiver heid der leer", er waren ook naar het oordeel der kerkelijke vergadering (d.i. der classis) geen „rechtvaardige oorza ken van verdenking gegeven: Dit is eerst uitgesproken, niet door de clas sis, maar door dèputaten ad art. 49, en ook door deze niet aanstonds, maar nadat hun op het ontvangen „college in het kerkrecht" waarschijnlijk was geleerd, dat dit d eeenige weg was, om degewenschte verklaring te verkrij gen". terug te nemen de woorden: „en ook door deze niet aanstonds, maar nadat hun op het ontvangen „college in het Kerkrecht waarschijnlijk was geleerd, dat dit de eenige weg was om de ge- wenschte verklaring te verkrijgen" en voorts zich nader te horaden over het eerste gedeelte. Ds. Gispen wijst er op, dat daar FEUILLETON. Kathlyn Barrington. 54) „De gift van onzen heer Boeidha, die geneesheer was, aan iemand, die ge neest. Hier hebben we weinig behoefte aan geld, maar daar buiten" ,hij wees met zijn vermagérde hand naar buiten, „hebt ge het zeer noodig. Wat zei ook de Leeraar, Dien gij volgt, met betrek king tot bet geld, want ik heb gehoord van iets dergelijks, als ook onze Boe- dha gezegd heeft. Herinnert ge het u ook?"' „Hij zei, dat de geldgierigheid de wortel is van alle kwaad." De geldgierigheid, mijn zoon, dat is de wortel van alle kwaad en er is slechts één ondeugd, die daarmee ver geleken kan worden, dat is de moord zucht, tengevolge waarvan Li Weng Ho u het leven wil ontnemen. Daarom help ik u te ontkomen. Zie, daar is dc vrouw." Het gordijn werd op zij geschoven en Kathlyu trad binnen. Op haar vragen- den blik lichtte Forsyth haar in 'tkort over den toestand. „Ah IJeo en enkele soldaten zijn in 't klooster gekomen. We moeten ter stond weg. Dat is ons eenig redmid del." „Ja" stemde ze toe, „het eenige red middel." „Alles is voor 't vertrek gereed" zei de abt. „Dan vader Forsyth groette den abt beleefd en de beide anderen volgden zijn voor beeld. Een glimlachje kwam op het bejaar de gezicht van den abt, toen hij den zegen uitsprak over hun hoofden en Forsyth dankte hem hartelijk voor z n gastvrijheid. „Hierheen" zei de abt en opende een deur, die deze bij hun eerste bezoek in de cel reeds hadden opengemaakt, „en een van mijn monniken gaat met u mee om u den weg te wijzen." Dankbaar verlieten ze de cel en kwamen in een kleinen tuin, waar de draagstoel gereed stond. Kathlyn stap te in. Forsyth en Ching tilden hem op en voorafgegaan door een monnik aanvaardden ze den tocht. Nog een laatsten groet van den vrien deiijken, ouden man, die nog steeds aan de deur stond en zij waren ver dwenen. HOOFDSTUK XXII. De weg naar IJunaan. De maan wierp haar licht op de door den regen gedrenkte heuvels. Tusschen de toppen der boomen hing nog een wazige damp, maar verder was de mist opgetrokken en lag de weg duidelijk zichtbaar vóór hen. Zon der te spreken liep de monnik hen vooruit en na misschien een paar hon derd M. geloopen te hebben, maakte de weg een bocht. Hier hield de gids stil. „De weg naar IJunnan" zei hij, voor zich uit wijzende. Zonder één woord er aan toe te voegen keerde hij zich om en verdween. Alleen trokken ze verder. De weg was moeilijk. Hier en daar was de grond doorweekt door den regen en bemoeilijkte het gaan. De weinige uren slaap in het klooster hadden hen bij zonder versterkt, maar dit getob ver moeide hen verbazend. Eerst tegen 't aanbreken van den dag kwamen ze op een gedeelte van den weg, dat min der slecht was. Een scherpe koude wind woei hen daar om de ooren. Be zweet als ze waren door het ongewone werk, werden ze nu koud door dien wind en rilden ze, alsof ze hooge koorts hadden. Ching begon reeds te wankelen van mede dus de voorstelling, in het land verbreid, alsof Prof. Dr. H. H. Kuyper zou hebben medegewerkt tot het op stellen van het advies endevragen van deputaten ad art. 49 K. 0„ aan Dr. J. G. Geelkerken te stellen, is gebleken onwaar te zijn. De volgende openbare zitting zal worden gehouden op Dinsdag 9 Febr. des morgens 9 uur. Daarop ging de Synode korten tijd in Comité-generaal, waarop de com missies hun werkzaamheden hervat ten. Synode-humor. De vorige week werd een van de zittingen der Generale Synode van de Geref. Kerken geopend met het zingen van Psalm 122 3 (Dat vrede en aan gename rust..,.) Een der groote bla den maakte er van Psalm 123 2, waar blijkt te staan: „Wij zijn reeds moe van al de schamp - woorden, Die wij van smaders hoorden, Ons treurig hart is moe van al het spotten, En 't honend samenrotten Der hoovaardij De zitting van gister werd geopend met het zingen "van Psalm 100 2 en 4. Door een onjuiste opgave werd echter aan de bladen gemeld Psalm 95 2 en 4, doch enkele bladen maakten er van Psalm 92 2 en 4, waar o.m. staat: „Dat vrij, als groene telgen De booze welig groei, Gij zult, in zijnen bloei, Voor eeuwig hem verdelgen." Dalton! seeren. Het Chr. Schoolbl. „Onze Vacatures" schrijft: Van een onzer lezers ontvingen we het volgend schrijven, dat we om zijn belangrijkheid hier een plaats geven. „Naar aanleiding van uw uitnoodi- ging aan het slot van het artikel: „Dalton" en het aantal leerlingen per klas in het Chr. Schoolblad: „Onze Vacatures" van 2 Dec. j.l. is ondergc- teekende zoo vrij iets mede te deelen omtrent het z.g.n. Dalton-stelsel in zijn school. Sinds 1 Mei heef hij de proef toege past in het 6e en 7e leerjaar, 't Was opmerkelijk met hoeveel meer ambitie de leerlingen bezig waren aan hun taak, dan bij het klassikale onderwijs. Die arbeidslust en de prettige geest in de klas, deed hem reeds lJuni'beslui- ten, het ook te probeeren in klas 4 en 5. In overleg met de inspectie werd hem toestemming gegeven om van de gewone rooster af te mogen wijken, mits er voor gezorgd werd, dat de leer lingen even ver kwamen, als het leer plan aangaf. Tot dusver mogen we constateeren, dat aan dien eisch vol daan is, ja, wat meer zegt, in sommige vakken zijn we heel wat verder en de leerstof is nog beter het eigendom der leerlingen". Het uitgebreide artikel geeft détails over de toepassing en bespreekt de praktijk van het Dalton-estelsel waar- deerend. EEN SCHETS UIT DE PRACTIJK. Aan „De Middernachtzendeling", het orgaan van de Nederlandsche Mid- dernachtzending-vereeniging, is de vol gende „schets uit de practijk" ont leend: 17 jaar was Catrien, toen zij uit haar kleine dorpje naar de Maasstad trok. Vader en moeder waren beiden overleden, bij haar oudsten broeder kon zij niet blijven, het beste zou zijn een goede betrekking te zoeken. Waar zou zij 'dat beter kunnen doen dan in de groote stad? Het kleine dorp was niets voor haar, neen, Rotterdam, dat bood haar prachtkansen. Een hoog loon, een prettige stad, altijd licht, altijd afwisseling. Daar kon zij prach tig vooruit komen, daar was naar ge luk verzekerd, daar dus zou zij levèn en werken. 't Ging goed met haar, voor een tijd, de eerste indrukken voldeden, de laatste waarschuwingen, bij het ver laten van haar dorp haar gegeven, hielpen. Neen, zij zou zich niet laten ver leiden, neen, zij zou wel zorgen, dat haar niets gebeurde, neen, zij zou zich niet laten inpalmenj zij zoü wel op passen. Totdathij kwam. Hij was een ferme jongen, een flinke lcerel, vermoeidheid en in hot maanlicht zag Forsyth, dat zijn gezicht een trek van oververmoeidheid droeg. Dat hij even wel wilde volhouden, totdat hij er bij neerviel, leed geen twijfel bij Forsyth. Maar zoover mocht het natuurlijk niet komen en toen ze ook een boschje be reikten, besloot hij daar te rusten. .„Ontbijten, Ching!" Mij heel blij" antwoordde hij. „We zullen in 't boschje gaan en daar vuur maken. Een uur rust zal ons niet schaden en dan kunnen wij intusschen thee drinken." „Mij houden van thee!" stemde Ching in. In t dichte van 't boschje maakten ze een vuurtje. Dicht daarbij ontdek ten zij een beekje en terwijl het water stond te koken, beklommen Forsyth en Kathlyn een hoogte om den omtrek te verkennen. Over de heuveltoppen scheen het licht toe te nemen. Hier en daar sche nen enkele sneeuwvlakten de nog onzichtbahe zon te weerkaatsen als een spiegel. D© dalen waren nog don ker en ook voor hen uit was alles nog nacht. Een oogenblik zwegen ze. Toen zei Kathlyn: „Denk je, dat Ah IJeo en de solda ten ons zullen volgen, Dick?" AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 6 Februari 1926. Als men Gods Wood en de geschiede nis raadpleegt dan is er in den loop der eeuwen met het menschdom toen niet veel veranderd. 't Eerste wat we na het Zondvloed- verhaal lezen is, dat de ménschen be gonnen aan den bouw van een toren „welkst opperste in den hemel zij" op dat zij zich een naam voor zich maak ten. Dat is goed beschouwd ook nu nog de grondfout van het menschdom en ook van hen die 't belijden, dat zij Christus wenschen na te volgen. Ja, het „eere zij God" wordt nog wel vooral in bijzondere omstandigheden gehoord en we houden 't elkaar wel voor, dat we in alles de eere Gods hebben te zoeken, maar in den gTond der zaak zijn we toch allemaal toren bouwers, die er op uit zijn v o o r o n s een naam te maken. Dat kan prikkelen tot groote krachts ontwikkeling, maar 't is onze zwak heid tevens. Wij klagen zoo vaak, dat ons werk op velerlei gebied met onvruchtbaar heid schijnt geslagen, dat alles ons als bij de handen afbreekt, maar zou een der oorzaken niet zijn, dat ons zoeken vaak is ons een naam voor ons te ma ken en dat daarom ook van ons geldt: zou hun niet afgesneden worden al wat zij gedacht hebben te maken? OBSERVATOR. met goede positie. .Wat. zouden haar oud-e vriendinnen op haar oude dorpje zeggen? Zie je wel, de st^id biedt toch maar goede kansen. Zulk een partij op haar dorp was toch maar geheel onmogelijk geweest. Wat was nij jietjes en beschaafd, wat een har telijkheid, wat een vriendelijkheid en wat een blijdschap bij hem, dat hij met zulkeenl degelijk meisje kennis had gemaakt, heel wat degelijker dan de tegenwoordige stadsdametjes. Zoo zei- de hij. Maar na een tijd kwam hij niet meer; hé, waarom niet? De vorige week was hij niet verschenen en nu op den vastgestelden avond al weer niet. Hij £OU haar toch niet alleen laten? Hij wist toch ook wel wat hij beloofd had, dat zij nu spoedig, zouden trouwen en dat hun zulk een blij geluk wach tende was. Hij verscheen -niet, ook de volgende week niet, en de volgende maand niet, hij verscheen nooit meer. Zelfs bij een onderzoek, bleek hij ner- fens te vinden. Hij, de fatsoenlijke, e brave, de nette, had haar netjes achtergelaten. Maar het "blij geluk" nu geen blij geluk meer kwam, nu afgewacht met angst en zorg. Gelukkig, een medelijdend(?) man nam haar op in zijn huis, voor zijn huishouding. Al spoedig bleek hetvcor iets anders. En drie jaar na haar komst in de stad zien wij 'haar op straat. Haar blozende wangen, ?ijn nog even blozend, tenminste zoo schijnt het in werkelijkheid blijkt het anders, kunstmiddelen zijn gebruikt om de na tuurlijke kleur té bedekken. Nog drie jaar zien wij haar zoo, zij .wil wel an ders, maar zij kan met tneer; haar beschermer is haar heer en haar mees ter, hij gebiedt en zij moet gehoorza men. En nu lacht zij en nu lonkt rij, maar met walging. En nu vleit zij en nu beweegt zij, maar met afschuw. O, hoe gaarne zou zij nu nog rijn, daar in haar oude dorpje, daar onder haar oude vriendinnen. En zoo komt ze tot ons, met het verzoek haar te hel pen, ze weet het, velen zullen haar verachten, velen een afschuw van haar hebben, maar daar zullen toch nog wel enkelen gevonden worden, die wil len helpen om het gebrokene te heelen. Er kwam hulp, ze kon geholpen worden voor een tijd. Voor een tijd? Ja, de blozende wangen, die geen blozende wangen waren, werden niet meer blozend. Na een jaar moest zij worden opgenomen in het ziekenhuis. In „het leven" was haar leven ge broken. De telefoon van het zieken huis riep mij en vertelde: „Catrien is niet meerl" Nog geen 26 jaren telde rij. Haar zon ging onder op den middag „Als onze vriend, de abt, hen dat beletten kan, niet, en in geen geval zullen ze ons direct vervolgen. Zij zul len denken dat de storm onze vlucht vertraagd heeft en ons genoodzaakt heeft een schuilplaats te zoeken, zoo- dat ze eerst wel eenigen tijd zullen doorbrengen om den omtrek af te zoeken. Het eenige, werkelijke gevaar is, dat Ah IJeo als voorzorgsmaatregel een paar soldaten vooruit stuurt om dit pad af te zoeken; maar we moeten ons geen zwarigheden voorstellen, die nog niet bestaan." „Neen" antwoordde. Kathlyn, dan, na een korte pauze, vervolgde ze: „Dat was een lieve, oude man ginds!" „Ja" stemde Forsyth toe. „Een man met een edel hart. Hij mag dan een heiden zijn in de gewone beteekenis van het woord, hij' kan veel zooge naamde Christenen tot voorbeeld strekken in menschlievendheid. Zijn meester was een geneesheer en hij schijnt ook geboren te zijn om de ziek tekwalen der menschen te willen ge nezen. Maar hij is geen vriend van LI Weng Ho en hij zal alles doen, wat in zijn macht staat, om de vervolging te belemmeren."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5