NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 28 NOVEMBER 1925 i wüüJÜÉ BLAD. Uit de Schriften. MET STERVEN. Zijt Gij niet van ouds af de Heere, mijn God, mrjn Heilige? Wq zullen niet sterven. Habakuk i12a. Is er in onzen tijd nog plaats voor ge- loofsroem? Is er in deze wereld vol woeling en wankeling, vol groeiende vijandschap en zich verscherpende godsverzaking nog reden voor het volk Gods om te hopen? Schijnbaar niet, en wie alleen aan merkt de dingen, die gezien worden, geeft den moed op, en vlucht weg in dien hoek, warin de hatende wereld ons zoo graag opsluit. En toch is er reden tot optimisme. Toch kan de belijder van den Chris tus nog hopen. Luister slechts naar den profeet Ha bakuk, en leer van hem, hoe ge trots alle donkerheid niet behoeft te ver twijfelen. Deze ziener Gods profeteert in een crisistijd. Het staat er met het bondsvolk droef voor. I n n e r 1 ij k wordt het verteerd door geestelijke ellende. Het religieuse en moreele leven is diep gezonken. „Geweld en onrecht is voor mij, zoo klaagt Habakuk, en er is twist en geschil verheft zich. Daarom verslapt de wet en het recht komt nimmer weer te voorschijn. Want de goddeloeze omsingelt den rechtvaar dige, daarom gaat het recht verdraaid uit". En uitwendig dreigen bange ge varen, want Babel komt. De Heere ver wekt den Chaldeër, en dit bittere en snelle volk stormt aan om de kleine natiën te overweldigen, zooals de rui ter, die over de velden draaft, de bloe men vertrapt. Heeft de profeet dan nog geen reden tot roem? Schijnbaar niet, enklaag liever, knecht Gods, die den last des Heeren op uw ziel voelt drukken. Maar.... Habakuk klaagt niet. Hij ziet al die ellende vlak in 't ge zicht. Hij sluit zijn oogen niet voor de wer kelijkheid. Hij is wars van alle struisvogelpoli- liek. Doqh staande tegenover de innerlijke inzinking en de donkere wolken, die in dreigende, sombere stoeten komen aandrijven, jubelt hij: wij zullen niet sterven. Dat is geloofsroem van den eersten rang. Dat is heilig optimisme, zooals al leen Gods kind kent. Een optimisme, dat de realiteit niet voorbijziet, maar zich boven de donker heid verheft tot het licht, dat zeker triomfeeren zal. Is die roem niet te stout? Heeft de profeet voor zoo'n taal vol doenden grond? Zeker, want aan deze woorden gaat vooraf: Zijt Gij niet van eeuwigheid, Heere? Mijn God, mijn Heilige? En in die belijdenis ligt tweeërlei op gesloten. Is God de Heilige, dan kan Hij het kwade niet gedoogen, en moet tenslotte de vijand ondergaan, maar dan is Hij ook de Heilige voor Zijn volk, de Verbondsgod, de Getrouwe, de Rots, die niet wankelt, Die Zijn erve sparen en al Zijn beloften vervullen zal Aan dien Heere klemt Habakuk zich vast. Op dat verbond Gods steunt hij. Kefide hij dien steun niet, hij zou niet durven roemen. Dan brandde Gods heiligheid ook te gen Juda. Dan zou het volk voor het verterend vuur niet kunnen bestaan, maar nu hij schuilen mag in de hoede van 's Hee ren genade en ontferming, van Zijn liefde en trouw, mag hij met heiligen durf op het leven hopen, eh tegenover alle ellende getuigen: wij zullen niet sterven. Die hoop is niet beschaamd. Wel is de Chaldeër gekomen, en heeft Juda weggevoerd. Wel zijn de heilige stad en de tem pel verwoest. Maar God heeft Zijn Volk gespaard, en uit de diepten van ballingschap en druk keert het gelouterd weer. Het bloeit weer op. Het brengt den C hristus voort, en leeft eeuwig in het waarachtig Israël, in de gemeente des levenden Gods, die nooit sterft. Zoo sterk mogen ook wij gelooven. Tegenover de wereld van onze dagen. Tegenover de wereld in ons hart en in onzen kring, die ontrouw en verslap ping zaait, en tegenover de wereld buiten ons, die in steeds feller strijd zich keert tegen de gemeente en het koninkrijk Godg. Ook al wordt de toestand banger. Ook al verheft zich straks de mensch der zonde, die zich tegen God stelt, en als een god laat aanbidden in Zijn tempel. Ook al spant satan alle machten sa men, om, indien hij kon, zelfs de uit verkorenen te verleiden. Zeker, dan gaat het hard tegen hard. En wat zullen wij tegen die over macht? Weet ge, wat wij zullen, vragende weifelende harten? Wij zullen niet sterven. Omdat God de' Heilige is, Die de zonde niet kan aanschouwen. Omdat God de Verbondsgod is, Die Zijn volk bewaart. Wat zult gij nu? Leven of sterven. Alleen wie den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. DE NABIJHEID GODS. Ik meende ook de Godheid woonde verre, in eenen troon, hoog boven maan en sterren, en heften menigmaal mijn oog met diep verzuchten naar omhoog; Maar toen gij U beliefden te open baren. toen zag ik niets van boven neder- vaaren; Maar in den grond van mijn gemoed daar werd het liefelijk en zoet. Daar kwaamt gij uit de diepte uit- waarts dringen en als een bron mijn dorstig hert be springen, zoodat ik u, 0 God, bevond te zijn den grond van mijnen grond. Dies ben ik blij, dat gij, mijn hoog be minden, mij nader zijt dan al mijn naaste vrinden Was nu alle ongelijkheid voort, en 'therte rein gelijk het hoord, geen hoogte, noch geen diepte zou ons scheiden, ik smolt in God mijn lief; wij wierden beide een geest, een hemelsch vlees fen bloed, De wezentheid van Gods gemoed, dat moet gesckien, Och help, getrouwe Heere, dat wij ons gants in Uwen wille keeren JAN LUIJKEN. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Zestal: Te Ma&rssen, E. H. Blau- wendraad te .Vlagtwedde, H. Japchen te Ede, L. D. Poet te Amsterdam, H. J. vati Schuppep te Groot-Ammers, J. J. Timmer te Ermelo en, E. Warmolts te Edet '1 Bero'epen: Te Bergambacht, G. A- lers te Nieuw-Dekkerkerk. Aang en omen: Naar Hall (b(jEer beek), C. J. Lasschuit te Garrelswear. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Delft (vac. K. Schil der), J. v. d. Meulen te Den. Bosoh. Aangenomen: Naar Den Haag- Oost, G. R. Kuyper te Haarlem. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Te Nieuw-Beijerland, M. Hofman te Krabbendijke en A. Ver hagen te Middelburg. Beroepen: Te Nieuw Beierland, M. Hofman te Krabberulijke. Baveitlglng, Intrad*, Alsehald. Dr. G. W. Oberman zal V. Zondag 24 Januari worden bevestigd als ileeraar in 1de Ned. (Sferv. G«m. te Utrecht, waarna de intrede zal plaats hebben op Woensdag 27 Januari d.a.v. Beide plechtigheden zullen plaats vin deal in ae Domkerk. Met een predicate over 1 Cor. 13:13 heeft Ds. A. v. Vegt afscheid genomen van de Geref. Kerk van 01- delhove. Ds. K. v. d. Berg van Amersfoort gal D. V. op 6 Dec. a.s. Ds. J. O. v. Apeldoorn bevestigen als »re- dikant der Ned. Herv. Gemeente te Bennekom. Sr. W. G. Harrenstein. De Kerkeraad der Geref. Keirk van Amsterdam heeft een verzoek van den Raad van Vlootpredikanten om Dr. W. G. Harrenstein toe te staan met de „Heemskerk" een reis naar de Middel- landsche Zee te maken van 6 Jan. tot medio Maart, ingewilligd. Ds. M. H. K. Mol. Vandaag herdenkt Ds. M. H. K. Mol, dm. pred. van de Geref. Kerk Wan Zwarbewaal, rijn 50-jarige ambtsbedie ning. Ds. Mol is de eenige nog in laven zijnde van het Viermanschap EerÜmans- Dijkstra-Mol-Goslinga. Deze vier predikanten studeerden al- ,len aan de Theol. school te Kampen; mochten allen hun 40-jarige ambtsbe diening vieren, waarbij ae ook allen trouwe vrienden als ze heel hun leven waren een gedachtenisrede hielden over 1 Tim. 1:12. Voorwaar een zeldzaamheid. Llngbeeksche mentaliteit. In het orgaan van S>s. Lingbeek „Kerk en Staat", wordt de brochure besproken van Dr. J. Riemens: „Waar om niet Roomsch-Katholiek?" v De recensent in „Kerk en S£aat" prijst deze brochure als een gemoede lijk, vriendelijk en lezenswaardig woord maar het geheele betoog wordt vrijwel krachteloos gemaakt, meent de man, omdat Dr. Riemens van de Katho lieken getuigt: „dat wij onder de R. Katholieken beminnelijke en achtens waardige geloovigen kennen, dia op hunne wjjze en ondanks de dwalingen, waarin zij naar onze meening bevangen rijn, Christus en Zijn Kruis hoogschat ten". Dat is naar de meening van den recensent te veel eer voor de Roomsch Katholieken om ze als mede-christenen te beschouwen en daardoor heeft de brochure van Dr. Riemens voor hem alle waarde verloren. Wat te denken van zulke geestelijke „leiding"? Waar is het adres7 Een Gereformeerd predikant, wiens naam hier niets ter zake doet, zegt Ds. Schilder in „De Bazuin" preekte over de heilige, algemeene Christelijke Kerk en omving toen van een belang stellend hoorder f 25 voor die heili ge, algemeene, Christelijke Kerk. De predikant droeg die gift af aan de Evan gelische Alliantie. De bealissing is wel .merkwaardig, als men let op yde vraag die de z.g.11. Darbisten stellen, welke postbode toch .wiel zóó knap zou zijn, een brief te be zorgen aan Eet goede adreg, als, zon der nadere aanduiding, de brief ge adresseerd was aan de heilige alge meene, Christelijke Kerk. Voor dega postboden is hier een soort .van ant- ■woord gegeven. De vraag rijst evenwel, of het ant woord goed is. Ik (meen, dat iedere gift aan het dichtstbijzijnd adres (pen ningmeester van mijn eigen kerk) ook terecht komt bn de heilige algemeene, Christelijke Kerk, waarvan ik dienaar ben, zoo vaak ik preek. Ik vefnpoed, dat er meer zoo over denken. Dr. B. Gemsex. Dr. B. Gèmser, Ned. Herv. pred. te Lutjegast (Gr.) en leeraar in net He- breeuwsch aan het Gymnasium te Gro ningen ,is benoemd tot gewoon hoog leeraar in de Semietische talen en in de wetenschap van het Oude Testa ment aan het Transvaal University Col lege (Universiteit van Zuid-Afrika) te Pretoria. De benoemde werd in i8go te Broek op Langendijk geboren. Hg studeerde te Groningen, promoveerde aldaar tot doctor in de lettenen en! heeft zich voor al toegelegd óp de Assyriologie. Predikant voor Davos. Er (Heeft zich een landelijk comité gevormd, bestaande uit -Ds. J. A. van Leeuwen, voorzitter: Da. H. G. W. Brie dé, ondervoorzitter; J. van den Bosch, penningmeester; J. H. van Wiehen, se cretaris; en Ds. J. 0. E, van Herwenden dat zich ten doel stelt een. vaste predi- kantsplaats in Davos te vestigen, waar jaar in, jaar uit, 4°o Nederlanders ver toeven, zonder dat iemand voor hun geestelijke belangen waakt. Het comité wil voorloopig bg wgze van proef, gedurende 3 jaar een pre dikant op een salaris van f 5000 der waarts zlewden, in overleg natuurlijk met de Nederlanders in Davos. BINNENLAND. DE KABINETSCRISIS. Geen minderheidskabinet. De leider van de Tweede Kamerfrac tie der S.D.A.P., ir. Albarda, heeft gis teren een bezoek gebracht aan rur. Marchant, blijkbaar om hem op de hoogte te stellen van het resultaat der te Amsterdam gehouden besprekingen tusscben genoemde Kamerfractie, het Partijbestuur van de S.D.AP. en bet bestuur van het N.V.V. De vergadering van de R.K. Tweede Kamerfractie, welke a.s Maandag in het gebouw der Tweede Kamer zal worden gehouden zal om half twee aanvangen. De T e 1 e g r. deelt nog het volgende mede: Er schijnt, naar wij vernemen,in de R.K. Kamerfractie een strooming te be staan, die op den duur wel er toe zal willen medewerken om te kur.en tot een democratische partijgroepeering, maar dan onder R.K. leiding. Wij heb ben naar aanleiding hiervan nadere inlichtingen ingewonnen in leidende V.-D. kringen om te vernemen boe men daartegenover staat. Men zeide ons, dat, indien de R.K. thans de pogingen tot het in het leven roepen van een democratisch bewind van mr. Marchant zouden willen doen mislukken, zij dit zelf dienen te weton en de V.-D. in de toekomst hun volko men vrijheid van houding w'Jlen voor behouden, te meer daar de R. Kè. de S.-D. samen over een meerderheid in de Tweede Kamer beschikken. Men wees ons er op, dat in zoo'n ge val de positie van de vrijzinnig-demo craten ongeveer dezelfde zou kunnen worden als die van de Christelijk-His- torischen onder de ministers Kuyper en Heemskerk. 7,n de laatste dagen zijn er stemmen AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 28 November 1925. Nog vóór de heer Albarda en z'n vrinden ook maar een kans kregen het ministerspak aan te trekken, stuit men al op tegenstand in eigen kring. „Afblijven!" roept de heer v. d. Kieft, partijbestuurder, in „Het Volk". Door samen te werken met de R.K. Staatspartij, zoo betoogt hij, wordt de mogolijkheid erkend van eensgezind optraden van kapitalist en socialist. En dat mag niet. Het klassekarakter moet in de politiek juist duidelijker dan tot nu toe tot uiting komen. En daarom waarschuwt hij vertrou wen te hebben in de toekomst en ge duld te oefenen. Die mijnheer v. d. Kieft beeft intus- schen gemakkelijk praten. Want de zaak is juist, dat de socia listische leiders geen vertrouwen hebben in de toekomst. En neem bet hun dan eens kwalijk, dat zij geen geduld kunnen oefenen! OBSERVATOR. opgegaan, die op de mogelijkheid heb ben gewezen van de vorming van een minderheidskabinet, door mr. Mar chant en bestaande uit sociaal-demo craten en vrijzinnig-democraten Doch naar wij vernamen, handhaaft de vrijz.-dem. leider zijn recas in zijn Rotterdamsche rede neergelegd stand punt, dat hij er niet aan denkt, om een dergelijk minderheids-ministerie te vormen. Zijn wij wel ingelicht, dan denken de sociaal-democraten er even zoo over. De reden, waarom de heer Marchant geen minderheidskabinet wenscht te vormen, ligt in de omstandigheid, dat hij er dan menschelijkerwijs niet van verzekerd zou zijn, dat hij op den duur er in zou slagen, een democratische po litiek te kunnen voeren. Wijziging L. O.-wet 1920. In de Memorie van Antwoord deelt de minister mede. dat dit ontwerp, in derdaad een noodmaatregel is. Om trent plannen over de toekomst meent hij overigens thans beter het stilzwij gen te bewaren. Indien na het inwerking treden van art. VII der wet van 30 Juni 1924 nog kan worden gesproken van de „bevoor rechte positie" van de M.U.L. I.-scho- len, dan wordt die positie door dit ont werp niet bestendigd. Doordat het ontwerp het karakter heeft van verlenging van den termijn eener overgangsbepaling, kan 't slechts betrekking hebben op die scholen, die thans nog onder die overgangsbepa ling vallen. Op openbare en bijzondere scholen, die zich reeds aan art. 3. tweede lid der L. O. wet hebben aangepast, is de voorgestelde regeling dus niet van toe passing, zoodat men op die scholen, wordt dit ontwerp tot wet verheven, het onderwijs in een vreemde taal in. de eerste zes leerjaren niet weer kan invoeren. Onvelig strand. Het strand te Scheveningen is de volgende week onveilig wegens schie ten met geschut: op Maandag 10—12 v.m. tot Wassenaar, op Dinsd., Woensd Donderdag en Vrijdag tot Katwijk 10 half drie. De aandacht wordt erop gevestigd, dat het strand slechts dan weder voor het publiek toegankelijk is, wanneer de laggen, waardoor de onveiligheid van het strand wordt aangec'uid, zijn inge haald. 1 De oriflineele bronzen KUYPER-FLAQUETTE, onlw. Wienecke, in imil. Ebbenhouten Lijst, groot 25 x 30 c.M., thans slechts 5,80 Ir. p. post na ontv. v. postw. - S. ALLER SPflNHIHGfl, Joure III ■■■I I» III I., J'I.I 11l -l I UU. .millL-liilU fflW FEUILLETON. Het geheim van Colde Fell. 105) De ware schuldige was een vriend van baron Blair, een kapitein Archibald Douglas, die den man ver giftigde, omdat hij de vrouw beminde, maar zij, dat moet om baar recht te doen worden gezegd, hajd nooit van „Kapitein Douglas die een man van goede positie en van fortuin was, kreeg een ongeluk, dat noodlottig voor hem eindigde. Hij werd in het bekende hos pitaal van de Vredezusters opgenomen Daar legde hij een volledige bekente nis van zijn schuld af en legde aan Ds Joh. Eustace den plicht op, om de na gedachtenis van Hester Blair te zuive ren van smaad. Hester Blair is dood en deze daad van eerherstel komt te laat. Hester Blair was dus het slacht offer van een samenloop van omstan digheden. Het is vreeselijk te denken, wat deze jonge, teere, onschuldige vrouw heeft moeten lijden. Kapitein Douglas was oorzaak van haar lijden, maar ouk hij is dood en op zijn sterf bed verzocht hij met al zijn kracht, dui vocht zou gedaan worden aan de uagedsciitenis van de door de we reld onschuldig ve'roordeelde Hester Biair. Aan dit goede werk helpen wij me de, voor zoover wij dat kunnen voor het neele land, voor heel de wereld, die haar eens als een misdadigster veroordeelde, roepen wij uit de onge repte eer en volkomen onschuld van Hester Blair." Deze woorden werden door menigeen met ontroering gelezen. Onder anderen las ook Lord Arden ze en hij was ver slagen. Zij was dus toch onschuldig, zijn lieve, schoone vrouw 1 Schuldig aan veel aan bedrog jegens hem, aan 'misleiding, maar onschuldig aan de misdaad, waarom hij haar had ver- oordeeld. Wat moest zij hebben gele den! Jong, teer, zacht van aard; welk een kwellingen van lichaam en ziel moest zij hebben ondergaan! Was het tenslotte zoo heel erg. dat zij getracht had eenig geluk voor zich zelf te bemachtigen, na al haar ver driet en lijden. Zijn hart versmolt van medelijden als hij aan haar dacht. Zij was onschuldig, terwijl hij haar had veroordeeld. Zij had geleden, zooals slechts weinig vrouwen ooit lijden zou den en toen werd de wereld van geluk en liefde voor haar geopend en zij was die binnengetreden. Was het dan zoo slecht geweest?" „Zij had het mij moeten zeggen" riep hij uit, maar zijn hart zei hem onmiddellijk dat zij juist had gezien, dat hij haar zou hebben verlaten, dat hij niet met haar zou zijn getrouwd. Arme Hester, zoolang gebogen ge weest onder onverdienden smaad Hoe onrechtvaardig, hoe wreed was hij ge weest en nu was het te laat, om het onrecht, dat hij Hester Blair had aai^ gedaan, te herstellen, hij kon het niet meer ongedaan maken. Zijn leven was, sedert de vreeselijke ontdekking, ongelukkig en ellendig ge weest. Niet dat hij nu juist berouw had van wat hij had gedaan, hij zou toch nooit meer met haar in één huis heb ben kunnen leven, omdat hij haar voor schuldig hield. Maar hij zei bij zich zelf, dat hij vriendelijker had behooren te zijn, minder koel. minder bitter. Het was nu te laat om alles onge daan te maken en toch had hij sinds dat oogenblik geen uur van geluk meer gekend. Hij vond geen rust, geen vrede, dag noch nacht, het leven had alle bekoring voor hem verloren. Hij ging nooit uit en ontving geen bezpek. Niemand wist, waarom Lady Arden weg was gegaan en niemand durfde er naar vragen. Men dacht, dat haar gezondheid door de een of andere oor zaak geschokt was en dat zij voor her stel van gezondheid in Italië verblijf hield. Lord Arden ontkende noch bevestig de ooit een van deze geruchten. Men zag hem zelden. Hij sloot zich op met de bittere en toch zoete her inneringen aan zijn geliefde vrouw. De wereld beteekende niets meer voor hem zonder haar en» hij had haar van zich gezonden. Het duurde lang eer hij den eersten schok te boven was en ook nu nog voelde hij zich als een man, aan wien alle steun is ontnomen. Toen op eenmaal las hij tot zijn uiterste ver bazing in iedere krant, die bij opnam, de geruchtmakende onthullingen van de schuld van kapitein Archie Dou glas en de onschuld van Hester Blair. Aan de geheele wereld werd haar on schuld bekend, gemaakt, terwijl deze wereld haar gestorven waande. Alleen twee menschen wisten het geheim, hij en die vreeselijke man. Hij dacht er lang over na. Hij peins de over den nameloozen poel van el lende, waarin zij onschuldig had verkeerd. Hoe wreed, hoe bitter wa9 haar lot geweest. Zij had geen geluk gekend, tot zij hem lief kreeg. Zij had geen zonne straaltje gezien in haar donker leven, tot zij hem ontmoette en al haar lief de, al haar geluk, was op zoo trggisqj^ wijze geëindigd. Het ongelukkige, smeekende gelaat van Hester, zooals hij haar het laatst had gezien, stond hem voortdurend voor den gee9t. Had hij geweten, dat zij onschuldig was, dan zou hij haar niet zoo hebben laten liggen. Toen hij al te zeer gekweld werd door deze herinneringen en gedachten, besloot hij naar het hospitaal te gaan. Hij wilde den predikant opzoeken, aan wien kapitein Douglas zijn bekentenis had gedaan en de zusters, die er bij tegenwoordig waren geweest. Hij ging. Hij vroeg naar Ds. John Eustace en sprak lang met hem. Hij zei niet, wat hem daarheen voer de, maar hij verzocht hem ieder woord te herhalen, dat hij gehoord had en de predikant deed dat. Hij gaf een getrouw verslag en ai en toe kwamen hém de tranen in de oogen. „Ik had zulk een medelijden met de vrouw, die hij Hester Blair noemde" zoo besloot hij zijn mededeelingen. ,En naar wat hij zeide, gelooft u, dat die vrouw onschuldig was?" vroeg Lord Arden. „Zeer zeker" was het ernstige ant woord. „Het bleek heel duidelijk uit zijn woorden, dat zij volmaakt onschul dig was. (Wordt vervolod±

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5