NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 24 DECEMBER T925
TWEEDE BLAD.
jÜ Uit de Schriften. j|j
LAAT ONS ZIEN.
En het geschiedde, als 'de
engelen van hen weg gevaren
waren naarden hemel, dat de
herders tot elkander zeiden:
Laat ons heengaan naar "^eth-
léhem en Iaat ons zien het
woord, dat er geschied is, het
welk de Heer© ons heeft ver
kondigd. Lukas 2:15.
In gewichtige en gewijde oogenhlik-
;en werkt sterker dan ooit in u die
idens-drang.
Een jonge moeder zal met levensge-
aar een kindeke ter wereld hebben ge-
racht. Zij voelt zich uitgeput en luste-
cos. Maar toch, het eerste vleugje van
tracht, dat in haar opwaakt, gebruikt
ij om te vragen: laat mij mijn lieve
ling even zien.
Op den Kerstavond zal een gezin in
luiselijke intimiteit bijeen zijn. Maar
-én ontbreekt er. Hij toeft in den
Teemde. Dan zal, hoe onvervulbaar
>ok, toch gedurig de wtnsch bovenko
men en soms schuchter worden geuit:
ïadden we hem ook in ons midden.
Konden we hem maar eens even zien.
Ook in het geestelijke gaat dat door.
De ziens-drang wordt nergens zoo
trachtig openbaar als juist daar.
Het engelenlied in de velden van
Strata ruischte in hemelsche ^hoon-
ïeid.
Het verrukte het oor van de eenvou-
«ige mannen, die de nachtwacht hiel-
ten over de kudde.
Maar als de engelen zijn opgestegen,
»ekennen de herders elkander niet:
vas ons hart niet brandende in ons!
Doch hierin ontmoeten hun geclacb-
en en woorden elkander: laat ons
leengaan, laat ons zien.
Laat ons zien den Koning in de krib
je!
Laat ons zien het Kind, van God ge-
jeven, Wiens naam is Wonderlijk,
taad, Sterke God, Vader der eeuwig-
eid, Vredevorst.
En straks zal een Simeon jubelen:
Vant mijn oogen hebben uw zaligheid
bezien.
Laat ons zien!
Die begeerte leeft op den Kerstdag in
Mie geloovige zielen.
En nu komt de Geest liun te hulp.
Zijn wedergeboorte raakt niet alleen
«et verstand in zijn oordeelen, maar
ok in het zich uitbeelden der dingen.
Niet slechts het denken en de wil
vorden door Hem gereinigd, maar
venzeer de verbeelding.
Er bestaat ach, waarom willen zoo
al van geloovigen daar niet aan?
ok een geheiligde fantasie.
Die moet ook op den Kerstdag in ac-
ie gebracht.
De mystiek wil van de meditatie
'oortschrijden tot de contemplatie, het
itille, godvruchtige zien.
En de prediker, die deze behoefte van
iet geloovig hart kent, zal hieraan
.«•achten te voldoen.
Gelijk Paulus het een voorrecht van
ie Galaten acht, dat Christus hun
;oor de oogen is geschilderd als onder
den gekruist zijnde, zoo zal ook de
iienaar op den Kerstdag de gemeente
«pwekken: laat ons heengaan naar
Jethlehem en laat ons zien!
Hij zal stilhouden bij de Kribbe.
Hij zal, voorzooveel het in zijn ver
mogen ligt, het kindeke Jezus in het
nidden der geloovige bewondering ne-
ierleggen.
En hij zal aan de schare een lef zang
ontlokken ter eere van-, het heilig Kind,
dat zoo trouw zondaars mint.
Toch mag daarin uw overlegging van
het Kerstfeit, toch mag daarin ook de
Ktrstprediking niet opgaan
Want zulk zien voldoet wel aan zeke
re behoefte van uw hart, doch niet aan
de diepste behoeften.
Ja, zelfs moogt gij de herders hun
zien niet benijden.
In hun omstandigheden schonk dit
hun bevrediging.
In uw omstandigheden zou deze
echter uitblijven.
Gij kunt den zonnewijzer der heilsont-
wikkeling niet achterwaarts doen gaan
Gij zoudt aan het gezicht op het kin
deke Jezus niet genoeg hebben.
Want gij weet, dat Hij Man is gewor
den. Daardoor is voor uw zielsbesef
ook ten opzichte van uw Jezus in zeke
ren zin te niet gedaan hetgeen eens
kinds was.
Zelfs 'een blik op het kruis zou u
nog ontoereikend zijn.
Uw ziens-drang eischt meer.
Ge wilt Hem zien, die eens Kind was,
daarna Kruiseling, maar thans met
eer en heerlijkheid bekleed en booger
dan de hemelen geworden.
Voor de herders was het kindeke
Jezus de Christus der werkelijkheid.
Voor u is het Jezus-kind wel de
Christus der historische, maar niet der
tegenwoordige werkelijkheid.
En gij verlangt Hem te zien, gelijk
Hij nu is.
Niet om Zijn heilig verleden te ver
geten.
Maar opa ih de werkelijkheid van
den volgroeiden Christus in het heden
u zalig te voelen.
En het zou voorzeker niet de gering
ste vrucht van het Kerstfeest zijn, wan
neer gij door ziens-drang overweldigd,
het uw Heere in de hemelen kenbaar
maakte: o,/dat ik U toch eens even
kon zien,
Het feit, dat gij Hem niet kunt zien,
dbove uw ziens-drang niet.
De ziens-drang hoort bij het Kerst
feest.
De ziens-drang hoort in elke ziel, die
zich tegenover Jezus ziet geplaatst.
Dat hij bij u niet ontbreke.
Want dan zoudt gij óf een ongeloovi-
ge zijn óf een geloovige, die te achter
lijk of te verachte rd is om Kerstfeest
te vieren.
\Uw Kerstfeest zij een voorbereiding
op den dag, gij Hem zult zien, ge
lijk Hij is.
Het zien was bij de herders het voor
naamste niet, maar wel het verheerlij
ken en prijzen van God.
Toen de Oostersche wijzen het kinde
ke gezien hadden, hebben zij Lee aan
gebeden.
Is lit-1' zien u voor het oogenblik ont
houden, de aanbidding is u gegund.
En die aanbidding kan bij u zooveel
voller zijn dan bij de herders en Maria
en Jozef en Simeon en Anna en de Wij
zen.
Want voor Uw geloofsoog staat Hij
zooveel meer volkomen dan voor het
hunne. Hij is u rijker geopenbaard dan
hun.
Als gij op den Kerstmorgen ont
waakt, dat het u dan zij, alsof een caril
lon het oude kerklied speelt: „venite,
adoremus'", „komt, laten wij aanbid
den!"
En dat gij u dan op wolken van zali
ge mystiek laat heendrijven naar den
troon van Hem, die onder millioenen
ook u zaligen 'wou om daar te zingen
het lied uws Liefsten, waarnaar de
zangers uit Efrata's velden als met in
gehouden adem luisteren.
HERDERKENS ZANG.
Mane, sterren, nacht-planeten,
Nooit en was uw glans zoo klaar,
Wat beloften, nooit vergeten,
Brengt gij in het openbaar,
In het midden van uw stralen,
Met een aangename stem,
Ziet men eenen engel dalen,
Die ons noodt, tot Bethlehem,
's Hemels allerhoogste Koning,
Die het al te boven gaat.
Die met d'engelen hebt uw woning,
Hoe ligt Gij hier zoo versmaad!
Als de mensch ligt in de zonden,
Gansch verslonden tot den dood,
Wordt der Heeren Heer gevonden,
In benauwdheid over-groot!
Mensch, aanschouw hier dat groot
wonder
Hij ligt machteloos en krank,
Die den bliksem en den donder,
Stadig heeft in Zijn bedwang!
Die met geen geweld van werken,
Maar met zachte woorden kracht
Aard en hemel kan versterken,
Neemt uw bijstand in den nacht.
Zoete kind, zie ons hier knielen.
Met een verootmoedigd hart,
Wil ontfermen onze zielen.
Door Uw lijden, door Uw smart;
Wil ons het beneden geven,
O bedrukte Majesteit!
Dat wij met U namaals leven,
Boven in der eeuwigheid.
KERSTSTEMMING.
Ons is gheboren een Kindekijn
Noch claere dan die sonne,
Lat sal ons alle vrou.de1) sgn
Al totter eghelen wonne. -)
Kerststemming.
Als die er is, dan moet ae zijn de
fetemming van het blije kind. Dat zoo
graag hoort vertellen van liet Kind in
Je kribbe, 't Is of het wat dichter bp
de kribbe durft komen dan wg, groot©
menschen, die het Kerstwonder zoo
vaak op een afstand zien. Het kind durft
wel over den rand der kribbe heen te
buigen en zóó te bidden het eenvoudig
kindergebedje. Het gaat het kind zoo
vaak om het Kind. Soms zien wij het
Kind niet, omdat, er anderen, voor staan
Augustus en Jozef en Maria en herders
en wijzen.' Wat kan ons al niet het
gezicht benemen in Bethlehem.
Ja, ik weet wel, dat een Kerstboom
met zgn lichtjes het ook donker kan
maken.
Maar voor kinderen is dit ge vaar voor
Kerst verduistering lang niet zoo groot
als voor groote menschen, die de ge
schiedenis van Lukas 2 van buiten
kennen.
Waarom boeit die geschiedenis de
kinderen zoo? Ze is toch heel eenvou
dig. Heel niet „boeiend", vergeleken
met tal van andeie verhalen. Eigenlgkis
het alles eerst heel gewoon.
Twee arme. menschen gaan op reis.
De reis is lang en moeilijk. Ze gaan van
Nazareth naar Bethlehem. In Bethlehem
is het drukker dan anders. De stads
herberg is vol. De twee arme reizigers
kunnen geen logies krijgen. En nu ko
men ze terecht in wat wij voor 't gemak
maai' noemen een stal. In dien stal
wordt een kindie geboren. Het wordt
in doeken gewikkeld en in een krib
neergelegd.
't is toch alles heel gewoon. Zonder
spanning.
En in 't veld is alles ook heel gewoon
eerst. Herders, die waken bg de schaap
jes. In dienzelfden, stillen nacht. Die
praten of zwggen, den sterrenhemel be
wonderen of naar de lieve dieren zien,
die rusten in het gras.
Maar dan wordt de gewone geschie
denis op eenmaal buitengewoon. De stil
le nacht wordt een heilige nacht.
„Een engel des Heeren stond bg hen
en de heerlijkheid des Heeren om
scheen hen en zij vreesden met groote
Vreugde.
Blijdschap.
Zij vreezeu, die herders, omdat het
ineens buitengewoon wordt. Omdat er
een engel op het gras komt. Ze vree
zen om die sfeer van heiligheid; om
dat licht Gods, dat menschen en scha
pen verlicht.
En die engel zelf moet de vrees weg
nemen met het woord der groote blijd
schap, die voor het gansche volk wezen
zal. „U is heden geboren een Heiland,
welke is Christus, de Heer in de staa
Davids. En dit zg u het teekengg zult
een kindeken vinden in doeken ge
wikkeld en liggende in een kribbe".
Dèt is het nu, en dat alleen, ^wat
den stillen nacht tot een heiligen nacht
maakt.
Een kindeken in doeken gewikkeld
en liggende in een kribbe en dat kin
deke Christus, de Heer.
Zonder dit kindeke is het alles op
Kerstfeest speelgoed: de boom en de
kaarsjes en de geschenken en de lek
kernijen. Speelgoed ook voor de
groeten.
Doch, waarom zullen w
liek van dit allee onderschatten, ver
mijden, bannen?
De Kerstboom khn de aandacht af
leiden zeker maar dat kan zelfs
de stal, de krib, Maria. De vrede, waar
van de engelen zongen, komt pas door
het contact met den levenden Chris
tus. Die niet meer is een kind in een
kribbe, maar de verheerlgkte Heiland.
Wien alle macht is gegeven in hemel
en op aarde.
HET KORTSTE GEBED.
Het Kerstfeest is weer aan
gebroken.
Loof den Heere, mijne ziel, mijne
arme, kranke, verlofene, ziel; loof den.
Heere, die uw leven verlost van
het verderf, die u kroont met ^goe
dertierenheid en barmhartigheden.
Het advent is voorbij, wij behoeven
niet meer te wachten, de Zoon des
menschen is gekomen, om te zoeken
©n zalig te maken, waarlijk zalig tema
ken, wat waarlijk verloren was.
En toch zullen we ons Kerst
feest vieren, gelijk God het wil, dan
mogen wij de weelde van Zijn liefde
niet beperken tot dit ééne, en eerste,
komen in armoede, maar moet dit
Kerstfeest ons advent zijn voor do
tweede komst in heerlijkheid.
De Geest en de bruid zeggen: Kom!
en dan pas, wanneer wij dit kortste,
en edelste en zwaarste, van alle ge
beden bidden, zullen wij1 de engelen
kunnen nazingen: Eere zij God in do
hoogste hemelen, en vrede op aarde,
in de menschen een welbehagen.
Want hetgeen deze trcongeesten in
den stillen, heiligen, nacht hebben ge
jubeld, is een profetie, die nog maar
in beginsel .is vervuld.
De Geest en de bruid zeggen, tot
het gekomen Kindeke van Betlehem:
Kom!
Dit gebed is de vrucht van heilig
weten.
Wij weten, dat het# illustre vrede
rijk niet komt, tenzij dat Jezus weder
komt.
Geen cultuur, geen triomf van de
wetenschap, geen ontwikkeling van het
waarachtige Christelijke leven brengt
ons het paradijs met zijn zuivere
eeuwigheidsschatten
Er is geen opmarsch van beneden
naar boven, naar het grooce geluk.
De weg der menschhid verliest
zich al meer in den chaos on eindigt
straks in het rijk van den antichrist.
Het is niet waar, hetgeen de roode
poëet den arbeiders voorzingt:
„Zij winnen de wereld met waaiende
vanen,
met roode banieren in goudeneu deg.
met lichtende stoeten en lichtende
banen!
Heil lachende lente! Heil bloedroode
vlag!"
Wjj weten, dat dit de waarheid is
„Op 's hemels wolken zal Hij komen,
Die aan den nacht een einde maakt,
Die, in de heem'len opgenomen,
Het troostwoord uitsprak: Wacht Mij,
Waakt!"
Ja, dat is de tweede voorwaarde,
dié het kortste gebed bepaalt: Wij
moeten niet slechts weten, maar ook
verwachten
Het geloof strekt zich uit naar J*
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 24 December 1926.
De groote tegenstelling die er is tus-
schen het Christendom en het Socia
lisme treedt op het Kerstfeest wel heel
sterk in het licht
„Het Volk" gaf een Kerstnummer,
dat op elke bladzijde den Christus der
Schriften verloochent.
Ds. van der Heide die den sociaUs-
tische kerstgedachte vertolkte, spreekt
van de waarheid waarin hij met on
wankelbaar vertrouwen heeft loeren
gelooven. n.l. dat het nieuwe heil
komt van de gemeenschap.
En Koos Vorrink dien men speciaal
heeft belast met het werk onder de
jeugd, spreekt van de Christus-1 e -
g e n d e en stelt het Kerstfeest op één
lijn met het Meifeest, dat de socialisten
kunnen vieren als dragers van het
lichtideaal eener nieuwe menschheid.
Het Kerstfeest wil men vieren, maar
zonder den Christus. Het vrede op
aarde" neemt men gaarne aan, maar
van het „eere zij God" wil men niet
weten.
Terwijl de Christen zijn heil verwacht
van boven, van Jezus Christus, roemt
het socialisme in eigen kracht en be
groet het ,het moderne proletariaat
in tal en kracht gevormd" als den
messias "die alleen verlossing kan
brengen.
En terwijl de Christen zich ootmoe
dig neerbuigt bij de kribbe, vervolgt
het socialisme met een bitteren haat
den te Bethlehem geboren Koning,
wiens* souvereine macht het weigert te
erkennen.
OBSERVATOB
zus, gelijk de wachter naar den mor
gen, „den morgen, ach, wanneer?"
Neen, wij mogen en willen geen
luiaards zijn, die met geplooid hanaeffi
werkeloos afwachten, wat God doen
zal.
Een heele wolk van getuigen vuurt
ons aan in de loopbaan te volhar
den teneinde toe.
Maar, in de groote hoofdzaak, zijn
wij als degenen, die op het zingend
wrak speuren naar den horizon, of
niet het helpende schip opdaagt. ei>
intusschen seint de marconist onop
houdelijk draadloos den noodkreet
door de lucht: „Schip in nood!,"
De Geest en de bruid zeggen: Kom!
Ziet, hier is meer dan de nood-
schrei van den bedreigde; hier is de
liefdes werking, de minnezucht, van
een bruid, die naar haar bruidegom
uitziet.
De Geest Gods heeft het arme,
„wormke «fakobs" leeren bekennen
de liefde van Christus, de heerlijk
heid van Christus: de Geest Gods,
heeft voor de gemeente ontsluierd het
groote geheim, dat de Rechter van
'het heelal als zijn bruid verkozen en
gekocht heeft, door zijn bloed.
Hoe durft een aarasch sterveling
meenen de bruid te zijn van den Over
winnaar der zonde en des doods
De Geest van Christus \erheerlijkt
de dochter des volks, zoo da c zij de
dochter des Konings wordt, en ge
kleed, gaat in gouden borduursel.
Alléén zou zij. niet durven vragen
aan den Verhevene, die op den troon
zit: Kom!
Maar de Geest helpt het haar zeg
gen, geeft haar vrijmoedigheid om te
zeggen: gaat haar vóór in het zeg
gen: Kom!
Reeds geeft Jezus het antwoord.
In het heilig boek!
In dit heerlijk Kerstfeest!
Ook in het donderend geluid van
de gerichten, die op aarde zijn.
De tijd is nabij.
Laat ons óók tot de wereld roe
pen Kom
Kom, arme, dwaze, zondaar, laat
ons knielen voor den Heere, die ons
gemaakt heeft.
Voorden God van Bethlehem, die
het verlorene zoekt.
De origineele bronzen KUYPER-PLflQÜETIE, ontw. Wienecke, in imit. Ebbeniioujen Lijst, groot 25 x 30 c.M., thans slechts5,80 lr. p. post na ontv. v. portw. - S. ALLER SPflNHIHGA, Joure
FEUILLETON.
fCathlyn Barrington.
,,'t Paleis van een Chineesch manda
rijn is, zooals u behoort te weten ge-
«eim als het graf. Niemand zag u mijn
"jaleis binnengaan".
Juffrouw Barrington weet het", ant
boordde Fc.rsyth kalm, ofschoon hij
wist. dat het gevaar hem omringde.
,Op dit oogenblik wacht ze me".
,Zoo!" De oogen van den manda
rijn schoten vlammen. Het scheen of
lij zich niet langer beheerschen kon.
Hij maakte een gebaar met de hand.
U mag gaan voor dit keer, dok-
'er! Maar als u een wijs man is, heeft
a van avond een aanval van kooris
en constateert u dat het klimaat van
Yong-Foo niet gunstig is voor uw ge
wondheid. En als u verstandig is zu:t
u bij u zelf ontdekken, dat u maar
heel weinig weet van deze stad en
zeker niets, dat de moeite waard is
overgebracht te worden naar Peking.'
„Ik zal niets beloven", hervatte For
syth kalm.
„Ik vraag geen beloften, Een ver
standig man is tevreden met vco.r.?
mens en.
„Ik zal doen wat me het beste voor
komt."
„En ik zal niet te hooge verwachtin
gen iites..:.:n: maar evenmin zal ik
de gerechtigheid weer in haar loop
stuiten. Ik..,,
Plotseling begaf hem zijn kalmte.
Dolle woede vlamde in zijn oogen en
verwrong zijn gezicht. Zijn stem trilde
óchor van woede barstte hij uit: „Als
jij je zwakheid tegen mijn macht stelt
zal ik je aan reepen snijden; ik zal
je een stok door je lichaam stooten
en je voor mijn volk ne? .'gooien, dat
ze zich met jou vermaken kunnen. Ik
Hij haalde diep adem en was zich
zelf weer meester. Met een ijzingwek
kende kalmte, die meer doodelijke be
dreiging inhield dan zijn woede, ver
volgde hij:
„Ga weg uit mijn paleis, uit mijn
stad, jou vreemde hond! Je hebt den
tijd tot zonsondergang en dan.." Hij
klapte in de handen. Een paar krui
pend onderdanige dienaars versche
nen. Hij richtte enkele woor len tothen
en voor Forsyth nog een woord kon
zeggen, verdween de mandarijn ach
ter een gordijn.
De bedienden skwamen dichterbij.
Er bleef slechts te kiezer, om weg te
gaan of uit het naleis geworpen te
worden. Hij ging dus naar den uit
gang, gevolgd door de bedienden. Bui
ten gekomen, zag hij dat aan de poort
nu enkele soldaten de wacht hielden.
Zou hij voorlftj mogen of..
Op den voet gevolgd door de be-
dienden bereikte hij de poort. Hoewel
zijn hart bonsde, was hij uiterlijk wel
kalm. Als zij zijn weg versperden
Tot zijn groote verlichting deden ze
dit niet; maar toen hij voorbijging,
spoog een van hen hem in het gezicht.
Hij bedwong zijn verontwaardiging en
vervolgde zijn weg. Duidelijk bemerk
te hij, dat na enkele woorden van een
der bedienden, een soldaat van de
wacht de poort verliet en hem volgde.
HOOFDSTUK VII.
Bedreigd.
Op eenigen afstand gevolgd door den
soldaat, kwam Dick Forsyth op het
punt, waar de weg naar het huis van
koopman afboog van dien, die voer
de naar het zendingshuis. Een oogen
blik stond hij in twijfel Zou hij Ka-
thlyn Barrington opzoeken of niet?
Besluiteloos vervolgde hij eerst zijn
weg maar keerde vastberaden' óm.
De soldaat stond stil en leunde op zijn
speer. Toen hij evenwel zag, da: For
syth zich naar bet huis van Rarrina-
.aBEKtffiaraaiBMBi
tor. b^gat, toonde hij levendige be
langstelling. Nauwelijks was Forsyth
in de poort van Barrington's huis of
de soldaat keerde zich haastig om en
ijlde naar het paleis van den manda
rijn terug. Terwijl Forsyth den tuin
door liep, zag hij eens rond onder
een kerseboom zag hij een damesfi
guur in een witte japon. Ofschoon h'j
het gezicht niet kon zien, twijfelde hij
geen oogenblik eraan dat het Kathlyn
was en tusschen de bloembedden door
richtte hij zijn schreden naar haar.
Terwijl hij haar zoo van terzijde na
derde, zag hij op haar gezicht een pein-
zonderi blik Om zijn nadering aan to
kondigen, kuchte hij even en terstond
sprong ze overeind, terwijl een glim
lach van blijdschap in haar oogm
schitterde.
„Gelukkig," riep ze uit, „ik was
juist in gedachten met u bezig, Dr
Forsyth. Ik vroeg me af, wat er wel
gebeuren zou in het paleis en Ik was
bang, heel bang. Maar de tijger heeft
u geen kwaad gedaan?"!
,Nog niet"! antwoordde hij rustig
„Dreigde Li-Weng-Ho u?"
.,Ja", antwoordde hij, „maar be
dreigde menschen leven lang".
„Niet in China", viel ze hem In de
rede. „Dit land is een broeinest van
misdaden. Als hij u dreigde, moet ge
zeer voorzichtig zijn. Wat heeft u hem
gezegd? Ik denk dat u hem verbitterd
heeft".
„Ik beschuldigde hem van mede
plichtigheid aan den opiumhandel in
déze stad; en hij gaf mij tot<zonsonder
gang tijd om Yong-Foo te verlaten"
Dan moet u gaan".
„Ik zal niet gaan. Er rijn lang
rijke red er en, die me n .n hier
te bU'v-m".
En 1 tj
oeten leiden om te vertrekken", ant
woordde ze ernstig. „O, u begrijpt het
niet De mandarijn is een gevaarlijk
man. Ieder oogenblik zal uw leven nu
in gevaar zijn. En er zijn zooveel we
gen, die hij kan volgen, zonder dat hij
zelf gevaar loopt verdacht te worden:
vergif dolk en nog veel meer. Hij zal
zelf misschien niets doen, maar na één
of twee dagen, een maand of een paar
maanden, zal ineens de kreet oprijzen
van „vreemde duivels" en het pleb9
zal zich samenhoopen en het zendings
huis bestormen. Dan wordt u mishan
deld of gedood en LiWengHos mannen
zullen komen, om de orde te herstel
len, maar juist te laat om te redden.
U kent de sluwheid van zoo'n Ooster
ling niet zoo goed als....