NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 9 JANUARI 1926
„Sinds ik het weet
„Ja, dat is het geheim van hen, die
gestadig sterven. Dat is het geheim
van Jeremia, die zijn gestadigen dood
vond bij de ruïnes van tempelstad en
burcht.
O, en dit geheim hij wil het als
'tware verborgen houden. En toch, hij
moet het zeggen; want het is een
zaligend geheim. Misschien zal er nog
één ziel in de toekomst gevonden wor
den, die dit geheim, dit levensraadsel
opdiept uit de vijf liederen van zijn
treurnis. Misschien zal er nog een
lijder zijn die de waarachtigheid van
al zijn klachten toetsen zal aan dezen
keursteen, dien hij toegaf op al het
„verdonkerde goud" van zijn zangen!
Welaan, dit woord is de proef op al
zijn klachten: Gods goedertierenheden
zijn allen morgen nieuw."
Dat is alles, wat een 1 ij d e r zeggen
kan. Want die ziet de tegenstelling;
d i e ziet het licht, omdat zijn oog
reeds zoo aan de duisternis gewend
is geraakt.
Maar het blijft een geheim, een
verborgenheid! O ja, dit woord kan
ook als leuze dienst doen, inzonder
heid voor jonggehuwden in de glorie
van hun wittebroodsweken, of voor
den Christen zakenman, die succes
heeft op de wereldmarkt; waarom
niet?
Alleen, z ij maken er geen geheimen
van zooals Jeremia. Zij verbergen het
niet; zij kiezen de volgorde juist ave
rechts. En dat is lieel natuurlijk ook,
want voor hen zijn de klaagliederen
juist een geheim. Daar verstaan z ij
niets van. Zij zien alleen: Gods goe
dertierenheden eiken morgen. Maar
als het huwelijk tegenvalt en de zaak
niet „loopt", waar blijven zij dan
met hun leuze, hun motto, wellicht
nog gecalligraféerd als wandtekst?
Waar blijven ze ermee?
Dat zij dan de klaagliederen van
den profeet lezen, ja hèrlezen!
juist op den dag van hun gezondheid,
hun vreugd, hun succes, juist in den
tijd van hun „gestadigen" dood.
Anders zal het hun niet tot troost
zijn, als de dood en de versterving
hun overvalt' opeens als een dief in
den nacht. Tegen kwalen baat alleen
duurzaam medicijn; als zij echter
verwaarloosd worden, alleen nog een
operatie misschien!
„Zij zijn allen morgen nieuw" o
ja, de profeet wéét het. „Sinds, ik het
weetja, maar daarom zag hij
het niet altijd! Gelukskinderen zien
altijd Gods goedertierenheid. Jeremia
zegt alleen maar dat ze er zijn! Ze
z ij n er, omdat Gods trouw groot
'is.
Ziet ge dat is nu alles! God is bij
hem, anders zou hij nooit zijn ellende,
zijn ballingschap, zijn gal en alsem
ter harte hebben genomen (vs. 21).
Dat doet geen bedingen echtgenoot,
geen mislukt zakenman, die alleen
jeremieert over „de tegenslag" en nog
eens „de tegenslag" en altijd en eeu
wig „die tegenslag" en nooit eens over
„de b e*pr oeving".
Jeremia echter jeremieert niet!
Hij neemt ter harte. „En daarom
(lees vs. 21), daarom zal ik hopen
Maar dat hij' ter harte mag nemen,
en dat hij het k an, en wil, en
durft ook, dat is hem het vaste on
derpand, dat God goedertieren is, en
trouw, èn barmhartig en dat zijn
goedertierenheden geen einde hebben,
want hij zal er telken morgen weer
aan moeten denken. Het zal hem niet
loslaten. Hij zal er niet mee kunnen
ophouden.
Gij, die zoo gaarne Gods goeder
tierenheden eiken morgen weer
nieuw wilt zien och begin ook gij
te denken.
Begin ook gij ter harte te nemen uw
leed, uw kruis, uw gestadigen dood.
l
Laat het ook bij u wezen: sinds ik
het weet....
En uw hemel zal zich allen morgen
kleuren met de dageraad, en het vo-
gelke zal zingen op de graven uwer
illusies en door de verwoeste stad
uwer idealen zal ruischen gaan het
lied der puin en:
„Wat leefde door den Heere
Vergaat in eeuwen niet!"
T.
HUISWAARTS HEEN.
Al rolt de zee, al loeit de wind
In 't holle van den nacht
't Geloof weet waar het hulpe vindt,
Van Wien het bijstand wacht.
Al licht geen maan, al blinkt geen ster
De trouwe Helper is nooit ver,
Wij zijn in 't worst'len ndoit alleen;
Hij leidt ons eenmaal huiswaarts heen,
Ja, huiswaarts heen.
Zoo dringend hoog klimt nooit de nood
Of sterker is Gods hand;
Bij Hem is uitkomst in den dood,
Hij doet Zijn woord gestand.
Al woedt d'orkaan ook nog zoo fel,
Met Jezus is ons alles wel;
Waar 't dat nooit zon ons pad bescheen
God leidt ons zeker huiswaarts heen,
Ja huiswaarts heen.
Wie sidd're en beev' als zonder hoop,
Gods kind'ren vreezen niet;
Zij weten, wie der waat'ren loop,
Der stormen kracht gebiedt.
Licht al geen maan en blinkt geen ster,
Nooit is hun trouwe Helper ver;
Nooit zijn in 't worst'len zij alleen,
Hij leidt hen eenmaal huiswaarts heen
Ja huiswaarts heen.
ADAMA VAN SCHELTEMA.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroep##: Te Hoogezand, H. H.
Dorgelo te Kuilenburg. Te Koudum, L.
Boer te Vriezenveen.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: te Tijnjei. Cand. H.
Brink te Hcogersmilde.
CHR. GEREF. KERK.
B_e.roepen: Te Lisse, J. Jongsleen
te Hilversum.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: Te Rijsscn, J. Fraanje
te Barneveld.
Ds. Joh. Politiek Dzn. f
Te Buitenpost is .gisteren in dein leef
tijd van ongeveer 8o laar overleden
Ds. Joh. Politiek Dzn... em. pred. van
de,Ned. Herv. Kerk.
De thans overledene, die 18 Januari
1880 zijn intrede deed bii de Ned. Herv.
Gem. te Oudwoude. ontving J Juni de
rechten van emeritus.
De Generale Synode der Geref. Keiken.
Naar de „Stand." meldt, zijn naar
Je binnenkort te Assen te houden Sy
node afgevaardigd
Groning en~
Ds. M. Meijering van Delfzijl; Ds.
J. J. Miedema van Groningen, ouderling
P. Koster van Valthermond en ouder
ling H. Velthuis van Be-duin.
Friesland (N. D.).
Ds. J. P. Klaarhamer van Dokkum,
Dr. W. A. van Es van Leeuwarden,
ouderling Ds. L. Bouma van Hrjum en
ouderling A. D. v. d. Schaaf van Beet
gum.
Friesland (Z. D.).
Ds. D. P. Koopmans van Sneek, Ds.
Tj. Petersen van Wolvega, ouderling P.
K. Dam van Heerenveen en ouderling
Looienga van IJlst.
Drente.
Ds. H. W. Laman van Assen, Dr.
J. Thijs van Meppel, ouderling L. Hek
man van Schoonebeek en ouderling H.
Scheffer van Assen.
Ds. W. L. Milo van Almelo, Ds. G.
W. E. Ploos van Amstei van Steen wijk,
ouderling J. J. Beukenkamp van Den
Ham en ouderling ,Chr. Dixon van De
venter.
Gelderland.
Dr. G. Keizer van Rheden-de Steeg,
Ds. J. G. Kunst van Arnhem, ouderling
J. M. Flier van Geldermalsen en ouder
ling S. Vellenga van Zwartebroek.
Utrecht.
Dr. J. 0. de Moor van Utrecht, Ds,
K. Fernhout van Vreeland, ouderling
J. T. de Lange, van Amersfoort, en
ouderling C. van der Kaaden van Drie
bergen.
N 6o j Ö-Holland.
Ds. W. Breukelaar van, Zaandam, Ds.
J. L. Schouten van Amsterdam, ouder
ling G. van Zeggelaar van Ransdorp en
ouderling H. Bomas van Hilversum.
Zuid-Holland (N. D.).
Dr. K. Dpk van 's Gravenhage-West
Ds. W. H. Gispen van Scheveningen,
ouderling W. v. d. Brink van Voorburg
en ouderling D. de Bruyn van Haaers-
woude.
Zuid-Holland (Z. D.).
Ds. C. W. J. van LummeL van Zuid-
land, Ds. H. J. Heida van Viaardingen,
ouderling A. Muys van Delfshaven en
ouderling Punt van Zwijndrecht
Zee land.
Ds. R. J. v. (L Veem van Goes, Ds.
J. H. Telkamp van Middelburg, ouder
ling D. Mulder van Zierikzee en ouder
ling S. Brandsma van Middelburg.
N. Brabant en Limburg.
Ds. J. H. Donner van Breda, Ds. T.
de Vries van Tilburg, ouderling L. J.
Schalekamp van Klundert en ouderling
A. Bax van Zevenbergen.
Voorts zullen als adviseurs, zitting
nemen de Hoogleerarem der Theol. Fa
culteit der Vrije Universiteit de profes
soren Ds. G. H. J. W. J. Geesink, Dr.
H. H. Kuyper, Dr. C. van Gelderen,
Dr. F. W. Grosheide, Dr. G. Ch. Aal-
ders en Dr. V. Hepp, alsmede de Hoog
leeraren der Theologische School te
Kampen, de professoren Dr. A. G. Ho
nig, Dr. H. Bouwman, Dr. J. Ridderbos
Dr. T. Hoekstra en Dr. S. Greidanus.
Bovendien heeft de classis Amster
dam besloten praeses en actuaris dier
classis, de predikanten D. Tom te Hil
versum en B. A. Knoppers te Amster
dam, eveneens naar Assen te depu-
teeren, tot het geven van inlichtingen
aan de Synode. Ter wille van de ob
jectiviteit vaardigde de Kerkeraad van
Amsterdam-Zuid eveneens eén deputa
tie af.
Ned. Bijbelgenootschap.
In de kapel van het Luth. Diako-
nessenhuis te Amsterdam werden gis
teren afgevaardigd dr. N. A. C. Slo
temaker de Bruine als zendingsconsul
en Dr. L. Onvlee als taa .yleerde
voor Soemba en -de omliggende ei
landen.
De voorzitter, j h r. m r. Q u a r 1 e s
van Ufford. opende de samen
komst met een welkomstwoord, waar
in hij erop wijst, dat de oude stam,
van het Bijb. Genootschap nog steeds
g' inge loten doet uitschieten. Het Ned.
ijb. Gen. heeft steeds speciale taal-
feleerden naar Indië uitgezonden, daar
ij gesteund door de Nederlandsche
Regeering en vooral ook door de Zen
ding. Door de Geref. Zending is nu
aangedrongen op een taalgeleerde voor
'Soemba. Dr. Onvlee is de vierde in de
rij: Adriani, Van der Veen, Kraemer.
Een voorreoht is het ook, dat het
Bijbel-Genootschap het centrum mag
zijn voor de zendmgscorparaties in de
organisatie van het Zendingsconsulaat.
Dit consulaat is sYmbool van de een
heid van de Ned. Zending. Een her
vormde consul* dr. Slotemaker de
Bruine, en een Gereformeerde taal
geleerde worden thans afgevaardigd
in de kapel van het Luthersch Dia-
konessenhuis.
De eerste spreker was dr. C>. W.
Th. Baron van Boetzelaer van
t)ubbeldam, oud-zendingsconsul, voor
zitter van het Ned. Zend. Gen. en on
der-voorzitter van het Ned. Bijbel
Gen. Hij reikte aan de beide afge
vaardigden hun instructie uit en be
vestigde hen in hun ambt.
Ds. Wielenga, vroeger missio-
nair-predikant op Soemba, sprak meer
in het bijzonder dr. Onvlee toe in ver
band met diens toekomstige beteeke-
nis van den taalkundigen arbeid vöor
het zendingswerk. De Soemba-Zen»
ding is zeer dankbaar voor het aan
bod van het Bijbel Gen. Dr. Onvlee
zal een noodzakelijke schakel zijn in
de keten der zendingen.
Prof. dr. Slotemaker de Brui
ne, de vader vhn den hieuwen zen
dingsconsul, sprak als vertegenwoor
diger van de Gemeente, die haar zo
nen en dochteren geeft voor het zen
dingswerk. De Zending heeft de Ge
meente noodig als haar achterland.
Uit de gemeente moeten de personen
komen. "Verder heeft de Zending de
sYmpathie der gemeente noodig. Sym-
i WEEDE BLAD.
ij Uit de Schriften. j|
Allen morgen nieuw.
„Zijn zij allen morgen nieuw".
Klaagl. 3 23a.
Zijn dit woorden uit een klaag
lied?
Past deze zin in de treurende elegie,
die geweeklaagd werd over den dood
van een uitgestorven stad? Is dit „het
lied der puinen?" deze heldere triller,
die rolt uit vooglenkeel, als de kris
talklank van vallend water?
Zij zijn allen morgen nieuw!"
„zij" namelijk: de goedertierenheden,
de barmhartigheden des Heeren."
O ja Schaepman heeft gelijk als»hij
„Gods vogelke" zijn lied laat zingen
op de platte zerk, die de graven dekt:
„Wat leefde door den Heere
Vergaat in eeuwen niet",
alleen maar: Wat leeft er door den
Heere? Toch maar heel weinig? An
ders zou het doopsformuliergebed het
stoute .gezegde niet aangedurfd heb
ben, waar het zoo maar bij wijze van
opmerking poneert, dat ons leven
„tochniet's anders is dan een gesta
dige dood." En let wel: dit wordt ge
zegd van ons aller leven, en geen een
onzer, die er tegen protesteeren durft.
Dit is een dier waarheden, die we als
vanzelf beamen, zelfs al weten we
niets van de medische stelling af, dat
de mensch met de oorzaak van zijn
dood geboren wordt.
We beamen haar, al staan we in de
rozentuinen van onze vreugd, aan de
start van onze lichamelijke en geeste
lijke krachtsprestatie ons leven is
nu eenmaal niet anders dan een ge
stadige dood
Ons gestel wordt ondermijnd, al
merken wij het niet; onze gezondheid
wordt gehavend, al leven we nog uit
een genoegzaam overschot van spier
en zenuwkracht opeens staan wij
voor het niet te loochenen, niet te
ontwijken einde. Gelukkig als vol
gens den wijzen Spreukenleeraar ook
u w- einde beter mag zijn dan uw be
ginMaar de gestadigheid van on
zen dood dank er uw God voor, dat
gij haar Zelden ziet als „d o o d" maar
steeds in gulden omlijsting van het
leven. „We leven nog" dat is immers
de triomfante roep van den mensch,
'die het uithoudt tegon ziekte en afta
keling en sterfbed in? We leven nog
maar voor hoever? Voor hoe
veel? Voor hoe lang? Hoeveel vreugde
is er al uit de ziel weggemaaid, hoe
veel kracht al verstorven, hoeveel
energie gedempt? En hoeveel bange
gedachten, hoeveel neerslachtigheid
en verholen weemoed staat er niet te
genover de luchthartige opgeruimd
heid, dat we „nóg" leven?
Aan enkelen vergunt God het hun
leven te zien als een gestadigen dood.
Enkelen, die gedurig het sterven zien
wenken, om (en zie hier de genade)
daardoor juist iedere vonk, iedere
glimp van leven blij te groeten, blij
te herkennen als het weerlichten Gods
in hun loodgrijze levenswolken.
Dat zijn zij aan wier lievend hart
de worm knaagt van eenzaamheid, in
■wier borst de tering brandt van dor
stende verlatenheid en gekrenkte
liefde.
Dat zijn zij die uit den zwijgenden
blik van den arts hun doodvonnis ge
lezen hebben en in wier ziel die hel
dere bewuste reactie ontstaan is, om
het leven nog eens te kussen, te om
helzen, te lieven, te loven, zij, die
met Jacqueline v. d. Waals stervend
hun levenslied zingen: „Sinds ik het
weet...."
FEUILLETON.
Kathlyn Barrington.
30)
Binnen enkele dagen zullen we
samen van de buitenlucht genie
ten" zei hij na verloop van dien
tijd tot Forsyth. Na nog een kort ge
sprek met Forsyth gevoerd te hebben,
vertrok hij weer. dezen overlatende
aan zijn gedachten.
Wat Forsyth er van denken moest,
begreep hij zelf niet. In weerwil van
de mooie woorden van den Chinees en
de hoffelijke behandeling, was hij on
getwijfeld de gevangene van den man
darijn. Werd hij inderdaad ge voer!
naar de grenzen van diens machtsge
bied, dan stond hem niet veel goeds
te wachten. In ieder geval moest hij
ontsnappen voor hij zijn bestemming
bereikt had; want anders
Na verloop van drie dagen kwam
All IJeo, zoo heette de hoffelijke Chi
nees, weer naar hem toe. „Waarde'
dokter zou u graag boven komen?"
Dick Forsyth's hart klopte hevig
Toch kampte hij uit alle macht oin
zijn ontroering meester te blijven Bo
ven op 't dek toch was er vrij wat
meer kans tot ontsnappen dan hier
beneden. Zoo onverschillig mogelijk
antwoordde hij dus, terwijl hij op zijn
geketende voeten wees: „Als ik kon
loopen, dan wel graag. Maar ik vrees,
dat ik dat niet meer kan. Mijn voeten
voelen zoo stijf en zoo dood1"
Ah IJeo lachte even. „Dat kan ver
holpen worden, dokter, zooals ik uzal
laten zien." Hij verliet zijn gevangene
en ging naar dek, maar kwam direct
terug met een paar knechts. Een van
lien nam de ketens af en de andere
begon hein te masseeren. Na eenigen
tijd zei Ah IJeo: „Nu, waarde dokter,
als u locpen kunt
Voorzichtig probeerde Forsyth zijn
voeten te verzetten en met behulp van
de knechts kwam hij boven. Een blik
naar links en rechts zei hem, .dat, in
dien hij 's nachts in 't donker op' het
dek kon komen, ontsnappen niet moei
lijk zou vallen. Ook het dek werd
nauwkeurig opgenomen. Onder al de
voorwerpen, die daar lagen, was ér
«.'•én, dat wel zijn bijzonderen aandacht
trok. Cm dit evenwel niet te toonen,
'■•■achtte bij eerst eenigen tijd en strom
pelde, zoo goed en zoo kwaad het ging,
naar den anderen kant van 't schip.
Toen hij bij het bewuste voorwerp
kwam, stond hij niet stil. maar nam
het onder het voorbijgaan scherp op.
Hij.jhad niet verkeerd gezien; het
voorwerp, dat zoo zijn aandacht had
getrokken was een damesschoen.
Nog eens liep hij er langs. „Een Eu-
ropeesche, ongetwijfeld!" mompelde
hij bij zichzelf. „Hoe komt die hier?"
Het ding scheen hem te betooveren
Hij wilde hem oppakken, maar liet
dit na, omdat een Chinees hem na
keek. Onwillekeurig vroeg hij zichzelf
af: „Van wie is die schoen? Wie is de
eigenares?" Oogenblikkelijk was het
antwoord klaar voor hem. Hoe ge
waagd, hoe onwaarschijnlijk de onder
stelling ook mocht zijn, hij bleef er bij
volharden:: De eigenares is Kathlyn
Barrington! Waren al de door Ah IJeo
gegeven verklaringen betreffende de
handelwijze van Kathlyn, met betrek
king tot het briefje wel juist? Had hij
de waarheid gesproken? Was Kathlyn
waarlijk in zijn gedwongen vertrek
van Yong-Foo betrokken Wist zij, ter
wijl ze in 't zelfde vaartuig reisde, dat
hij ook hier was? Wat was de bedoe
ling daarvan? Was haar betoonde af
keer van den mandarijn niet meer ge
weest dan een voorgewend iets, of er
ger nog een moedwillig bedrog? Ge
heel in gedachten verzonken bleef hij
tenslotte stilstaan bij den schoen.
Tegelijkertijd hoorde hij Ah IJeo's
stem achter zich. „Stelt de geachte
dokter zooveel belang in den schoen
van de Engelsche dame?"
Met groote inspanning bleef Dick
Forsyth zichzelf meester en zei op
heel gewonen toon: ,,Ik vraag me zelf
af hoe die hier komt en wie de eige
nares is."
Ah IJeo schudde het hoofd en hoe
wel op zijn gezicht de onveranderlijke
glimlach kwam, lachten zijn oogen
niet, maar keken Forsyth zoo scherp
mogelijk aan. „De hooggeachte dame
heeft hem daar heen geworpen; want,
daar ze binnen korten tijd huwen zal
met mijn geachten meester, wil ze
zich nu reeds gewennen de Chineesche
schoenen te dragen. Ze went haar voe
ten er reeds aan."
Forsyth luisterde ongeloovig, maar
liet zijn wantrouwen niet merken.
„Is ze dan aan boord? vroeg hij, z'n
nieuwsgierigheid zooveel mogelijk ver
bergende.
Ah IJeo knikte. „Ja, maar ze blijft
in de kajuit, en ze is gesluierd, zoodat
niemand haar kan zien. Het is de dag
van ondertrouw, begrijpt u en alleen
mijn geachte meester mag den sluier
oplichten."
De Engelschm&n scheen niet het
minst verbaasd. „Is het ook geoorloofd
pathie in den zin van met elkand r
meelijden, meeleven. In de Gemeenté
moet er meer persoonlijke band met
de Zending zijn, ook meer kennis v#n
den zegen, dien God schenktdan
komt de sympathie. Er moet een per
soonlijke band met God zijn.
De heeren Slotemaker de Bruine en
[Onvlee spraken ten besluite een per
soonlijk woord.
Onder de talrijke aanwezigen wer
den opgemerkt de Minister van On
derwijs, Mr. Rutgers en verschillen
de bestuursleden van Zendingssorpo-
raties.
Het Onze Vader in alle talen.
De godsdienstleeraar Koloman Ker-
tesz, heeft dertig jaar besteed o:n de
vertalingen van net Onze Vader in.
alle talen der wereld te verzamelen. Hij
heeft zijn verzameling van ong r eer
1000 vertalingen den Faus ten ge^chen
ke aangeboden. De Paus heeft de
schenking aanvaard en Kertesz rijn
portret met zijn handteekening go-
zonden»
Uit het Sociale Leven.
Nederlandsche Christelijke Bouw-
arbeiaexsbona.
Bovengenoeuicu oiyamsatiè hield op
2 Januari j.l. een belangrijke bonds-
raadsvergaaenng in het gcoouw voor
LChr. Soc. Belangen te .Utrecht.
De Bondsvoorzitter, de heer H. J.
Terweij, besprak in zijn openingsrede
de moeilijkheden, die zich in het at-
geloopen jaar hadden voorgedaan bij
ae regeling der arbeidsvoorwaarden m
het Bouwbedrijf en Schildersbedrijf;
wees op de dreigende moeilijkheden,
in het Bouwbedrijf in de provincie
Friesland, waar de patroons de voor
stellen der onderüumaeliiigs-commissie
voor het prov. collectief contract heb
ben verworpen, cverwijl de arbeiders-»
organisaties die voorstellen hebben
aangenomen; besprak d: wijziging ai
het ledental, in welk verband hij op-
wékte tot krachtige propaganda en
eindigde met de beste wenschen aan
leden en bond voor 1926.
De heer D. Alulder, van Amster-
sterdam, zegde het Centraal-Besmur
dank voor hetgeen dit had verricht
in het belang der vakgenooten en der
organisatie, daarbij het Centraal-Be»
stuur de hulpe Gïods toewenschende
bij den arbeid in het nieuwe jaar.
De heer J. H. de Hoog, de Bonds-
penningmeester werd uit de vergade
ring gelukgewenscht met zijn 10-jjrige
ambtsvervulling, voor welk blijk van
waardeering de jubilaris zijn erken
telijkheid betuigde.
Het landelijk Collectief Contract
voor het Schildersbedrijf werd deer
de verg. aanvaard in d. vorm >)oa": d.
de werkgevers, na drie gehouden con
ferenties, was voorgesteld. In de eigen
lijke arbeidsvoor waardin komen oor
19261927 geen verbeteringen, doch
eakelc bepalingen omtrent de riclitige
doorwerking van de overeenkom-. zul
len aan het contract worden toege
voegd.
Hoewel het optreden van het Cen
traal-Bestuur in deze actie algemeen
werd gewaardeerd, uitten toch verschil
lende leden hun teleurstellen, dat geen
verbeteringen waren bereikt en zelfs
een tariefregeling voor het nieuwe
werk niet tot stand kon komen.
Door den heer J. S. Ruppert, ver
tegenwoordiger van het C. N. V„ werd
ban het einde der vergadering een op
wekkend woord gesproken.
Een arbeidsconflict.
Op de textielfabriek „Bato", te En
schedé is reeds eeoige weken een actie
gaande om een aantal bestaande grie
ven uit den weg te ruimen. Alhoewel
de directie op een paar punten eenige
tegemoetkoming betoonde,'bleven toch
andere belangrijke grieven bestaan, In
tusschen werd ook nog aan een der
wevers ontslag gegeven, hetwelk Je
besturen der Land. Federatie en „De
Eendracht", alsmede de wevers zeer
onrechtvaardig vonden. Nadat eenige
keeren is getracht een conferentie met
de directie over de bestaande geschil'
len te krijgen, waartoe deze zich ech
ter niet bereid verklaarde, is tegen
Maandag 18 Januari a.s. de staking
aangekondigd.
den naam te vragen van de Engelsche
dame?"
Ah IJeo lachte„Dien weet u
wel, waarde dokter. Kort geleden zond
ze u nog een brierfje."
„Is het juffrouw Barrington?" riep
de zendeling met gemaakte verbazing.
De Oosterling boog en een kwaadaar
dig lachje krulde zijn lippen. „Mijn ge
achte meester vereert de Engelsche
dame ten zeerste."
„Dat schijnt wel zoo,' antwoordde
Forsyth ongeloovig lachend, „maar ik
wil bekennen, dat ik verbaasd ben te
hooren, dat juffrouw Barrington daar
op gesteld zou zijn."
Ah IJeo grijnslachte. „Zijn Excellen
tie, mijn geachte meester is heel rijk
en Europeesche dames, houden even
als de Chineesche dames, veel van
weelde en opschik, niet waar?"
„Misschien" antwoordde Forsyth en
verviel toen in een zoo diep en lang
durig stilzwijgen, dat de Chinees hem
aan zijn gedachten overliet. Hij stapte
naar den kant der boot en staarde
over het water. Wat hij vernomen
had, verwonderde hem en hij kon zich
niet aan de gedachte onttrekken, dat
de bekendmaking van Kathlyns aan
wezigheid aan boord aan hem niet zoo
toevallig waa, als het eerst scheen.