WEÜWE'CETBSÜRE COURANT VAN ZATERDAG 31 OCTOBER T92Ö
loos komt de Heere. Hij zal Zijn stem
niet verheffen^ of schreeuwen op de
straten. Stilte is het kenmerk van het
vernieuwende werk van Gods Geest.
Zichzelf cjp den achtergrond houdend
kent dl ié Geest geen rijker verhéu-
ging dan dat een zondaar op de knieën
komt voor Koning Jezus. Het begin
is niet zelden maar een stille traan,
nog haastig af gewis cht, een gebed, in
de benauwdheid geboren, een enkélé
zucht, maar die staat onder het klank
bord des hemels.
Als de hagel klettert tegen de rui
ten of als het regent, dat het giet, zeg
gen we wel: „Hoor het eens regenen
of hagelen". Dat zeggen we niet van
den dauw. Onhoorbaar daalt die neer
en alleen in den donketen nacht.
In den nacht der tegenspoeden, in
den nacht der zielsbestrijding en aan
vechting, in den nacht van het ster
ven, in den donkersten nacht vervult
de Heere het rijkst Zijne belofte aan
allen, voor wie Hij in Christus dien
Geest heeft verworven: „Ik zal Is
raël zijn als de dauw".
Als de dauw.
De dauw valt in overvloedige
droppels.
Wanneer ge aan den vroegen mor
gen van een zomerdag naar buiten
treedt, parelt het alles van dauw. Ge
kunt niet tellen, al die droppels, zelfs
niet aan één enkele twijg. En dan al
die droppels aan al die takken en bla
deren. van al die boomen en strui
ken aan alle plaatsen. Ontelbaar
Ontelbaar als de dauwdroppels zita
de zegeningen in Christus JeZus. De
gave van Zijn Woord, de gave der
bekeering en des gebeds, de gave van
het toevlucht-nemen tot het alreini-
gend bloed van Christus, de vrede
des harten, die onderworpenheid aan
's Heer en wil bij benauwende zorg en
drukkenden last, laat ik maar op
hóuden; ik ben bezig met de dauw
droppels te tellen en die zijn ontel
baar.
Wat teer zijn die nachtdroppels!
Ze vallen als groote tranen ter aarde,
als ge maar even raakt aan het takje
of sprietje waaraan ze kleven. Ja, ze
zijn al weg, wanneer ge ze van te
nabij met uw adem beroert.
Met de genadegaven des H. Gees
tes is het niet anders. Het kan niets
lijden. Eén opwellende gedachte, één
verkeerde blik of één woord en ëën
beklemmend zwijgen maakt voor de
blijdschap des geloofs plaats, die
straks nog het hart vervulde.
Zoo teer als de dauw is, is het
werk des Geestes.
En waar valt de dauw het over-
vloedigst
Niet op de hoogten, maar in de
laagten.
In het dal arm-zondaar, in de vallei
ootmoed, in den lagen weg der zelf
ontdekking, en z i cl s verb rij ze! ing, daar
parelt de hemeldauw'.
Ach, dat mijn hart een diepte was,
zong Tan Luiken.
Bidden we het hem na om tot rijke
besproeiing te komen voor vorstenhuis
en vaderland, voor staat en kerk,
voor hart en huis. Voor Israël is er
geen nacht zonder dauw. Maar alleen
in de donkere nachten zender de ver
troosting van Gods Geest, dat is de
dood, de dood met al wat er mee ge
paard gaat en al wat er achter ligt.
Is het gebed ook het onze:
Och, schonkt Gij mij de hulp van
Uwen Geest!
Mocht die mij op mijn paan ten leids
man strekken!
Dan wordt vervuld de belofte van
het Woord: „Ik zal Israël zijn als
de dauw".
OP DEN HERVORMINGSDAG.
Kom, Herschepper, Geest kom ,weder
Als weleer, toen 't wereldrond
Op uw ademtocht ontstond;
Daal weer op de waat'ren neder.
Al wat leven miste leeft
Als Gij over d' afgrond zweeft.
Levensschepper, Doodsvernieler
Leeraar, Leidsman en Bezieler,
Adem over Uw gemeente
Blaas het leven in 't gebeente!
Kom, Hervormer, Geest, kom heden
Als weleer toen 't vormloos stof
Omgezet werd tot een hof,
Tot een bloemengaand van Eden;
Geef gestalte, vorm en kleur,
't Ademt alles lentegeur.
Levensschepper, Dood-vernieler
Leeraar, Leidsman en Bezieler,
Adem over Uw gemeente,
Blaas Uw leven in 'tgebeente!
Kom, Hervormer, Geest, kom machtig.
Als weleer, toen Ge in den nacht
Van den bajert orde bracht;
En 't verwarde werd eendrachtig;
Breng in 't woelend leven rust,
Gij vermoogt al wat U lust.
Levensschepper, Dood-vernieler
Leeraar, Leidsman en Bezieler,
Adem over Uw gemeente,
Blaas Uw leven in 't gebeente!
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Lexmond, S. C.
Groemevela te Leerdam.
Aangenomen: Naar Aduard, J.
Speekman te Onderdendam.
Bedankt: "Voor Aalsmeer en Kbe-
nen, J. A. Raams te Rgswijk.
GEREF. KERKEN.
Twéetal: Te Burum, F. A. den
Beeft te Kruimngjen en T. Gea-ber te
Assen.
CHR. GEREF. KERK.
Béroepen: Te Arnhem, 0. S. v.
d. Ven te Lisse.
Praeparatoir examen.
De classis Goe6 der Gerei Kerken
heeft praeparatoir onderzocht den heer
C. Steenblok te Nieuwdorp en hem
toegelaten om te staan naar den Dienst
des Woords en der Sacramenten.
De hear R. Oosterhof, Theol.
cand. te Thesinge, adres Gelkingestraat
2£a, Groningen, is door de classis Gro
ningen der Geref. Kerken praeparatoir
onderzocht en toegelaten om te staan
naar den Dienst des Woords on dor Sa
cramenten.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Ds. P. L Hage, vroeger predikant
te Cheriboffi (N. 0. IJ die met verlof
hier te lande het beroep heeft aange
nomen naar de Ned. Herv. Kerk te
Helvoirt, hoopt aldaar a.s. Zondag zjjn
intrede te doen. na bevestigd te zijn
door Ds. P. J. Steinz te Goes.
Geref. Zendingsbond.
In hot gebouw voor Chr. Sociale be
langen te Utrecht hield do Geref. Zen-
dingsbond zijn 48ste algemeene leden
vergadering.
De vergadering werd geopend met
het zingen van Ps. 89:1, waarna de
voorzitter, Dr. J. de Lind van Wijn
gaarden, van De Bilt, voorging jn ge
bed. Met een kort woord neette Spr.
hierop de aanwezigen welkom.
De Zendingsdirector, Ds. W. Bies-
haar van 's Gravenhage bracht het jaar
verslag over 1924 uit. Wat den firian-
cieelen toestand betreft, de inkomsten
stegen met f 3634.
De uitgaven stegen echter van 51000
tot ruim f 70.000. Toch is er nog een
batig saldo van f 200.
De oplage van het Zendingsblad „Al
den vofeke" steeg tot 17.000 exemplar
ren.
De heer J. Belkema, aendeling-leer-
aar, tevens geordend als zendeing, keer
de naar het arbeidsveld terug. Tevens
werden de hoeren Tan is en Pol, resp.
als onderwijzer en verpleger, uitge
zonden
De heer H. van der Veen, taalgeleer
de van het Bijbelgenootschap op Mid
den-Celebes, deed verschillende medé-
deelingen over den arbeid.
Het arbeidsveld op Midden-Celebes
stelt zeer zware eischen vanwege» het
onbuigzaam karakter dor bevolking en
zooveel andere dingen meer. Groot wa
ren de te overwinnen moeilijkheden in
zake de taal. Het gine er om, Gods
Woord te vertalen in de landstaal der
bevolking. Het allereerst zal aan de
orde zijn de vertaling van het Evangelie
van Lucas. De Toradjataal is een onge
schreven taal. Zij kent geen eigen let-
terbeekens. Het komt dus vooral op het
hooren en opvangen van klanken. aan-
Met groóte belangstelling werd naar
dit sclioone referaat geluisterd.
Als leden van het Hoofdbestuur wer
den herkozen Ds. F. Kgftenbelt, Ds.
G. H. Beekenkamp, en Ds. S. van Dorp.
TWEEDE BLAD.
ALS DE DAUW.
Ik zal Israël zijn als de dauw.
Hosea 14:16a*.
De dauw is in Palestina van nog
grooter beteekenis dan bij ons. Daar
valt toch gewoonlijk geen drop regen
van het begin van Mei tot het mid
den van October.
Kennen wij in ons waterrijk land de
ontzettendo beteekenis van een dro
gen zomer, in hot Oosten schijnt de
zon met veel grootere kracht aan een
1 immer on be wolk ten hemel.
Alle blad zou niet alleen verschrom
pelen, maar ook alle plantengroei tot
in den wortel versterven, indien niet
iederen nacht uit de Middellandsche
zee een overvloedige voorraad vocht
werd aangebracht.
De dauw valt in Palestina veel dich
ter dan bij ons. Hij is het best te ver
gelijken bij onzen motregen, maar met
dit verschil, dat hij nooit op den dag,
maar alleen in den nacht nederdaalt.
Dat Gideon, Israëls richter, uit een
schapenvacht een schaal vol dauw kon
wringen, is geheel in overeenstemming
met den overvloed, waarmee die daar
valt.
,;Mijn hoofd is vervuld met dauw,
mijn haarlokken van nachtdroppels,"
zegt de Bruidegom uit het Hoog
lied, die voor de toegesloten deur den
kil-vochtigen nacht buiten heeft moe
ten doorbrengen.
Nog meer dan de regen is voor
Pal es tina's bodem de dauw van be
teekenis. Dat komt ook wel uit, wan
neer Elia het oordeel van de groote
droogte aankondigt.
Hij noemt dan niet eerst den regen,
maar den dauw: „Indien deze jaren
dauw of regen zijn zal, tenzij dan
naar mijn woord".
Het is daarom voor Israël zulk een
.uitgelezen beeldspraak, als de ver
troostende gaven des H. Geestes ge-
teekend worden in deze woorden: „Ik
zal Israël zijn als de dauw."
Als de dauw I
Heel do wereld ligt in het booze.
Alles ligt door de zonde onder den
vloek des Hoeren, onder het gebod
Gods om ten verderve te gaan: Her
rijzenis is er niet en komt er niet,
tenzij ex zegen afdrupt van boven.
We zien het onder de volkeren der
wereld. Omverhalen, sloopen, afbre
ken, maar onmachtig om te bouwen.
Overal de verdorrende macht van den
dood.
We zien die macht des doods in
het midden der gemeente.
Wat een ontwijde gezinslevens, wat
een melaatsche familiën, wat een be
smette geslachten en verdorven levens
kringen inplaats van het bloeiende le
ven, dat er eenmaal in een nabij-God-
leven onder de tucht van Zijn Woord
geheerscht heeft. Dorre heidevlakten,
een met onkruid overwoekerde levens-
akker, één groot netelveld breidt zich
in zijn volle lengte en breedte uit ons
der den hoogen hemel.
Is er herleving mogelijk bij zulk
een verwording?
En is het met ons hart wel anders
En het baat niet, of wij den opge-
bersten bodem van hart en leven met
onzen gieter ot met onzen sproeiwagen
al bevochtigen. Het ontbreekt niet aan
•ernstige pogingen om verandering en
verbetering te brengen; maar letter
lijk alles mislukt
Het vereenigingsleven bloeit als
nooit tevoren. De eene conferentie na
de andere wordt gehouden. Wat al po
gingen worden aangewend op schier
elk gebied om tot een keer te komen*.
(Maar Ihet beloofde land wordt nieit
bereikt. Onze geestelijke verwarmings
fabrieken brengen geen leven-
Temidden van die ingezonkenheid
en moedeloosheid staat hier het Woord
„Ik zal Israël zijn als de dauw".
De Heere, geeft Zijn eer aan géén
ander. Onze 'onmacht moet maar eerst
blijken. Waar onze weg eindigt, begint
de weg des Heeren.
Ik zal Israël zijn als de dauw.
Als de dauw zoo stil en geruiscK-
FEUILLETON.
Het geheim van Colde Feil.
81),
„Het ls een groote som gelds" zei
zij. „En het geheim, dat er mee be
taald wordt is zeer gewichtig" zei A-
dam Ramsay.
Zij vroeg zich af, wat zdj doen kon.
Haar man was zeer royaal tegen haar.
Zij bestelde en kocht wat zij wilde,
zij gaf zooveel weg als haar goed dacht
Als haar rekeningen binnenkwamen,
betaalde hij ze haast zonder ze in te
zien. Maar als ze eens naar hem toe
ging en hem vroeg om tienduizend
gulden ineehs, zou hij haar vragen
waarom zij zulk een groote som aan
kasgeld wenschte te hébben.
Zij keek Adam Ramsay evenwel
kalm aan.
„Het is waar" zei zij, „dat mijn man
rijk is, en dat hij voor mij veel geld
uitgeeft, maar ik heb hem nooit om
geld gevraagd en ik ben bang, dat als
ik het deed, hij zou vragen, waarvoor
ik het noodig had."
„U kunt toch zeker gemakkelijk ge
noeg een excuus vinden?" zei hij.
„Ik vrees van niet" antwoordde zij.
„Toch ben ik niet bang, dat u het
zult moeten doen, mevrouw" zei hij.
„Kom, de diamanten die u draagt, zijn
duizenden waard. Verkoop daarvan
twee of drie en laat ze vervangen door
valsche."
„Neen, zei Lady Arden, langzaam,
„dat zal ik nooit doen Dat zijn dus uw
voorwaarden" ging zij voort, „er is
niets aan. te veranderen?"
„Ze zijn onveranderlijk" antwoordde
hij en Lady Arden zweeg weer eenige
oogenblikken; haar schoon gelaat was
lichtelijk opgeheven en baar oogen
schenen te staren naar iets in de verte
voorbij de groene boomen. „Tiendui
zend gulden ineens en vijfduizend gul
den per jaar" zei zij bij zichzelf. Toen
vroeg zij zich af, of zij hèt zou kunnen
klaar spelen en of het leven onder
zulke omstandigheden nog waard was
geleefd te worden? Zou zij in ieder
jaar vijfduizend gulden kunnen vin
den en ze ongemerkt aan dezen man
kunnen zenden? Het zwaard zou al
tijd boven haar hoofd hangen en zij
zou nooit een oogenblik zeker kunnen
zijn, dat bet niet zou vallen. Zou het
niet beter zijn, de strijd maar ineens
op te geven?
Zij wendde zich langzaam tot hem.
„Ik zie niet in, wat ik doen moet"
zei zij. „Ik ben bang, dat ik het geld
niet bij elkaar kan krijgen."
„In dat geval" riep hij uit, „ga ik
dadelijk naar Lord Arden, hij zal mij
tweemaal zooveel geven om mijn stil
zwijgen te koopen."
0„ Leol Leo! die haar zoo volkomen
lief bad en vertrouwd, die baar nog
dien morgen gekust had met een glans
van liefde en trouw in zijn oogen. Noen
hij mocht niets weten!
„Geef mij den tijd" smeekte zij, „ik
moet er over nadenken, of ik zulk een
leven zou kunnen uithouden. Het lijkt
me toe, dat ik liever zou willen ster
ven."
„Het lijkt vreemd, dat een mooie
vrouw als u zou moeten sterven uit
gebrek aan een beetje geld" merkte
hij op.
Een beetje geld. Zij zuchtte toen zij
dacht aan al haar vrienden, die haar
graag tweemaal die som zouden wil
len geven, om haar verdriet te be
sparen.
„Tienduizend gulden ineens en vijf
duizend gulden jaarlijks." De woor
den weerklonken nog in baar hoofd.
Om dit te krijgen moest zij aan baar
man vragen, iets wat zij nooit ge
vraagd bad en waarvan zij de gedach
te alleen reeds verfoeide om baar
een geregelde geldelijke toelage te ge
ven. Het zou een vreeselijke vernede
ring voor baar zijn, maar zij moest bet
doen.
Als lid van de redactie van „Alle den
Volcke", Ds. P. van Toorn.
Als leden van de Regelmgsoommissie
voor den Zendingsdag Ds. J. C. Klomp
en de heer P. van Es. Gekozen weid
Ds. J. H. Gunning.
Als leden van de Propagandaoommis-
sie Ds. J. H. Gunning en Ds. A. J. W.
van Ingen.
Zendeling Dammerboer f
Het geïllustreerde feestnummer van
het 70-jarige Java-comité bevat behalve
het agendum van de op 18 November te
houden 70ste jaarvergadering, een be
schouwing over den arbeid van het
Comité en een artikel over het zilveren
jubilé van het' echtpaar Eggink, ook
een interessante levensbeschrijving van
wijlen zendeling Dammerboer, door den
heer H. J. Eggpnk.
Het artikel is te lang, om het hier in
zgn geheel op te nemen, maar enkele
gedeelten willen wij hier toch laten
volgen.
Johannes Dammerboer, 22 Med 1830
te Amsterdam geboren, werd in 1858
door Ds. Witteveen tot zendeling afge
vaardigd. Op 22 April 1859 stapte hij
na een reds van 105 dagen to Padang
aan waL "Vandaar vertrok hij. naar Si-
Firok waar hij tegen een kostgeld van
15 per maand bij zendeling van As-
selt zijn intrek nam, om later naar
Oeta Rimbaroo te vertrekken, waar hij
15 Jan. 1865 arriveerde.
„Voor de som van f200 had hij de
afbraak eener oude controleurswoning
gekocht en daarvan moest nu weer wat
bewoonbaars getimmerd worden. Tot
berging van al het hout werd een loods
opgericht en daarin een kamertje af
geschoten, dat voorloopig tot verblijf
moest dienen.
„Mijn meubilair was toen nog niet
veel", vertelde hij menigmaal, ,,hert be
stond uit een zelf vervaardigde kast,
dito waschtafel, waaraan ik was blijven
hangen voor f p. Dan had ik nog een
stoel en vier kisten".
Met frisschen moed werd begonnen.
Er moest hard word worden gewerkt,
wilde alles moer geriefelijk zijn inge
richt voor zijn op komst zijnde echt
genoot©, die toch in April 1865 Hol
land zou verlaten. De eerste moeitevolle
jaren lagen achter den rug. Vanaf 1
Januari 18^54 had de vereeniging het
Java-comite de broeders voor zijn re
kening genomen.
In mej. E. C. van den Bosch had hij
een levensgezellin gevonden, die trouw
hem ter zijde_ zou staan, geen wonder
dus, dat er blijdschap in znn ziel woon
de. Vanaf dien tijd heeft Dammerboer
steeds te Oeta Rimbaroe gewoond en
'gewerkt. Daar heeft hij ook dagen van
groote vreugde gekend, maar ook dagen
van groote smart.
Wat is er in dat lange leven ontzag
lijk veel gebeurd. En toch, onder alles
bl^f Dammerboer de blijmoedige Chris
ten ,die altijd erkennen kon, dat, wat
God deed, wel gedaan was. Hoe ruim
was hij van hart en als er één tekst was
die hem immer voor oogen stond, dan
was het wel deze, dat God het gekrook
te riet niet verbreekt en de rookende
vlaswiek niet uitbluscht. Te midden van
al de bezwaren en den tegenslag bleef
hjj staande, en hield hij zich vast, als
ziende den Onzienlijke.
In 1918 ging hij van ons heien én
bracht de laatste jaren van zgn leven
door op Java bij zijn kinderen. Maar
zijn genachten waren geduriglgk in Ang
kola.
„Arbeiden", zoo schreef hij vaak,
„kan ik niet meer, maar bidden kan ik
nog, en dat zal ik blijven doen tot
mhn laatsten snik".
Slechts eenmaal zijn de Dammerboers
met verlof geweest, n.1. van 1877'79.
klaar met velen in Holland hield hij
briefwisseling, belang als zij stelden in
zijn persoon en arbeid. Ook met vele
Europeanen, die hem hadden leeren ken
nem en die, wat geloofszaken bétrof,
heel anders dachten, correspondeerde
hij en nooit vergat hij in deze parti
culiere brieven de hooge waarde der
geestelijke dingen op zijn eenvoudige
manier naar vorente brengen. Dam
merboer hing dat alles niet aan de groo
te klok; daar hield hij niet van.
De laatste jaren bracht hij vaak in
groote eenzaamheid door. In 1914 ont
viel hem zijn trouwe gade en tot 1918
bleef hij alleen achter op zijn post. Hoe
menigmaal, in slapelooze nachten, stond
hij op en zette zich voor zijn huisor
gel. De noten kon hij niet meer zien,
„Er zijn heel wat dingen, waarover
ik moet nadenken, in dit geval" zei ze
langzaam Ik kan u niet dadelijk m'n
antwoord geven. Ik moet tijd hebbep
om er over na te denken. Er kan geen
haast bij zijn."
„Geen haast bij" antwoordde hij. Be
halve dat, terwijl u er over nadenkt,
mevrouw, ik intusschen gebrek lijd."
„Dat kan gemakkelijk worden voor
komen" zei zij en een beurs uit haar
tas oh halende, gaf zij hem, een bank
biljet in handen. „Hier is honderd gul
den voor u" zed zij. „U zult er wel een
week genoeg aan hebben en in dien
tijd. zal ik mijn besluit hébben geno
men. Ik moet tijd hebben om er over
na te denken
„Wanneer en hoe zal ik uw beslis
sing weten?"
Zij zweeg even en antwoordde toen:
„Kom vandaag over een week op het
zelfde uur op dezelfde plaats."
Met deze woorden keerde zdj hem
den rug toe en hij stond haar na te
zien, tot zij uit het gezicht was ver
dwenen.
HOOFDSTUK XLV.
Voor de week om was.
Dienzelfden avond kwamen de graaf
en gravin vroeger dan gewoonlijk te
rug van een diner bij de hertogin van
Glendoon. Zij praatten, nog wat na in
AAN HET ZOEKLICHT
Lektoa, 21 October 1925.
Hervormingsdag vanrtang
Wij herdenken dat Lather door zijn
stoutmoedig optreden den eersten
stoot gaf voor de kerkhervorming.
Het Luther liod wordt weer overal
gezongen.
Ongelukkig echter dat zoo vele vast$
burcht zingers geregeld bezig zijn om
het fundament, waarop Luther steun
de aan hot wankelen te brengen.
Inplaaits dat ze het Woord laten
staan en als Luther voor dat Woord,
buigen trachten zo het van zijn in
vloed te beroo ven-
Het geloof van Lutbor is hun vreemd.
Ze roemen in de vrijheid, maar die
vrijheid is een caricatuur van wat
Luither beleed
En terwijl ze met hun mond den her
vormer eer en, pogen ze metterdaad i'a
werk te vernietigen en spolen xe in,
de kaart van Romo.
Zij prijzen Luther als den held, die
van geen wijken wist, maar als het
gaat om het belijden van wat hij be
leed, dan kunnen ze ook wel anders.
Maar: Gods Woord en werk houdt
stand in eeuwigheid en zal geen duim
breed wijken.
OBSERVATOR.
maar hij kende de melodieën en dan
zonpr bij van de trouw des Heeren; dan
jubel1.o het in hem van dien G<xl Dié
krachten geeft en van Wien ook hg zgn
sterkte had in kommervolle dagen.
In 1918 ging hij naar Java om zrjö
kinderen te bezoeken. Zgn plan was
terug te komen. Maar zijn kinderen
vonaen het beter, dat hij nu zgn ver
deren levensavond bij hen zon blijven
en stonden zijn terugkeer niet toe. Dat
heeft hem veel strijd gekost Doch hQ
zag er Gods hand in en stemde toe.
Nog zeven jaar heeft hg .van dé
aardsche rust mogen genieten. En nü
heeft hg het loon ontvangen van den
getrouwen dienstknecht en is ook tot
hem gesproken het woord: ga in, iü
de vréugde uws Heeren. Zijn naam eri
zijn werk blijft bg ons zgne medebroe
ders in dankbare herinnering. Efci wé
•danken God, dat we hem op onzerï
levensweg hebben ontmoet en zoovele
jaren in ongestoorde, hartelijke vriend
schap met hem mochten samenwerken.
En na *t pelgrimspad der tranen
Ete blijde rust in 1 Vaderhuis.
De BoUandsche kerken.
„Er is schreef eens een Vlamms
in de Hollandsche Kerken te veel
kil overleg; dat zich richt naar giet
vorm en cliché. Karkon zijn er dikwijls
als leelijke, ongezellige pakhuizen.
Waarom is dan toen het Hollandsch
binnenhuis zoo gezellig en aangenaam'
Uit de liefde.
Zóó versier© men de kerk: als eer
Hollandsch binnenhuis. Doch niet ii
burgerlijken, maar in kcrkelijken geest'
Dit werd geschreven van de Room
sche kerken.
Maar geldt het van de Roomsche kna
ken alleen?
Het Godsbegrip.
De bekende Dr. A. H. den Harte
heeft dezer dagen te Rotterdam Beep:
ken over het bestaan van God.
De spreker zeido am. ook dit:
„Van een oud vrouwtje had sprek
eens de vraag gehoord: „Waarom is h
woord God in den mensch zóó inw
nende in znn geest, dat hij het stee»
zoowel vloekende als biddende, noemt
Dr. De Haxtog had daarop gean
woord: „Omdat God een zóó dierba:
woord is, oen schat des harten. Mot h
woord God zucht de mensch uit in c
uiterste verwachting, in de uiterste vc
vulling.
Terecht heeft Augusfcinus geoogd: Otr
hart is onrustig in ons, totdat hot ro
vindt in God.
Als de mensch in weedom zit, sti
van verdriet, groeit in vreugde, de
Gghoid begroet, is er maar één wooi
Als er geen God is, is het eerste
het laatste er niet, is er goe 1 veil
haven, waar de ziel rust vindt".
Lady Arden's boudoir, waar de gr
de tihee had laten brengen.
„Je ziet er vanavond boter uit, i
je in den laatsten tijd gedaan h
Alice" zei hij. „En die robijnen sti
je heel goed."
Zij ging naar hem too en logde h
blanke armen om zijn hals
„Leo" zei zij, haar schoon gel
naar hem opheffend, „ik hen hang,
ik wel een heel kostbaar vrouw
voor je ben."
„Kostbaar, licwedtng?" antwoor»
hij lachend. „Ja, gelukkig wel. Ik
het jammer vinden, als het niet
was en je niet om mooie dingen j
ïk zie ze je zoo graag dragen."
„Ik zou lievern iet uitrekenen, b
veel geld je voor mij uitgeeft. Rn
heb niets moegobrachl"
„Je hebt mij het beste on moo
gegeven dat ik kon verlangen
zelf, je heole persoonlijkheid" e
woordde hij.
„Ik zon haast wtttan" begon
zachtjes en hieid teen op.
„Wat rxm je wfllent" vroeg
vriendelijk.
„Ik zon liever niet trftrekonen, h»
zou kunnen denken, dat het tnhol
heid van mij was."
[Wordt vervolgd)