WEÜWE'CETBSÜRE COURANT VAN ZATERDAG 31 OCTOBER T92Ö loos komt de Heere. Hij zal Zijn stem niet verheffen^ of schreeuwen op de straten. Stilte is het kenmerk van het vernieuwende werk van Gods Geest. Zichzelf cjp den achtergrond houdend kent dl ié Geest geen rijker verhéu- ging dan dat een zondaar op de knieën komt voor Koning Jezus. Het begin is niet zelden maar een stille traan, nog haastig af gewis cht, een gebed, in de benauwdheid geboren, een enkélé zucht, maar die staat onder het klank bord des hemels. Als de hagel klettert tegen de rui ten of als het regent, dat het giet, zeg gen we wel: „Hoor het eens regenen of hagelen". Dat zeggen we niet van den dauw. Onhoorbaar daalt die neer en alleen in den donketen nacht. In den nacht der tegenspoeden, in den nacht der zielsbestrijding en aan vechting, in den nacht van het ster ven, in den donkersten nacht vervult de Heere het rijkst Zijne belofte aan allen, voor wie Hij in Christus dien Geest heeft verworven: „Ik zal Is raël zijn als de dauw". Als de dauw. De dauw valt in overvloedige droppels. Wanneer ge aan den vroegen mor gen van een zomerdag naar buiten treedt, parelt het alles van dauw. Ge kunt niet tellen, al die droppels, zelfs niet aan één enkele twijg. En dan al die droppels aan al die takken en bla deren. van al die boomen en strui ken aan alle plaatsen. Ontelbaar Ontelbaar als de dauwdroppels zita de zegeningen in Christus JeZus. De gave van Zijn Woord, de gave der bekeering en des gebeds, de gave van het toevlucht-nemen tot het alreini- gend bloed van Christus, de vrede des harten, die onderworpenheid aan 's Heer en wil bij benauwende zorg en drukkenden last, laat ik maar op hóuden; ik ben bezig met de dauw droppels te tellen en die zijn ontel baar. Wat teer zijn die nachtdroppels! Ze vallen als groote tranen ter aarde, als ge maar even raakt aan het takje of sprietje waaraan ze kleven. Ja, ze zijn al weg, wanneer ge ze van te nabij met uw adem beroert. Met de genadegaven des H. Gees tes is het niet anders. Het kan niets lijden. Eén opwellende gedachte, één verkeerde blik of één woord en ëën beklemmend zwijgen maakt voor de blijdschap des geloofs plaats, die straks nog het hart vervulde. Zoo teer als de dauw is, is het werk des Geestes. En waar valt de dauw het over- vloedigst Niet op de hoogten, maar in de laagten. In het dal arm-zondaar, in de vallei ootmoed, in den lagen weg der zelf ontdekking, en z i cl s verb rij ze! ing, daar parelt de hemeldauw'. Ach, dat mijn hart een diepte was, zong Tan Luiken. Bidden we het hem na om tot rijke besproeiing te komen voor vorstenhuis en vaderland, voor staat en kerk, voor hart en huis. Voor Israël is er geen nacht zonder dauw. Maar alleen in de donkere nachten zender de ver troosting van Gods Geest, dat is de dood, de dood met al wat er mee ge paard gaat en al wat er achter ligt. Is het gebed ook het onze: Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest! Mocht die mij op mijn paan ten leids man strekken! Dan wordt vervuld de belofte van het Woord: „Ik zal Israël zijn als de dauw". OP DEN HERVORMINGSDAG. Kom, Herschepper, Geest kom ,weder Als weleer, toen 't wereldrond Op uw ademtocht ontstond; Daal weer op de waat'ren neder. Al wat leven miste leeft Als Gij over d' afgrond zweeft. Levensschepper, Doodsvernieler Leeraar, Leidsman en Bezieler, Adem over Uw gemeente Blaas het leven in 't gebeente! Kom, Hervormer, Geest, kom heden Als weleer toen 't vormloos stof Omgezet werd tot een hof, Tot een bloemengaand van Eden; Geef gestalte, vorm en kleur, 't Ademt alles lentegeur. Levensschepper, Dood-vernieler Leeraar, Leidsman en Bezieler, Adem over Uw gemeente, Blaas Uw leven in 'tgebeente! Kom, Hervormer, Geest, kom machtig. Als weleer, toen Ge in den nacht Van den bajert orde bracht; En 't verwarde werd eendrachtig; Breng in 't woelend leven rust, Gij vermoogt al wat U lust. Levensschepper, Dood-vernieler Leeraar, Leidsman en Bezieler, Adem over Uw gemeente, Blaas Uw leven in 't gebeente! KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Lexmond, S. C. Groemevela te Leerdam. Aangenomen: Naar Aduard, J. Speekman te Onderdendam. Bedankt: "Voor Aalsmeer en Kbe- nen, J. A. Raams te Rgswijk. GEREF. KERKEN. Twéetal: Te Burum, F. A. den Beeft te Kruimngjen en T. Gea-ber te Assen. CHR. GEREF. KERK. Béroepen: Te Arnhem, 0. S. v. d. Ven te Lisse. Praeparatoir examen. De classis Goe6 der Gerei Kerken heeft praeparatoir onderzocht den heer C. Steenblok te Nieuwdorp en hem toegelaten om te staan naar den Dienst des Woords en der Sacramenten. De hear R. Oosterhof, Theol. cand. te Thesinge, adres Gelkingestraat 2£a, Groningen, is door de classis Gro ningen der Geref. Kerken praeparatoir onderzocht en toegelaten om te staan naar den Dienst des Woords on dor Sa cramenten. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Ds. P. L Hage, vroeger predikant te Cheriboffi (N. 0. IJ die met verlof hier te lande het beroep heeft aange nomen naar de Ned. Herv. Kerk te Helvoirt, hoopt aldaar a.s. Zondag zjjn intrede te doen. na bevestigd te zijn door Ds. P. J. Steinz te Goes. Geref. Zendingsbond. In hot gebouw voor Chr. Sociale be langen te Utrecht hield do Geref. Zen- dingsbond zijn 48ste algemeene leden vergadering. De vergadering werd geopend met het zingen van Ps. 89:1, waarna de voorzitter, Dr. J. de Lind van Wijn gaarden, van De Bilt, voorging jn ge bed. Met een kort woord neette Spr. hierop de aanwezigen welkom. De Zendingsdirector, Ds. W. Bies- haar van 's Gravenhage bracht het jaar verslag over 1924 uit. Wat den firian- cieelen toestand betreft, de inkomsten stegen met f 3634. De uitgaven stegen echter van 51000 tot ruim f 70.000. Toch is er nog een batig saldo van f 200. De oplage van het Zendingsblad „Al den vofeke" steeg tot 17.000 exemplar ren. De heer J. Belkema, aendeling-leer- aar, tevens geordend als zendeing, keer de naar het arbeidsveld terug. Tevens werden de hoeren Tan is en Pol, resp. als onderwijzer en verpleger, uitge zonden De heer H. van der Veen, taalgeleer de van het Bijbelgenootschap op Mid den-Celebes, deed verschillende medé- deelingen over den arbeid. Het arbeidsveld op Midden-Celebes stelt zeer zware eischen vanwege» het onbuigzaam karakter dor bevolking en zooveel andere dingen meer. Groot wa ren de te overwinnen moeilijkheden in zake de taal. Het gine er om, Gods Woord te vertalen in de landstaal der bevolking. Het allereerst zal aan de orde zijn de vertaling van het Evangelie van Lucas. De Toradjataal is een onge schreven taal. Zij kent geen eigen let- terbeekens. Het komt dus vooral op het hooren en opvangen van klanken. aan- Met groóte belangstelling werd naar dit sclioone referaat geluisterd. Als leden van het Hoofdbestuur wer den herkozen Ds. F. Kgftenbelt, Ds. G. H. Beekenkamp, en Ds. S. van Dorp. TWEEDE BLAD. ALS DE DAUW. Ik zal Israël zijn als de dauw. Hosea 14:16a*. De dauw is in Palestina van nog grooter beteekenis dan bij ons. Daar valt toch gewoonlijk geen drop regen van het begin van Mei tot het mid den van October. Kennen wij in ons waterrijk land de ontzettendo beteekenis van een dro gen zomer, in hot Oosten schijnt de zon met veel grootere kracht aan een 1 immer on be wolk ten hemel. Alle blad zou niet alleen verschrom pelen, maar ook alle plantengroei tot in den wortel versterven, indien niet iederen nacht uit de Middellandsche zee een overvloedige voorraad vocht werd aangebracht. De dauw valt in Palestina veel dich ter dan bij ons. Hij is het best te ver gelijken bij onzen motregen, maar met dit verschil, dat hij nooit op den dag, maar alleen in den nacht nederdaalt. Dat Gideon, Israëls richter, uit een schapenvacht een schaal vol dauw kon wringen, is geheel in overeenstemming met den overvloed, waarmee die daar valt. ,;Mijn hoofd is vervuld met dauw, mijn haarlokken van nachtdroppels," zegt de Bruidegom uit het Hoog lied, die voor de toegesloten deur den kil-vochtigen nacht buiten heeft moe ten doorbrengen. Nog meer dan de regen is voor Pal es tina's bodem de dauw van be teekenis. Dat komt ook wel uit, wan neer Elia het oordeel van de groote droogte aankondigt. Hij noemt dan niet eerst den regen, maar den dauw: „Indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord". Het is daarom voor Israël zulk een .uitgelezen beeldspraak, als de ver troostende gaven des H. Geestes ge- teekend worden in deze woorden: „Ik zal Israël zijn als de dauw." Als de dauw I Heel do wereld ligt in het booze. Alles ligt door de zonde onder den vloek des Hoeren, onder het gebod Gods om ten verderve te gaan: Her rijzenis is er niet en komt er niet, tenzij ex zegen afdrupt van boven. We zien het onder de volkeren der wereld. Omverhalen, sloopen, afbre ken, maar onmachtig om te bouwen. Overal de verdorrende macht van den dood. We zien die macht des doods in het midden der gemeente. Wat een ontwijde gezinslevens, wat een melaatsche familiën, wat een be smette geslachten en verdorven levens kringen inplaats van het bloeiende le ven, dat er eenmaal in een nabij-God- leven onder de tucht van Zijn Woord geheerscht heeft. Dorre heidevlakten, een met onkruid overwoekerde levens- akker, één groot netelveld breidt zich in zijn volle lengte en breedte uit ons der den hoogen hemel. Is er herleving mogelijk bij zulk een verwording? En is het met ons hart wel anders En het baat niet, of wij den opge- bersten bodem van hart en leven met onzen gieter ot met onzen sproeiwagen al bevochtigen. Het ontbreekt niet aan •ernstige pogingen om verandering en verbetering te brengen; maar letter lijk alles mislukt Het vereenigingsleven bloeit als nooit tevoren. De eene conferentie na de andere wordt gehouden. Wat al po gingen worden aangewend op schier elk gebied om tot een keer te komen*. (Maar Ihet beloofde land wordt nieit bereikt. Onze geestelijke verwarmings fabrieken brengen geen leven- Temidden van die ingezonkenheid en moedeloosheid staat hier het Woord „Ik zal Israël zijn als de dauw". De Heere, geeft Zijn eer aan géén ander. Onze 'onmacht moet maar eerst blijken. Waar onze weg eindigt, begint de weg des Heeren. Ik zal Israël zijn als de dauw. Als de dauw zoo stil en geruiscK- FEUILLETON. Het geheim van Colde Feil. 81), „Het ls een groote som gelds" zei zij. „En het geheim, dat er mee be taald wordt is zeer gewichtig" zei A- dam Ramsay. Zij vroeg zich af, wat zdj doen kon. Haar man was zeer royaal tegen haar. Zij bestelde en kocht wat zij wilde, zij gaf zooveel weg als haar goed dacht Als haar rekeningen binnenkwamen, betaalde hij ze haast zonder ze in te zien. Maar als ze eens naar hem toe ging en hem vroeg om tienduizend gulden ineehs, zou hij haar vragen waarom zij zulk een groote som aan kasgeld wenschte te hébben. Zij keek Adam Ramsay evenwel kalm aan. „Het is waar" zei zij, „dat mijn man rijk is, en dat hij voor mij veel geld uitgeeft, maar ik heb hem nooit om geld gevraagd en ik ben bang, dat als ik het deed, hij zou vragen, waarvoor ik het noodig had." „U kunt toch zeker gemakkelijk ge noeg een excuus vinden?" zei hij. „Ik vrees van niet" antwoordde zij. „Toch ben ik niet bang, dat u het zult moeten doen, mevrouw" zei hij. „Kom, de diamanten die u draagt, zijn duizenden waard. Verkoop daarvan twee of drie en laat ze vervangen door valsche." „Neen, zei Lady Arden, langzaam, „dat zal ik nooit doen Dat zijn dus uw voorwaarden" ging zij voort, „er is niets aan. te veranderen?" „Ze zijn onveranderlijk" antwoordde hij en Lady Arden zweeg weer eenige oogenblikken; haar schoon gelaat was lichtelijk opgeheven en baar oogen schenen te staren naar iets in de verte voorbij de groene boomen. „Tiendui zend gulden ineens en vijfduizend gul den per jaar" zei zij bij zichzelf. Toen vroeg zij zich af, of zij hèt zou kunnen klaar spelen en of het leven onder zulke omstandigheden nog waard was geleefd te worden? Zou zij in ieder jaar vijfduizend gulden kunnen vin den en ze ongemerkt aan dezen man kunnen zenden? Het zwaard zou al tijd boven haar hoofd hangen en zij zou nooit een oogenblik zeker kunnen zijn, dat bet niet zou vallen. Zou het niet beter zijn, de strijd maar ineens op te geven? Zij wendde zich langzaam tot hem. „Ik zie niet in, wat ik doen moet" zei zij. „Ik ben bang, dat ik het geld niet bij elkaar kan krijgen." „In dat geval" riep hij uit, „ga ik dadelijk naar Lord Arden, hij zal mij tweemaal zooveel geven om mijn stil zwijgen te koopen." 0„ Leol Leo! die haar zoo volkomen lief bad en vertrouwd, die baar nog dien morgen gekust had met een glans van liefde en trouw in zijn oogen. Noen hij mocht niets weten! „Geef mij den tijd" smeekte zij, „ik moet er over nadenken, of ik zulk een leven zou kunnen uithouden. Het lijkt me toe, dat ik liever zou willen ster ven." „Het lijkt vreemd, dat een mooie vrouw als u zou moeten sterven uit gebrek aan een beetje geld" merkte hij op. Een beetje geld. Zij zuchtte toen zij dacht aan al haar vrienden, die haar graag tweemaal die som zouden wil len geven, om haar verdriet te be sparen. „Tienduizend gulden ineens en vijf duizend gulden jaarlijks." De woor den weerklonken nog in baar hoofd. Om dit te krijgen moest zij aan baar man vragen, iets wat zij nooit ge vraagd bad en waarvan zij de gedach te alleen reeds verfoeide om baar een geregelde geldelijke toelage te ge ven. Het zou een vreeselijke vernede ring voor baar zijn, maar zij moest bet doen. Als lid van de redactie van „Alle den Volcke", Ds. P. van Toorn. Als leden van de Regelmgsoommissie voor den Zendingsdag Ds. J. C. Klomp en de heer P. van Es. Gekozen weid Ds. J. H. Gunning. Als leden van de Propagandaoommis- sie Ds. J. H. Gunning en Ds. A. J. W. van Ingen. Zendeling Dammerboer f Het geïllustreerde feestnummer van het 70-jarige Java-comité bevat behalve het agendum van de op 18 November te houden 70ste jaarvergadering, een be schouwing over den arbeid van het Comité en een artikel over het zilveren jubilé van het' echtpaar Eggink, ook een interessante levensbeschrijving van wijlen zendeling Dammerboer, door den heer H. J. Eggpnk. Het artikel is te lang, om het hier in zgn geheel op te nemen, maar enkele gedeelten willen wij hier toch laten volgen. Johannes Dammerboer, 22 Med 1830 te Amsterdam geboren, werd in 1858 door Ds. Witteveen tot zendeling afge vaardigd. Op 22 April 1859 stapte hij na een reds van 105 dagen to Padang aan waL "Vandaar vertrok hij. naar Si- Firok waar hij tegen een kostgeld van 15 per maand bij zendeling van As- selt zijn intrek nam, om later naar Oeta Rimbaroo te vertrekken, waar hij 15 Jan. 1865 arriveerde. „Voor de som van f200 had hij de afbraak eener oude controleurswoning gekocht en daarvan moest nu weer wat bewoonbaars getimmerd worden. Tot berging van al het hout werd een loods opgericht en daarin een kamertje af geschoten, dat voorloopig tot verblijf moest dienen. „Mijn meubilair was toen nog niet veel", vertelde hij menigmaal, ,,hert be stond uit een zelf vervaardigde kast, dito waschtafel, waaraan ik was blijven hangen voor f p. Dan had ik nog een stoel en vier kisten". Met frisschen moed werd begonnen. Er moest hard word worden gewerkt, wilde alles moer geriefelijk zijn inge richt voor zijn op komst zijnde echt genoot©, die toch in April 1865 Hol land zou verlaten. De eerste moeitevolle jaren lagen achter den rug. Vanaf 1 Januari 18^54 had de vereeniging het Java-comite de broeders voor zijn re kening genomen. In mej. E. C. van den Bosch had hij een levensgezellin gevonden, die trouw hem ter zijde_ zou staan, geen wonder dus, dat er blijdschap in znn ziel woon de. Vanaf dien tijd heeft Dammerboer steeds te Oeta Rimbaroe gewoond en 'gewerkt. Daar heeft hij ook dagen van groote vreugde gekend, maar ook dagen van groote smart. Wat is er in dat lange leven ontzag lijk veel gebeurd. En toch, onder alles bl^f Dammerboer de blijmoedige Chris ten ,die altijd erkennen kon, dat, wat God deed, wel gedaan was. Hoe ruim was hij van hart en als er één tekst was die hem immer voor oogen stond, dan was het wel deze, dat God het gekrook te riet niet verbreekt en de rookende vlaswiek niet uitbluscht. Te midden van al de bezwaren en den tegenslag bleef hjj staande, en hield hij zich vast, als ziende den Onzienlijke. In 1918 ging hij van ons heien én bracht de laatste jaren van zgn leven door op Java bij zijn kinderen. Maar zijn genachten waren geduriglgk in Ang kola. „Arbeiden", zoo schreef hij vaak, „kan ik niet meer, maar bidden kan ik nog, en dat zal ik blijven doen tot mhn laatsten snik". Slechts eenmaal zijn de Dammerboers met verlof geweest, n.1. van 1877'79. klaar met velen in Holland hield hij briefwisseling, belang als zij stelden in zijn persoon en arbeid. Ook met vele Europeanen, die hem hadden leeren ken nem en die, wat geloofszaken bétrof, heel anders dachten, correspondeerde hij en nooit vergat hij in deze parti culiere brieven de hooge waarde der geestelijke dingen op zijn eenvoudige manier naar vorente brengen. Dam merboer hing dat alles niet aan de groo te klok; daar hield hij niet van. De laatste jaren bracht hij vaak in groote eenzaamheid door. In 1914 ont viel hem zijn trouwe gade en tot 1918 bleef hij alleen achter op zijn post. Hoe menigmaal, in slapelooze nachten, stond hij op en zette zich voor zijn huisor gel. De noten kon hij niet meer zien, „Er zijn heel wat dingen, waarover ik moet nadenken, in dit geval" zei ze langzaam Ik kan u niet dadelijk m'n antwoord geven. Ik moet tijd hebbep om er over na te denken. Er kan geen haast bij zijn." „Geen haast bij" antwoordde hij. Be halve dat, terwijl u er over nadenkt, mevrouw, ik intusschen gebrek lijd." „Dat kan gemakkelijk worden voor komen" zei zij en een beurs uit haar tas oh halende, gaf zij hem, een bank biljet in handen. „Hier is honderd gul den voor u" zed zij. „U zult er wel een week genoeg aan hebben en in dien tijd. zal ik mijn besluit hébben geno men. Ik moet tijd hebben om er over na te denken „Wanneer en hoe zal ik uw beslis sing weten?" Zij zweeg even en antwoordde toen: „Kom vandaag over een week op het zelfde uur op dezelfde plaats." Met deze woorden keerde zdj hem den rug toe en hij stond haar na te zien, tot zij uit het gezicht was ver dwenen. HOOFDSTUK XLV. Voor de week om was. Dienzelfden avond kwamen de graaf en gravin vroeger dan gewoonlijk te rug van een diner bij de hertogin van Glendoon. Zij praatten, nog wat na in AAN HET ZOEKLICHT Lektoa, 21 October 1925. Hervormingsdag vanrtang Wij herdenken dat Lather door zijn stoutmoedig optreden den eersten stoot gaf voor de kerkhervorming. Het Luther liod wordt weer overal gezongen. Ongelukkig echter dat zoo vele vast$ burcht zingers geregeld bezig zijn om het fundament, waarop Luther steun de aan hot wankelen te brengen. Inplaaits dat ze het Woord laten staan en als Luther voor dat Woord, buigen trachten zo het van zijn in vloed te beroo ven- Het geloof van Lutbor is hun vreemd. Ze roemen in de vrijheid, maar die vrijheid is een caricatuur van wat Luither beleed En terwijl ze met hun mond den her vormer eer en, pogen ze metterdaad i'a werk te vernietigen en spolen xe in, de kaart van Romo. Zij prijzen Luther als den held, die van geen wijken wist, maar als het gaat om het belijden van wat hij be leed, dan kunnen ze ook wel anders. Maar: Gods Woord en werk houdt stand in eeuwigheid en zal geen duim breed wijken. OBSERVATOR. maar hij kende de melodieën en dan zonpr bij van de trouw des Heeren; dan jubel1.o het in hem van dien G<xl Dié krachten geeft en van Wien ook hg zgn sterkte had in kommervolle dagen. In 1918 ging hij naar Java om zrjö kinderen te bezoeken. Zgn plan was terug te komen. Maar zijn kinderen vonaen het beter, dat hij nu zgn ver deren levensavond bij hen zon blijven en stonden zijn terugkeer niet toe. Dat heeft hem veel strijd gekost Doch hQ zag er Gods hand in en stemde toe. Nog zeven jaar heeft hg .van dé aardsche rust mogen genieten. En nü heeft hg het loon ontvangen van den getrouwen dienstknecht en is ook tot hem gesproken het woord: ga in, iü de vréugde uws Heeren. Zijn naam eri zijn werk blijft bg ons zgne medebroe ders in dankbare herinnering. Efci wé •danken God, dat we hem op onzerï levensweg hebben ontmoet en zoovele jaren in ongestoorde, hartelijke vriend schap met hem mochten samenwerken. En na *t pelgrimspad der tranen Ete blijde rust in 1 Vaderhuis. De BoUandsche kerken. „Er is schreef eens een Vlamms in de Hollandsche Kerken te veel kil overleg; dat zich richt naar giet vorm en cliché. Karkon zijn er dikwijls als leelijke, ongezellige pakhuizen. Waarom is dan toen het Hollandsch binnenhuis zoo gezellig en aangenaam' Uit de liefde. Zóó versier© men de kerk: als eer Hollandsch binnenhuis. Doch niet ii burgerlijken, maar in kcrkelijken geest' Dit werd geschreven van de Room sche kerken. Maar geldt het van de Roomsche kna ken alleen? Het Godsbegrip. De bekende Dr. A. H. den Harte heeft dezer dagen te Rotterdam Beep: ken over het bestaan van God. De spreker zeido am. ook dit: „Van een oud vrouwtje had sprek eens de vraag gehoord: „Waarom is h woord God in den mensch zóó inw nende in znn geest, dat hij het stee» zoowel vloekende als biddende, noemt Dr. De Haxtog had daarop gean woord: „Omdat God een zóó dierba: woord is, oen schat des harten. Mot h woord God zucht de mensch uit in c uiterste verwachting, in de uiterste vc vulling. Terecht heeft Augusfcinus geoogd: Otr hart is onrustig in ons, totdat hot ro vindt in God. Als de mensch in weedom zit, sti van verdriet, groeit in vreugde, de Gghoid begroet, is er maar één wooi Als er geen God is, is het eerste het laatste er niet, is er goe 1 veil haven, waar de ziel rust vindt". Lady Arden's boudoir, waar de gr de tihee had laten brengen. „Je ziet er vanavond boter uit, i je in den laatsten tijd gedaan h Alice" zei hij. „En die robijnen sti je heel goed." Zij ging naar hem too en logde h blanke armen om zijn hals „Leo" zei zij, haar schoon gel naar hem opheffend, „ik hen hang, ik wel een heel kostbaar vrouw voor je ben." „Kostbaar, licwedtng?" antwoor» hij lachend. „Ja, gelukkig wel. Ik het jammer vinden, als het niet was en je niet om mooie dingen j ïk zie ze je zoo graag dragen." „Ik zou lievern iet uitrekenen, b veel geld je voor mij uitgeeft. Rn heb niets moegobrachl" „Je hebt mij het beste on moo gegeven dat ik kon verlangen zelf, je heole persoonlijkheid" e woordde hij. „Ik zon haast wtttan" begon zachtjes en hieid teen op. „Wat rxm je wfllent" vroeg vriendelijk. „Ik zon liever niet trftrekonen, h» zou kunnen denken, dat het tnhol heid van mij was." [Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5