NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 19 DECEMBER T925\
i WEEDE BLAD.
EZN UEERE VERBEIDEN.
Daarom zal ik den Heere
verbeiden, die Zijn aangezicht
verbergt voor het huis Jacobs,
en Ik zal Hem verwachten.
Jesaja 8 17.
Als op het einde van het jaar de
dagen zoo weemoedig inkoiten en de
ureai licht al spaarzamer worden toe
gemeten, dan gaan we vanzelf uit
zien naar den tijd, dat de dagen, weer
zullen gaan lengen en de zonnestra
len overvloediger schijnsel over onze
landen en steden zullen uitgieten.
En ais, later in den tijd nog, in
het vroege voorjaar het levenwekkend
licht milder uitschijnt over veld en
akker, dan gaat ook in den bodem,
en in boom en plant, die daarop
groeien, als het ware een levendig
verlangen naar dat licht werken.
Zooals het in de natuur is, zoo is
het ook in de harten dergenen, in
wie God het werk zijner zangmakende
genade begonnen heeft.
Zie het maar, als de volheid des
tijds, van God. bestemd, naderende is.
Dan zijn ze er, cüie dé verlossing
verwachten, Dan is er onder hen een
Simeon, die door een bijzondere open
baring den dag en de ure verbeidt,
dat hij den Christus des Heeren mag
zien. Dan is er werking in de geeste
lijke wereld, teweeggebracht door
Gods Geest, om den Gezo~dene des
Vaders te ontvangen alsHij komt.
Dii is niet een verschijnsel van die
dagen alleen, maar van alle tijden, Als
do Heere zich opmaakt, om zijn volk
te bevrijden, dan wekt Hij bij zijn volk
ook verwachting naar zijn heil. Dan
is er een uitzien naar den Heere-
Dat wil nog niet zeggen, dat ze
het al zien komen, dat ze reeds de
eerste voorboden van het morgenrood
der bevrijding bemerken. O neen, vaak
is het nog nacht, dikwijls donkere
nacht, als in de harten het smachtend
verlangen naar den dageraad snak
kend uitziet.
Maar ze kunnen het in dat donker
niet uithouden. Want ze hebben weet
van het licht dat er is, van het licht
des Heeren, het licht van zijn vriende
lijk aangezicht.
In die duisternissen missen ze hun
God. En dat maakt de duisternis zoo
ondragelijk. Dat is de reden, waar
om geen Kunstlicht van eigen vinding
of van menschenhulp ot wereldmacht
hen kan troosten.
Wanneer, o wanneer zal de Heere
verschijnen tot hunne hulp©?
Toch is het niet alleen het gevoel
van eigen gemis en ellende, wat hun
doet uitzien naar den Heere.
Want hel gevoel van ellende geeft
geen grond voor het verwachten van
de verlossing. Veeleer, indien de ei-
lende recht gekend wordt, snijdt ze
alle hoop op verlossing af.
Neen uitzicht op Verlossing 'geeft
alleen het Evangeliewoord van den
God aller ontferming en genade, van
Hem die zijn verbond en beloften ge
trouw ges laild doet.
Het is de Heere, die zijn aangezicht
verbergt van het huis Jacobs.
Maar voor degenen, die Hem heili
gen in hunne harten, zal Hij tot een
heiligdom, zijn, en geenszins tot een
aanstoot.
Hier is het verwachten en verbei
den van het geloof, dat de Heere in
de harten der zijnen werkt, onder den
:druk van zijn gerichten: ik zal den
Heere verbe.den, die zijn aang.zicht
verbergt van het huis Jacobs, en ik
zal Hem verwachten.
Hier is bij den profeet en de wei-
tnige getrouwen, die zich met hem ver
ootmoedigd hebben onder Gods be
straffingen, de erkenning, 'dat in hun
ellenden is een verberging van zijn
aangezicht. De massa aes volks be
merkt dat niet; het blijft voor hen
■veroorgen. D, zij kennen den Heere
niet, en~ daarom hebben zo er ook g» n
weet van, als de Heere zijn gunst en
genade over hen inhoudt.
En juist bij die enkelen, die Hem
zoeken, gaat-de smart over wat hun
volk treft zooveel dieper. Het is om
dat Gods toorn is verwekt. 'En dat is
eigenlijk hun droefheid.
Maar de Heere heeft Zijn Woord
nog met weggenomen. 1 niegcnae 1, H ij
heeft juist zijn getuigenis onder de
weinige getrouwen een vaste em veilige
plaats gegeven; „Bind het getuigenis
toe, verzegel de wet onder mijne leer
lingen". Welnu, daar zal het clan ook
verblijven, en zijn werking doen.
Dit geeft een vasten grond, dat de
Heere zijn Woord zal handhaven on
der degenen, die het bewaren, dat
Hij eens voor hen zijn beloften in ver
vulling zal doen gaan.
Eens zal de Heere zijn aangezicht
weer aan hen doen lichten, en het
licht zijns aangezichts over hen Verhef
fen. Dan zal Hij hun genadig zijn, en
vrede geven. Op zijn tijd.
Daarom verbeiden ze Hem, hoewel
Hij nu zijn aangezicht voor hen ver
bergt.
Dit verbeiden van den Heere is een
verbeiden en verwachten van wat Hij
te zijner tijd doen zal om zijn volk te
verlossen. Het is een verwachten
omdat Hij zeker zich zal opmaken tot
hun verlossing. Het is een afwachten
van wat zeker zal geschieden.
En het is tegelijk een verbeiden
omdat de tijd, waarop de Heere dat
doen zal, voor hen onzeker is; omdat
zij niet weten, wanneer het zal zijn.
Maar in die verlossing zal de Heere
zelf zijn. Hij zal zich daarin doen gel
den. Het zal zoo zijn, dat iedereen zal
bemerken, dat Hij het gedaan heeft.
Het zal aldus geschieden, dat zijn
naam er door verheerlijkt wordt, en
dat Hij alleen in dien "dag groot eai
verheven zal zijn.
Dit verbeiden en verwachten van
den Heere, vindt zijn rustpunt en
wordt vervuld in de komst van Chris
tus tot de wereld.
Nog veel donkerder dagen waren
aanstaande. Ook daarvan spreekt de
profeet in ditzelfde hoofdstuk. Maar
aan het einde breekt toch het licht
door: „het volk, dat in duisternis wan
delt, zal een groot licht zien"„want
een Kind is ons geboren, een Zoon
is ons gegeven".
Toen werd het verbeiden en ver
wachten van Gods volk bekroond. In
Hem brak het licht van des Heeren
aangezicht door aan allen, die uit hun
zonden en ellenden op Hem hoopten.
En dit licht blijft schijnen tot in
der eeuwigheid toe. Ook dan als de
Heere voor een tijd zijn aangezicht
verbergt, hebben wij Hem te verbei
den en te verwachten'. Want het is
rne't omdat zijn genade en trouw zou
ophouden, maar door onze ontrouw
en ons ongeloot.
En strakt wendt Hij zijn aangezicht
weer m gunst tot die Hem vreezen
en Hem zoeken.
In ISAIAS MONDE.
ïn Isaïas monde
Klonk dit profetisch woord:
„En roê spruit op die stonde
Uit Jesses wortel voort,
Die tot banier gedragen
De Heid'nen zullen vragen,
En in hun midden vreedzaam gloort".
De vaderen gevangen,
Zoo menig duizend jaar,
Versmachtten van verlangen;
Hun lijden was zoo zwaar,
Omdat zij moesten derven
t Verbeurde recht der erven
Het aanschijn Gods zoo schoon en klaar
Ziet, Jacob is ontrezen,
Een sterre blank en klaar;
Een maged- onvolprezen,
Werd Moeder, wonderbaar.
Een koning te ontvailgen,
Daarheen smacht ons verlangen,
Zoo menig duizend, duizend jaar.
Het is geschied bij nachte,
Wij weten 'tin ons hert,
Dat door des Vaders krachte
Het kind geboren werd.
Gods Zone werd geboren,
De Heiland uitverkoren,
Der Vad'ren hoop in angst en smart.
Het Godswoord heeft gesproken,
Wat het doorbeelden mocht:
„De poorte blijft geloken
Om 's Konings zegetocht;
De koning hoog te roemen,
Heeft, als de zomerbloemen,
Zoo zacht en lieflijk ons bezocht.
Oud Nederlandsch lied.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Aan genot men: Naar Steggerda, J.
JeJjbink te Lutten (toe®.).
Bedankt: Voor Polsbroek, W. L.
Mulder te Enter.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Ds. R. C. J. W. Hoek te Vuren en
Dalem hoopt Zondag den 28sten Febr.
a.s. afscheid te nemen van de Ned.
Herv. a.s. afscheid te nemen van de
Ned. Herv. Gemeenten Vuren en Dalem
en Zondag den 7'den Maart d.a.v. aqn
intrede te doen te Rijsoord, na bevestigd
te zijn door zjjn vader, Ds. J. Hoek van
Oudewater.
Teraardebestelling Ds. N. van
Schouwenburg.
Nadat eerst in de Nieuwe Kerk oil.
aer leiding van Ds. C. A. te Linden
een rouwaienst was gehouden, die o.m.
door burgemeester de Vlugt en diens
echtgenoote werd bijgewoond, werd gis
teren het stoffelijk overschot van Ds.
N. v. Schouwenburg op de N. Oosten-
begraafplaats te Amsterdam ter aarde
besteld.
Op het kerkhof was de belangstel
ling, evenals bij den rouwdienst in de
Nieuwe Kerk, zeer groot
Ds. G. 'Mansveld voerde aan de groe
ve het woord.
Hij herinnerde er aan, hoe de rouw
mare van Ds. van Schouwenburg's oierL
lijden in breeden kring ontroering heeft
gewekt, vooral ook, omdat dit vc-rscheL
den op een zoo treffend tijdstip plaats
had, n.l. vlak na Ds. v. Schouwen
burg "s zilveren huwelijksfeest en twee
dagen voor zijn zilveren ambtsfeest.
Het is nu reeds de derde maal in en
kele jaren, dat zooiets in de Amsten.
damsche gemeente plaats heeft. Eerst
was het Dr. G. J. Vos, die kort voor
zijn gouden ambtsfeest werd weggen o
men, daarna was 't Ds. J. J. van JNoort
die enkele weken voor zijn 4o_jarig
ambtsfeest overleeden nu werd Ds.
van Schouwenburg twee dagen na zijn
zilveren ambtsfeest weggenomen.
Doch er is verschil. Want Dr. Vos
was hoogbejaard en Ds. van Noort was
in het afgaan zijner dagen, doch Ds.
v. Schouwenburg scheen nog te staan
in de volle, mannelijke kracht.
Ds. van Schouwenburg was een man
van ongewone werkkracht. Spr. hei'l
innende aan de stichting der beide wijk
gebouwen in Wijk IX, 'de stichting van
verschillende Chr. scholen, den arbeid
voor de groote belangen der Zending,
het lidmaatschap van den Voogdijraad,
in welk college de overledene aoor zijn
persoon en arbeid algemeen geliefd was
en zijn werk voor de opheffing van
de verwaarloosde jeugd, zooals in de
Vereen. „Mirjam", Bovendien was hij
een nauwgezet pastor. Was zijn spreek
trant populair, meer nog won hij de
harten van jong en oud door de warmte
van 2\jn eigen hart. Niets was hem te
veel.
Ds. v. Schouwenburg heeft zijn krach
ten verteerd in dienst der Gemeente.
Spr. deelde hierna mede, hoe Ds.
van Schouwenburg Zondag j.l„ toen zijn
echtgenoote hem de droeve 'tijding moest
mededeelen, dat er geen hoop op lier!
stel was, zeide: „Ik zal toch niet, ter
wijl ik anderen gepredikt heb, zelf ver
werpelijk bevonden worden?" Met die
gedachte daalde hij in de diepte der
beproeving af, doch steeg daaruit op
met den jubel: „Ik weet, in Wien ik
geloofd heb". Het heeft hem strijd geL
kost, de zijnen, zijn werk en zijn ambt
los te laten, doch die strijd is, zool
als altijd bij Gods kinderen met
de overwinning bekroond.
Aan hetgeen spreker reeds hiervoor
over ihlet werk van den overledene ge^
zegd heeft, zeide hij slechts weinig te
zullen toevoegen. Hij herinnerde nog
aan hetgeen Ds. van Schouwenburg ge
weest is voor het DiaconieLWeeshuis
als catecheet en als geestelijk ver
zorger der zieken, voor den Kerkeraad,
voor het Classicaal bestuur, welks nauw
gezette scriba hij was, en voor het mi
nisterie van predikanten, waar hij een
eigen plaats innam, omdat hg een per
soonlijkheid was. Hij zal niet vergeten
worden, zijn beeld zal, als dat van een
blnmoedig arbeider, blijven leven.
Hierna zich richtend tot de wedu
we, haar kinderen, en de verdere fa*,
milieleden, zeide spr., dat, wanneer hij
in het kille graf blikt, hij slechts kan
zeggen: „Niets, dan onherstelbaar ver
lies, te zwaar om te dragen".
Doch als hij naai' boven blikt, dan
wordt het verlies winst. Winst voor hem
die heenging en nu God aanschouwt;
winst zelfs voor hen, die treurend ach
terblijven, als zij in den geest hun geL
liefden ontslapene mogen zien in de
wolk van getuigen, die hun toeroept:
„Houdt goeden moed en volhardt in
het geloof, dat deel geeft aan 't eeuwig
leven".
Ontkerstening.
Onder dit opschrift schrijft Prof. R.
Casimir in het ,,Alg. Weekblad voor
Christendom en Cultuur het volgende:
„Aan een groep van 12 jonge menL
schen waarvan slechts één een Room
sche moeder had en de anderen ProtesL
tant heetten,vroeg ik onlangs wie
Christus was. Dat konden ze beu
antwoorden, d.w.z. niet in diepen zin,
maar ze konden den naam thuisorengen.
Daarna vroeg ik, 'waar men iets, van
Hem zou kunnen lozen. Eén wist: in
de Evangeliën.
Toen vroeg ik, op welken dag men
Zijn kruisdood herdacht. Geraden werd:
Paschen, Hemelvaartsdag en 25 Decem
ber, maar niemand antwoordde: den
Goeden Vrijdag.
Tenslotte vroeg ik, waar Christus geL
kruisigd was: Een was snugger genoeg
te antwoorden: „In Palestina", maar
niemand wist: op Golgotha.
Dat waren jonge menschen, van 15
tot 18 jaar, goed ontwikkeld en uit
beschaafde families. Dr. N. J. Singels
heeft indertijd geklaagd over gebrek!
kige Bijbelkennis. Dit is geen gebrekL
kige Bijbelkennis, maar dit is een los-
worden en los_zijn van de geheele over
levering, 'die in ons nationaal leven van
zjooveel beteekenis is geweest. Erger
is het, dat de nieuwe geestelijke levens
inhoud hier niet tegenover staat: het
weggebroken of juister: het wegge!
werkte Christendom is niet vervan
gen door eenig nieuw levensinzicht.
Deze 12 jongelieden zijn zeker voor
beelden voor groote groepen van ons
volk. Wat is voor deze groep leidster
voor hun leven, wat geeft aan hun
leven dieperen inhoud?
En terwijl wij, Protestanten, onzen
tijd, onze krachten en ons geld zoekL.
brengen taan het bestrijden van elkaar,
aan het oprichten van al maar nieuwe
schotjes tusschen eikaars geestelijk le
ven, of aan het uitpluizen van de fijnL
ste verschillen, leven die groote groa.
pen zonder ©enigen geestelijken levens
inhoud.
Schapen zonder herder".
BINNENLAND.
Chr. Werk gevers-vereeniging.
„De Stand.'" meldt, dat de uitgestel
de buitengewone ledenvergadering der
Chr. Werkgevers-Vereeniging thans
zal gehouden worden 14 Januari a.s
des morgens te 11 uur in Hotel „Nrd.-
Brabant" Vredenburg, Utrecht. Op de
ze vergadering zal behandeld worden
de vraag van de verbindend-verkla
ring van collectieve ar bei dis overeen
komsten.
Radionieuws.
Naar „De Rsb." ter oore komt, na
dert de uitbreiding van het radio-
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 19 December 1925
Het vraagstuk van de gemengde hu
welijken, kan langzamerhand tot de
brandende kwesties worden gerekend.
Sommigen praten daarover heel ge
makkelijk. Ik heb wel menschen ge
boord, die er eigenlijk niets op tegen
hebben.
En ik geef toe, een gemengd" hu
welijk behoeft niet persé ongelukkig
te zijn en een huwelijk van gelijkge
zinden, is, ook al omdat men de liefde
niet als een plicht heeft leeren zien,
vaak ongelukkig.
Maar dit weet ik wel, dat de beschrij
ving van den ondergang der eerste
wereld, ingeluid wordt met de mede-
deeling, dat Gods zonen de dochteren
der menschen aanzagen, dat zij schoon
waren en dat zij zich vrouwen namen
uit allen die zij verkoren hadden.
En ik herinner me ook, wat me ver
teld werd van een jonge vrouw, die
met liefidetranen in de oogen ver
klaarde: „ik heb een besten man, die
veel van me houdt, en toch zou ik wel
alle jonge menschen willen waarschu
wen tegen het aangaan van een ge
mengd huwelijk
Nu zijn alle gemengde huwelijken
niet op een lijn te stellen.
Maar dat hier groote gevaren drei
gen, is niet te ontkennen.
Dat leert de practijk' eiken dag
En Genesis 6 is daar om het te be
vestigen.
OBSERVATOR
zendstation der N.S.F. te Hilversum,
haar voltooiing.
In den loop der maand Januari zal
de nieuwe krachtige zender proefsei-
nen, met een antenne-energie van *20
K.W. dat is 10 maal de antenne-ener
gie van den huidigen zender.
Voor vele amateurs zal, voegt het
blad aan dit bericht toe, dit Neder-
landsche Daventry 'n groote uilkomst
wezen, daar dan ontvangst op kristal
detector, dus vrijwel storingsvrij, mo
gelijk zal zijn.
Arbeid in broodbakkerijen.
De Min. van Arbeid heeft goedge
vonden, dat in broodbakkerijen in allo
gemeenten des Rijks, waarin zoowel
op 25 als op 26 dezer geen arbeid wordt
verricht, in afwijking van het.bepaal
de in de artt. 35, tweede lid, en 40,
eerste lid, der Arbeidswet 1919;
le. door hoofden of bestuurders en
door bakkersgezellen bakkers arbeid
wordt verricht tusschen 8 uur v m. van
23 December en 6 uur v.m. van 24 De
cember 1925;
2e. de werktijd van de bakkersgezel
len op 23 en op 24 dezer met ton hoog
ste 2 uur wordt verlengd.
Voorts is het aan hoofden of bestuur
ders van broodbakkerijen in allo ge
meente des Rijks vergund dat, op 24
December deeg of brood, dat na 8 uur
n.m. gebakken of opgewarmd is:
le. van 7.30 uur v.m. af uit het ge*
bouw met aanhoorigheden, waarin
zich de broodbakkerij bevindt, wordt
vervoerd
2e. van 8 uur v.m. af wordt verkocht
of afgeleverd.
Onveilig strand.
Het strand zal de volgende week.
Maandag, Dinsdag, Woensdag telkens
van 11 uur tot 2.30 uur tot Kat\vijk
onveilig zijn wegens schieten me.t ge
schut.
De aandacht wordt er op gevestigd,
dat het strand slechts dan weder voor
het publiek toegankelijk is, wanneer
de vlaggen, waarmee de onveiligheid
*van het strand wordt aangeduid, zijn'
ingehaald.
De origineels bronzen KUYPER-PLflQÜETIE, ontw. Wienecke. in inrit. Ebbenhouten Lijst, groot 25 x 30 c.M., thans sleehls 15,80 Ir. p. post na ontv. v. postw. - S. ALLER SPAHHIHGA, Joure
FEUILLETON.
Kathlyn Barrington.
35)
,Eu wat was dat?" vroeg Forsyth
„De Taot'ai had een der leden van
dë bemanning omgekocht om de ka
nonnen te vernagelen, zoodat toen de
roover zijn bedreiging wenschte uit te
voeren, hij daarin verhinderd werd.
De Taot'ai nam hem gevangen en na
een kort rechtsverhoor viel het hoofd
van den roover. Zulke dingen, mijn
waarde dokter, zijn een waarschuwing
voor u, zooals u wel zult begrijpen."
Er was een soort van boosaardigen
triomf in de stem van den koopman
en zijn optreden was verre van vriend
schappelijk, maar Forsyth deed. alsof
hij het niet bemerkte. „Ik ben bang,
dat uw waarschuwing aan 't verkeer
de adres is" antwoordde hij kalm.
„Tot nu toe wel. Maar als u van
plan is, u te bemoeien met dingen, die
11 niet aangaan, zult u bemerken, dat
die geschiedenis ook u wat te leeren
hoeft en dan zult u ondervinden, dat
uv. kanonnen eveneens vernageld zijn,
•evenals van den rivierroover. Op mijn
woord, dokter. Ik weet wat ik zee. II
en ik hebben niet veel overeenkom
stigs. maar wij zijn beiden Engelschén
en ik zou werkelijk bang zijn, dat u
een slachtoffer werd van Chineesche
rechtspraak De mandarijn hier is
geen man, die
Hier hield hij op; want hij hoorde
iemand aankomen, keek uit het ven
ster en stond op. „Als je van den dui
vel spreekt" vervolgde hij ruw. „Daar
komt Li-Weng-Ho zelf aan. U wilt me
wel verontschuldigen, dokter, maar op
anderen tijd £ult u welkom zijn. Ik heb
niet vergeten, wat u ginds deed op de
Bloemgracht en ik zal u gaarne vaa
dienst zijnJa, dezen kant heen.
Ik zal met u mee gaan."
Hij vergezelde den zendeling tot de
buitendeur, waar zij Li-Weng-Ho aan
troffen. Deze wierp een verwonderden
blik op den dokter en groette hem
daarna statig met zijn waaier. For
syth beantwoordde zijn groet met een
buiging. Geen woord werd tusschen
hen gewisseld, maar toen de Engelsch-
man vertrok, zag de mandarijn hern
zoo ver mogelijk na. Vervolgens keek
hij naar Barrington en toen schitter
den zijn koele oogen en een kwaad
aardige glimlach kwam op zijn geel
tanig gezicht De koopman lachte en
een toeschouwer zou begrepen hebben.
dat die twee elkaar volkomen ver
stonden.
HOOFDSTUK VI.
De vloek van de Opium.
Toen Dick Forsyth het huis van Bar
rington verliet, was hij in gedachten
verdiept. De duistere zinspelingen van
den koopman op vernagelde kanonnen-
verontrustte hem en de verborgen vij
andschap van den mandarijn maakte
hem bezorgd. Zoo diep was hij in ge
dachten verzonken, dat hij den weg
kwijt raakte en zich in een wirwar
van straten bevond, dicht bij den oever
der rivier. Al de huizen waren van
middelmatigen bouwtrant. Armoede
was de voortdurende metgezel van de
ze menschen en de oogen van de men
schen, die daar ronddwaalden, spra
ken duidelijk van het gebruik van opi
um en dat, in weerwil van het keizer
lijk verbod, waarbij het rooken van
opium ten strengste werd gestraft.
De duisternis viel reeds in, toen hij
den weg naar huis trachtte weer te
vinden. Ongemerkt raakte hij zoo op
een helder verlicht plein. Dit lichi
kwam van een groot huis, versierd
met uitgesneden drakenkoppen en
waarvan de voorgevel beschilderd was
met voorstellingen van alle mogelijke
en denkbare genoegens. Forsyth keek
met ongeloofelijken blik naar het huis
en las toen in vergulde letters den
naam van het gebouw: „Het Huis van
de honderd pleizierige Droomen."
Hij kon zijn oogen haast niet geloo-
ven, maar er bleef hem geen twijfel
over met betrekking tot het karakter
van dit huis. Het was een opium-kit
Om zeker te zijn, stak hij de straat
over en ging bij de deur staan. Nau
welijks stond hij daar. of de deur ging
open. Een man strompelde naar bui
ten en bracht met zich mee den zee-
tigen geur van de opium. Dat was vol
doende voor Forsyth. Wat Wang-Hi
hem verteld had, bleek waar te zijn.
In Yong-Foo onder Li-Weng-Ho's re
geering, werden de opium-wetten open
lijk genegeerd.
(De verontwaardiging maakte zich
van hem meester, toen hij er aandaclit
dat een van zijn eigen landgenooten
meehielp om de wetten te ontduiken
die het heil en de redding van China
beoogden en toen hij het zendingshuis
had bereikt, had hij een lang. gesprek
met zijn collega Wang-Hi.
„Morgen ga ik naar den mandarijn"
was zijn besluit.
„Ik wil het den mandarijn onder het
ook brengen Ik zal hem nog gelegen
heid laten, maar als hij er niet direct
een einde aan maakt, zal ik rapport
uitbrengen aan de autoriteiten in Pe
king.'"
Een pijnlijke trek kwam op het ge
laat van Wang-Hi.
,,'t Is gevaarlijk om den mandarijn,
tegen te treden, Dr. Forsyth. Als hij.
„Waarvoor zal ik me bezorgd ma
ken? Hij zal het niet wagen, om een
Engelschman te benadeelen. Morgen
ga ik 't Is mijn plicht.
En den volgenden morgen ging hij.
Zijn tocht was evenwel tevergeefsch;
want hij hoorde, dat Li-Weng-Ho voor
drie weken op reis was. Eiken avond
van de drie weken ging hij voorbij
Het Huis van de honderd pleizierige
Droomen" en iederen avond brand
den de heldere lantaarns en klonk
door de half geopende deuren een
vreemde, Chineesche muziek, die hem
met verontwaardiging vervulde. Ein
delijk kwam het bericht van de terug
komst van den mandarijn en terstond
ging hij op weg naar zijn paleis. Hoe
verbaasd was hij, toen hij in een der
nauwe straten, die naar het paleis
voerde, Kathlyn Barrington ontmoet
te.
Wordt vervoiffd).