NfEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 24 OCTOÖÊR 1925
TWEEDE BLAD.
- Uit de Schriften.
BLIJMOEDIGHEID.
.Verblijdt u iin de hoopl
Rom. XII12a.
„Verblijdt u in de hoop!'' Ziedaar
een ernstige lesl die ons door tden apos
tel wordt opgegeven.
Als we haar overdenken, dan treft
ons tweeërlei: zij kan alleen door vrij
gemaakte harten geleerd worden; en
ook door vrijgemaakte harten moet
zi] nog worden geleerd.
Alleen door „vrijgemaakte harten".
Niet „volmaakte menschen", maar
menschen die hunne zonden hebben
beleden en met God verzoend zijln;
die zijn „in hope zalig"; die mogen
zich verblijden in die hoop.
De anderen, die nog vluchten voor
God, die hebben ook wel hoop, maar
het is stervende hoop, geen levendel.
Het is hoop op hersenschimmen.
.Uitgestelde hoop,"die het hart krenkt.
Hoop die bezwijkt in de beproeving;
hoop als een kaartenjhuis, als een riet
staf, als een drijfzand.
Er is veel „stervende hoop", veel
uitgestelde hoop; veel bedrogen hoop,
ook onder kerksche menschen.
Sommigen kunnen dat een leven lang
verbergen, tot op hun sterfbed en dan
nóg.
Maar bij sommigen barst zij los.
Dan komt het voor dat iemand aan
een dokter een millioen biedt voor
een half jaar levens; en wat voor
leven
Ik heb een ernstig geleerde gekend:
hij kwam ook ter kerke, maar hij had
Seen „levende hoop". Toen hij den
ood voelde naderen, zeide hij tot mij:
tivo ik het gevoel dat ik een
heel donkeren tunnel irtnToet; stik-don-
ker. Hu, hoe griezelig!"
Maar toen onze gelcovige oude dich
ter Dsets het einde naderbij zag ko.-
men, heeft hij gedicht:
Ik zal, al is het eind .niet ver,
Niet vreezen;
Daar is voor mij een lieve ster
Verrezen; ij
Een ster, die in de duisternis
niet kwijnen,
Maar helderst, waar het duisterst is
zal schijnen,
Totdat haar licht versmelten mag
In den nooit ondergaand^n Dag!
Ziedaar het verschil. H openden of
hopeloozen. Levende of stervende
hoop. Waarin staat gij?
En toch en ziehier onze twee
de opmerking toch moet het ook
aan de vrijgemaakte harten nóg ge
zegd en geleerd worden: „Verblijdt
u in' de hoop!"
Daar is zooveel jammer om u heen;
deze wereld is door de zonde zulk
een plaats van verschrikking gewor
den voor velen. Daar is zooveel over
gebleven zwakheid, verzoeking, we-
reldschgezindheid, zonde.
Daar is nog zooveel macht van 'den
duivel, die weet dat hij maar kor
ten tijd heeftT
Dat kan alles de hoop doen ver-
bleeken; laat het niet toe! Zet uw
hart wijd open voor het vriendelijk
licht der hope; en wees blijde! Laat
de beloften Gods U diep in uw ziel
zinken en weest blijde!
Daarom: laat de hoop bij' u niet
verbleeken; want Hij die u 'roept is
getrouw. Stelt u helder voor dat Hijf
de'„God der hope" heet die uwe har
ten met blijdschap vervullen wil.
Verblijdt u over wat Hij heeft ge
daan in het verleden, over uw red
ding van het verderf. Laten al „uw
beenderen" zeggen: „Heere, wie is U.
gelijk, die den ellendige redt van
Dien die sterker ïs dan hij1, en den
nooddruftige van, zijn beroover?"
Verblijdt u met dankzegging. Ver
blijdt u over de verzadiging vail de
vreugde, di'e naar Gods bedoeling* uw
deel gaat worden; het volle voedsel
voor uw geest; het heerlijk voorwerp
van uwe aanbidding; Icfe heiligste
liefde van uw hart.
Verblijdt u dat het heimwee uws
harten bevredigd zal worden.
Gij kunt het hier soms zoo benauwd
hebben, zoo bedroefd en beangst zij'n;
arm aan vertroosting, beroofd van
hoon. Dat 2wordt daar nu eeuwig en
volkomen anders.
Verzadiging van vreugde is daar,
vóór Zijn a angezicht en liefelijkheid in
Zijh rechterhand.
Geen oog heóft het gezien, maar
Hij ziet het; nu reeds; geen oor heeft
het gehoord, maar Hij verneemt het;
nu reeds. Geen hart heeft het bedacht;
maar God heeft het bereid, verblijdt
U!
Wat wij eenmaal wezen zullen
Blijft verborgen, tct den stond
Die de wondren zal onthullen
Van het eeuwig vree verbond1.
Maar wjj weten: als Gods Zoon
Is verschenen op Zijn troon
1 Zullen we als de fijnen prijken,
[Hem aanschouwen, Herru gelijken.
En omdat deze dingen zoo zijjn,
verblijdt u!
ONDER JEZUS' LEIDING.
Doe met mij God! naar Uw believen,
't Is goed zooals Gij 't leidt en voegt.
'tMoet alles zijn tot mijn gerieven
En 'k blijf bij alles vergenoegd.
Gij zijt mijn Vader, die mij mint,
En zorgt voor 'tU vertrouwend kind.
'k Heb oorzaak, mijn geluk te prijzen.
Daar 's Vaders liefde mij verheugt,
Daar Jezus mij als gunstbewijzen
Zijn vrede schenkt en ware vreugd,
Eiï 'sGeestes helder zielelicht
Mijn daden en gedachten richt.
Door Jezus' min, die mij wil leiden,
Ben ik als- 'tlam: het lijdt geen nood.
Zelfs als»'tin 'n woestijn moet weiden.
Het ligt gerust in 's herders schoot.
Hoe 't onheil dreig' en satan woed'
Mijn Heiland is 't, Die mij behoedt.
Ik mag in Jezus' bloed en wonden
Als zielebalsem veilig gaan,
Daarin heb 'k heeling steeds gevonden
Die kan geen zondemacht weerstaan.
En 'kwensch geen goud en edelsteen
Maar Jezus als mijn deel alleen!
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Drietal: Te Schipluiden, W1. R.
Boerendans, te Harmeien, E. Jongens
te Nijehaske, J. J. de Vries te Buren.
Beroepe n: te Workum, J. T. Both
te Almkerk. Te Roswinkel, D. Sie-
melink, te Nieuw-Weerdinge. Te
Rjjsoord, R. C. W, J. Hoek, te Vuren
en Dalem. Te Steanwjjk, J. P. van
Leusden, te Oudwoude.
Bedankt: Voor Gouderak, J. C.
Klomp, te .Westerbroek.
GEREF. KERKEN.
Zestallen: Te 's-GravemhagerOost
Dr. C. Bouma, te Zwolle; N. Buffinga
te Rotterdam; S. G. de Graaf te Am
sterdam; Dr. J. Hoek te Soest; G. B.
Kujjper te Haarlem; en Dr. J. 0. de
Moor te Utrecht.
Te Scheveningen, Dr. C. Bouma, te
Zwolle; G. 0. Donner, te Emmen; D.
Ivan Djjk, te Groningen; Dr. 0. N.
Impeta te Kampen- J. v. d. Meulen,
te 's-Bosoh; en C. Meijster, te Rot
terdam.
Beroepen: Te 's-Gravenhagie-West
R. E. van ArkeL te Utrecht. Te
Soest (2e pred.), B. Alkema, te Maars
een.
Aangenomen: Naar Stegen, A'-
v. d. Vegt te Oldenhove.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: te Moercapelte, Q. H.
Kersten, te Ieraeke.
EVANG. LUTH. KERK
Bedankt: Voor JJchiedam, J. C.
Scbröder te Amsterdam.
De zaak-Geelkerken.
Ds. T. Gerber, predikant der Geref.
Kerk van Assen, schrijft aan de Stan
daard, dat de Kerkeraad der Gered.
Kerk' van Assen, Dinsdég besloot op
het verzoek van de Partic. Synode van
Noord-Holland, om zoodra mogelijk een
'Generale Synode saam te roepen, te
antwoorden, dat daaraan eerst kan wor
den voldaan, zoodra de Generale Sy-
nodens naar het oordeel van ten min
ste 2, Part. Synoden moet worden bij
eengeroepen.
Naar de „Standaard" verder ver
neemt, heeft thans de Geref. Kerk van
Breda de Kerken in dei .classis Klun-
dert samengeroepen tegen 2S October
te Breda, en stelt zij voor, dat do Kerk
van Klundert, samenroepende Kerk
voor de e.v. Part. Synode van Noord-
Brabant en Limburg, deze gynodo 2al
doen vergaderen op 12 November te
Breda, om een bijzondere Generale Sy
node te doen bijeenkomen.
In de kerkeraadsvergadering der Ge
ref. Kerk van Amsterdam-Zuid van gis
teravond, die tot 's nachts twee uur
duurde, werd besloten een bekendma
king te richten tot alle leden der ge
meente, waarin vervat een uiteenzet
ting van de feiten en omstandigheden
van het geding-Geelkerken.
Ingekomen was een schrijven van
de hoogleeraren der Vrije Universiteit,
waarin werd medegedeeld, dat op een
bespreking met den kerkeraad van Am
sterdam-Zuid geen prijs werd gesteld.
Daarentegen was een bericht inge
komen van de professoren der Theolo
gische School te Kampen, waarin werd
medegedeeld, dat men gaarne op een
nader te bepalen tijd en plaats een com
missie uit den kerkeraad van Amster
dam-Zuid zal ontvangen, ten einde een
bespreking met haar te hebben.
Kerk en Sooijle leven.
Aan de handelingen van de Syruxte
der Chr. Geref. Kerk het vorig jaar te
Groningen gehouden, ontleent Ds. Schil
der in „De Bazuin" de volgende con
clusies omtrent de verhouding van de
Kerk tegenover de sociale kwestie:
a. De Kerk van Christus in haar ge
heel, en elk harer leden in het bijzonder
is geroepen, het Sociale ideaal des Bij
bels in belijdenis en wandel hoog te
houden, en alzoo, op hope tegen hope,
te blijven ijveren naar een maatschappij
waarin niet de begeeürte naar 's naas
ten bezit, maar naar 's naasten heil
de Sociale maatstaf zij.
b. Evenwel moet de Kerk, .wetende,
dat dit ideaal in deze_ bedeeling slechts
ui beginsel kan worden verwerkelijkt,
on lettende op de historische ontwikke
ling yan bet Sociale yraagstuk, haar
oog vestigen op de werkelijkheid, dat
is in dit geval: een maatschappij, die ge
heel beheerscht wordt door het al of
niet georganiseerd zijn.
Zij moge dit feit betreuren, looche
nen kan zij het niet. Dit doende:
1. Erkenn© de Kerk, dat de Christe
lijke Vakbeweging recht van bestaan
heeft:
vooreerst als orgaan, om het Bociale
beginsel der Heilige Schrift zooveel mo
gelijk te handhaven en te propageeren;
vervolgens als verzamelplaats onzer
Christelijke werklieden, ojklat zn niet
bij duizenden (volgens de statistiek ein
de 1924 telt het Chr. Ned. Vakverbond
51.129 leden) in de moderne Vakbonden
verdwijnen, maar behoed mogen wor
den tegen deze zoo gevaarlijke verzoe
king voor hun Christelijk geloof;
en ten laatste als bolwerk tegen de
meer dreigende revolutie; zoo
als wij vooral in 1918 gezien
2. Vermane de Kerk de Christelijke
Vakbeweging getrouwelijk, toch to le
ven naar het beginsel, in hare statuten
uitgedrukt, dat zg het Koningschap van
Christus zoekt op het terrein van den
arbeid, waaruit immers moet voortvloei
en:
dat men tezamen den arbeid beziet
in het licht van Christus, die denzelveu
van den vloek der zonde heeft bevrijd,
en met den zegen Gods heeft bekroond;
dat men elkander tot getrouwe ar
beiders Zoekt te vormen; eri. wat de
speciale vakken aangaat elkander
in Wipt vak zoekt te bekwamen en te
ontwikkelen, opdat de plicht zoo goed
mogelijk volbracht worde;
dat men rijn grieven op zóódanige
wijze bespreekt en kenbaar maakt, als
de Heere Jezus dat van Zijn volgelingen
wil, waardoor middelen van macht en
geweld, met name staking en wat daar
mee in verband staat, uitgesloten zijn.
3. jWekke de Kerk hare leden op,
iu&t om voor dit zuivere standpunt der
Christelijke Vakbeweging te getuigen,
in de Christelijke organisaties hun
plaats te kiezen.
4. Oefen» de Kerk tucht over hare
leden, wanneer zjj, zoowel naar de zjjde
van het kapitalisme als naar die van
den Klassenstrijd, de Sociale ordinan
tiën Gods te schenden.
Dwaze Schriituitlegglng.
Ds. J. C. Philpot, onder ons wel be
kend. roert in de eerste preek, voorko
mend in: „De Evangelie-Predikstoel"
(pas uitgegeven bjj J. H. Kok te Kam
pen.) een zaak aan, die, zegt de „Waar
heidsvriend", ook in deze dagen on
der 011S nog wel eens naar voren mag
worden gebracht. Want we leven ia
een tjjd, dat Godsdienst-onderwijzers
en dominees soms rare dingen in hun
preeken naar voren brengen en dwaze
uitleggingen van Schriftuurplaatsen ge
ven. En we moeten zooveel eerbied hou
den voor Gods Woord, dat we dergelij
ke grillige en dwaze uitleggingen van
de Schrift zoo maar niet zonder pro
test kunnen laten passeeren. Godsdienst
onderwijzers en dominees mogen met
hun allerzonderlingste prediking Gods
.Woord niet in verachting brengen.
Philpot zegt dan in zjjn preek over
Hand. iq: 3537 iet3 over de steen-
klippen Boaes en Sane (1 Sam. 14:4/
Waarvan hg oordeelt, dat ze wel ge
noemd mogen worden voor den Chris
ten twee rotssteenen: vermetelheid éu
wanhoop. Maar, laat hij er dan aan
stonds op volgen, wat wij hier zoo
gaarne overnemen:
„Ik wil u echter doen opmerken, dat
ik deze beschouwing niet als een uit
legging dier Schriftuurplaats gëe£. Ik
behoor niet tot de godgeleerden met
aiiendsblikken, zooals Joh. Newton hen
noemt, die dielpe verborgenheden in et
ken tekst der Schrift zien, als b.v.
da twee verbonden: Wet en Evangelie
in tla twee penningen aan den waard
door den barmhartigen Samaritaan ge
geven: of het begraven van de wet
onder (het Kruis in de begrafenis van
Debora onder den eik. (Gen. 35:8).
Ik Ben niet tegen de geestelijke en bé-
vindeljjke, maar tegen de geheimzin
nige en grillige uitlegging der, Schrift,
hetwelk twee van elkander ver ver-
sohillende zaken zijn, die echter dS-
warf, vreemd genoeg, met elkander
verward worden. Wat sommigen als
groot» Diepten van geestelijke uitleg
ging beschouwen, zie ik als groote on
diepten aan en verklaringen der H.
Schrift welke sommigen wonderbare
verheffingen van een geestelijk gemoed
tot de hoogten der hemelscbe verbor
genheden meenen te zjjn, zie ik dik
werf voor weinig anders aan, dan voor
de belemmerde vlucht eener stoutmoe
dige verbeelding en oen jjdele poging
10m groot te zijn ten koste van oe be
vindelijke uitlegging van het woord der
■waarheid aan de belachelijkheid bloot
te stellen.
Ik hoop eten bevindelijke prediker
van Gods Woord te zjjn, maar ik moet
zeggen, als zoodanig, dat weinig din
gen meer verachting op de geestelijke
uitlegging van het Woord Gods gewor
pen nebben dan de dwaze uitleggingen
van diepzinnige plaatsen, zooals wjj die
dikwijls hooren".
Wh hopen, dat dit woord van Philpot
ter harte mag .worden 'genomen tot
bevordering van de geestelijke uitleg
ging van het Woord Gods en tot be
teugeling van een stoutmoedige verbeel
ding en jjdele -poging om root te zgn,
ten koste van de bevindelijke uitlegging
van het woold der Waarheid aanbe-
lachelijkheid bloot te stellen.
Eigenwillige godsdienst
In de Amerikaansche Episcopaakche
kerk bestaat een synodale commissie,
die tot taak heeft aan de eerstkomende
drie-jaarlgksehe Algjemeene Synode
voor de liturgie der Kerk een voorstel
in te dienen van een verkorte wet der
tien geboden. Deze commissie heed't
thans haar voorstel gepubliceerd. Zjj
stelt de talgtendte verkorting voor:
In helt eerste gebod zjjn de woorden
„voor Mijn aangericht" vervangen dioor
„behalve Mij".
Het tweede gebod geeft nieit dan het
eerste deel en eindigt met „noch hen
dienen".
Vierde gebod: „Gedenk, dat gij den
bbathdag heilig houdt".
Vjifde gebod: „Eer «iw vader an uw
■—ceder".
Tiende gebod: „Gjj zult niet bagee
ren".
.Wat geest en strekking dezer verkor
tingen hetneft, dient; dat in het tweede
gebod is weggelaten de vermelding, dat
God een jaloersoh (of, zooals de Hol-
landsche vertaling zegt: een Nijverig"
-Gold is. Dit leek den vèrkortere een ver
ouderd Godsbegrip.
Ook het bezoeken der misdaden tot
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, U October WK3.
Een van de eerste gevolgen van de
zonde is geweest, dat de broederband
verbroken werd.
Kaïn, geketend in de boeien van Sa
tan en gedreven door een noodlottig
egoïsme slaat zijn broeder dood.
En als God hem tegenkomt en hem
ter verantwoording roept, dan klinkt
het antwoord: ben ik mijns broeders
hdfeder?
Dat woord van Kaïn is herhaaid in
duizenderlei toonaard.
En het is mede oorzaak geworden
van de gruwelijke ellende, die <je his
torie ook van ons land, met name op
maatschappelijk gebied beeft te zien
gegeven.
Niet de stem van God wordt gevolgd
maar de neiging van het door de son
de verkilde hart.
En nu is de prediking van het Evan
gelie van Jezus Christus ook op dit
gebied niet zonder vruoht gebleven
Wie leerde God zijn Vader te noemen
en Hem als Vader ts eeren, gevoelt
ook weer het trekken van den broe
derband.
Maar het Kainsgeslacht is volstrekt
nog niet uitgestorven en van een
leder, zonder uitzondering geldt, (jat
de zonde voor de deur ligt.
Waar is uw broeder f
Laat ons antwoord niet zijn als bij
Kaïn: Ik weet het niet; ben ik mijns
broederg hoeder?
OBSERVATOR.
in het 3de en 4de lid moest vervallen
alhoewel het dan volgende: „de barm
hartigheid aan duizenden" behouden had
kunnem blijven, indien dit goedschiks
'gekund had.
In het vierde gebod moest weg: het
scheppen der aarde in „zes dagen",
als met overeenkomstig de tegenwoor
dige begrippen.
De belofte van het vjjfde gebod ver
viel, (ails „tegenwoordig en voor ons
geen zin meer hebbend
Het tiende gebod mocht gaarne de
breeds omschrijving missen.
We hebban hier moer een uiting van
edgenwilligen godsdienst, die met het
wezen van den dienst van God in vol
strekte tegenspraak is en daarom ab
soluut zonder waarde is.
Een nieuw tijdperk
Enkele maanden geleden heeit de
zending der Geref. Kerken op Java een
nieuw tijdperk geopend. In Augustus
ia n.1. door de Inlandsche Gemeente
te Djocja een Javaansche leeraar be
roepen. N.l. de helper Soepater, die
door den Kerkeraad van Djocja en da
gansche Gemeente de aangewezen per
soon weari geacht
Waarschijnlijk hejeft hjj, die na rijü
opleiding aan de school van Ds. Bak-
ker reeds to jaren in de Gomednte te
Djocja als helper heelt gediend, het
beroep reeds aangenomen. Hij zal rich
nu nog eenigen tgd moeten voorbareh
den voor zijn examen, dat in April zal
afgenomen worden door do vergadering
van missionaire predikanten op Java
en den Kerkeraad van Djocja.
Na zijn hervestiging is hij dan de eex
ste Javaansche predikant, ander den
naam van Pandita Djawa, op ons Zen-
dingsterrein.
Hiermede is een nieuw tijdperk voor
onze Zending geopend, want zoo Spoe
dig mogelijk zullen later andere In
landsche leeraren optreden. Op ge
heel Java is hij de tweede Inlandsche
predikant daar ook bij de Hervormd»
Zending te Modjowarno een Inlandsche
leeraar bet -Woord en de Sacramenten
bedient
Het Zendingsbureau te Ooegstgeedt
zoekt ons de aandacht van beJangstel-
lemden er op te vestigen dat in ver
band miet dé van 1a November te
houden Landelijke Zehdingpweek; „op
Woensdag 28 October a-s. voor den hCr.
Radio-omroep te Hilversum zal gespro
ken worden door den Zendingsdirector
Dr. K. J. Brouwer.
FEUILLETON.
Het geheim van Colde Feil,
75)
Allen stelden er hoogen prijs
op haar te ontmoeten en haar
aantrekkingskracht gold zoowel de
deftige oud-adellijke dames, als de
hooge staatslieden en hofdignitarissen
Het was prettig om hier stil te liggen
en aan al de ervaringen van den vo-
rigen avond terug te denken.
Adèle, die haar meesteres kende, die
precies wist wat zij graag had en wat
niet, had een kiein tafeltje naast haar
neergezet. Daarop stond het beeldige,
kleine serviesje van Sèvres-porcelein,
dat eens het kjeinood was geweest van
de ongelukkige Marie Antoinette. Een
schaal met luchtige cake en een an
dere met druiven en perziken stond
er naast. Adèle schonk de geurige thee
in. De wind droeg een zoete geur van
seringen naar binnen en speelde zacht
met Alice's krullende lokken.
„Wat is het een heerlijke morgen"
zei zij en Adèle glimlachte bij zich
zelf, toen zij er aan dacht, dat het al
haast middag was!
„Hoe gaat het er mee, lieveling?"
vroeg de graaf, toen hij de kamer bin
nen trad. -Het sPiit mij dat ie
bent. Alice. Ik dacht niet, dat een zoo
aangename bezigheid als gisteravond
Je zoo zou vermoeien."
„Zoo erg is het ook niét" lachte A-
lice. „Maar ik wou toch liever wat uit
rusten."
„Ik was gisteravond trotsch op je,
Alice" zei de graaf. „Je was in mijn
oogen de schoonste van allen en
ik meen dat ik daarin niet alleen
stond."
„Je zult mij nog onuitstaanbaar
ijdel maken" schertste Alice.
„Alsof je dat niet allang was."
IJdel bedoel ik. Zeg maar eerlijk,
dat je het prettig vond gisteravond om
al de hulde in ontvangst te nemen.
Het was haast of jij de koningin van
het feest was. Ik was werkelijk trots
op mijn vrouwtje.
Alice glimlachte. Haar vrouwelijk
gemoed was gestreeld. Zij betrapte er
zich op, dat eigenlijk zij zelf ook vond.
waarom hij niet trotsch op haar zou
zijn. Ze was jong en mooi, bemind en
bewonderd wat kon men meer ver
langen?
Zij voelde zich volmaakt gelukkig.
Geen wolkje verduisterde haar geluks
zon, die hoog stond aan haar geluks-
hemel.
Leo en Alice praatten vroolijk en
moe qpgewekt. Hij plaagde haar met haar
moeheid en zij gal hem schertsende,-
gevatte antwoorden. Er was geen scha
duw tusschen hen. Adèle was heenge
gaan en Lord Arden bleef nog gerui-
men tijd bij zijn vrouw zitten. Alice
keek droomerig het raam uit.
„Weet je Leo, waaraan ik voortdu
rend moet denken?" vroeg zij.
„Neen lieveling. Niets is moéilijker
te raden, dan de gedachten van een
vrouw."
„Ik moet telkens denken aan de se-
ringen-boomen in den tuin van Arden.
Herinner je wel die groote, hoogc
greep seringen bij de witte poort, die
naar de rivier voert? Het zijn paarse
en witte. Toen wij weggingen stonden
ze juist in knop, nu zijn ze natuurlijk
allemaal in vollen bloei. Kun je Je voor
stellen hoe bet zonlicht ze dezen mor
gen beschijnt en de dauwdruppels van
den nacht er als parels op zullen
schitteren?"
„Ja, dat kan ik mij heel goed voor
stellen" zei de graaf met een droome-
rigen blik. „Wet moet je veel van Ar
den houden, Alice."
„Dat doe ik ook, Leo" antwoordde
zij. „Het is voor mij een paradijs."
„Zonder de slang?"
„Ja" antwoordde ze snei, „zonderde
slang. In ons heerlijke Arden is geen
slang, maar er heerscht wel een edele
vorstelijke Adam."
Haar oogen lachten.
„En aan zijn zijde staat een schoone
Eva. G«en slang zal ons huis verwoes
ten, Alice."
„Neen nooit" zei zij hem liefdevol
aanziende.
Toen keek hij op zijn horloge.
„Ik moet je verlaten, Alice, hoezeer
het me ook spijt Het is heel aange
naam bij je vrouw te zitten en com
plimentjes met haar te wisselen. Maar
ik heb een afspraak om éèn uur. Om
twee uur ben ik weer thuis voor de
lunch. Ik breng Lord Morne mee. Ik
hoop, dat je dan weer beter zult zijn
en beneden kunt komen. Hij zal je
graag zien aan tafel."
„Dan zal ik beneden komen. Ik zou
Lord Morne dat genoegen niet graag
benemen. Bovendien ben ik alleen
maar wat moe. Je kunt dus op mij
rekenen."
Lord Arden lachte, toen hij zat:
Ik ben haast jaloersoh op al die prin
sen en hertogen, die je zoo moe heb
ben gemaakt, Alice, ik zed geen spijt
hebben, als het seizoen voorbij is en
ik je geheel voor mij alleen heb."
„Ik ook niet!" zei zij en zij legde tee-
der haar armen om zijn hals. Zij kuste
hem liefdevol en vleide haar hootd te
gen zijn schouder.
„Wij zijn nog altijd een jong min*
nend paar, Alios, Raveling" tel hij;
haar aan zijn hart drukkend.
„Ja" antwoordde zij, „en dat zullen
we altijd blijven."
„Mijn lieve, kleine prinses!" zal hij,
toen hij haar verliet.
Plotseling riep zij hem terug.
„Leo? Ik vergat je te vragen of er
ook brieven voor mij zijn."
„Ja, een heels stapel" antwoordde
hij, „zij liggen op de tafel in ds biblio
theek, ik zal ze je sturen
„Dag, lieveling!"
„Dag, Leo" zei zij en nogmaals kus
te hij het gelaat, dat hij niet zoo zon
nig en gelukkig zou weerzien.
Drie minuten later klopte 'n knecht
aan de deur. Een stopeijs brieven lag
op een zilveren blad.
-Leg je daar maar neer", zei Alice.
zij zag er tegen op. om de heerlijke,
droomerlge stemming, waarin zij ver
keerde te breken. Maar de brieven
moesten wosden gsiaan en beant
woord.
Het suste zegel, dat zö verbaak was
van de gravin van Gteodoan, die
schreef dat zij haar dien dag wdldo ba-
zoeken. cgn baar te raadplegen over
een groot wetdartlghetrWteset, dat rij
wilde geven,
KtetortU oerooiedj.