NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 19 DECEMBER T925\ i WEEDE BLAD. EZN UEERE VERBEIDEN. Daarom zal ik den Heere verbeiden, die Zijn aangezicht verbergt voor het huis Jacobs, en Ik zal Hem verwachten. Jesaja 8 17. Als op het einde van het jaar de dagen zoo weemoedig inkoiten en de ureai licht al spaarzamer worden toe gemeten, dan gaan we vanzelf uit zien naar den tijd, dat de dagen, weer zullen gaan lengen en de zonnestra len overvloediger schijnsel over onze landen en steden zullen uitgieten. En ais, later in den tijd nog, in het vroege voorjaar het levenwekkend licht milder uitschijnt over veld en akker, dan gaat ook in den bodem, en in boom en plant, die daarop groeien, als het ware een levendig verlangen naar dat licht werken. Zooals het in de natuur is, zoo is het ook in de harten dergenen, in wie God het werk zijner zangmakende genade begonnen heeft. Zie het maar, als de volheid des tijds, van God. bestemd, naderende is. Dan zijn ze er, cüie dé verlossing verwachten, Dan is er onder hen een Simeon, die door een bijzondere open baring den dag en de ure verbeidt, dat hij den Christus des Heeren mag zien. Dan is er werking in de geeste lijke wereld, teweeggebracht door Gods Geest, om den Gezo~dene des Vaders te ontvangen alsHij komt. Dii is niet een verschijnsel van die dagen alleen, maar van alle tijden, Als do Heere zich opmaakt, om zijn volk te bevrijden, dan wekt Hij bij zijn volk ook verwachting naar zijn heil. Dan is er een uitzien naar den Heere- Dat wil nog niet zeggen, dat ze het al zien komen, dat ze reeds de eerste voorboden van het morgenrood der bevrijding bemerken. O neen, vaak is het nog nacht, dikwijls donkere nacht, als in de harten het smachtend verlangen naar den dageraad snak kend uitziet. Maar ze kunnen het in dat donker niet uithouden. Want ze hebben weet van het licht dat er is, van het licht des Heeren, het licht van zijn vriende lijk aangezicht. In die duisternissen missen ze hun God. En dat maakt de duisternis zoo ondragelijk. Dat is de reden, waar om geen Kunstlicht van eigen vinding of van menschenhulp ot wereldmacht hen kan troosten. Wanneer, o wanneer zal de Heere verschijnen tot hunne hulp©? Toch is het niet alleen het gevoel van eigen gemis en ellende, wat hun doet uitzien naar den Heere. Want hel gevoel van ellende geeft geen grond voor het verwachten van de verlossing. Veeleer, indien de ei- lende recht gekend wordt, snijdt ze alle hoop op verlossing af. Neen uitzicht op Verlossing 'geeft alleen het Evangeliewoord van den God aller ontferming en genade, van Hem die zijn verbond en beloften ge trouw ges laild doet. Het is de Heere, die zijn aangezicht verbergt van het huis Jacobs. Maar voor degenen, die Hem heili gen in hunne harten, zal Hij tot een heiligdom, zijn, en geenszins tot een aanstoot. Hier is het verwachten en verbei den van het geloof, dat de Heere in de harten der zijnen werkt, onder den :druk van zijn gerichten: ik zal den Heere verbe.den, die zijn aang.zicht verbergt van het huis Jacobs, en ik zal Hem verwachten. Hier is bij den profeet en de wei- tnige getrouwen, die zich met hem ver ootmoedigd hebben onder Gods be straffingen, de erkenning, 'dat in hun ellenden is een verberging van zijn aangezicht. De massa aes volks be merkt dat niet; het blijft voor hen ■veroorgen. D, zij kennen den Heere niet, en~ daarom hebben zo er ook g» n weet van, als de Heere zijn gunst en genade over hen inhoudt. En juist bij die enkelen, die Hem zoeken, gaat-de smart over wat hun volk treft zooveel dieper. Het is om dat Gods toorn is verwekt. 'En dat is eigenlijk hun droefheid. Maar de Heere heeft Zijn Woord nog met weggenomen. 1 niegcnae 1, H ij heeft juist zijn getuigenis onder de weinige getrouwen een vaste em veilige plaats gegeven; „Bind het getuigenis toe, verzegel de wet onder mijne leer lingen". Welnu, daar zal het clan ook verblijven, en zijn werking doen. Dit geeft een vasten grond, dat de Heere zijn Woord zal handhaven on der degenen, die het bewaren, dat Hij eens voor hen zijn beloften in ver vulling zal doen gaan. Eens zal de Heere zijn aangezicht weer aan hen doen lichten, en het licht zijns aangezichts over hen Verhef fen. Dan zal Hij hun genadig zijn, en vrede geven. Op zijn tijd. Daarom verbeiden ze Hem, hoewel Hij nu zijn aangezicht voor hen ver bergt. Dit verbeiden van den Heere is een verbeiden en verwachten van wat Hij te zijner tijd doen zal om zijn volk te verlossen. Het is een verwachten omdat Hij zeker zich zal opmaken tot hun verlossing. Het is een afwachten van wat zeker zal geschieden. En het is tegelijk een verbeiden omdat de tijd, waarop de Heere dat doen zal, voor hen onzeker is; omdat zij niet weten, wanneer het zal zijn. Maar in die verlossing zal de Heere zelf zijn. Hij zal zich daarin doen gel den. Het zal zoo zijn, dat iedereen zal bemerken, dat Hij het gedaan heeft. Het zal aldus geschieden, dat zijn naam er door verheerlijkt wordt, en dat Hij alleen in dien "dag groot eai verheven zal zijn. Dit verbeiden en verwachten van den Heere, vindt zijn rustpunt en wordt vervuld in de komst van Chris tus tot de wereld. Nog veel donkerder dagen waren aanstaande. Ook daarvan spreekt de profeet in ditzelfde hoofdstuk. Maar aan het einde breekt toch het licht door: „het volk, dat in duisternis wan delt, zal een groot licht zien"„want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven". Toen werd het verbeiden en ver wachten van Gods volk bekroond. In Hem brak het licht van des Heeren aangezicht door aan allen, die uit hun zonden en ellenden op Hem hoopten. En dit licht blijft schijnen tot in der eeuwigheid toe. Ook dan als de Heere voor een tijd zijn aangezicht verbergt, hebben wij Hem te verbei den en te verwachten'. Want het is rne't omdat zijn genade en trouw zou ophouden, maar door onze ontrouw en ons ongeloot. En strakt wendt Hij zijn aangezicht weer m gunst tot die Hem vreezen en Hem zoeken. In ISAIAS MONDE. ïn Isaïas monde Klonk dit profetisch woord: „En roê spruit op die stonde Uit Jesses wortel voort, Die tot banier gedragen De Heid'nen zullen vragen, En in hun midden vreedzaam gloort". De vaderen gevangen, Zoo menig duizend jaar, Versmachtten van verlangen; Hun lijden was zoo zwaar, Omdat zij moesten derven t Verbeurde recht der erven Het aanschijn Gods zoo schoon en klaar Ziet, Jacob is ontrezen, Een sterre blank en klaar; Een maged- onvolprezen, Werd Moeder, wonderbaar. Een koning te ontvailgen, Daarheen smacht ons verlangen, Zoo menig duizend, duizend jaar. Het is geschied bij nachte, Wij weten 'tin ons hert, Dat door des Vaders krachte Het kind geboren werd. Gods Zone werd geboren, De Heiland uitverkoren, Der Vad'ren hoop in angst en smart. Het Godswoord heeft gesproken, Wat het doorbeelden mocht: „De poorte blijft geloken Om 's Konings zegetocht; De koning hoog te roemen, Heeft, als de zomerbloemen, Zoo zacht en lieflijk ons bezocht. Oud Nederlandsch lied. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Aan genot men: Naar Steggerda, J. JeJjbink te Lutten (toe®.). Bedankt: Voor Polsbroek, W. L. Mulder te Enter. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Ds. R. C. J. W. Hoek te Vuren en Dalem hoopt Zondag den 28sten Febr. a.s. afscheid te nemen van de Ned. Herv. a.s. afscheid te nemen van de Ned. Herv. Gemeenten Vuren en Dalem en Zondag den 7'den Maart d.a.v. aqn intrede te doen te Rijsoord, na bevestigd te zijn door zjjn vader, Ds. J. Hoek van Oudewater. Teraardebestelling Ds. N. van Schouwenburg. Nadat eerst in de Nieuwe Kerk oil. aer leiding van Ds. C. A. te Linden een rouwaienst was gehouden, die o.m. door burgemeester de Vlugt en diens echtgenoote werd bijgewoond, werd gis teren het stoffelijk overschot van Ds. N. v. Schouwenburg op de N. Oosten- begraafplaats te Amsterdam ter aarde besteld. Op het kerkhof was de belangstel ling, evenals bij den rouwdienst in de Nieuwe Kerk, zeer groot Ds. G. 'Mansveld voerde aan de groe ve het woord. Hij herinnerde er aan, hoe de rouw mare van Ds. van Schouwenburg's oierL lijden in breeden kring ontroering heeft gewekt, vooral ook, omdat dit vc-rscheL den op een zoo treffend tijdstip plaats had, n.l. vlak na Ds. v. Schouwen burg "s zilveren huwelijksfeest en twee dagen voor zijn zilveren ambtsfeest. Het is nu reeds de derde maal in en kele jaren, dat zooiets in de Amsten. damsche gemeente plaats heeft. Eerst was het Dr. G. J. Vos, die kort voor zijn gouden ambtsfeest werd weggen o men, daarna was 't Ds. J. J. van JNoort die enkele weken voor zijn 4o_jarig ambtsfeest overleeden nu werd Ds. van Schouwenburg twee dagen na zijn zilveren ambtsfeest weggenomen. Doch er is verschil. Want Dr. Vos was hoogbejaard en Ds. van Noort was in het afgaan zijner dagen, doch Ds. v. Schouwenburg scheen nog te staan in de volle, mannelijke kracht. Ds. van Schouwenburg was een man van ongewone werkkracht. Spr. hei'l innende aan de stichting der beide wijk gebouwen in Wijk IX, 'de stichting van verschillende Chr. scholen, den arbeid voor de groote belangen der Zending, het lidmaatschap van den Voogdijraad, in welk college de overledene aoor zijn persoon en arbeid algemeen geliefd was en zijn werk voor de opheffing van de verwaarloosde jeugd, zooals in de Vereen. „Mirjam", Bovendien was hij een nauwgezet pastor. Was zijn spreek trant populair, meer nog won hij de harten van jong en oud door de warmte van 2\jn eigen hart. Niets was hem te veel. Ds. v. Schouwenburg heeft zijn krach ten verteerd in dienst der Gemeente. Spr. deelde hierna mede, hoe Ds. van Schouwenburg Zondag j.l„ toen zijn echtgenoote hem de droeve 'tijding moest mededeelen, dat er geen hoop op lier! stel was, zeide: „Ik zal toch niet, ter wijl ik anderen gepredikt heb, zelf ver werpelijk bevonden worden?" Met die gedachte daalde hij in de diepte der beproeving af, doch steeg daaruit op met den jubel: „Ik weet, in Wien ik geloofd heb". Het heeft hem strijd geL kost, de zijnen, zijn werk en zijn ambt los te laten, doch die strijd is, zool als altijd bij Gods kinderen met de overwinning bekroond. Aan hetgeen spreker reeds hiervoor over ihlet werk van den overledene ge^ zegd heeft, zeide hij slechts weinig te zullen toevoegen. Hij herinnerde nog aan hetgeen Ds. van Schouwenburg ge weest is voor het DiaconieLWeeshuis als catecheet en als geestelijk ver zorger der zieken, voor den Kerkeraad, voor het Classicaal bestuur, welks nauw gezette scriba hij was, en voor het mi nisterie van predikanten, waar hij een eigen plaats innam, omdat hg een per soonlijkheid was. Hij zal niet vergeten worden, zijn beeld zal, als dat van een blnmoedig arbeider, blijven leven. Hierna zich richtend tot de wedu we, haar kinderen, en de verdere fa*, milieleden, zeide spr., dat, wanneer hij in het kille graf blikt, hij slechts kan zeggen: „Niets, dan onherstelbaar ver lies, te zwaar om te dragen". Doch als hij naai' boven blikt, dan wordt het verlies winst. Winst voor hem die heenging en nu God aanschouwt; winst zelfs voor hen, die treurend ach terblijven, als zij in den geest hun geL liefden ontslapene mogen zien in de wolk van getuigen, die hun toeroept: „Houdt goeden moed en volhardt in het geloof, dat deel geeft aan 't eeuwig leven". Ontkerstening. Onder dit opschrift schrijft Prof. R. Casimir in het ,,Alg. Weekblad voor Christendom en Cultuur het volgende: „Aan een groep van 12 jonge menL schen waarvan slechts één een Room sche moeder had en de anderen ProtesL tant heetten,vroeg ik onlangs wie Christus was. Dat konden ze beu antwoorden, d.w.z. niet in diepen zin, maar ze konden den naam thuisorengen. Daarna vroeg ik, 'waar men iets, van Hem zou kunnen lozen. Eén wist: in de Evangeliën. Toen vroeg ik, op welken dag men Zijn kruisdood herdacht. Geraden werd: Paschen, Hemelvaartsdag en 25 Decem ber, maar niemand antwoordde: den Goeden Vrijdag. Tenslotte vroeg ik, waar Christus geL kruisigd was: Een was snugger genoeg te antwoorden: „In Palestina", maar niemand wist: op Golgotha. Dat waren jonge menschen, van 15 tot 18 jaar, goed ontwikkeld en uit beschaafde families. Dr. N. J. Singels heeft indertijd geklaagd over gebrek! kige Bijbelkennis. Dit is geen gebrekL kige Bijbelkennis, maar dit is een los- worden en los_zijn van de geheele over levering, 'die in ons nationaal leven van zjooveel beteekenis is geweest. Erger is het, dat de nieuwe geestelijke levens inhoud hier niet tegenover staat: het weggebroken of juister: het wegge! werkte Christendom is niet vervan gen door eenig nieuw levensinzicht. Deze 12 jongelieden zijn zeker voor beelden voor groote groepen van ons volk. Wat is voor deze groep leidster voor hun leven, wat geeft aan hun leven dieperen inhoud? En terwijl wij, Protestanten, onzen tijd, onze krachten en ons geld zoekL. brengen taan het bestrijden van elkaar, aan het oprichten van al maar nieuwe schotjes tusschen eikaars geestelijk le ven, of aan het uitpluizen van de fijnL ste verschillen, leven die groote groa. pen zonder ©enigen geestelijken levens inhoud. Schapen zonder herder". BINNENLAND. Chr. Werk gevers-vereeniging. „De Stand.'" meldt, dat de uitgestel de buitengewone ledenvergadering der Chr. Werkgevers-Vereeniging thans zal gehouden worden 14 Januari a.s des morgens te 11 uur in Hotel „Nrd.- Brabant" Vredenburg, Utrecht. Op de ze vergadering zal behandeld worden de vraag van de verbindend-verkla ring van collectieve ar bei dis overeen komsten. Radionieuws. Naar „De Rsb." ter oore komt, na dert de uitbreiding van het radio- AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 19 December 1925 Het vraagstuk van de gemengde hu welijken, kan langzamerhand tot de brandende kwesties worden gerekend. Sommigen praten daarover heel ge makkelijk. Ik heb wel menschen ge boord, die er eigenlijk niets op tegen hebben. En ik geef toe, een gemengd" hu welijk behoeft niet persé ongelukkig te zijn en een huwelijk van gelijkge zinden, is, ook al omdat men de liefde niet als een plicht heeft leeren zien, vaak ongelukkig. Maar dit weet ik wel, dat de beschrij ving van den ondergang der eerste wereld, ingeluid wordt met de mede- deeling, dat Gods zonen de dochteren der menschen aanzagen, dat zij schoon waren en dat zij zich vrouwen namen uit allen die zij verkoren hadden. En ik herinner me ook, wat me ver teld werd van een jonge vrouw, die met liefidetranen in de oogen ver klaarde: „ik heb een besten man, die veel van me houdt, en toch zou ik wel alle jonge menschen willen waarschu wen tegen het aangaan van een ge mengd huwelijk Nu zijn alle gemengde huwelijken niet op een lijn te stellen. Maar dat hier groote gevaren drei gen, is niet te ontkennen. Dat leert de practijk' eiken dag En Genesis 6 is daar om het te be vestigen. OBSERVATOR zendstation der N.S.F. te Hilversum, haar voltooiing. In den loop der maand Januari zal de nieuwe krachtige zender proefsei- nen, met een antenne-energie van *20 K.W. dat is 10 maal de antenne-ener gie van den huidigen zender. Voor vele amateurs zal, voegt het blad aan dit bericht toe, dit Neder- landsche Daventry 'n groote uilkomst wezen, daar dan ontvangst op kristal detector, dus vrijwel storingsvrij, mo gelijk zal zijn. Arbeid in broodbakkerijen. De Min. van Arbeid heeft goedge vonden, dat in broodbakkerijen in allo gemeenten des Rijks, waarin zoowel op 25 als op 26 dezer geen arbeid wordt verricht, in afwijking van het.bepaal de in de artt. 35, tweede lid, en 40, eerste lid, der Arbeidswet 1919; le. door hoofden of bestuurders en door bakkersgezellen bakkers arbeid wordt verricht tusschen 8 uur v m. van 23 December en 6 uur v.m. van 24 De cember 1925; 2e. de werktijd van de bakkersgezel len op 23 en op 24 dezer met ton hoog ste 2 uur wordt verlengd. Voorts is het aan hoofden of bestuur ders van broodbakkerijen in allo ge meente des Rijks vergund dat, op 24 December deeg of brood, dat na 8 uur n.m. gebakken of opgewarmd is: le. van 7.30 uur v.m. af uit het ge* bouw met aanhoorigheden, waarin zich de broodbakkerij bevindt, wordt vervoerd 2e. van 8 uur v.m. af wordt verkocht of afgeleverd. Onveilig strand. Het strand zal de volgende week. Maandag, Dinsdag, Woensdag telkens van 11 uur tot 2.30 uur tot Kat\vijk onveilig zijn wegens schieten me.t ge schut. De aandacht wordt er op gevestigd, dat het strand slechts dan weder voor het publiek toegankelijk is, wanneer de vlaggen, waarmee de onveiligheid *van het strand wordt aangeduid, zijn' ingehaald. De origineels bronzen KUYPER-PLflQÜETIE, ontw. Wienecke. in inrit. Ebbenhouten Lijst, groot 25 x 30 c.M., thans sleehls 15,80 Ir. p. post na ontv. v. postw. - S. ALLER SPAHHIHGA, Joure FEUILLETON. Kathlyn Barrington. 35) ,Eu wat was dat?" vroeg Forsyth „De Taot'ai had een der leden van dë bemanning omgekocht om de ka nonnen te vernagelen, zoodat toen de roover zijn bedreiging wenschte uit te voeren, hij daarin verhinderd werd. De Taot'ai nam hem gevangen en na een kort rechtsverhoor viel het hoofd van den roover. Zulke dingen, mijn waarde dokter, zijn een waarschuwing voor u, zooals u wel zult begrijpen." Er was een soort van boosaardigen triomf in de stem van den koopman en zijn optreden was verre van vriend schappelijk, maar Forsyth deed. alsof hij het niet bemerkte. „Ik ben bang, dat uw waarschuwing aan 't verkeer de adres is" antwoordde hij kalm. „Tot nu toe wel. Maar als u van plan is, u te bemoeien met dingen, die 11 niet aangaan, zult u bemerken, dat die geschiedenis ook u wat te leeren hoeft en dan zult u ondervinden, dat uv. kanonnen eveneens vernageld zijn, •evenals van den rivierroover. Op mijn woord, dokter. Ik weet wat ik zee. II en ik hebben niet veel overeenkom stigs. maar wij zijn beiden Engelschén en ik zou werkelijk bang zijn, dat u een slachtoffer werd van Chineesche rechtspraak De mandarijn hier is geen man, die Hier hield hij op; want hij hoorde iemand aankomen, keek uit het ven ster en stond op. „Als je van den dui vel spreekt" vervolgde hij ruw. „Daar komt Li-Weng-Ho zelf aan. U wilt me wel verontschuldigen, dokter, maar op anderen tijd £ult u welkom zijn. Ik heb niet vergeten, wat u ginds deed op de Bloemgracht en ik zal u gaarne vaa dienst zijnJa, dezen kant heen. Ik zal met u mee gaan." Hij vergezelde den zendeling tot de buitendeur, waar zij Li-Weng-Ho aan troffen. Deze wierp een verwonderden blik op den dokter en groette hem daarna statig met zijn waaier. For syth beantwoordde zijn groet met een buiging. Geen woord werd tusschen hen gewisseld, maar toen de Engelsch- man vertrok, zag de mandarijn hern zoo ver mogelijk na. Vervolgens keek hij naar Barrington en toen schitter den zijn koele oogen en een kwaad aardige glimlach kwam op zijn geel tanig gezicht De koopman lachte en een toeschouwer zou begrepen hebben. dat die twee elkaar volkomen ver stonden. HOOFDSTUK VI. De vloek van de Opium. Toen Dick Forsyth het huis van Bar rington verliet, was hij in gedachten verdiept. De duistere zinspelingen van den koopman op vernagelde kanonnen- verontrustte hem en de verborgen vij andschap van den mandarijn maakte hem bezorgd. Zoo diep was hij in ge dachten verzonken, dat hij den weg kwijt raakte en zich in een wirwar van straten bevond, dicht bij den oever der rivier. Al de huizen waren van middelmatigen bouwtrant. Armoede was de voortdurende metgezel van de ze menschen en de oogen van de men schen, die daar ronddwaalden, spra ken duidelijk van het gebruik van opi um en dat, in weerwil van het keizer lijk verbod, waarbij het rooken van opium ten strengste werd gestraft. De duisternis viel reeds in, toen hij den weg naar huis trachtte weer te vinden. Ongemerkt raakte hij zoo op een helder verlicht plein. Dit lichi kwam van een groot huis, versierd met uitgesneden drakenkoppen en waarvan de voorgevel beschilderd was met voorstellingen van alle mogelijke en denkbare genoegens. Forsyth keek met ongeloofelijken blik naar het huis en las toen in vergulde letters den naam van het gebouw: „Het Huis van de honderd pleizierige Droomen." Hij kon zijn oogen haast niet geloo- ven, maar er bleef hem geen twijfel over met betrekking tot het karakter van dit huis. Het was een opium-kit Om zeker te zijn, stak hij de straat over en ging bij de deur staan. Nau welijks stond hij daar. of de deur ging open. Een man strompelde naar bui ten en bracht met zich mee den zee- tigen geur van de opium. Dat was vol doende voor Forsyth. Wat Wang-Hi hem verteld had, bleek waar te zijn. In Yong-Foo onder Li-Weng-Ho's re geering, werden de opium-wetten open lijk genegeerd. (De verontwaardiging maakte zich van hem meester, toen hij er aandaclit dat een van zijn eigen landgenooten meehielp om de wetten te ontduiken die het heil en de redding van China beoogden en toen hij het zendingshuis had bereikt, had hij een lang. gesprek met zijn collega Wang-Hi. „Morgen ga ik naar den mandarijn" was zijn besluit. „Ik wil het den mandarijn onder het ook brengen Ik zal hem nog gelegen heid laten, maar als hij er niet direct een einde aan maakt, zal ik rapport uitbrengen aan de autoriteiten in Pe king.'" Een pijnlijke trek kwam op het ge laat van Wang-Hi. ,,'t Is gevaarlijk om den mandarijn, tegen te treden, Dr. Forsyth. Als hij. „Waarvoor zal ik me bezorgd ma ken? Hij zal het niet wagen, om een Engelschman te benadeelen. Morgen ga ik 't Is mijn plicht. En den volgenden morgen ging hij. Zijn tocht was evenwel tevergeefsch; want hij hoorde, dat Li-Weng-Ho voor drie weken op reis was. Eiken avond van de drie weken ging hij voorbij Het Huis van de honderd pleizierige Droomen" en iederen avond brand den de heldere lantaarns en klonk door de half geopende deuren een vreemde, Chineesche muziek, die hem met verontwaardiging vervulde. Ein delijk kwam het bericht van de terug komst van den mandarijn en terstond ging hij op weg naar zijn paleis. Hoe verbaasd was hij, toen hij in een der nauwe straten, die naar het paleis voerde, Kathlyn Barrington ontmoet te. Wordt vervoiffd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5