NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 9 JANUARI 1926 „Sinds ik het weet „Ja, dat is het geheim van hen, die gestadig sterven. Dat is het geheim van Jeremia, die zijn gestadigen dood vond bij de ruïnes van tempelstad en burcht. O, en dit geheim hij wil het als 'tware verborgen houden. En toch, hij moet het zeggen; want het is een zaligend geheim. Misschien zal er nog één ziel in de toekomst gevonden wor den, die dit geheim, dit levensraadsel opdiept uit de vijf liederen van zijn treurnis. Misschien zal er nog een lijder zijn die de waarachtigheid van al zijn klachten toetsen zal aan dezen keursteen, dien hij toegaf op al het „verdonkerde goud" van zijn zangen! Welaan, dit woord is de proef op al zijn klachten: Gods goedertierenheden zijn allen morgen nieuw." Dat is alles, wat een 1 ij d e r zeggen kan. Want die ziet de tegenstelling; d i e ziet het licht, omdat zijn oog reeds zoo aan de duisternis gewend is geraakt. Maar het blijft een geheim, een verborgenheid! O ja, dit woord kan ook als leuze dienst doen, inzonder heid voor jonggehuwden in de glorie van hun wittebroodsweken, of voor den Christen zakenman, die succes heeft op de wereldmarkt; waarom niet? Alleen, z ij maken er geen geheimen van zooals Jeremia. Zij verbergen het niet; zij kiezen de volgorde juist ave rechts. En dat is lieel natuurlijk ook, want voor hen zijn de klaagliederen juist een geheim. Daar verstaan z ij niets van. Zij zien alleen: Gods goe dertierenheden eiken morgen. Maar als het huwelijk tegenvalt en de zaak niet „loopt", waar blijven zij dan met hun leuze, hun motto, wellicht nog gecalligraféerd als wandtekst? Waar blijven ze ermee? Dat zij dan de klaagliederen van den profeet lezen, ja hèrlezen! juist op den dag van hun gezondheid, hun vreugd, hun succes, juist in den tijd van hun „gestadigen" dood. Anders zal het hun niet tot troost zijn, als de dood en de versterving hun overvalt' opeens als een dief in den nacht. Tegen kwalen baat alleen duurzaam medicijn; als zij echter verwaarloosd worden, alleen nog een operatie misschien! „Zij zijn allen morgen nieuw" o ja, de profeet wéét het. „Sinds, ik het weetja, maar daarom zag hij het niet altijd! Gelukskinderen zien altijd Gods goedertierenheid. Jeremia zegt alleen maar dat ze er zijn! Ze z ij n er, omdat Gods trouw groot 'is. Ziet ge dat is nu alles! God is bij hem, anders zou hij nooit zijn ellende, zijn ballingschap, zijn gal en alsem ter harte hebben genomen (vs. 21). Dat doet geen bedingen echtgenoot, geen mislukt zakenman, die alleen jeremieert over „de tegenslag" en nog eens „de tegenslag" en altijd en eeu wig „die tegenslag" en nooit eens over „de b e*pr oeving". Jeremia echter jeremieert niet! Hij neemt ter harte. „En daarom (lees vs. 21), daarom zal ik hopen Maar dat hij' ter harte mag nemen, en dat hij het k an, en wil, en durft ook, dat is hem het vaste on derpand, dat God goedertieren is, en trouw, èn barmhartig en dat zijn goedertierenheden geen einde hebben, want hij zal er telken morgen weer aan moeten denken. Het zal hem niet loslaten. Hij zal er niet mee kunnen ophouden. Gij, die zoo gaarne Gods goeder tierenheden eiken morgen weer nieuw wilt zien och begin ook gij te denken. Begin ook gij ter harte te nemen uw leed, uw kruis, uw gestadigen dood. l Laat het ook bij u wezen: sinds ik het weet.... En uw hemel zal zich allen morgen kleuren met de dageraad, en het vo- gelke zal zingen op de graven uwer illusies en door de verwoeste stad uwer idealen zal ruischen gaan het lied der puin en: „Wat leefde door den Heere Vergaat in eeuwen niet!" T. HUISWAARTS HEEN. Al rolt de zee, al loeit de wind In 't holle van den nacht 't Geloof weet waar het hulpe vindt, Van Wien het bijstand wacht. Al licht geen maan, al blinkt geen ster De trouwe Helper is nooit ver, Wij zijn in 't worst'len ndoit alleen; Hij leidt ons eenmaal huiswaarts heen, Ja, huiswaarts heen. Zoo dringend hoog klimt nooit de nood Of sterker is Gods hand; Bij Hem is uitkomst in den dood, Hij doet Zijn woord gestand. Al woedt d'orkaan ook nog zoo fel, Met Jezus is ons alles wel; Waar 't dat nooit zon ons pad bescheen God leidt ons zeker huiswaarts heen, Ja huiswaarts heen. Wie sidd're en beev' als zonder hoop, Gods kind'ren vreezen niet; Zij weten, wie der waat'ren loop, Der stormen kracht gebiedt. Licht al geen maan en blinkt geen ster, Nooit is hun trouwe Helper ver; Nooit zijn in 't worst'len zij alleen, Hij leidt hen eenmaal huiswaarts heen Ja huiswaarts heen. ADAMA VAN SCHELTEMA. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroep##: Te Hoogezand, H. H. Dorgelo te Kuilenburg. Te Koudum, L. Boer te Vriezenveen. GEREF. KERKEN. Beroepen: te Tijnjei. Cand. H. Brink te Hcogersmilde. CHR. GEREF. KERK. B_e.roepen: Te Lisse, J. Jongsleen te Hilversum. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen: Te Rijsscn, J. Fraanje te Barneveld. Ds. Joh. Politiek Dzn. f Te Buitenpost is .gisteren in dein leef tijd van ongeveer 8o laar overleden Ds. Joh. Politiek Dzn... em. pred. van de,Ned. Herv. Kerk. De thans overledene, die 18 Januari 1880 zijn intrede deed bii de Ned. Herv. Gem. te Oudwoude. ontving J Juni de rechten van emeritus. De Generale Synode der Geref. Keiken. Naar de „Stand." meldt, zijn naar Je binnenkort te Assen te houden Sy node afgevaardigd Groning en~ Ds. M. Meijering van Delfzijl; Ds. J. J. Miedema van Groningen, ouderling P. Koster van Valthermond en ouder ling H. Velthuis van Be-duin. Friesland (N. D.). Ds. J. P. Klaarhamer van Dokkum, Dr. W. A. van Es van Leeuwarden, ouderling Ds. L. Bouma van Hrjum en ouderling A. D. v. d. Schaaf van Beet gum. Friesland (Z. D.). Ds. D. P. Koopmans van Sneek, Ds. Tj. Petersen van Wolvega, ouderling P. K. Dam van Heerenveen en ouderling Looienga van IJlst. Drente. Ds. H. W. Laman van Assen, Dr. J. Thijs van Meppel, ouderling L. Hek man van Schoonebeek en ouderling H. Scheffer van Assen. Ds. W. L. Milo van Almelo, Ds. G. W. E. Ploos van Amstei van Steen wijk, ouderling J. J. Beukenkamp van Den Ham en ouderling ,Chr. Dixon van De venter. Gelderland. Dr. G. Keizer van Rheden-de Steeg, Ds. J. G. Kunst van Arnhem, ouderling J. M. Flier van Geldermalsen en ouder ling S. Vellenga van Zwartebroek. Utrecht. Dr. J. 0. de Moor van Utrecht, Ds, K. Fernhout van Vreeland, ouderling J. T. de Lange, van Amersfoort, en ouderling C. van der Kaaden van Drie bergen. N 6o j Ö-Holland. Ds. W. Breukelaar van, Zaandam, Ds. J. L. Schouten van Amsterdam, ouder ling G. van Zeggelaar van Ransdorp en ouderling H. Bomas van Hilversum. Zuid-Holland (N. D.). Dr. K. Dpk van 's Gravenhage-West Ds. W. H. Gispen van Scheveningen, ouderling W. v. d. Brink van Voorburg en ouderling D. de Bruyn van Haaers- woude. Zuid-Holland (Z. D.). Ds. C. W. J. van LummeL van Zuid- land, Ds. H. J. Heida van Viaardingen, ouderling A. Muys van Delfshaven en ouderling Punt van Zwijndrecht Zee land. Ds. R. J. v. (L Veem van Goes, Ds. J. H. Telkamp van Middelburg, ouder ling D. Mulder van Zierikzee en ouder ling S. Brandsma van Middelburg. N. Brabant en Limburg. Ds. J. H. Donner van Breda, Ds. T. de Vries van Tilburg, ouderling L. J. Schalekamp van Klundert en ouderling A. Bax van Zevenbergen. Voorts zullen als adviseurs, zitting nemen de Hoogleerarem der Theol. Fa culteit der Vrije Universiteit de profes soren Ds. G. H. J. W. J. Geesink, Dr. H. H. Kuyper, Dr. C. van Gelderen, Dr. F. W. Grosheide, Dr. G. Ch. Aal- ders en Dr. V. Hepp, alsmede de Hoog leeraren der Theologische School te Kampen, de professoren Dr. A. G. Ho nig, Dr. H. Bouwman, Dr. J. Ridderbos Dr. T. Hoekstra en Dr. S. Greidanus. Bovendien heeft de classis Amster dam besloten praeses en actuaris dier classis, de predikanten D. Tom te Hil versum en B. A. Knoppers te Amster dam, eveneens naar Assen te depu- teeren, tot het geven van inlichtingen aan de Synode. Ter wille van de ob jectiviteit vaardigde de Kerkeraad van Amsterdam-Zuid eveneens eén deputa tie af. Ned. Bijbelgenootschap. In de kapel van het Luth. Diako- nessenhuis te Amsterdam werden gis teren afgevaardigd dr. N. A. C. Slo temaker de Bruine als zendingsconsul en Dr. L. Onvlee als taa .yleerde voor Soemba en -de omliggende ei landen. De voorzitter, j h r. m r. Q u a r 1 e s van Ufford. opende de samen komst met een welkomstwoord, waar in hij erop wijst, dat de oude stam, van het Bijb. Genootschap nog steeds g' inge loten doet uitschieten. Het Ned. ijb. Gen. heeft steeds speciale taal- feleerden naar Indië uitgezonden, daar ij gesteund door de Nederlandsche Regeering en vooral ook door de Zen ding. Door de Geref. Zending is nu aangedrongen op een taalgeleerde voor 'Soemba. Dr. Onvlee is de vierde in de rij: Adriani, Van der Veen, Kraemer. Een voorreoht is het ook, dat het Bijbel-Genootschap het centrum mag zijn voor de zendmgscorparaties in de organisatie van het Zendingsconsulaat. Dit consulaat is sYmbool van de een heid van de Ned. Zending. Een her vormde consul* dr. Slotemaker de Bruine, en een Gereformeerde taal geleerde worden thans afgevaardigd in de kapel van het Luthersch Dia- konessenhuis. De eerste spreker was dr. C>. W. Th. Baron van Boetzelaer van t)ubbeldam, oud-zendingsconsul, voor zitter van het Ned. Zend. Gen. en on der-voorzitter van het Ned. Bijbel Gen. Hij reikte aan de beide afge vaardigden hun instructie uit en be vestigde hen in hun ambt. Ds. Wielenga, vroeger missio- nair-predikant op Soemba, sprak meer in het bijzonder dr. Onvlee toe in ver band met diens toekomstige beteeke- nis van den taalkundigen arbeid vöor het zendingswerk. De Soemba-Zen» ding is zeer dankbaar voor het aan bod van het Bijbel Gen. Dr. Onvlee zal een noodzakelijke schakel zijn in de keten der zendingen. Prof. dr. Slotemaker de Brui ne, de vader vhn den hieuwen zen dingsconsul, sprak als vertegenwoor diger van de Gemeente, die haar zo nen en dochteren geeft voor het zen dingswerk. De Zending heeft de Ge meente noodig als haar achterland. Uit de gemeente moeten de personen komen. "Verder heeft de Zending de sYmpathie der gemeente noodig. Sym- i WEEDE BLAD. ij Uit de Schriften. j| Allen morgen nieuw. „Zijn zij allen morgen nieuw". Klaagl. 3 23a. Zijn dit woorden uit een klaag lied? Past deze zin in de treurende elegie, die geweeklaagd werd over den dood van een uitgestorven stad? Is dit „het lied der puinen?" deze heldere triller, die rolt uit vooglenkeel, als de kris talklank van vallend water? Zij zijn allen morgen nieuw!" „zij" namelijk: de goedertierenheden, de barmhartigheden des Heeren." O ja Schaepman heeft gelijk als»hij „Gods vogelke" zijn lied laat zingen op de platte zerk, die de graven dekt: „Wat leefde door den Heere Vergaat in eeuwen niet", alleen maar: Wat leeft er door den Heere? Toch maar heel weinig? An ders zou het doopsformuliergebed het stoute .gezegde niet aangedurfd heb ben, waar het zoo maar bij wijze van opmerking poneert, dat ons leven „tochniet's anders is dan een gesta dige dood." En let wel: dit wordt ge zegd van ons aller leven, en geen een onzer, die er tegen protesteeren durft. Dit is een dier waarheden, die we als vanzelf beamen, zelfs al weten we niets van de medische stelling af, dat de mensch met de oorzaak van zijn dood geboren wordt. We beamen haar, al staan we in de rozentuinen van onze vreugd, aan de start van onze lichamelijke en geeste lijke krachtsprestatie ons leven is nu eenmaal niet anders dan een ge stadige dood Ons gestel wordt ondermijnd, al merken wij het niet; onze gezondheid wordt gehavend, al leven we nog uit een genoegzaam overschot van spier en zenuwkracht opeens staan wij voor het niet te loochenen, niet te ontwijken einde. Gelukkig als vol gens den wijzen Spreukenleeraar ook u w- einde beter mag zijn dan uw be ginMaar de gestadigheid van on zen dood dank er uw God voor, dat gij haar Zelden ziet als „d o o d" maar steeds in gulden omlijsting van het leven. „We leven nog" dat is immers de triomfante roep van den mensch, 'die het uithoudt tegon ziekte en afta keling en sterfbed in? We leven nog maar voor hoever? Voor hoe veel? Voor hoe lang? Hoeveel vreugde is er al uit de ziel weggemaaid, hoe veel kracht al verstorven, hoeveel energie gedempt? En hoeveel bange gedachten, hoeveel neerslachtigheid en verholen weemoed staat er niet te genover de luchthartige opgeruimd heid, dat we „nóg" leven? Aan enkelen vergunt God het hun leven te zien als een gestadigen dood. Enkelen, die gedurig het sterven zien wenken, om (en zie hier de genade) daardoor juist iedere vonk, iedere glimp van leven blij te groeten, blij te herkennen als het weerlichten Gods in hun loodgrijze levenswolken. Dat zijn zij aan wier lievend hart de worm knaagt van eenzaamheid, in ■wier borst de tering brandt van dor stende verlatenheid en gekrenkte liefde. Dat zijn zij die uit den zwijgenden blik van den arts hun doodvonnis ge lezen hebben en in wier ziel die hel dere bewuste reactie ontstaan is, om het leven nog eens te kussen, te om helzen, te lieven, te loven, zij, die met Jacqueline v. d. Waals stervend hun levenslied zingen: „Sinds ik het weet...." FEUILLETON. Kathlyn Barrington. 30) Binnen enkele dagen zullen we samen van de buitenlucht genie ten" zei hij na verloop van dien tijd tot Forsyth. Na nog een kort ge sprek met Forsyth gevoerd te hebben, vertrok hij weer. dezen overlatende aan zijn gedachten. Wat Forsyth er van denken moest, begreep hij zelf niet. In weerwil van de mooie woorden van den Chinees en de hoffelijke behandeling, was hij on getwijfeld de gevangene van den man darijn. Werd hij inderdaad ge voer! naar de grenzen van diens machtsge bied, dan stond hem niet veel goeds te wachten. In ieder geval moest hij ontsnappen voor hij zijn bestemming bereikt had; want anders Na verloop van drie dagen kwam All IJeo, zoo heette de hoffelijke Chi nees, weer naar hem toe. „Waarde' dokter zou u graag boven komen?" Dick Forsyth's hart klopte hevig Toch kampte hij uit alle macht oin zijn ontroering meester te blijven Bo ven op 't dek toch was er vrij wat meer kans tot ontsnappen dan hier beneden. Zoo onverschillig mogelijk antwoordde hij dus, terwijl hij op zijn geketende voeten wees: „Als ik kon loopen, dan wel graag. Maar ik vrees, dat ik dat niet meer kan. Mijn voeten voelen zoo stijf en zoo dood1" Ah IJeo lachte even. „Dat kan ver holpen worden, dokter, zooals ik uzal laten zien." Hij verliet zijn gevangene en ging naar dek, maar kwam direct terug met een paar knechts. Een van lien nam de ketens af en de andere begon hein te masseeren. Na eenigen tijd zei Ah IJeo: „Nu, waarde dokter, als u locpen kunt Voorzichtig probeerde Forsyth zijn voeten te verzetten en met behulp van de knechts kwam hij boven. Een blik naar links en rechts zei hem, .dat, in dien hij 's nachts in 't donker op' het dek kon komen, ontsnappen niet moei lijk zou vallen. Ook het dek werd nauwkeurig opgenomen. Onder al de voorwerpen, die daar lagen, was ér «.'•én, dat wel zijn bijzonderen aandacht trok. Cm dit evenwel niet te toonen, '■•■achtte bij eerst eenigen tijd en strom pelde, zoo goed en zoo kwaad het ging, naar den anderen kant van 't schip. Toen hij bij het bewuste voorwerp kwam, stond hij niet stil. maar nam het onder het voorbijgaan scherp op. Hij.jhad niet verkeerd gezien; het voorwerp, dat zoo zijn aandacht had getrokken was een damesschoen. Nog eens liep hij er langs. „Een Eu- ropeesche, ongetwijfeld!" mompelde hij bij zichzelf. „Hoe komt die hier?" Het ding scheen hem te betooveren Hij wilde hem oppakken, maar liet dit na, omdat een Chinees hem na keek. Onwillekeurig vroeg hij zichzelf af: „Van wie is die schoen? Wie is de eigenares?" Oogenblikkelijk was het antwoord klaar voor hem. Hoe ge waagd, hoe onwaarschijnlijk de onder stelling ook mocht zijn, hij bleef er bij volharden:: De eigenares is Kathlyn Barrington! Waren al de door Ah IJeo gegeven verklaringen betreffende de handelwijze van Kathlyn, met betrek king tot het briefje wel juist? Had hij de waarheid gesproken? Was Kathlyn waarlijk in zijn gedwongen vertrek van Yong-Foo betrokken Wist zij, ter wijl ze in 't zelfde vaartuig reisde, dat hij ook hier was? Wat was de bedoe ling daarvan? Was haar betoonde af keer van den mandarijn niet meer ge weest dan een voorgewend iets, of er ger nog een moedwillig bedrog? Ge heel in gedachten verzonken bleef hij tenslotte stilstaan bij den schoen. Tegelijkertijd hoorde hij Ah IJeo's stem achter zich. „Stelt de geachte dokter zooveel belang in den schoen van de Engelsche dame?" Met groote inspanning bleef Dick Forsyth zichzelf meester en zei op heel gewonen toon: ,,Ik vraag me zelf af hoe die hier komt en wie de eige nares is." Ah IJeo schudde het hoofd en hoe wel op zijn gezicht de onveranderlijke glimlach kwam, lachten zijn oogen niet, maar keken Forsyth zoo scherp mogelijk aan. „De hooggeachte dame heeft hem daar heen geworpen; want, daar ze binnen korten tijd huwen zal met mijn geachten meester, wil ze zich nu reeds gewennen de Chineesche schoenen te dragen. Ze went haar voe ten er reeds aan." Forsyth luisterde ongeloovig, maar liet zijn wantrouwen niet merken. „Is ze dan aan boord? vroeg hij, z'n nieuwsgierigheid zooveel mogelijk ver bergende. Ah IJeo knikte. „Ja, maar ze blijft in de kajuit, en ze is gesluierd, zoodat niemand haar kan zien. Het is de dag van ondertrouw, begrijpt u en alleen mijn geachte meester mag den sluier oplichten." De Engelschm&n scheen niet het minst verbaasd. „Is het ook geoorloofd pathie in den zin van met elkand r meelijden, meeleven. In de Gemeenté moet er meer persoonlijke band met de Zending zijn, ook meer kennis v#n den zegen, dien God schenktdan komt de sympathie. Er moet een per soonlijke band met God zijn. De heeren Slotemaker de Bruine en [Onvlee spraken ten besluite een per soonlijk woord. Onder de talrijke aanwezigen wer den opgemerkt de Minister van On derwijs, Mr. Rutgers en verschillen de bestuursleden van Zendingssorpo- raties. Het Onze Vader in alle talen. De godsdienstleeraar Koloman Ker- tesz, heeft dertig jaar besteed o:n de vertalingen van net Onze Vader in. alle talen der wereld te verzamelen. Hij heeft zijn verzameling van ong r eer 1000 vertalingen den Faus ten ge^chen ke aangeboden. De Paus heeft de schenking aanvaard en Kertesz rijn portret met zijn handteekening go- zonden» Uit het Sociale Leven. Nederlandsche Christelijke Bouw- arbeiaexsbona. Bovengenoeuicu oiyamsatiè hield op 2 Januari j.l. een belangrijke bonds- raadsvergaaenng in het gcoouw voor LChr. Soc. Belangen te .Utrecht. De Bondsvoorzitter, de heer H. J. Terweij, besprak in zijn openingsrede de moeilijkheden, die zich in het at- geloopen jaar hadden voorgedaan bij ae regeling der arbeidsvoorwaarden m het Bouwbedrijf en Schildersbedrijf; wees op de dreigende moeilijkheden, in het Bouwbedrijf in de provincie Friesland, waar de patroons de voor stellen der onderüumaeliiigs-commissie voor het prov. collectief contract heb ben verworpen, cverwijl de arbeiders-» organisaties die voorstellen hebben aangenomen; besprak d: wijziging ai het ledental, in welk verband hij op- wékte tot krachtige propaganda en eindigde met de beste wenschen aan leden en bond voor 1926. De heer D. Alulder, van Amster- sterdam, zegde het Centraal-Besmur dank voor hetgeen dit had verricht in het belang der vakgenooten en der organisatie, daarbij het Centraal-Be» stuur de hulpe Gïods toewenschende bij den arbeid in het nieuwe jaar. De heer J. H. de Hoog, de Bonds- penningmeester werd uit de vergade ring gelukgewenscht met zijn 10-jjrige ambtsvervulling, voor welk blijk van waardeering de jubilaris zijn erken telijkheid betuigde. Het landelijk Collectief Contract voor het Schildersbedrijf werd deer de verg. aanvaard in d. vorm >)oa": d. de werkgevers, na drie gehouden con ferenties, was voorgesteld. In de eigen lijke arbeidsvoor waardin komen oor 19261927 geen verbeteringen, doch eakelc bepalingen omtrent de riclitige doorwerking van de overeenkom-. zul len aan het contract worden toege voegd. Hoewel het optreden van het Cen traal-Bestuur in deze actie algemeen werd gewaardeerd, uitten toch verschil lende leden hun teleurstellen, dat geen verbeteringen waren bereikt en zelfs een tariefregeling voor het nieuwe werk niet tot stand kon komen. Door den heer J. S. Ruppert, ver tegenwoordiger van het C. N. V„ werd ban het einde der vergadering een op wekkend woord gesproken. Een arbeidsconflict. Op de textielfabriek „Bato", te En schedé is reeds eeoige weken een actie gaande om een aantal bestaande grie ven uit den weg te ruimen. Alhoewel de directie op een paar punten eenige tegemoetkoming betoonde,'bleven toch andere belangrijke grieven bestaan, In tusschen werd ook nog aan een der wevers ontslag gegeven, hetwelk Je besturen der Land. Federatie en „De Eendracht", alsmede de wevers zeer onrechtvaardig vonden. Nadat eenige keeren is getracht een conferentie met de directie over de bestaande geschil' len te krijgen, waartoe deze zich ech ter niet bereid verklaarde, is tegen Maandag 18 Januari a.s. de staking aangekondigd. den naam te vragen van de Engelsche dame?" Ah IJeo lachte„Dien weet u wel, waarde dokter. Kort geleden zond ze u nog een brierfje." „Is het juffrouw Barrington?" riep de zendeling met gemaakte verbazing. De Oosterling boog en een kwaadaar dig lachje krulde zijn lippen. „Mijn ge achte meester vereert de Engelsche dame ten zeerste." „Dat schijnt wel zoo,' antwoordde Forsyth ongeloovig lachend, „maar ik wil bekennen, dat ik verbaasd ben te hooren, dat juffrouw Barrington daar op gesteld zou zijn." Ah IJeo grijnslachte. „Zijn Excellen tie, mijn geachte meester is heel rijk en Europeesche dames, houden even als de Chineesche dames, veel van weelde en opschik, niet waar?" „Misschien" antwoordde Forsyth en verviel toen in een zoo diep en lang durig stilzwijgen, dat de Chinees hem aan zijn gedachten overliet. Hij stapte naar den kant der boot en staarde over het water. Wat hij vernomen had, verwonderde hem en hij kon zich niet aan de gedachte onttrekken, dat de bekendmaking van Kathlyns aan wezigheid aan boord aan hem niet zoo toevallig waa, als het eerst scheen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5