NfEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 24 OCTOÖÊR 1925 TWEEDE BLAD. - Uit de Schriften. BLIJMOEDIGHEID. .Verblijdt u iin de hoopl Rom. XII12a. „Verblijdt u in de hoop!'' Ziedaar een ernstige lesl die ons door tden apos tel wordt opgegeven. Als we haar overdenken, dan treft ons tweeërlei: zij kan alleen door vrij gemaakte harten geleerd worden; en ook door vrijgemaakte harten moet zi] nog worden geleerd. Alleen door „vrijgemaakte harten". Niet „volmaakte menschen", maar menschen die hunne zonden hebben beleden en met God verzoend zijln; die zijn „in hope zalig"; die mogen zich verblijden in die hoop. De anderen, die nog vluchten voor God, die hebben ook wel hoop, maar het is stervende hoop, geen levendel. Het is hoop op hersenschimmen. .Uitgestelde hoop,"die het hart krenkt. Hoop die bezwijkt in de beproeving; hoop als een kaartenjhuis, als een riet staf, als een drijfzand. Er is veel „stervende hoop", veel uitgestelde hoop; veel bedrogen hoop, ook onder kerksche menschen. Sommigen kunnen dat een leven lang verbergen, tot op hun sterfbed en dan nóg. Maar bij sommigen barst zij los. Dan komt het voor dat iemand aan een dokter een millioen biedt voor een half jaar levens; en wat voor leven Ik heb een ernstig geleerde gekend: hij kwam ook ter kerke, maar hij had Seen „levende hoop". Toen hij den ood voelde naderen, zeide hij tot mij: tivo ik het gevoel dat ik een heel donkeren tunnel irtnToet; stik-don- ker. Hu, hoe griezelig!" Maar toen onze gelcovige oude dich ter Dsets het einde naderbij zag ko.- men, heeft hij gedicht: Ik zal, al is het eind .niet ver, Niet vreezen; Daar is voor mij een lieve ster Verrezen; ij Een ster, die in de duisternis niet kwijnen, Maar helderst, waar het duisterst is zal schijnen, Totdat haar licht versmelten mag In den nooit ondergaand^n Dag! Ziedaar het verschil. H openden of hopeloozen. Levende of stervende hoop. Waarin staat gij? En toch en ziehier onze twee de opmerking toch moet het ook aan de vrijgemaakte harten nóg ge zegd en geleerd worden: „Verblijdt u in' de hoop!" Daar is zooveel jammer om u heen; deze wereld is door de zonde zulk een plaats van verschrikking gewor den voor velen. Daar is zooveel over gebleven zwakheid, verzoeking, we- reldschgezindheid, zonde. Daar is nog zooveel macht van 'den duivel, die weet dat hij maar kor ten tijd heeftT Dat kan alles de hoop doen ver- bleeken; laat het niet toe! Zet uw hart wijd open voor het vriendelijk licht der hope; en wees blijde! Laat de beloften Gods U diep in uw ziel zinken en weest blijde! Daarom: laat de hoop bij' u niet verbleeken; want Hij die u 'roept is getrouw. Stelt u helder voor dat Hijf de'„God der hope" heet die uwe har ten met blijdschap vervullen wil. Verblijdt u over wat Hij heeft ge daan in het verleden, over uw red ding van het verderf. Laten al „uw beenderen" zeggen: „Heere, wie is U. gelijk, die den ellendige redt van Dien die sterker ïs dan hij1, en den nooddruftige van, zijn beroover?" Verblijdt u met dankzegging. Ver blijdt u over de verzadiging vail de vreugde, di'e naar Gods bedoeling* uw deel gaat worden; het volle voedsel voor uw geest; het heerlijk voorwerp van uwe aanbidding; Icfe heiligste liefde van uw hart. Verblijdt u dat het heimwee uws harten bevredigd zal worden. Gij kunt het hier soms zoo benauwd hebben, zoo bedroefd en beangst zij'n; arm aan vertroosting, beroofd van hoon. Dat 2wordt daar nu eeuwig en volkomen anders. Verzadiging van vreugde is daar, vóór Zijn a angezicht en liefelijkheid in Zijh rechterhand. Geen oog heóft het gezien, maar Hij ziet het; nu reeds; geen oor heeft het gehoord, maar Hij verneemt het; nu reeds. Geen hart heeft het bedacht; maar God heeft het bereid, verblijdt U! Wat wij eenmaal wezen zullen Blijft verborgen, tct den stond Die de wondren zal onthullen Van het eeuwig vree verbond1. Maar wjj weten: als Gods Zoon Is verschenen op Zijn troon 1 Zullen we als de fijnen prijken, [Hem aanschouwen, Herru gelijken. En omdat deze dingen zoo zijjn, verblijdt u! ONDER JEZUS' LEIDING. Doe met mij God! naar Uw believen, 't Is goed zooals Gij 't leidt en voegt. 'tMoet alles zijn tot mijn gerieven En 'k blijf bij alles vergenoegd. Gij zijt mijn Vader, die mij mint, En zorgt voor 'tU vertrouwend kind. 'k Heb oorzaak, mijn geluk te prijzen. Daar 's Vaders liefde mij verheugt, Daar Jezus mij als gunstbewijzen Zijn vrede schenkt en ware vreugd, Eiï 'sGeestes helder zielelicht Mijn daden en gedachten richt. Door Jezus' min, die mij wil leiden, Ben ik als- 'tlam: het lijdt geen nood. Zelfs als»'tin 'n woestijn moet weiden. Het ligt gerust in 's herders schoot. Hoe 't onheil dreig' en satan woed' Mijn Heiland is 't, Die mij behoedt. Ik mag in Jezus' bloed en wonden Als zielebalsem veilig gaan, Daarin heb 'k heeling steeds gevonden Die kan geen zondemacht weerstaan. En 'kwensch geen goud en edelsteen Maar Jezus als mijn deel alleen! KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal: Te Schipluiden, W1. R. Boerendans, te Harmeien, E. Jongens te Nijehaske, J. J. de Vries te Buren. Beroepe n: te Workum, J. T. Both te Almkerk. Te Roswinkel, D. Sie- melink, te Nieuw-Weerdinge. Te Rjjsoord, R. C. W, J. Hoek, te Vuren en Dalem. Te Steanwjjk, J. P. van Leusden, te Oudwoude. Bedankt: Voor Gouderak, J. C. Klomp, te .Westerbroek. GEREF. KERKEN. Zestallen: Te 's-GravemhagerOost Dr. C. Bouma, te Zwolle; N. Buffinga te Rotterdam; S. G. de Graaf te Am sterdam; Dr. J. Hoek te Soest; G. B. Kujjper te Haarlem; en Dr. J. 0. de Moor te Utrecht. Te Scheveningen, Dr. C. Bouma, te Zwolle; G. 0. Donner, te Emmen; D. Ivan Djjk, te Groningen; Dr. 0. N. Impeta te Kampen- J. v. d. Meulen, te 's-Bosoh; en C. Meijster, te Rot terdam. Beroepen: Te 's-Gravenhagie-West R. E. van ArkeL te Utrecht. Te Soest (2e pred.), B. Alkema, te Maars een. Aangenomen: Naar Stegen, A'- v. d. Vegt te Oldenhove. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen: te Moercapelte, Q. H. Kersten, te Ieraeke. EVANG. LUTH. KERK Bedankt: Voor JJchiedam, J. C. Scbröder te Amsterdam. De zaak-Geelkerken. Ds. T. Gerber, predikant der Geref. Kerk van Assen, schrijft aan de Stan daard, dat de Kerkeraad der Gered. Kerk' van Assen, Dinsdég besloot op het verzoek van de Partic. Synode van Noord-Holland, om zoodra mogelijk een 'Generale Synode saam te roepen, te antwoorden, dat daaraan eerst kan wor den voldaan, zoodra de Generale Sy- nodens naar het oordeel van ten min ste 2, Part. Synoden moet worden bij eengeroepen. Naar de „Standaard" verder ver neemt, heeft thans de Geref. Kerk van Breda de Kerken in dei .classis Klun- dert samengeroepen tegen 2S October te Breda, en stelt zij voor, dat do Kerk van Klundert, samenroepende Kerk voor de e.v. Part. Synode van Noord- Brabant en Limburg, deze gynodo 2al doen vergaderen op 12 November te Breda, om een bijzondere Generale Sy node te doen bijeenkomen. In de kerkeraadsvergadering der Ge ref. Kerk van Amsterdam-Zuid van gis teravond, die tot 's nachts twee uur duurde, werd besloten een bekendma king te richten tot alle leden der ge meente, waarin vervat een uiteenzet ting van de feiten en omstandigheden van het geding-Geelkerken. Ingekomen was een schrijven van de hoogleeraren der Vrije Universiteit, waarin werd medegedeeld, dat op een bespreking met den kerkeraad van Am sterdam-Zuid geen prijs werd gesteld. Daarentegen was een bericht inge komen van de professoren der Theolo gische School te Kampen, waarin werd medegedeeld, dat men gaarne op een nader te bepalen tijd en plaats een com missie uit den kerkeraad van Amster dam-Zuid zal ontvangen, ten einde een bespreking met haar te hebben. Kerk en Sooijle leven. Aan de handelingen van de Syruxte der Chr. Geref. Kerk het vorig jaar te Groningen gehouden, ontleent Ds. Schil der in „De Bazuin" de volgende con clusies omtrent de verhouding van de Kerk tegenover de sociale kwestie: a. De Kerk van Christus in haar ge heel, en elk harer leden in het bijzonder is geroepen, het Sociale ideaal des Bij bels in belijdenis en wandel hoog te houden, en alzoo, op hope tegen hope, te blijven ijveren naar een maatschappij waarin niet de begeeürte naar 's naas ten bezit, maar naar 's naasten heil de Sociale maatstaf zij. b. Evenwel moet de Kerk, .wetende, dat dit ideaal in deze_ bedeeling slechts ui beginsel kan worden verwerkelijkt, on lettende op de historische ontwikke ling yan bet Sociale yraagstuk, haar oog vestigen op de werkelijkheid, dat is in dit geval: een maatschappij, die ge heel beheerscht wordt door het al of niet georganiseerd zijn. Zij moge dit feit betreuren, looche nen kan zij het niet. Dit doende: 1. Erkenn© de Kerk, dat de Christe lijke Vakbeweging recht van bestaan heeft: vooreerst als orgaan, om het Bociale beginsel der Heilige Schrift zooveel mo gelijk te handhaven en te propageeren; vervolgens als verzamelplaats onzer Christelijke werklieden, ojklat zn niet bij duizenden (volgens de statistiek ein de 1924 telt het Chr. Ned. Vakverbond 51.129 leden) in de moderne Vakbonden verdwijnen, maar behoed mogen wor den tegen deze zoo gevaarlijke verzoe king voor hun Christelijk geloof; en ten laatste als bolwerk tegen de meer dreigende revolutie; zoo als wij vooral in 1918 gezien 2. Vermane de Kerk de Christelijke Vakbeweging getrouwelijk, toch to le ven naar het beginsel, in hare statuten uitgedrukt, dat zg het Koningschap van Christus zoekt op het terrein van den arbeid, waaruit immers moet voortvloei en: dat men tezamen den arbeid beziet in het licht van Christus, die denzelveu van den vloek der zonde heeft bevrijd, en met den zegen Gods heeft bekroond; dat men elkander tot getrouwe ar beiders Zoekt te vormen; eri. wat de speciale vakken aangaat elkander in Wipt vak zoekt te bekwamen en te ontwikkelen, opdat de plicht zoo goed mogelijk volbracht worde; dat men rijn grieven op zóódanige wijze bespreekt en kenbaar maakt, als de Heere Jezus dat van Zijn volgelingen wil, waardoor middelen van macht en geweld, met name staking en wat daar mee in verband staat, uitgesloten zijn. 3. jWekke de Kerk hare leden op, iu&t om voor dit zuivere standpunt der Christelijke Vakbeweging te getuigen, in de Christelijke organisaties hun plaats te kiezen. 4. Oefen» de Kerk tucht over hare leden, wanneer zjj, zoowel naar de zjjde van het kapitalisme als naar die van den Klassenstrijd, de Sociale ordinan tiën Gods te schenden. Dwaze Schriituitlegglng. Ds. J. C. Philpot, onder ons wel be kend. roert in de eerste preek, voorko mend in: „De Evangelie-Predikstoel" (pas uitgegeven bjj J. H. Kok te Kam pen.) een zaak aan, die, zegt de „Waar heidsvriend", ook in deze dagen on der 011S nog wel eens naar voren mag worden gebracht. Want we leven ia een tjjd, dat Godsdienst-onderwijzers en dominees soms rare dingen in hun preeken naar voren brengen en dwaze uitleggingen van Schriftuurplaatsen ge ven. En we moeten zooveel eerbied hou den voor Gods Woord, dat we dergelij ke grillige en dwaze uitleggingen van de Schrift zoo maar niet zonder pro test kunnen laten passeeren. Godsdienst onderwijzers en dominees mogen met hun allerzonderlingste prediking Gods .Woord niet in verachting brengen. Philpot zegt dan in zjjn preek over Hand. iq: 3537 iet3 over de steen- klippen Boaes en Sane (1 Sam. 14:4/ Waarvan hg oordeelt, dat ze wel ge noemd mogen worden voor den Chris ten twee rotssteenen: vermetelheid éu wanhoop. Maar, laat hij er dan aan stonds op volgen, wat wij hier zoo gaarne overnemen: „Ik wil u echter doen opmerken, dat ik deze beschouwing niet als een uit legging dier Schriftuurplaats gëe£. Ik behoor niet tot de godgeleerden met aiiendsblikken, zooals Joh. Newton hen noemt, die dielpe verborgenheden in et ken tekst der Schrift zien, als b.v. da twee verbonden: Wet en Evangelie in tla twee penningen aan den waard door den barmhartigen Samaritaan ge geven: of het begraven van de wet onder (het Kruis in de begrafenis van Debora onder den eik. (Gen. 35:8). Ik Ben niet tegen de geestelijke en bé- vindeljjke, maar tegen de geheimzin nige en grillige uitlegging der, Schrift, hetwelk twee van elkander ver ver- sohillende zaken zijn, die echter dS- warf, vreemd genoeg, met elkander verward worden. Wat sommigen als groot» Diepten van geestelijke uitleg ging beschouwen, zie ik als groote on diepten aan en verklaringen der H. Schrift welke sommigen wonderbare verheffingen van een geestelijk gemoed tot de hoogten der hemelscbe verbor genheden meenen te zjjn, zie ik dik werf voor weinig anders aan, dan voor de belemmerde vlucht eener stoutmoe dige verbeelding en oen jjdele poging 10m groot te zijn ten koste van oe be vindelijke uitlegging van het woord der ■waarheid aan de belachelijkheid bloot te stellen. Ik hoop eten bevindelijke prediker van Gods Woord te zjjn, maar ik moet zeggen, als zoodanig, dat weinig din gen meer verachting op de geestelijke uitlegging van het Woord Gods gewor pen nebben dan de dwaze uitleggingen van diepzinnige plaatsen, zooals wjj die dikwijls hooren". Wh hopen, dat dit woord van Philpot ter harte mag .worden 'genomen tot bevordering van de geestelijke uitleg ging van het Woord Gods en tot be teugeling van een stoutmoedige verbeel ding en jjdele -poging om root te zgn, ten koste van de bevindelijke uitlegging van het woold der Waarheid aanbe- lachelijkheid bloot te stellen. Eigenwillige godsdienst In de Amerikaansche Episcopaakche kerk bestaat een synodale commissie, die tot taak heeft aan de eerstkomende drie-jaarlgksehe Algjemeene Synode voor de liturgie der Kerk een voorstel in te dienen van een verkorte wet der tien geboden. Deze commissie heed't thans haar voorstel gepubliceerd. Zjj stelt de talgtendte verkorting voor: In helt eerste gebod zjjn de woorden „voor Mijn aangericht" vervangen dioor „behalve Mij". Het tweede gebod geeft nieit dan het eerste deel en eindigt met „noch hen dienen". Vierde gebod: „Gedenk, dat gij den bbathdag heilig houdt". Vjifde gebod: „Eer «iw vader an uw ■—ceder". Tiende gebod: „Gjj zult niet bagee ren". .Wat geest en strekking dezer verkor tingen hetneft, dient; dat in het tweede gebod is weggelaten de vermelding, dat God een jaloersoh (of, zooals de Hol- landsche vertaling zegt: een Nijverig" -Gold is. Dit leek den vèrkortere een ver ouderd Godsbegrip. Ook het bezoeken der misdaden tot AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, U October WK3. Een van de eerste gevolgen van de zonde is geweest, dat de broederband verbroken werd. Kaïn, geketend in de boeien van Sa tan en gedreven door een noodlottig egoïsme slaat zijn broeder dood. En als God hem tegenkomt en hem ter verantwoording roept, dan klinkt het antwoord: ben ik mijns broeders hdfeder? Dat woord van Kaïn is herhaaid in duizenderlei toonaard. En het is mede oorzaak geworden van de gruwelijke ellende, die <je his torie ook van ons land, met name op maatschappelijk gebied beeft te zien gegeven. Niet de stem van God wordt gevolgd maar de neiging van het door de son de verkilde hart. En nu is de prediking van het Evan gelie van Jezus Christus ook op dit gebied niet zonder vruoht gebleven Wie leerde God zijn Vader te noemen en Hem als Vader ts eeren, gevoelt ook weer het trekken van den broe derband. Maar het Kainsgeslacht is volstrekt nog niet uitgestorven en van een leder, zonder uitzondering geldt, (jat de zonde voor de deur ligt. Waar is uw broeder f Laat ons antwoord niet zijn als bij Kaïn: Ik weet het niet; ben ik mijns broederg hoeder? OBSERVATOR. in het 3de en 4de lid moest vervallen alhoewel het dan volgende: „de barm hartigheid aan duizenden" behouden had kunnem blijven, indien dit goedschiks 'gekund had. In het vierde gebod moest weg: het scheppen der aarde in „zes dagen", als met overeenkomstig de tegenwoor dige begrippen. De belofte van het vjjfde gebod ver viel, (ails „tegenwoordig en voor ons geen zin meer hebbend Het tiende gebod mocht gaarne de breeds omschrijving missen. We hebban hier moer een uiting van edgenwilligen godsdienst, die met het wezen van den dienst van God in vol strekte tegenspraak is en daarom ab soluut zonder waarde is. Een nieuw tijdperk Enkele maanden geleden heeit de zending der Geref. Kerken op Java een nieuw tijdperk geopend. In Augustus ia n.1. door de Inlandsche Gemeente te Djocja een Javaansche leeraar be roepen. N.l. de helper Soepater, die door den Kerkeraad van Djocja en da gansche Gemeente de aangewezen per soon weari geacht Waarschijnlijk hejeft hjj, die na rijü opleiding aan de school van Ds. Bak- ker reeds to jaren in de Gomednte te Djocja als helper heelt gediend, het beroep reeds aangenomen. Hij zal rich nu nog eenigen tgd moeten voorbareh den voor zijn examen, dat in April zal afgenomen worden door do vergadering van missionaire predikanten op Java en den Kerkeraad van Djocja. Na zijn hervestiging is hij dan de eex ste Javaansche predikant, ander den naam van Pandita Djawa, op ons Zen- dingsterrein. Hiermede is een nieuw tijdperk voor onze Zending geopend, want zoo Spoe dig mogelijk zullen later andere In landsche leeraren optreden. Op ge heel Java is hij de tweede Inlandsche predikant daar ook bij de Hervormd» Zending te Modjowarno een Inlandsche leeraar bet -Woord en de Sacramenten bedient Het Zendingsbureau te Ooegstgeedt zoekt ons de aandacht van beJangstel- lemden er op te vestigen dat in ver band miet dé van 1a November te houden Landelijke Zehdingpweek; „op Woensdag 28 October a-s. voor den hCr. Radio-omroep te Hilversum zal gespro ken worden door den Zendingsdirector Dr. K. J. Brouwer. FEUILLETON. Het geheim van Colde Feil, 75) Allen stelden er hoogen prijs op haar te ontmoeten en haar aantrekkingskracht gold zoowel de deftige oud-adellijke dames, als de hooge staatslieden en hofdignitarissen Het was prettig om hier stil te liggen en aan al de ervaringen van den vo- rigen avond terug te denken. Adèle, die haar meesteres kende, die precies wist wat zij graag had en wat niet, had een kiein tafeltje naast haar neergezet. Daarop stond het beeldige, kleine serviesje van Sèvres-porcelein, dat eens het kjeinood was geweest van de ongelukkige Marie Antoinette. Een schaal met luchtige cake en een an dere met druiven en perziken stond er naast. Adèle schonk de geurige thee in. De wind droeg een zoete geur van seringen naar binnen en speelde zacht met Alice's krullende lokken. „Wat is het een heerlijke morgen" zei zij en Adèle glimlachte bij zich zelf, toen zij er aan dacht, dat het al haast middag was! „Hoe gaat het er mee, lieveling?" vroeg de graaf, toen hij de kamer bin nen trad. -Het sPiit mij dat ie bent. Alice. Ik dacht niet, dat een zoo aangename bezigheid als gisteravond Je zoo zou vermoeien." „Zoo erg is het ook niét" lachte A- lice. „Maar ik wou toch liever wat uit rusten." „Ik was gisteravond trotsch op je, Alice" zei de graaf. „Je was in mijn oogen de schoonste van allen en ik meen dat ik daarin niet alleen stond." „Je zult mij nog onuitstaanbaar ijdel maken" schertste Alice. „Alsof je dat niet allang was." IJdel bedoel ik. Zeg maar eerlijk, dat je het prettig vond gisteravond om al de hulde in ontvangst te nemen. Het was haast of jij de koningin van het feest was. Ik was werkelijk trots op mijn vrouwtje. Alice glimlachte. Haar vrouwelijk gemoed was gestreeld. Zij betrapte er zich op, dat eigenlijk zij zelf ook vond. waarom hij niet trotsch op haar zou zijn. Ze was jong en mooi, bemind en bewonderd wat kon men meer ver langen? Zij voelde zich volmaakt gelukkig. Geen wolkje verduisterde haar geluks zon, die hoog stond aan haar geluks- hemel. Leo en Alice praatten vroolijk en moe qpgewekt. Hij plaagde haar met haar moeheid en zij gal hem schertsende,- gevatte antwoorden. Er was geen scha duw tusschen hen. Adèle was heenge gaan en Lord Arden bleef nog gerui- men tijd bij zijn vrouw zitten. Alice keek droomerig het raam uit. „Weet je Leo, waaraan ik voortdu rend moet denken?" vroeg zij. „Neen lieveling. Niets is moéilijker te raden, dan de gedachten van een vrouw." „Ik moet telkens denken aan de se- ringen-boomen in den tuin van Arden. Herinner je wel die groote, hoogc greep seringen bij de witte poort, die naar de rivier voert? Het zijn paarse en witte. Toen wij weggingen stonden ze juist in knop, nu zijn ze natuurlijk allemaal in vollen bloei. Kun je Je voor stellen hoe bet zonlicht ze dezen mor gen beschijnt en de dauwdruppels van den nacht er als parels op zullen schitteren?" „Ja, dat kan ik mij heel goed voor stellen" zei de graaf met een droome- rigen blik. „Wet moet je veel van Ar den houden, Alice." „Dat doe ik ook, Leo" antwoordde zij. „Het is voor mij een paradijs." „Zonder de slang?" „Ja" antwoordde ze snei, „zonderde slang. In ons heerlijke Arden is geen slang, maar er heerscht wel een edele vorstelijke Adam." Haar oogen lachten. „En aan zijn zijde staat een schoone Eva. G«en slang zal ons huis verwoes ten, Alice." „Neen nooit" zei zij hem liefdevol aanziende. Toen keek hij op zijn horloge. „Ik moet je verlaten, Alice, hoezeer het me ook spijt Het is heel aange naam bij je vrouw te zitten en com plimentjes met haar te wisselen. Maar ik heb een afspraak om éèn uur. Om twee uur ben ik weer thuis voor de lunch. Ik breng Lord Morne mee. Ik hoop, dat je dan weer beter zult zijn en beneden kunt komen. Hij zal je graag zien aan tafel." „Dan zal ik beneden komen. Ik zou Lord Morne dat genoegen niet graag benemen. Bovendien ben ik alleen maar wat moe. Je kunt dus op mij rekenen." Lord Arden lachte, toen hij zat: Ik ben haast jaloersoh op al die prin sen en hertogen, die je zoo moe heb ben gemaakt, Alice, ik zed geen spijt hebben, als het seizoen voorbij is en ik je geheel voor mij alleen heb." „Ik ook niet!" zei zij en zij legde tee- der haar armen om zijn hals. Zij kuste hem liefdevol en vleide haar hootd te gen zijn schouder. „Wij zijn nog altijd een jong min* nend paar, Alios, Raveling" tel hij; haar aan zijn hart drukkend. „Ja" antwoordde zij, „en dat zullen we altijd blijven." „Mijn lieve, kleine prinses!" zal hij, toen hij haar verliet. Plotseling riep zij hem terug. „Leo? Ik vergat je te vragen of er ook brieven voor mij zijn." „Ja, een heels stapel" antwoordde hij, „zij liggen op de tafel in ds biblio theek, ik zal ze je sturen „Dag, lieveling!" „Dag, Leo" zei zij en nogmaals kus te hij het gelaat, dat hij niet zoo zon nig en gelukkig zou weerzien. Drie minuten later klopte 'n knecht aan de deur. Een stopeijs brieven lag op een zilveren blad. -Leg je daar maar neer", zei Alice. zij zag er tegen op. om de heerlijke, droomerlge stemming, waarin zij ver keerde te breken. Maar de brieven moesten wosden gsiaan en beant woord. Het suste zegel, dat zö verbaak was van de gravin van Gteodoan, die schreef dat zij haar dien dag wdldo ba- zoeken. cgn baar te raadplegen over een groot wetdartlghetrWteset, dat rij wilde geven, KtetortU oerooiedj.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5