NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 6 FEBRUARI 1920
i WELDE BLAD.
NABIJ GOD.
Maar mij aangaande, het is
mij goed naDij God te wezen.
Psalm 73 28a.
„Nabi, God", dat is het aller-hoog-
sta goea van echte religie.
Alle eeredienst heelt zijn groote be-
teekenis. Alle godsdienstige instellin
gen en gebruiken oefenen hun mach
tigen invloed. Onze Schriftlezing, on
ze gebeden, onze lofzangen, zijn on
misbaar, maar het allerhoogste is toch
het „nabij God" zijn.
Dat was het voorrecht van een He
noch, die wandelde met God, van een
Abraham den vriend des Heeren; het
begeeren van zoovele psalmdichters
die „Gods verborgen omgang" ken
den en zongen van het „versteken m
zijn hut en het verbergen in het ver
borgen van Zijn tent".
Niet enkel met onze gedachten bezig
zijn met God, niet slechts met onze
verbeelding verkeeren in de hemel-
sche dingen, maar wij zelf „nabij1 God"
Haast zeiden wij een opschuiven van
onze ziel, een dringen van ons hart,
tot vlak bij den Allerhoogste.
Zooals het kind zich verbergt in
moeders schoot, en het kieken dringt
onder de vleugelen van de kloekhen.
Zoo, dat wij de harteklop van Gods
liefde beluisteren en met Asaf uitroe
pen: Gij hebt mijn rechterhand gevat.
„Nabil God", dat is het allernoodig-
ste goea voor den zondaar. Geen eer
of goed, geen aardsch genot in grove-
ren of fijneren vorm kan onze ziel
tot rust brengen.
Onze ziel vindt geen rust, totdat zij1
rust in God. Dit alleen verzadigt.
Wonder, dat dit allernoodigstetoch
zoo weinig gezocht wordt.
Zou het niet hiervan komen, dat het
zondaarshart voelt, dat het niet in
orde is.
„Nabij God" kan alleen komen wie
vrede met God heeft.
Adam vlucht, als de zonde er is.
De verloren zoon wil in het verre
land eerst probeeren zich zelf te hel
pen. Vooral niet terug naar den vader.
Gedachte aan God brengt in het
ontwaakte hart vreeze.
En nu is dit de machtige Evangelie
boodschap, dat God ons opgezocht
heeft.
Dat Hij alles in orde gemaakt heeft,
opdat de zondaar toch komen kan om
het allernoodigste t;e ontvangen.
God heeft Zijn Zoon gegeven, het
lam Gods, dat de zonde aer wereld
wegneemt.
En daarom, vlücht tot het Kruis,
vlucht tot den Heiland. En daar, daar
kunnen wij' rustend op Zijn werk, het
'allernoodigste ontvangen.
„Nabil God", dat is het aller
rijkste voor het kind des Heeren.
Want „nabij God", is onmiddellijk
bij de levensbron.
Onmiddellijk bij oen Trooster.
Vlak bii Hem, Die de eenige vei
lige Schuilplaats is.
Aan de voeten van Hem, Die wijs
heid belooft op het gebed aan dege
nen, die wijsheid van Hem begeeren.
In de nabijheid Gods, gaat het licht
op ook over onze levensvragen.
Zie het maar aan Asaf. Hij heeft
een geweldigen strijd gevoerd, zien
de der goddeloozen voorspoed. En het
is bii hem een worsteling geweest, tot
dat hij in_ Gods heiligdom inging.
Toen ging het licht op. Neen, het
is volstrekt niet zeker, dat ophield,
wat hij van zijn eigen leven vertelt:
„ik ben den ganschen dag geplaagd
en mijn bestraffing is er elkemmorgen"
Maar hij zou de gemeenschap met
JGod niet willen missen. Dat is alles.
Hij1 is zeker van een heerlijke toekomst
wijl hii weet, dat God hem in heer
lijkheid zal opnemen.
En de stormen van zijn hart gaan
liggen en de vrede van zijn hart keert
terug, juist in de nabijheid van God.
Ja, „nabij God", dat is het beste
goed in leven en in sterven.
In het sterven, dat gelooven wij wel.
lOt zoudt gjj alleen net dal van de
schaduw des doods door willen gaan?
Immers neen?
Sterven kan alleen, wie God heeft.
Sterven kan alleen, wie zijn geest be
veelt in de handen des Vaders.
Maar het is ook het beste in het
leven.
Breng alles, wat deze aarde biedt
maar in vergelijking met de gemeen
schap met God.
Heel de wereld weegt niet op tegeh
het schade lijden aan de ziel, maar
nog minder* tegen het „nabij God"
zijn.
Als Mozes in de nabijheid Gods is
geweest, komt er een wondere glans
op zijn gelaat. In de nabijheid Gods
komt er glans in ons leven.
Van de discipelen staat het: men
kende hen, dat zij met Jezus geweest
waren." 01 het draagt vrucht.
Vrucht voor ons zedelijk leven.
Vrucht voor ons dagelijksch leven.
Vrucht voor ons werk.
Vrucht voor onzen vred-
En daarom:
Nader mijn God bij U, zij steeds mijn
bee
Zij "t levenspad soma ruw, gaat gij
maar mee.
Dan kent mijn ziele rust, Mij van Uw
trouw bewust
.Wacht ik aan blijde kust, Uw sabbats-
ruste.
Nader tot U, nader tot U
Nader mijn Heiland tot U,
Als ik maar weet, dat alles hier
Mij nader brengt tot U.
MORGENZANG.
Al-verkwikkend morgenlicht^
Al den damp van gist'ren zwicht
Voor uw helder zondoorbreken,
Ziet dien schoonen bruidegom;
Uit de kim het hoofd opsteken;
Al 't gediert roept wellekom.
Door al d' uwen dag en nacht
Wordt U, Heer, de lof gebracht.
Hebben wij voor U gelegen
Onder 's Hemels toevoorzicht,
Voor U zijn wij opgestegen
In dit al-verkwikkend licht
Heilig' Heer, zjj ons gedacht',
Woord en daad U toegebracht.
Wq zijn doch alleen Uw eigen,
Dus wat Gjj voor ons bereid.
En gegeven hebt, wij neigen.
Al meer voor Uw Majesteit
't Heilig aanschjjn onbedekt
Ons ten morgenrood verstrekt:
Laat dan 't ucht van Uwe stralen
Op onz' duistre zielen neer
(Als die morgenverwe) dalen,
Dat wij U maar kennen, Heer.
Toon ons maar Uw aangezicht,
Als wjj zien dit zonnelicht:
O die goedheid; o, die klaarheid,
O die wijsheid eindeloos
Heilig, heilig ende waarheid,
Zee van goedheid grondeloos.
Laat ons daarin zinken stil,
En verliezen mensch en wil,
En de wereld al haar luister
Kwjjtgaan; als het zoime-zien
Door Zjjn licht onz' oogen duister
Maakt, en al het schoon doet vlien.
J. VAN LODENSTEYN
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.'
Tweetal: Te Oosterhesselen: F.
E. Gerritzen te Franeker; C. B. Burger
te Zweeloo.
Bevosflglna, Intredo, Afscheid.
Het afscheid van Ds. F. denBoeft
van de Geref. Kerk van Kruiningen is
bepaald op Zondag 7 Maart.
De bevestiging te Amersfoort zal
plaats hebben door Ds. Teerink op
Zondag 14 Maart, waarna op Woens
dagavond 17 Maart Ds. den Boeft zijn
intree-predicatie hoopt te houden.
Ds. J. N. Lindeboom.
Ds. J. N. Lindeboom, em.-predikant,
die sinds 25 April 1920 de Gereform.
Kerk van Asperen dient, heeft tegen 1
Mei zijn ontslag als zoodanig aange
vraagd.
Ds. Lindeboom, em.-pred. van Zut-
phen, sinds 1 Juni 1916, hoopt 23 April
a.s. den dag te herdenken, waarop hij
vóór 50 jaar bij dc Geref. Kerk van
Dussen zijn intrede deed.
Ds. J. W. G. Maanen. f
Woensdag is, in den ouderdom van
91 jaar, overleden ds. J. W. G. van
Maanen, oud-Remonstrantsch predi
kant te Moordrecht en oud-leeraar aan
het Gymnasium te Sneek.
Ds. A. Middelkoop, f
Te Nijkerk is in den ouderdom van
66 jaren overleden Ds. A. Middelkoop,
em.-predikant der Geref. Kerk van Nij
kerk.
Ds. Middelkoop werd 30 April 1859
geboren, werd candidaat in Maart
1887 en verbond zich 3 April van dat
jaar aan zijn eerste gemeente, Gerkes-
klooster. Reeds in Mei 1888 vertrok hij
naar Nijkerk, om 1 Sept 1918 eervol
emeritaat te ontvangen.
Ds. A. M. Berkhoff.
Naar „De Wekker" meldt is de toe
stand van Ds. A. M. Berkhoff, Chr.
Geref. predikant te Amsterdam, goed
vooruitgaande. Hij heeft Zondag weer
eenmaal het Woord bediend, zonder
daarvan nadeelige gevolgen te onder
vinden. Ook is gebleken, dat Ds. B.
niet lijdende was aan overspanning;
influenza was het, waardoor hij aan
huis en leger gebonden was.
Generale Synode der Geref. Kerken.
Gistermorgen 9 uur opende de voor
zitter, Ds. K. Fernhout, de 9de zitting
met gebed. Na het appèl-nominaal
worden de notulen der 8ste zitting ge
lezen en vastgesteld.
Daarop werd vastgesteld de tekst
van het telegram, dat heden aan H.M.
de Koningin zou worden gezonden, ter
gelegenheid van het zilveren huwel.-
feest van het Kon. Echtpaar.
Ds. Tj. Petersen, van Wolvega,
rapporteert namens commissie III
(Kerkrechterlijke commissie) over de
adressen van G. C. van Kerkhof en E.
van Niekerken, belijdende leden van
Amsterdam-Zuid.
De commissie stelt voor, deze stuk
ken voor kennisgeving aan te nemen
op grond dat de bedoeling van de in
zenders niet was, dat de inhoud afzon
derlijke punten van behandeling zou-
vormen, maar om der Synode me-
dedeelingen ter inlichting te verstrek
ken.
Aldus wordt besloten.
Ds. W. H. Gispen deelt als voorz.
van de Ille commissie (Kerkrechte
lijke) mede, dat de commissie van den
Iverkeraad van Amsterdam-Zuid, na
een verklaring van Prof. Dr. H. H.
Kuyper in de vergadering van bedeel
de commissie, uit het protest van den
Kerkeraad van Amsterdam-Zuid be
treffende de door de Particu re Sy
node van Noord-Holland inzake het
bezwaarschrift van dien Kerkeraad te
gen de suspect-verklaring van Dr. J.
G. Geelkerken genomen beslissing, uit
het onderdeel, dat aldus luidt:
„tevens echter, kan uwe vergadering
uit deze gang van zaken blijken, dat,
wat ook het gevoelen zij der Syno
dale Commissie van Noord-Holland
er, reeds zuiver formeel genomen, in
derdaad geen recht was „om Dr.
Geelkerken naar het onderteekenings-
formulier de bekende vragen te stel
len", daar inderdaad geen van de ele
menten, die volgens het onderteeke-
ningsformulier hier aanwezig moeten
zijn, hier gevonden worden: er waren
voor de classis geen „gewichtige oor
zaken van nadenken", er was geen
bedreiging van „de eenheid en zuiver
heid der leer", er waren ook naar het
oordeel der kerkelijke vergadering (d.i.
der classis) geen „rechtvaardige oorza
ken van verdenking gegeven: Dit is
eerst uitgesproken, niet door de clas
sis, maar door dèputaten ad art. 49, en
ook door deze niet aanstonds, maar
nadat hun op het ontvangen „college
in het kerkrecht" waarschijnlijk was
geleerd, dat dit d eeenige weg was, om
degewenschte verklaring te verkrij
gen".
terug te nemen de woorden: „en ook
door deze niet aanstonds, maar nadat
hun op het ontvangen „college in het
Kerkrecht waarschijnlijk was geleerd,
dat dit de eenige weg was om de ge-
wenschte verklaring te verkrijgen" en
voorts zich nader te horaden over het
eerste gedeelte.
Ds. Gispen wijst er op, dat daar
FEUILLETON.
Kathlyn Barrington.
54)
„De gift van onzen heer Boeidha, die
geneesheer was, aan iemand, die ge
neest.
Hier hebben we weinig behoefte aan
geld, maar daar buiten" ,hij wees met
zijn vermagérde hand naar buiten,
„hebt ge het zeer noodig. Wat zei ook
de Leeraar, Dien gij volgt, met betrek
king tot bet geld, want ik heb gehoord
van iets dergelijks, als ook onze Boe-
dha gezegd heeft. Herinnert ge het u
ook?"'
„Hij zei, dat de geldgierigheid de
wortel is van alle kwaad."
De geldgierigheid, mijn zoon, dat
is de wortel van alle kwaad en er is
slechts één ondeugd, die daarmee ver
geleken kan worden, dat is de moord
zucht, tengevolge waarvan Li Weng
Ho u het leven wil ontnemen. Daarom
help ik u te ontkomen. Zie, daar is dc
vrouw."
Het gordijn werd op zij geschoven en
Kathlyu trad binnen. Op haar vragen-
den blik lichtte Forsyth haar in 'tkort
over den toestand.
„Ah IJeo en enkele soldaten zijn in
't klooster gekomen. We moeten ter
stond weg. Dat is ons eenig redmid
del."
„Ja" stemde ze toe, „het eenige red
middel."
„Alles is voor 't vertrek gereed" zei
de abt.
„Dan vader
Forsyth groette den abt beleefd en
de beide anderen volgden zijn voor
beeld.
Een glimlachje kwam op het bejaar
de gezicht van den abt, toen hij den
zegen uitsprak over hun hoofden en
Forsyth dankte hem hartelijk voor z n
gastvrijheid.
„Hierheen" zei de abt en opende een
deur, die deze bij hun eerste bezoek in
de cel reeds hadden opengemaakt, „en
een van mijn monniken gaat met u
mee om u den weg te wijzen."
Dankbaar verlieten ze de cel en
kwamen in een kleinen tuin, waar de
draagstoel gereed stond. Kathlyn stap
te in. Forsyth en Ching tilden hem
op en voorafgegaan door een monnik
aanvaardden ze den tocht.
Nog een laatsten groet van den vrien
deiijken, ouden man, die nog steeds
aan de deur stond en zij waren ver
dwenen.
HOOFDSTUK XXII.
De weg naar IJunaan.
De maan wierp haar licht op de
door den regen gedrenkte heuvels.
Tusschen de toppen der boomen hing
nog een wazige damp, maar verder
was de mist opgetrokken en lag de
weg duidelijk zichtbaar vóór hen. Zon
der te spreken liep de monnik hen
vooruit en na misschien een paar hon
derd M. geloopen te hebben, maakte de
weg een bocht. Hier hield de gids stil.
„De weg naar IJunnan" zei hij, voor
zich uit wijzende. Zonder één woord
er aan toe te voegen keerde hij zich
om en verdween.
Alleen trokken ze verder. De weg
was moeilijk. Hier en daar was de
grond doorweekt door den regen en
bemoeilijkte het gaan. De weinige uren
slaap in het klooster hadden hen bij
zonder versterkt, maar dit getob ver
moeide hen verbazend. Eerst tegen 't
aanbreken van den dag kwamen ze
op een gedeelte van den weg, dat min
der slecht was. Een scherpe koude
wind woei hen daar om de ooren. Be
zweet als ze waren door het ongewone
werk, werden ze nu koud door dien
wind en rilden ze, alsof ze hooge
koorts hadden.
Ching begon reeds te wankelen van
mede dus de voorstelling, in het land
verbreid, alsof Prof. Dr. H. H. Kuyper
zou hebben medegewerkt tot het op
stellen van het advies endevragen van
deputaten ad art. 49 K. 0„ aan Dr. J.
G. Geelkerken te stellen, is gebleken
onwaar te zijn.
De volgende openbare zitting zal
worden gehouden op Dinsdag 9 Febr.
des morgens 9 uur.
Daarop ging de Synode korten tijd
in Comité-generaal, waarop de com
missies hun werkzaamheden hervat
ten.
Synode-humor.
De vorige week werd een van de
zittingen der Generale Synode van de
Geref. Kerken geopend met het zingen
van Psalm 122 3 (Dat vrede en aan
gename rust..,.) Een der groote bla
den maakte er van Psalm 123 2, waar
blijkt te staan:
„Wij zijn reeds moe van al de schamp -
woorden,
Die wij van smaders hoorden,
Ons treurig hart is moe van al het
spotten,
En 't honend samenrotten
Der hoovaardij
De zitting van gister werd geopend
met het zingen "van Psalm 100 2 en 4.
Door een onjuiste opgave werd echter
aan de bladen gemeld Psalm 95 2 en 4,
doch enkele bladen maakten er van
Psalm 92 2 en 4, waar o.m. staat:
„Dat vrij, als groene telgen
De booze welig groei,
Gij zult, in zijnen bloei,
Voor eeuwig hem verdelgen."
Dalton! seeren.
Het Chr. Schoolbl. „Onze Vacatures"
schrijft:
Van een onzer lezers ontvingen we
het volgend schrijven, dat we om zijn
belangrijkheid hier een plaats geven.
„Naar aanleiding van uw uitnoodi-
ging aan het slot van het artikel:
„Dalton" en het aantal leerlingen per
klas in het Chr. Schoolblad: „Onze
Vacatures" van 2 Dec. j.l. is ondergc-
teekende zoo vrij iets mede te deelen
omtrent het z.g.n. Dalton-stelsel in zijn
school.
Sinds 1 Mei heef hij de proef toege
past in het 6e en 7e leerjaar, 't Was
opmerkelijk met hoeveel meer ambitie
de leerlingen bezig waren aan hun
taak, dan bij het klassikale onderwijs.
Die arbeidslust en de prettige geest in
de klas, deed hem reeds lJuni'beslui-
ten, het ook te probeeren in klas 4 en
5. In overleg met de inspectie werd
hem toestemming gegeven om van de
gewone rooster af te mogen wijken,
mits er voor gezorgd werd, dat de leer
lingen even ver kwamen, als het leer
plan aangaf. Tot dusver mogen we
constateeren, dat aan dien eisch vol
daan is, ja, wat meer zegt, in sommige
vakken zijn we heel wat verder en de
leerstof is nog beter het eigendom der
leerlingen".
Het uitgebreide artikel geeft détails
over de toepassing en bespreekt de
praktijk van het Dalton-estelsel waar-
deerend.
EEN SCHETS UIT DE PRACTIJK.
Aan „De Middernachtzendeling",
het orgaan van de Nederlandsche Mid-
dernachtzending-vereeniging, is de vol
gende „schets uit de practijk" ont
leend:
17 jaar was Catrien, toen zij uit
haar kleine dorpje naar de Maasstad
trok. Vader en moeder waren beiden
overleden, bij haar oudsten broeder
kon zij niet blijven, het beste zou zijn
een goede betrekking te zoeken. Waar
zou zij 'dat beter kunnen doen dan in
de groote stad? Het kleine dorp was
niets voor haar, neen, Rotterdam, dat
bood haar prachtkansen. Een hoog
loon, een prettige stad, altijd licht,
altijd afwisseling. Daar kon zij prach
tig vooruit komen, daar was naar ge
luk verzekerd, daar dus zou zij levèn
en werken.
't Ging goed met haar, voor een
tijd, de eerste indrukken voldeden, de
laatste waarschuwingen, bij het ver
laten van haar dorp haar gegeven,
hielpen.
Neen, zij zou zich niet laten ver
leiden, neen, zij zou wel zorgen, dat
haar niets gebeurde, neen, zij zou zich
niet laten inpalmenj zij zoü wel op
passen. Totdathij kwam. Hij was
een ferme jongen, een flinke lcerel,
vermoeidheid en in hot maanlicht zag
Forsyth, dat zijn gezicht een trek van
oververmoeidheid droeg. Dat hij even
wel wilde volhouden, totdat hij er bij
neerviel, leed geen twijfel bij Forsyth.
Maar zoover mocht het natuurlijk niet
komen en toen ze ook een boschje be
reikten, besloot hij daar te rusten.
.„Ontbijten, Ching!"
Mij heel blij" antwoordde hij.
„We zullen in 't boschje gaan en
daar vuur maken. Een uur rust zal
ons niet schaden en dan kunnen wij
intusschen thee drinken."
„Mij houden van thee!" stemde
Ching in.
In t dichte van 't boschje maakten
ze een vuurtje. Dicht daarbij ontdek
ten zij een beekje en terwijl het water
stond te koken, beklommen Forsyth en
Kathlyn een hoogte om den omtrek te
verkennen.
Over de heuveltoppen scheen het
licht toe te nemen. Hier en daar sche
nen enkele sneeuwvlakten de nog
onzichtbahe zon te weerkaatsen als
een spiegel. D© dalen waren nog don
ker en ook voor hen uit was alles nog
nacht. Een oogenblik zwegen ze. Toen
zei Kathlyn:
„Denk je, dat Ah IJeo en de solda
ten ons zullen volgen, Dick?"
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 6 Februari 1926.
Als men Gods Wood en de geschiede
nis raadpleegt dan is er in den loop
der eeuwen met het menschdom toen
niet veel veranderd.
't Eerste wat we na het Zondvloed-
verhaal lezen is, dat de ménschen be
gonnen aan den bouw van een toren
„welkst opperste in den hemel zij" op
dat zij zich een naam voor zich maak
ten.
Dat is goed beschouwd ook nu nog de
grondfout van het menschdom en ook
van hen die 't belijden, dat zij Christus
wenschen na te volgen.
Ja, het „eere zij God" wordt nog wel
vooral in bijzondere omstandigheden
gehoord en we houden 't elkaar wel
voor, dat we in alles de eere Gods
hebben te zoeken, maar in den gTond
der zaak zijn we toch allemaal toren
bouwers, die er op uit zijn v o o r o n s
een naam te maken.
Dat kan prikkelen tot groote krachts
ontwikkeling, maar 't is onze zwak
heid tevens.
Wij klagen zoo vaak, dat ons werk
op velerlei gebied met onvruchtbaar
heid schijnt geslagen, dat alles ons als
bij de handen afbreekt, maar zou een
der oorzaken niet zijn, dat ons zoeken
vaak is ons een naam voor ons te ma
ken en dat daarom ook van ons geldt:
zou hun niet afgesneden worden al
wat zij gedacht hebben te maken?
OBSERVATOR.
met goede positie. .Wat. zouden haar
oud-e vriendinnen op haar oude
dorpje zeggen? Zie je wel, de st^id
biedt toch maar goede kansen. Zulk
een partij op haar dorp was toch maar
geheel onmogelijk geweest. Wat was
nij jietjes en beschaafd, wat een har
telijkheid, wat een vriendelijkheid en
wat een blijdschap bij hem, dat hij met
zulkeenl degelijk meisje kennis had
gemaakt, heel wat degelijker dan de
tegenwoordige stadsdametjes. Zoo zei-
de hij.
Maar na een tijd kwam hij niet
meer; hé, waarom niet? De vorige
week was hij niet verschenen en nu op
den vastgestelden avond al weer niet.
Hij £OU haar toch niet alleen laten?
Hij wist toch ook wel wat hij beloofd
had, dat zij nu spoedig, zouden trouwen
en dat hun zulk een blij geluk wach
tende was. Hij verscheen -niet, ook de
volgende week niet, en de volgende
maand niet, hij verscheen nooit meer.
Zelfs bij een onderzoek, bleek hij ner-
fens te vinden. Hij, de fatsoenlijke,
e brave, de nette, had haar netjes
achtergelaten. Maar het "blij geluk"
nu geen blij geluk meer kwam,
nu afgewacht met angst en zorg.
Gelukkig, een medelijdend(?) man
nam haar op in zijn huis, voor zijn
huishouding. Al spoedig bleek hetvcor
iets anders. En drie jaar na haar
komst in de stad zien wij 'haar op
straat. Haar blozende wangen, ?ijn nog
even blozend, tenminste zoo schijnt het
in werkelijkheid blijkt het anders,
kunstmiddelen zijn gebruikt om de na
tuurlijke kleur té bedekken. Nog drie
jaar zien wij haar zoo, zij .wil wel an
ders, maar zij kan met tneer; haar
beschermer is haar heer en haar mees
ter, hij gebiedt en zij moet gehoorza
men.
En nu lacht zij en nu lonkt rij,
maar met walging. En nu vleit zij en
nu beweegt zij, maar met afschuw.
O, hoe gaarne zou zij nu nog rijn, daar
in haar oude dorpje, daar onder haar
oude vriendinnen. En zoo komt ze
tot ons, met het verzoek haar te hel
pen, ze weet het, velen zullen haar
verachten, velen een afschuw van haar
hebben, maar daar zullen toch nog
wel enkelen gevonden worden, die wil
len helpen om het gebrokene te heelen.
Er kwam hulp, ze kon geholpen
worden voor een tijd. Voor een
tijd? Ja, de blozende wangen, die geen
blozende wangen waren, werden niet
meer blozend. Na een jaar moest zij
worden opgenomen in het ziekenhuis.
In „het leven" was haar leven ge
broken. De telefoon van het zieken
huis riep mij en vertelde: „Catrien
is niet meerl"
Nog geen 26 jaren telde rij.
Haar zon ging onder op den middag
„Als onze vriend, de abt, hen dat
beletten kan, niet, en in geen geval
zullen ze ons direct vervolgen. Zij zul
len denken dat de storm onze vlucht
vertraagd heeft en ons genoodzaakt
heeft een schuilplaats te zoeken, zoo-
dat ze eerst wel eenigen tijd zullen
doorbrengen om den omtrek af te
zoeken.
Het eenige, werkelijke gevaar is, dat
Ah IJeo als voorzorgsmaatregel een
paar soldaten vooruit stuurt om dit
pad af te zoeken; maar we moeten ons
geen zwarigheden voorstellen, die nog
niet bestaan."
„Neen" antwoordde. Kathlyn, dan,
na een korte pauze, vervolgde ze:
„Dat was een lieve, oude man
ginds!"
„Ja" stemde Forsyth toe. „Een man
met een edel hart. Hij mag dan een
heiden zijn in de gewone beteekenis
van het woord, hij' kan veel zooge
naamde Christenen tot voorbeeld
strekken in menschlievendheid. Zijn
meester was een geneesheer en hij
schijnt ook geboren te zijn om de ziek
tekwalen der menschen te willen ge
nezen. Maar hij is geen vriend van LI
Weng Ho en hij zal alles doen, wat in
zijn macht staat, om de vervolging te
belemmeren."