NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 19 JANUARI 1926 TWEEDE BLAD. 1 WAT OE BLADEN ZEGGEN. Naar een extra-parle mentair Kabinet? Van de vele persstemmen over den jolitieken toestand laten wij hier en- tele volgen. Het oordeel van de „S t a 11 d a a r d" rindt men op een andere plaats in dit idad; de „Nederla'nder" sprak rich nog niet uit. De „Maasbode" (R. K.) meent de tonclusie te mogen trekken, dat het parlement niet meer in staat is Regee ringen te leveren Zij, die de totstandkoming van een parlementair Kabinet verhinderden, •lebben aan het parlementaire stelsel Ben grooten wandienst bewezen. „In deze kritieke periode zijn kleine landelingen vdn soms beslissende be tekenis Wanneer onze staatkunde 't .-oer moet omwenden naar een buiten parlementair Kabinet dan stevenen wij /net volle zeilen naar den toestand, waarin een groote persoonlijkheid een zegen, maar dan een onmisbare zegen wordt voor ons land. Ook zij, wien de democratie lief is, moeten, ais het parlementaire stelsel tich zelf zóózeer verteert als nu wordt vertoond» verlangen naar Regeeringen meer los van het Parlement en naar !te moreele en intellectueele hoogheid eener enkele figuur als Pericles was. Als het taak is der pers de gebeur tenissen niet alleen te ondergaan, maar ook te duiden en te belichten, dan mogen wij als onze overtuiging voordragen, dat dé parlementaire machteloosheid in die richting wijst." „D e T ij d" (R.K.) wijst er op, dat wij op politiek gebied in raadselen wan delen, wat het blad betreurt. Telkens heette het dat een bevredi gende oplossing kon worden verwacht en nu komt ineens het koele en nuch tere bericht: het is niet gelukt. „Het wordt, zegt het blad, iemand, die een halve eeuw langs het Katholiek openbaar, bijzonder godsdienstig en sociaal leven heeft medegeleefd, bang om het hart. Hoe hemelsch en verruk kelijk schoon heeft dit zich in die ja ren in onderling innig en onafschei- denlijk verband ontwikkeld. Het is 'n wonder om te aanschouwen. Zou het keerpunt zijn gekomen? Zou Schaepman's roemrijk werk in verval geraken? Zou zijn gedachte, dat bij de voortdurende ontkerstening der Maatschappij en het gruwelijk zich uit breidend ongeloof, al wat gelooft in Christus, als den Zoon van God, die in de wereld is gekomen, zich te za- men moet vereenigen, om gemeen schappelijk te strijden voor Christus, hunnen Koning, zou zijn gedachte en die van de geloovige Protestanten, dat, om dien strijd gelukkig te strij den waarvoor kan met meer geest drift worden gestreden datgene, wat ons vereenigt, oneindig en onein dig veel hooger moet staan dan het geen ons verdeelt, verflauwen en ver dwijnen, nadat zij het Vaderland, het Vorstenhuis en het geloof bij ons volk zoozeer ten voordeel is geweest? Als het, wat God verhoede, zóóver moet komen, laat dan duidelijk en zon der omwegen worden uitgesproken op wie de zware verantwoordelijkheid rust." „Het Centrum" (R.K.) betoogt dat het optreden van een extra-parlemen tair Kabinet wel een zeer bijzondere beteekenis krijgt en zal wijzen op een breuk in onze politieke verhoudingen, waar-van de ernst niet valt te ontken nen. Vooral nu de crisis zoolang heeft ge duurd en het aan pogingen, om tot. 'n compromis te komen, niet heeft ont- broken- Het had anders kunnen en anders moeten loopen. Geheel deze crisjs had moeten wor den vermeden. Maar het is niet twijfelachtig, op wie de verantwoordelijkheid daarvoor rust." „De Residentiebode" (R.K.) vraagt zich af, of 'Dr. de Visser thans nog wel de aangewezen man is voor de nieuwe taak. Komt hij met een ministerie van conservatieve structuur, dan kan men nu al voorspellen, dat het sukkelen blijven zal. Een extra parlementair Kabinet is toch al op zie/zelf niet de favorite van de Kamer. Wat dan zal een con servatief extra-parlementair ministe rie zijn bij een samenstelling van de Kamer, zooals we die thans kennen? Binnen het jaar zou het weer „hom meles" zf.i, vermoeden we. Maarwe zijn nog zoo ver niet, Wie zegt, dat dr. De Visser met een extra-parlementair Kabinet klaar komt, in de omstandigheden die steeds moeilijker worden? Het record, der mi- nisterieele crises is zoo goed als ge slagen ener is nog geen eind te zien." De „N. R o11 Cr t." (Lib.) meent dat de A. R. en de Chr. Hist, partijen een Kabinet hadden njoeten leveren. Het blad vermoedt dat zulk een. op lossing ook Dr. de Visser voor oogen heeft gestaan maar dat hij door den nood gedwongen zijn toevlucht tot 'n extra-parlementair Kabinet. „Noodgedwongen" niet, omdat dit een redmiddel zou zijn, om aan een kabinet „van de uiterste noodzaak" te ontkomen; vrees voor zulk een ka binet, een ministerie-StenhuisVan Wijnbergen, is niet reëel, en zal bij een verstandig man als Dr de Visser zeker geen oogenblik bestaan. Maar „noodgedrongen" omdat ieder gevoe len zal, dat het voor een oud-gediende en overtuigd christelijk politiek man een hard gelag moet zijn, toevlucht te gaan nemen tot een oplossing, die wat men ook ervan verwacht of wel vreest, in ieder geval de beteekenis zal heb ben van een abdicatie; een prijsgeving van de verkiezingsoverwinning door de rechter partijen." „Het Volk" (S.D.A.P.) stelt de R. K. partij verantwoordelijk omdat zij zoowel een Kabinet-Colijn als een rood roomsch kabinet onmogelijk maakte. Het blad acht 't niet onmogelijk, dat nu pogingen gedaan zullen worden 'n „sterke" niet-parlementaire, veeleer anti-parlementaire regeering te ver krijgen, met een „sterken" man aan het hoofd, die van zins is het parle ment eens mores te leeren, het onder bedreiging met „staatsgreep-achtige maatregelen te dwingen den wil van de regeering te volgen." En in dit ver band noemt het blad de namen van Treub, van Leeuwen en Colijn om te vervolgen: Het gevaar is niet denkbeeldig, dat then, in de huidige konstellatie, nu de katholieke partij het parlementaire re- geeringsstelsel verlamt, en in de hui dige gedachtensfeer van antiparlemen- tarisme, die in de hoogere bourgeoi sie snel om zich heen grijpt, tot zulk een „sterken ,man" zijn toevlucht zal nemen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Ritthem, E. Raams te Donk. A a 11 g e n o m e 11Naar Spanbro ek m Opmeer, J. F. Homan te Rolde». GEREF. KERKEN. Bedankt: Voor Lopik, B. Meijer te Ierseke. Voor Kollum, S. W. Bos te Dokkum. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal1: Te Meliskerke^ J. Fraan- ie te BarneveM en J. R. van Oord te Opheusden. volgd zouden worden. Zij konden on gehinderd het dorp verlaten. Eenmaal buiten het dorp sloegen ze een zijpad in en kwamen langs een grooten om weg achter een kersenboomgaard, waarbij een klein huisje stond De deur was open en 'n vrouw en 'n meisje, die hen hadden hooren aanko men, stonden bij den ingang. Het meis je weende. Ching wilde voorbijgaan, maar Forsyth wachtte. „Wat scheelt er aan?" vroeg hij in 't Chineesch. ,Ze huilt, omdat ze van honger niet slapen kan en wij hebben geen rijst" was het antwoord der moeder. Forsyth keek haar onderzoekend aan. „Maar uw man...." „Is al acht maanden dood. Vermoord door de soldaten van den mandarijn. „Van den edelgestrengen heer Li- Weng-Ho?" „Dezelfde, een man met 'thart van een duivel" Forsyth haalde uit een der zakken van zijn kleed een zilverstuk te voor schijn en bood het haar aan met de woorden: „Koop daarvoor rijst voor uw kind." „De Hemel zegene u" begon de vrouw, maar Forsyth viel haar in de rede. „Zegt u me maar als een bewijs van dank, hoe ver het nog is naar t pa leis van Li-Weng-Ho in Pi Chow." De vrouw vertelde hem, dat het nog slechts zeven mijlen was en ging dan voort: „Als u hem spreken wilt, moet u wachten tot overmorgen; eerst dan komt hij in Pi Chow om de belastin gen in ontvangst te nemen." „En is er maar één weg, maar die voert uitsluitend naar het paleis dat even buiten de stad ligt. Daarop mag niemand anders komen dan de manda rijn. Er is een poort aan den ingang en soldaten houden daarbij de wacht." „Zijn er ook poorten op den hoofd weg?" „Ja" antwoordde de vrouw „maar wie niet afgezet wil worden door de soldaten, gaat er niet door, maar loopt er om heen „Zooals wij rullen doen" antwoord de Forsyth en maakte een buiging, om afscheid te nemen. Eensklaps vroeg de vrouw echter: „Bent u een vreemde hond?" „Ik ben, naar ik hoop, een Christen, gaf hij ten antwoord. „Ja, zoo noemen wij ze niet" ant woordde de vrouw, „maar misschien kent u dan ook die Christenvrouw, die AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 19 Januari 1926. In sommige bladen las ik een oproep om in deze dagen van sneeuw en kou de de vogels niet te vergeten. Een sympathiek idee, dat ik gaarne steun. Maar ik zou er aan toe willen voegen om toch ook de menschen niet te vergeten. Door de gebeurtenissen van de laat ste dagen is aller aandacht gevestigd op de slachtoffers van den watersnood. En dat is goed ook. De nood is groot en er moet veel gedaan worden om den nood te lenigen. Daarnaast echter zijn er anderen, ook in onze naaste omgeving, voor wie het nu een kwade tijd is. De inkomsten zijn zoo gering en de behoeften zoo groot. Laten allen, die door God boven ande ren gezegend werden, zich goede rent meesters betoonen en mede werken om in deze koude dagen, licht en vreugde te brengen in de gezinnen der armen, ook der stille armen, die het soms zoo hard te verantwoorden hebben. OBSERVATOR. Ford in botsing kwam, welke ook to taal werd vernield. Eén der inzitten den van de Ford werd, hoewel' niet ernstig, verwond. Onbewaakte overwegen. Bij een onbewaakte overweg onder de gemeente Rilland, is een mee twee hon den bespannen wagen door den mailL trein naar Vlissingen aangereden., De beide .honden werden gedood en de wagen beschadigd, doen de 72-jarige H. M., uit Bergen op Zoom, die op den wagen zat, kwam wonder boven wonder met den schrik vrij. Doodelijk ongeval. Op den Biltschen straatweg bij het R.K. Kerk hof te Utrecht had gistermiddag een treurig ongeval plaats. Zekere. C. G., een jonge man, komende per rijwiel uit de richting de Bilt, had het ongeluk, vlak voor een petroleumauto der Ame. rican Petroleum Company, vermoede lijk doordat hij met zijn fiets tusschen de tramrails' geraakte te vallen, met het noodlottig gevolg, dat hij met zijn hoofd met dien auto in aanraking kwam en dermate werd verwond, dat hii binnen enkele oo^enblikken over leed. De bestuurder van den auto stop te onmiddellijk, doch kon het ongeval niet meer voorkomen. Ernstige brand. Een brand, die, gezien de omstandigheden, eenbij'- zonder gunstig verloop heeft gehad, brak gistermiddag omstreeks kwart voor vier uit in een oud huisje, ge legen in de 3e Weteringdwarsstraat te Amsterdam. Op de eerste verdieping was de heer E. A. J. Vaarmeyer, van beroep beeld houwer, met een kind aanwezig. Het kind wierp onder heit spelen in een onbewaakt oogenblik de petroleum kachel in de achterkamer om. He ge volg was, dat na weinige pogenblik ken deze kamer in brand stond. De be woner had de tegenwoordigheid van feest, het kind op te nemen en het e trap af te dragen. Ofschoon de verdieping vol' rook stond, en de vlam'_ men zich ook hadden medegedeeld aan de voorkamer, liep de man opnieuw naar boven en verschafte zich toegang tot de voorkamer van de eerste ver dieping van perceel nummer twee. wrika huizen één opgang hebben en bovendien met elkaar in verbinding staan. Hier nam hij het kind van de buren, een meisje van acht maanden, uit haar bedje, sloeg de ruiten stuk en wietp het naar omlaag. Buren vingen het met een uitgespreiden deken op. Geen der kinderen heeft door dit kordate op treden letsel ontvangen. De voor- en achterkamer van per ceel 4, de gang en de trap naar de tweede verdieping brandden geheel1 weg; ernstige brandschade is te be speuren op de eerste étage van per-* ceel 2 en op de tweede étage van per ceel 4. Een kat en elf duiven vonden den dood tengevolge van den verstikken. den !t>ok. Sneeuw in Spanje. Te Va lencia, waar het sinds langer dan een de nieuwe vrouw Js van den manda rijn?" „Zijn vrouw?" Onwillekeurig klonk Forsyth's stem ruw. „Wie zegt...." „Dat wordt verteld. Zve ging gisteren voorbij. Ik zag haar. De gordijnen wa ren ter zijde geslagen én ze had ge weend; waarom, dat zou ik u niet kunnen zeggen." „Maarmaar, u zei, dat Li Weng Ho afwezig was en dat hij niet voor overmorgen terugkomt?" „Zoo staat het op de bekendmaking' zei de vrouw „Misschien weent de vreemde vrouw omdat zijn Excellen tie er niet zal zijn om haar te ont vangen." „Misschien" stemde Forsyth toe. Toen vervolgde hij: „Wilt u vergeten dat u mij den vreemden hond hebt gezien?" „Ik zal het vergeten evenals mijn Hef kind, maar wij zullen altijd In onze harten aan u denken. Weldaden worden nocit vergeten." Enkele se conden zweeg de vrouw, maar met 'n geheel andere stem zei ze toen: „Mis schien weendt die vrouw, omdat ze aan u dacht" „Waarom denkt u dat?" vroeg For syth verbaasd. Wordt vervolgd l B pt oppen: Tc Aagfcekerke, M. Hof man te Krabbendijke. EVANG. LUTH. KERK Bedankt: Voor Schiedam, J. Berg man te Leeuwarden. Bevestiging, Intredo, Afscheid. Na door Ds. J. H. Jonker van Voorburg met een predicatie over Joh. 169 te zijn bevestigd, deed Zondag cand. H. Versluys intrede bii de Geref. Kerk van Zegwaart. Ds. Ver sluys had tot tekst gekozen Rom. 1 vers 1113. Ds. Joh Jansen heeft Zondag met een predicatie over Coll. 123a af scheid genomen van de Geref. Kerk van IJmuiden Nadat eenige toespraken waren ge houden zong de gemeente den vertrek kende leeraar de zegenbede uit Psalm 121 toe. Ds. P. Glas te Boskoop heeft Zon dag Ds. B. Nieuburg, em. pred. al daar bevestigd als leeraar der NecL Herv. Gemeente te Moordrecht en wel met een predicatie naar aanleiding van de Schriftwoorden uit de brief aan de Romeinen: „Omdat wij gelooven, spre- wh Na door Ds. V. K. Kuyvenhoven van Hengelo met een leerrede over Jes. 40:1 en 2 te zijn bevestigd, deed Zon dag cand. J. Maaskantintrede bti de Geref. Kerk van Echten (Fr.) met een predicatie naar aanleiding van Rom. 1 10. Dr. G. W. Oberman, heeft Zon dag met een predicatie over Hebr. 12 12:1 en 2, iste gedeelte, afscheid ge nomen van 'de Ned. Herv. Gemeente te Leeuwarden. De Gemeente zong hem na den dienst Ps. 134:3 toe. Dr. Oberman heeft 3Va jaar te Leeu warden gestaan. Dr. P. Vrijlandtf Gisteren is na korte ongesteldheid aan influenza overleden Dr. P. Vrij- landt, 37 jaar oud. Sinds een paar jaar was hij rechter van het gymnasi um te Alkmaar. Tevoren was hij do cent aan het gymnasium te Sneek, aan het Lyceum van Den Haag en conrector te Zwolle. Sluiting van alle Kweekscholen! Gelderlands Achterhoek dor Vereen, van Chr. Onderwijzers heeft zich met een motie tot het Hoofdbestuur gewend om de regeering te vragen, alle Kweek scholen voor onderwijzers en onder wijzeressen te sluiten. Diaconie en Burgerlijk Armbestuur. De vergadering van Diakenen van de Geref. Kerk te Amsterdam- vroeg den Kerkeraad goedkeuring van haar be sluit als volgt: „De Diaconale vergadering besluit aan leden of Doopleden onzer Kerk, die geldeljjken steun noodig hebben, doch verklaren liever geholpen te wor den door het Burgerlijk ArmLestaur dan door onze Diaconie, onzerzijds steun te weigeren. en den betrokken diaken te mach tigen daarvan een schriftelijk bewijs te geven". Ter line van nadere overweging van de formuieering is dit voorster aan de diaconale vergadering teruggezon- Sönderblom. Den löden Januari van die jaar vol eindigt Aartsbisschop iNatnan Söder- bloni uit Upsaia, d- bekenae leider en organisator van de „Wereldconferentie vopr Praktiscn Christendom' zjjn zes tigste levensjaar. Bij deze gelegenheid deelt de „Evar^ gelische Pressedienst" omtrent zijn le_ vejnsioop het volgende mede: Als zoon van een predikant te Trö- nq in Helsingland, geboren, is Söder blom v^n der jeugd af aan met den Zweedschen vaderLmdschen bodem en met zijn door Luthersche vroomheid bekenden volksaard op 7t nauwst ver bonden. Na 'beëindiging van zijn theol'ogi- schen studietijd, werd hij den 5den Maart 1893 als hospitaal-geestelijke in Upsaia ingezegend. Het kostte hem, zooals hij zelf bekent, „veel ïnwern- digen strijd en angst, tot hij zijn ze kerheid op God zelf leerde gronden, en hij zien een evangelische vrijheid onder Christus heerschappij verwierf". Zijn eerste boek behandelde de Grond gedachten */ian de Luthersche Retor tnatie", en zijn hoofdstudie gold de godsdienstwetenschap waaraan hij zich m het bjjzonder in Parijs wijdde, waar hij na zpn huwelijk met de zuster van den beroemden zanger John r or sell in 1894, als gezantscha'pspredikant en zee mansdominee voor de Noord-Fransohe havensteden werkzaam was. Door zijn hier geschreven werken (o.a,Jezus' bergrede en .onze rijd-7 kwam hij in het bezit van den dok- tor£tjtel van de Sorbonne, en werd in lb'Of tot professor aan de univer siteit te Upsaia beroepen. In het jaar 1912 werd" hij professor in Leipzig. Den 20sten Mei 1914 benoemde de Zweedsche koning den hem in de der de plaats voorgedragene tot aartsbis schop van Upsaia aan/ waar hij ter stond na het uitbreken van den oor log heentrok. Hier ontwikkelde 'hij dadelijk in den dienst van de oecumenische beweging van de christelijke kerken in het bin nen- en buitenland een bewonderens waardige bedrijvigheid, waartoe hem zijn veelzijdigheid, zijn uitgebreide taal kennis, zijn diplomatieke handigheid en niet in de laatste plaats zijn diepe vroomheid bekwaamden. Hij j>egon zijn in grooten stijl opge nomen oecumenische werkzaamheid met een oproep na het oomogsbegin in September 1914, waarin hij de over tuiging uitsprak, dat „de oorlog de banden niet verbreken kan, waarmede Christus ons onder elkander verbindt". Met het Wereld-Kerken Kongres van Stockholm in Augustus 1925.. dat zijn naam over de gansche christelijke we reld droeg, was zijn eerste doel be reikt. Voor het Larakter van dezen grooten kerkdijken leider is zijn slotwoord op de Stockholmsche Conferentie teeke nend: „Groote dingen in de geschiedenis ontspringen uit vele onreine bronnen, en hebben met zelfzucht en zonde te doen. Achteraf verschijnt het werk als of alles zoo had mor ten komen; in waarheid scheen het dikwijls onmoge lijk, en slechts de groote kracht boven ons maakte het mogelijk. Wij willen niets van onszelf houden, maar alles den Schepper geven tot trouwen en heiligen dienst". Hei openbaar onderwijs. De Minister van Onderwijs heeft aan de Gedeputeerde Staten der provinciën en opgaaf verzocht van den toestand op 1 dezer van: 1. de gemeenten in hunne provincie, waar geen openbare lagere school be staat; 2. de gemeenten, welke met 'eene of meer andere gemeenten een gemeen schappelijke school in stand houden, welke' niet op haar grondgebied is ge legen, en de nhmen dier gemeenten; 3. de gemeent-n, wélke eene reg-ling heoben getroLen omtrent de toelating van kinueren uit de gemeente op de school of scholen eer andere, en de namen zoowel van de eene als van ue andere gemeenten. GEMENGD NIEUWS. Van een berghelling ge stoft. Uit Tokio worde gemeld, dat een t ram wagen 70 Meter naar be neden in gertori langs de helling van den berg Myanosj.ta; achttien perso nen werden gedood en twintig zwaar gewond. Omtrent dit tramongeval werden la ter nog de vojgende bijzonderheden worden gemeld: Door het weigeren van de remmen gleed een wagen van den Hakoae. bergspoorweg een helling af, en liep ten slotte uit de rails. Daarna sprong de wagen over een afgrond heen en liep ten slotte op den muur van een boerderij aan den overkant van den afgrond. In den wagen zat een aantal Japanners, die een vacantie.uitstapje maakten. Men vreest, dat van de zwaarge wonden nog verscheidene zullen ster. ven. Auto-ongeval1. Op den Rijks weg te Wassenaar i$ Zondagmorgen een luxe auto in volle vaart tegen een melkwagen van K. opgereden. Het paard kreeg een diepe wonde in het lichaam en bezweek na korten tijd. Het onderstel' van den wagen werd nog een eindweegs op de auto voortgesleurd tengevolge waarvan de wagen met een FEUILLETON. Kathlyn Barrington. 88) Eerst, toen ze hem ver voorbij wa ren, waagde Forsyth het, uit het wa ter te klauteren. Vlug liep hf] nu ver tier, na eerst ?i;n kleeren wat uitge wrongen te hebben. Na eenigen tijd te hebben geloopen keerde hij zich om, om van de hoogte, waarop hij stond, den omtrek te ver- kermen. In het maanlicht zag hij een Chi nees, die handenwringende, in zijn richting voortliep^ in de schaduw van een boom blaof staan; want hoe wel hij vermoedde dat het Ching was, achtte hij het toch te gewaagd, zich ttirect te vertoo-rien. Naderbij gek'omen hoorde hij den Chinees troosteloos in zichzelf prater. Nu bleef geeja twijfel meer over. „Ching!" .'riep hij zachtjes, terw'j onder d.en boom wegstapte. „Dokter dokter Forsyth!" Cliim schreeuw/Je het bijna uit en storm haastig op hem af. Al zijn Oosterse!:, kalmte was verdwenen. Tranen stor tten in zijn oogen. Hij snuif de va n blijdschap. Hij nam de handen Van 'den dokter en schudde ze van blijd schap langen tijd op en neer. Einde* lijk prak hij: „Ching denken u ver dronken. Ching bang Nu „Nu zijn we, Gode zij dank, veiliger dan, ooit" zei Forsyth bewogen. „De soldaten daar'achter ons zullen ver tellen, dat ik in de rivier ben geval len en den nek heb gebroken." „Ching ook zoo denken- Hooren u roepen en gaan terug. Soldaten zeg gen, barbaarsche hond in water ge vallen. Ching zoo bedroefd." Langen tijd bleef hun echter niet om zich over te geven aan hun ge voelens van blijdschap. Ze moesten verder. Zonder veel vrees voor ontdek king konden ze voorloopig hun weg vervolgen 't Was diep in den nacht en ieder sliep; Toen de weg hen dan ook door een groot dorp voerde, gin gen <ze gewoon verder. Halverwege de straat begon een hond te blaffen, een ander antwoordde en nog een. Daarop 'N nk gehoed onverwachts achter hen 11 !n<t c '!n keek om en zag een au im' .Soldaat!" fluis- e te loopen. Of- iet wist, volgde Fors; .ii ,.iu; want hij be greip v.': meien het schot ge hoord zouden hebben en zij nu ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5