NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 19 JANUARI 1926
TWEEDE BLAD.
1
WAT OE BLADEN ZEGGEN.
Naar een extra-parle
mentair Kabinet?
Van de vele persstemmen over den
jolitieken toestand laten wij hier en-
tele volgen.
Het oordeel van de „S t a 11 d a a r d"
rindt men op een andere plaats in dit
idad; de „Nederla'nder" sprak
rich nog niet uit.
De „Maasbode" (R. K.) meent de
tonclusie te mogen trekken, dat het
parlement niet meer in staat is Regee
ringen te leveren
Zij, die de totstandkoming van een
parlementair Kabinet verhinderden,
•lebben aan het parlementaire stelsel
Ben grooten wandienst bewezen.
„In deze kritieke periode zijn kleine
landelingen vdn soms beslissende be
tekenis Wanneer onze staatkunde 't
.-oer moet omwenden naar een buiten
parlementair Kabinet dan stevenen wij
/net volle zeilen naar den toestand,
waarin een groote persoonlijkheid een
zegen, maar dan een onmisbare zegen
wordt voor ons land.
Ook zij, wien de democratie lief is,
moeten, ais het parlementaire stelsel
tich zelf zóózeer verteert als nu wordt
vertoond» verlangen naar Regeeringen
meer los van het Parlement en naar
!te moreele en intellectueele hoogheid
eener enkele figuur als Pericles was.
Als het taak is der pers de gebeur
tenissen niet alleen te ondergaan,
maar ook te duiden en te belichten,
dan mogen wij als onze overtuiging
voordragen, dat dé parlementaire
machteloosheid in die richting wijst."
„D e T ij d" (R.K.) wijst er op, dat wij
op politiek gebied in raadselen wan
delen, wat het blad betreurt.
Telkens heette het dat een bevredi
gende oplossing kon worden verwacht
en nu komt ineens het koele en nuch
tere bericht: het is niet gelukt.
„Het wordt, zegt het blad, iemand,
die een halve eeuw langs het Katholiek
openbaar, bijzonder godsdienstig en
sociaal leven heeft medegeleefd, bang
om het hart. Hoe hemelsch en verruk
kelijk schoon heeft dit zich in die ja
ren in onderling innig en onafschei-
denlijk verband ontwikkeld. Het is 'n
wonder om te aanschouwen.
Zou het keerpunt zijn gekomen? Zou
Schaepman's roemrijk werk in verval
geraken? Zou zijn gedachte, dat bij
de voortdurende ontkerstening der
Maatschappij en het gruwelijk zich uit
breidend ongeloof, al wat gelooft in
Christus, als den Zoon van God, die
in de wereld is gekomen, zich te za-
men moet vereenigen, om gemeen
schappelijk te strijden voor Christus,
hunnen Koning, zou zijn gedachte en
die van de geloovige Protestanten,
dat, om dien strijd gelukkig te strij
den waarvoor kan met meer geest
drift worden gestreden datgene,
wat ons vereenigt, oneindig en onein
dig veel hooger moet staan dan het
geen ons verdeelt, verflauwen en ver
dwijnen, nadat zij het Vaderland, het
Vorstenhuis en het geloof bij ons volk
zoozeer ten voordeel is geweest?
Als het, wat God verhoede, zóóver
moet komen, laat dan duidelijk en zon
der omwegen worden uitgesproken op
wie de zware verantwoordelijkheid
rust."
„Het Centrum" (R.K.) betoogt dat
het optreden van een extra-parlemen
tair Kabinet wel een zeer bijzondere
beteekenis krijgt en zal wijzen op een
breuk in onze politieke verhoudingen,
waar-van de ernst niet valt te ontken
nen.
Vooral nu de crisis zoolang heeft ge
duurd en het aan pogingen, om tot. 'n
compromis te komen, niet heeft ont-
broken-
Het had anders kunnen en anders
moeten loopen.
Geheel deze crisjs had moeten wor
den vermeden.
Maar het is niet twijfelachtig, op
wie de verantwoordelijkheid daarvoor
rust."
„De Residentiebode" (R.K.)
vraagt zich af, of 'Dr. de Visser thans
nog wel de aangewezen man is voor
de nieuwe taak.
Komt hij met een ministerie van
conservatieve structuur, dan kan men
nu al voorspellen, dat het sukkelen
blijven zal.
Een extra parlementair Kabinet is
toch al op zie/zelf niet de favorite
van de Kamer. Wat dan zal een con
servatief extra-parlementair ministe
rie zijn bij een samenstelling van de
Kamer, zooals we die thans kennen?
Binnen het jaar zou het weer „hom
meles" zf.i, vermoeden we.
Maarwe zijn nog zoo ver niet,
Wie zegt, dat dr. De Visser met een
extra-parlementair Kabinet klaar
komt, in de omstandigheden die steeds
moeilijker worden? Het record, der mi-
nisterieele crises is zoo goed als ge
slagen ener is nog geen eind te
zien."
De „N. R o11 Cr t." (Lib.) meent dat
de A. R. en de Chr. Hist, partijen een
Kabinet hadden njoeten leveren.
Het blad vermoedt dat zulk een. op
lossing ook Dr. de Visser voor oogen
heeft gestaan maar dat hij door den
nood gedwongen zijn toevlucht tot 'n
extra-parlementair Kabinet.
„Noodgedwongen" niet, omdat dit
een redmiddel zou zijn, om aan een
kabinet „van de uiterste noodzaak"
te ontkomen; vrees voor zulk een ka
binet, een ministerie-StenhuisVan
Wijnbergen, is niet reëel, en zal bij
een verstandig man als Dr de Visser
zeker geen oogenblik bestaan. Maar
„noodgedrongen" omdat ieder gevoe
len zal, dat het voor een oud-gediende
en overtuigd christelijk politiek man
een hard gelag moet zijn, toevlucht te
gaan nemen tot een oplossing, die wat
men ook ervan verwacht of wel vreest,
in ieder geval de beteekenis zal heb
ben van een abdicatie; een prijsgeving
van de verkiezingsoverwinning door
de rechter partijen."
„Het Volk" (S.D.A.P.) stelt de R.
K. partij verantwoordelijk omdat zij
zoowel een Kabinet-Colijn als een rood
roomsch kabinet onmogelijk maakte.
Het blad acht 't niet onmogelijk, dat
nu pogingen gedaan zullen worden 'n
„sterke" niet-parlementaire, veeleer
anti-parlementaire regeering te ver
krijgen, met een „sterken" man aan
het hoofd, die van zins is het parle
ment eens mores te leeren, het onder
bedreiging met „staatsgreep-achtige
maatregelen te dwingen den wil van
de regeering te volgen." En in dit ver
band noemt het blad de namen van
Treub, van Leeuwen en Colijn om te
vervolgen:
Het gevaar is niet denkbeeldig, dat
then, in de huidige konstellatie, nu de
katholieke partij het parlementaire re-
geeringsstelsel verlamt, en in de hui
dige gedachtensfeer van antiparlemen-
tarisme, die in de hoogere bourgeoi
sie snel om zich heen grijpt, tot zulk
een „sterken ,man" zijn toevlucht zal
nemen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Ritthem, E. Raams
te Donk.
A a 11 g e n o m e 11Naar Spanbro ek m
Opmeer, J. F. Homan te Rolde».
GEREF. KERKEN.
Bedankt: Voor Lopik, B. Meijer
te Ierseke. Voor Kollum, S. W. Bos
te Dokkum.
GEREF. GEMEENTEN.
Tweetal1: Te Meliskerke^ J. Fraan-
ie te BarneveM en J. R. van Oord te
Opheusden.
volgd zouden worden. Zij konden on
gehinderd het dorp verlaten. Eenmaal
buiten het dorp sloegen ze een zijpad
in en kwamen langs een grooten om
weg achter een kersenboomgaard,
waarbij een klein huisje stond
De deur was open en 'n vrouw en 'n
meisje, die hen hadden hooren aanko
men, stonden bij den ingang. Het meis
je weende. Ching wilde voorbijgaan,
maar Forsyth wachtte.
„Wat scheelt er aan?" vroeg hij in
't Chineesch.
,Ze huilt, omdat ze van honger niet
slapen kan en wij hebben geen rijst"
was het antwoord der moeder.
Forsyth keek haar onderzoekend
aan.
„Maar uw man...."
„Is al acht maanden dood. Vermoord
door de soldaten van den mandarijn.
„Van den edelgestrengen heer Li-
Weng-Ho?"
„Dezelfde, een man met 'thart van
een duivel"
Forsyth haalde uit een der zakken
van zijn kleed een zilverstuk te voor
schijn en bood het haar aan met de
woorden: „Koop daarvoor rijst voor
uw kind."
„De Hemel zegene u" begon de
vrouw, maar Forsyth viel haar in de
rede.
„Zegt u me maar als een bewijs van
dank, hoe ver het nog is naar t pa
leis van Li-Weng-Ho in Pi Chow."
De vrouw vertelde hem, dat het nog
slechts zeven mijlen was en ging dan
voort: „Als u hem spreken wilt, moet
u wachten tot overmorgen; eerst dan
komt hij in Pi Chow om de belastin
gen in ontvangst te nemen."
„En is er maar één weg, maar die
voert uitsluitend naar het paleis dat
even buiten de stad ligt. Daarop mag
niemand anders komen dan de manda
rijn. Er is een poort aan den ingang
en soldaten houden daarbij de wacht."
„Zijn er ook poorten op den hoofd
weg?"
„Ja" antwoordde de vrouw „maar
wie niet afgezet wil worden door de
soldaten, gaat er niet door, maar loopt
er om heen
„Zooals wij rullen doen" antwoord
de Forsyth en maakte een buiging, om
afscheid te nemen.
Eensklaps vroeg de vrouw echter:
„Bent u een vreemde hond?"
„Ik ben, naar ik hoop, een Christen,
gaf hij ten antwoord.
„Ja, zoo noemen wij ze niet" ant
woordde de vrouw, „maar misschien
kent u dan ook die Christenvrouw, die
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 19 Januari 1926.
In sommige bladen las ik een oproep
om in deze dagen van sneeuw en kou
de de vogels niet te vergeten. Een
sympathiek idee, dat ik gaarne steun.
Maar ik zou er aan toe willen voegen
om toch ook de menschen niet te
vergeten.
Door de gebeurtenissen van de laat
ste dagen is aller aandacht gevestigd
op de slachtoffers van den watersnood.
En dat is goed ook. De nood is groot
en er moet veel gedaan worden om
den nood te lenigen.
Daarnaast echter zijn er anderen, ook
in onze naaste omgeving, voor wie het
nu een kwade tijd is.
De inkomsten zijn zoo gering en de
behoeften zoo groot.
Laten allen, die door God boven ande
ren gezegend werden, zich goede rent
meesters betoonen en mede werken om
in deze koude dagen, licht en vreugde
te brengen in de gezinnen der armen,
ook der stille armen, die het soms zoo
hard te verantwoorden hebben.
OBSERVATOR.
Ford in botsing kwam, welke ook to
taal werd vernield. Eén der inzitten
den van de Ford werd, hoewel' niet
ernstig, verwond.
Onbewaakte overwegen.
Bij een onbewaakte overweg onder de
gemeente Rilland, is een mee twee hon
den bespannen wagen door den mailL
trein naar Vlissingen aangereden., De
beide .honden werden gedood en de
wagen beschadigd, doen de 72-jarige
H. M., uit Bergen op Zoom, die op
den wagen zat, kwam wonder boven
wonder met den schrik vrij.
Doodelijk ongeval. Op den
Biltschen straatweg bij het R.K. Kerk
hof te Utrecht had gistermiddag een
treurig ongeval plaats. Zekere. C. G.,
een jonge man, komende per rijwiel uit
de richting de Bilt, had het ongeluk,
vlak voor een petroleumauto der Ame.
rican Petroleum Company, vermoede
lijk doordat hij met zijn fiets tusschen
de tramrails' geraakte te vallen, met het
noodlottig gevolg, dat hij met zijn
hoofd met dien auto in aanraking
kwam en dermate werd verwond, dat
hii binnen enkele oo^enblikken over
leed. De bestuurder van den auto stop
te onmiddellijk, doch kon het ongeval
niet meer voorkomen.
Ernstige brand. Een brand,
die, gezien de omstandigheden, eenbij'-
zonder gunstig verloop heeft gehad,
brak gistermiddag omstreeks kwart
voor vier uit in een oud huisje, ge
legen in de 3e Weteringdwarsstraat
te Amsterdam.
Op de eerste verdieping was de heer
E. A. J. Vaarmeyer, van beroep beeld
houwer, met een kind aanwezig. Het
kind wierp onder heit spelen in een
onbewaakt oogenblik de petroleum
kachel in de achterkamer om. He ge
volg was, dat na weinige pogenblik
ken deze kamer in brand stond. De be
woner had de tegenwoordigheid van
feest, het kind op te nemen en het
e trap af te dragen. Ofschoon de
verdieping vol' rook stond, en de vlam'_
men zich ook hadden medegedeeld aan
de voorkamer, liep de man opnieuw
naar boven en verschafte zich toegang
tot de voorkamer van de eerste ver
dieping van perceel nummer twee. wrika
huizen één opgang hebben en bovendien
met elkaar in verbinding staan. Hier
nam hij het kind van de buren, een
meisje van acht maanden, uit haar
bedje, sloeg de ruiten stuk en wietp het
naar omlaag. Buren vingen het met
een uitgespreiden deken op. Geen der
kinderen heeft door dit kordate op
treden letsel ontvangen.
De voor- en achterkamer van per
ceel 4, de gang en de trap naar de
tweede verdieping brandden geheel1
weg; ernstige brandschade is te be
speuren op de eerste étage van per-*
ceel 2 en op de tweede étage van per
ceel 4.
Een kat en elf duiven vonden den
dood tengevolge van den verstikken.
den !t>ok.
Sneeuw in Spanje. Te Va
lencia, waar het sinds langer dan een
de nieuwe vrouw Js van den manda
rijn?"
„Zijn vrouw?" Onwillekeurig klonk
Forsyth's stem ruw. „Wie zegt...."
„Dat wordt verteld. Zve ging gisteren
voorbij. Ik zag haar. De gordijnen wa
ren ter zijde geslagen én ze had ge
weend; waarom, dat zou ik u niet
kunnen zeggen."
„Maarmaar, u zei, dat Li Weng
Ho afwezig was en dat hij niet voor
overmorgen terugkomt?"
„Zoo staat het op de bekendmaking'
zei de vrouw „Misschien weent de
vreemde vrouw omdat zijn Excellen
tie er niet zal zijn om haar te ont
vangen."
„Misschien" stemde Forsyth toe.
Toen vervolgde hij: „Wilt u vergeten
dat u mij den vreemden hond
hebt gezien?"
„Ik zal het vergeten evenals mijn
Hef kind, maar wij zullen altijd In
onze harten aan u denken. Weldaden
worden nocit vergeten." Enkele se
conden zweeg de vrouw, maar met 'n
geheel andere stem zei ze toen: „Mis
schien weendt die vrouw, omdat ze
aan u dacht"
„Waarom denkt u dat?" vroeg For
syth verbaasd.
Wordt vervolgd l
B pt oppen: Tc Aagfcekerke, M. Hof
man te Krabbendijke.
EVANG. LUTH. KERK
Bedankt: Voor Schiedam, J. Berg
man te Leeuwarden.
Bevestiging, Intredo, Afscheid.
Na door Ds. J. H. Jonker van
Voorburg met een predicatie over Joh.
169 te zijn bevestigd, deed Zondag
cand. H. Versluys intrede bii de
Geref. Kerk van Zegwaart. Ds. Ver
sluys had tot tekst gekozen Rom. 1
vers 1113.
Ds. Joh Jansen heeft Zondag
met een predicatie over Coll. 123a af
scheid genomen van de Geref. Kerk
van IJmuiden
Nadat eenige toespraken waren ge
houden zong de gemeente den vertrek
kende leeraar de zegenbede uit Psalm
121 toe.
Ds. P. Glas te Boskoop heeft Zon
dag Ds. B. Nieuburg, em. pred. al
daar bevestigd als leeraar der NecL
Herv. Gemeente te Moordrecht en wel
met een predicatie naar aanleiding van
de Schriftwoorden uit de brief aan de
Romeinen: „Omdat wij gelooven, spre-
wh
Na door Ds. V. K. Kuyvenhoven
van Hengelo met een leerrede over Jes.
40:1 en 2 te zijn bevestigd, deed Zon
dag cand. J. Maaskantintrede bti
de Geref. Kerk van Echten (Fr.) met
een predicatie naar aanleiding van Rom.
1 10.
Dr. G. W. Oberman, heeft Zon
dag met een predicatie over Hebr. 12
12:1 en 2, iste gedeelte, afscheid ge
nomen van 'de Ned. Herv. Gemeente te
Leeuwarden.
De Gemeente zong hem na den dienst
Ps. 134:3 toe.
Dr. Oberman heeft 3Va jaar te Leeu
warden gestaan.
Dr. P. Vrijlandtf
Gisteren is na korte ongesteldheid
aan influenza overleden Dr. P. Vrij-
landt, 37 jaar oud. Sinds een paar
jaar was hij rechter van het gymnasi
um te Alkmaar. Tevoren was hij do
cent aan het gymnasium te Sneek, aan
het Lyceum van Den Haag en conrector
te Zwolle.
Sluiting van alle Kweekscholen!
Gelderlands Achterhoek dor Vereen,
van Chr. Onderwijzers heeft zich met
een motie tot het Hoofdbestuur gewend
om de regeering te vragen, alle Kweek
scholen voor onderwijzers en onder
wijzeressen te sluiten.
Diaconie en Burgerlijk Armbestuur.
De vergadering van Diakenen van de
Geref. Kerk te Amsterdam- vroeg den
Kerkeraad goedkeuring van haar be
sluit als volgt:
„De Diaconale vergadering besluit
aan leden of Doopleden onzer Kerk,
die geldeljjken steun noodig hebben,
doch verklaren liever geholpen te wor
den door het Burgerlijk ArmLestaur dan
door onze Diaconie, onzerzijds steun te
weigeren.
en den betrokken diaken te mach
tigen daarvan een schriftelijk bewijs
te geven".
Ter line van nadere overweging van
de formuieering is dit voorster aan
de diaconale vergadering teruggezon-
Sönderblom.
Den löden Januari van die jaar vol
eindigt Aartsbisschop iNatnan Söder-
bloni uit Upsaia, d- bekenae leider en
organisator van de „Wereldconferentie
vopr Praktiscn Christendom' zjjn zes
tigste levensjaar.
Bij deze gelegenheid deelt de „Evar^
gelische Pressedienst" omtrent zijn le_
vejnsioop het volgende mede:
Als zoon van een predikant te Trö-
nq in Helsingland, geboren, is Söder
blom v^n der jeugd af aan met den
Zweedschen vaderLmdschen bodem en
met zijn door Luthersche vroomheid
bekenden volksaard op 7t nauwst ver
bonden.
Na 'beëindiging van zijn theol'ogi-
schen studietijd, werd hij den 5den
Maart 1893 als hospitaal-geestelijke in
Upsaia ingezegend. Het kostte hem,
zooals hij zelf bekent, „veel ïnwern-
digen strijd en angst, tot hij zijn ze
kerheid op God zelf leerde gronden,
en hij zien een evangelische vrijheid
onder Christus heerschappij verwierf".
Zijn eerste boek behandelde de Grond
gedachten */ian de Luthersche Retor
tnatie", en zijn hoofdstudie gold de
godsdienstwetenschap waaraan hij zich
m het bjjzonder in Parijs wijdde, waar
hij na zpn huwelijk met de zuster van
den beroemden zanger John r or sell in
1894, als gezantscha'pspredikant en zee
mansdominee voor de Noord-Fransohe
havensteden werkzaam was.
Door zijn hier geschreven werken
(o.a,Jezus' bergrede en .onze rijd-7
kwam hij in het bezit van den dok-
tor£tjtel van de Sorbonne, en werd
in lb'Of tot professor aan de univer
siteit te Upsaia beroepen. In het jaar
1912 werd" hij professor in Leipzig.
Den 20sten Mei 1914 benoemde de
Zweedsche koning den hem in de der
de plaats voorgedragene tot aartsbis
schop van Upsaia aan/ waar hij ter
stond na het uitbreken van den oor
log heentrok.
Hier ontwikkelde 'hij dadelijk in den
dienst van de oecumenische beweging
van de christelijke kerken in het bin
nen- en buitenland een bewonderens
waardige bedrijvigheid, waartoe hem
zijn veelzijdigheid, zijn uitgebreide taal
kennis, zijn diplomatieke handigheid
en niet in de laatste plaats zijn diepe
vroomheid bekwaamden.
Hij j>egon zijn in grooten stijl opge
nomen oecumenische werkzaamheid
met een oproep na het oomogsbegin
in September 1914, waarin hij de over
tuiging uitsprak, dat „de oorlog de
banden niet verbreken kan, waarmede
Christus ons onder elkander verbindt".
Met het Wereld-Kerken Kongres van
Stockholm in Augustus 1925.. dat zijn
naam over de gansche christelijke we
reld droeg, was zijn eerste doel be
reikt.
Voor het Larakter van dezen grooten
kerkdijken leider is zijn slotwoord op
de Stockholmsche Conferentie teeke
nend:
„Groote dingen in de geschiedenis
ontspringen uit vele onreine bronnen,
en hebben met zelfzucht en zonde te
doen. Achteraf verschijnt het werk als
of alles zoo had mor ten komen; in
waarheid scheen het dikwijls onmoge
lijk, en slechts de groote kracht boven
ons maakte het mogelijk. Wij willen
niets van onszelf houden, maar alles
den Schepper geven tot trouwen en
heiligen dienst".
Hei openbaar onderwijs.
De Minister van Onderwijs heeft aan
de Gedeputeerde Staten der provinciën
en opgaaf verzocht van den toestand
op 1 dezer van:
1. de gemeenten in hunne provincie,
waar geen openbare lagere school be
staat;
2. de gemeenten, welke met 'eene of
meer andere gemeenten een gemeen
schappelijke school in stand houden,
welke' niet op haar grondgebied is ge
legen, en de nhmen dier gemeenten;
3. de gemeent-n, wélke eene reg-ling
heoben getroLen omtrent de toelating
van kinueren uit de gemeente op de
school of scholen eer andere, en de
namen zoowel van de eene als van
ue andere gemeenten.
GEMENGD NIEUWS.
Van een berghelling ge
stoft. Uit Tokio worde gemeld,
dat een t ram wagen 70 Meter naar be
neden in gertori langs de helling van
den berg Myanosj.ta; achttien perso
nen werden gedood en twintig zwaar
gewond.
Omtrent dit tramongeval werden la
ter nog de vojgende bijzonderheden
worden gemeld:
Door het weigeren van de remmen
gleed een wagen van den Hakoae.
bergspoorweg een helling af, en liep
ten slotte uit de rails. Daarna sprong
de wagen over een afgrond heen en
liep ten slotte op den muur van een
boerderij aan den overkant van den
afgrond. In den wagen zat een aantal
Japanners, die een vacantie.uitstapje
maakten.
Men vreest, dat van de zwaarge
wonden nog verscheidene zullen ster.
ven.
Auto-ongeval1. Op den Rijks
weg te Wassenaar i$ Zondagmorgen
een luxe auto in volle vaart tegen een
melkwagen van K. opgereden. Het
paard kreeg een diepe wonde in het
lichaam en bezweek na korten tijd. Het
onderstel' van den wagen werd nog een
eindweegs op de auto voortgesleurd
tengevolge waarvan de wagen met een
FEUILLETON.
Kathlyn Barrington.
88)
Eerst, toen ze hem ver voorbij wa
ren, waagde Forsyth het, uit het wa
ter te klauteren. Vlug liep hf] nu ver
tier, na eerst ?i;n kleeren wat uitge
wrongen te hebben.
Na eenigen tijd te hebben geloopen
keerde hij zich om, om van de hoogte,
waarop hij stond, den omtrek te ver-
kermen.
In het maanlicht zag hij een Chi
nees, die handenwringende, in zijn
richting voortliep^ in de schaduw
van een boom blaof staan; want hoe
wel hij vermoedde dat het Ching was,
achtte hij het toch te gewaagd, zich
ttirect te vertoo-rien.
Naderbij gek'omen hoorde hij den
Chinees troosteloos in zichzelf prater.
Nu bleef geeja twijfel meer over.
„Ching!" .'riep hij zachtjes, terw'j
onder d.en boom wegstapte.
„Dokter dokter Forsyth!" Cliim
schreeuw/Je het bijna uit en storm
haastig op hem af. Al zijn Oosterse!:,
kalmte was verdwenen. Tranen stor
tten in zijn oogen. Hij snuif de va n
blijdschap. Hij nam de handen Van
'den dokter en schudde ze van blijd
schap langen tijd op en neer. Einde*
lijk prak hij: „Ching denken u ver
dronken. Ching bang Nu
„Nu zijn we, Gode zij dank, veiliger
dan, ooit" zei Forsyth bewogen. „De
soldaten daar'achter ons zullen ver
tellen, dat ik in de rivier ben geval
len en den nek heb gebroken."
„Ching ook zoo denken- Hooren u
roepen en gaan terug. Soldaten zeg
gen, barbaarsche hond in water ge
vallen. Ching zoo bedroefd."
Langen tijd bleef hun echter niet
om zich over te geven aan hun ge
voelens van blijdschap. Ze moesten
verder. Zonder veel vrees voor ontdek
king konden ze voorloopig hun weg
vervolgen 't Was diep in den nacht
en ieder sliep; Toen de weg hen dan
ook door een groot dorp voerde, gin
gen <ze gewoon verder. Halverwege de
straat begon een hond te blaffen, een
ander antwoordde en nog een. Daarop
'N nk gehoed onverwachts achter hen
11 !n<t c '!n keek om en zag een
au im' .Soldaat!" fluis-
e te loopen. Of-
iet wist, volgde
Fors; .ii ,.iu; want hij be
greip v.': meien het schot ge
hoord zouden hebben en zij nu ver-