WIEUWËTCEfDSCRE COURA1VT VAN ZATERDAG 19 SEPTEMBER 19ÊS TWEEDE BLAD. fa Uit de Schriften. J ZIELEHONGER. En .opstaande ging hij naar zijn vader. Luc. 15:20. ue geschiedenis van den verloren zoon is een ieder bekend. Het typej van den verloren zoon vinden1 we allen in ons eigen ik terug. Zullen we aan merkingen maken, zullen wij' het mo tiet, waarom hij naar huis terugkeer de, onderwerpen aan onze meedoogen- looze critiek 7 Zullen we, in dengeesti van den oudsten broer, zeggen dat het uit zelfzucht was? Hij stierf bijna van honger en el lende, daar was overvloed in zijns vaders huis. Hij was in lompen ge kleed de koude winden die des nachts over de velden wadiden deden hemi huiveren daar was overvloed van warme kleeding en een heerlijk bed in het ouderhuis. Zijn werk was vuil en vernederend daar was meer en eervoller arbeid te verrichten dan deze. Waarlijk, daar wachtte iets be ters voor des vaders zoon. We zullen nu niet stilstaan, om te vragen ot het noodig is de ganscho lijst van herinneringen na te gaan, die daar, door ontbering en zorg ge wekt, ronddwaalden door het brein van den ongelukkigen knaap. Het belangrijkste feit is zijn ge schiedenis, het feit, dat voor ons van eeuwige beteekenis werd, is zijn be sluit om op te staan en tot zijn vader te gaan, is zijn voornemen naar huis te gaan. Eerst zei hij: „Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan", en dan staat er: En opstaande ging hij naar zijn vader. Hij ging tot zijn Vader. Daar zal werkelijk wel iets diepers in hem ge leefd en gesproken hebben, dan de natuurlijke wensch aan den pijnlijken en ondragelijken toestand, waarin zijn verkeerdheden hem gebracht hadden te ontkomerï. Te midden van angst en zorg, door stoffelijke nooden te voorschijn geroepen, haakte zijn hart naar de liefde, die hij tot nog toe had verzaakt en verworpen. De jonge man stond op en kwam thuis, omdat hij geloofde in de reali teit en bestendigheid van vaderliefde. De ellende had geklopt aan de deur der herinnering, en deze, ontwaakt, deed in de geest-van den verdoolde het licht van vroegere dagen opgaan en de blijde gedachten aan vervlogen kinderjaren, aan trouwe ouderzorgen teere liefde, begonnen te roepen. Als een magneet, trok het visioen*hem. huiswaarts. Er wordt wel eens gezegd, dat zulkel bekeeringen, als hier in de schoone vergelijking door Jezus gegeven, nu niet meer voorkomen. Deze bewering is onwaar. Ieder uur komen- er zielen thuis bij God van alle deelen der aarde. Maar dit moeten wij helaas, toe geven: Waar tien weerkeeren, moes ten er honderd komen, waar zich honderd voor Hem in schuldbewust zijn buigen, behoorden er duizend te zijn. Vanwaar dit verschijnsel? Velen leven in het vreemde land, naakt en ellendig en hongerig naar God en ze weten het niet. 2e hebben nooit van den Vader gehoord. Nie mand heeft hun de groote levendma kende, >en levenwekkende waarheid ge openbaard, dat God liéfde is. Ze gelooven" het niet. Ze hebben geen herinnering van een thuis, geen. Vader, wiens gezag ze hebben weer staan, wiens liefde ze hebben ver beurd ze weten niets van Hem, wiens genade ze verachten. Het is niet altijd waar, dat ze allesi van de wereld kunnen verwachten en dat ze het volle leven aandurven in eigen kracht; daar gaan er velen on der in hun strijd om het bestaan. Maar afgezien nog hiervan, ze heb ben niets om op te hopen, en waar gemeenschap met God de hoogste zaligheid beduidt missen deze armö zielen, in de duisternis en in het „dal1 van ae schaduwen des doods" allen troost. FEUILLETON. Het geheim van Colde Feil. 46; „Het was niet „schuldig" bevon den, noch „vrijgesproken" maar een voudig'onbewezen". „Dat kan soms een zeer genadig von nis zijn" antwoordde monsieur, „maar ik herinner mij niets van het geva1, Eugène." „Je hebt het zeker vergeten. Men noemde het toen „Het geheim van Colde Feil." Plotseling klonk het geluid van glas scherven en Alice Kent viel bewus teloos achterover in haar 9toel. Het kwam van de hitte, van het fruit, van de sterke geur der bloemen, zeiden zij allen. Wie zou er ook ver moeden, dat de ongelukkige heldin van „Het geheim van Colde Feil" voor hen zat." HOOFDSTUK XXV. Leopold graaf van Arden. „Vindt u het werkelijk prettig of niet, mama?' vroeg Claire. „U bent altijd zoo lief, dat ik nooit weet, of u iets werkelijk prettig vindt of niet." Madame lachte. „Is dat nu een com plimentje of niet. Claire? Je bedoelt En nooit zullen ze daaruit komen) mdien ze niet ontwaken in het besef! eigen werkelijk zedelijk en gees telijk bestaan. Ze moeten zien dat ,GodJ is en dat Hij' de menschen lief heeft; ze moeten hun armoede loeren besef ten, hun geestelijke armoede in hun leven zonder Hem. Hun oogen moeten geopend wor den,' zoodat ze zien dat hun onver schilligheid, hun apathie en onwetend heid omtrent alle dingen, die van Bo ven rijn, zonde is. onnatuurlijk, en 'daarom zonde. In één woord, ze moe ten hun eigen nood Ieeren zien, zoo- als de verloren zoon zijn armoede,, rijin ellende; en hoe zullen ze oogl krijgen voor hun geestelijke werela, een wereld buiten het tastbare en zicht-; bare, als 2e niet gelooven. Hoe zullen) zulke zielen naar huis verlangen? Zal ïefriand God zoeken, als hij Hem met noodzakelijk denkt? Ze 2ullen .tot Christus niet gaan om, leven, als ze, niet zien hoezeer ze het leven ont beren? Daarom is het de groote taak, om den menschen hun behoefte aan God te doen gevoelen. Dit groote werk rust op de predi kers, het rust ook op ons. De men schen moeten het weten, dat God liefde is. Zeg hun dat God hen lief heeft, dat Hij ze wacht met Zijb ge nade. ja, maar wat begint ge als de ziel, tot wie gij u richt, de dingen, die» ge in Jezus naam aanbiedt, niet ver langt, als ze al haar heil verwacht van aardsche helpers? [Wat* als zei niet de minste innerlijke onrust too- nen, zeer voldaan rijn over zichzelü en geen Christus van noode hebben? Het is duidelijk dat eerst behoefte gewekt moet worden in de zielen, voor ze er over kunnen gaan denken tot God terug te keeren. Zoo, toch ging het ook met den zoon in de gelijkenis. Van een plan naar huis te keeren, wordt niet gesproken, voor hij in nood is, steun, voedsel, kleeren en alles behoeft. Ot neen, eigenlijk cok dan nog niet. Eerst probeert hij in dienst te ko men. Maar dan bereikt hij ook het laagste punt op zijn dalend pad, en, in ae diepste diepte der ellende, toen de dood zelf hem in het aangezicht *ag, toen kwamen de gedachten aan een thuis en aan vader, en hij ont waakte ten leven, hij kreeg kracht te willen en te handelen. Toen kwamen de woorden hem over de lippen: „Ik zal opstaan en tot mijn vaaer gaan". LEVENSLUST. Levenslust is 'tware leven, Is het liefelijkste goed, Dat de lachende aard kan geven Van haar weelde en overvloed, 'tls geen trek der dwaze zinnen 'tjonge leven te beminnen: Levenslust is levenskracht; Levenslust is vroolijk strijden, Hopend en geduldig lijden Is een kinderlijk verblijden, Dat den Hemel tegenlacht. Maar om 't leven wel te smaken Dient daar nog een hooger gloed In de vrome borst te blaken Vaste, kalme stervensmoed! Wie geen moed heeft om te sterven, Zal den moed tot leven derven: Steeds gaapt de afgrond aan zijn voet. Om langs rozen mij te leiden Om mijn leger zacht te spreiden. Als dit minnend hart moet scheiden, Geef o God! geef mij die beiden: Levenslust en stervensmoed. DE GENESTET. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Rijsoord (toez.), J. Kuylmans te Maasdam. Aangenomen: Naar Helvoirt, P. J. Hage, O. I. pred. met verlof, te St. Maartensdijk. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Gouda, H. Knoop te Kooten en C. N. Impeta te Kampen. Beroepen: Te Semarang (N. O. I.) toch niet dat ik onoprecht ben?" „O neen mama, hoe zou ik dat kun nen bedoelen? Neen, zeker niet. Ik, bedoel, dat u zoo vriendelijk bent, zoo lief. U verbergt uw gevoelens van ver veling of ergernis zoo goed, dat ik nooit goed weet, wat u werkelijk voelt. Dat kan toch maar alleen een compliment beteekenen, mama?" „Dan zal ik je vertellen, dat ik bet dezen keer heusch heel prettig vind" zei madame. „De graaf is een verre bloedverwant ^eigenlijk was zijn va der verwant aan mijn moeder. Toch ben ik blij, dat hij nog aan mij denkt en het zal mij verheugen hem te zien." Want er was dien morgen een brief gekomen, die een lichte opschudding Teweeg had gebracht in het gezin. De graaf van Arden had aan madame de Saint Luce geschreven, dat hij door Parijs reisde en gaarne enkele dagen bij haar zou doorbrengen. Zoowel mon sieur als madame waren zeer ingeno men geweest met den brief. Lord Arden had hen in jaren niet geschreven, noch bezocht. Hij was nog een jongen, toen hij op Les Fontaines was geweest met zijn moeder, de sta tige gravin van Arden, 'die nu was ge storven. Hij had veel gereisd. Hij was naar Indië geweest om de schoone na tuur daar te genieten. Hij was in Afri j. H. Sillevis Smitt te.Laren (N. H.). Tc Reitsunï (zde maal), J. H. Krcesc te Leidschendam. Aangenomen: Naar Sleen, cand. A. H. Piersma te Leeuwarden. Bedankt: Voor Gaast en Ferwolde, St. Jacobi Parochie, Oldeboorn, Waard huizen en Wons, cand. A. H. Piersma fe Leeuwarden. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Den Haag, G. Salo mons te Amersfoort. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Ds. A. G. Oosterhuis te Oudemir idum, hoopt Zondag 18 October a.s. af scheid te nemen van de Ned. Herv. Gem. eldaar en Zondag 25 Oct. d.a.v. intree te •doen te" Ernst den nam., na' 's morgens (bevestigd te zijn door Ds. N. Warmolts te Wezep. Dr. H. W. ter Haar. Dr. H. W. ter Haar, pred. bij de (Ned. Herv. Gem. te Deventer, hoopt 21 iOct. a.s. het feit te herdenken, dat hij, «5 jaar geleden, bij deze Gemeente zijn intrede deed. Ds. R. E. v. Ark el. Naar gemeld wordt, heeft de Kerk'e- xaad der Geref. Kerk te Utrecht aan Ds. R. E. van ArkJel verlof gegeven om in het voorjaar 1926 zijn dienstwerk voor ongeveer drie maanden te onderbreken voor een reis naar Egypte en het Hei- lieg Land. Prol. Dr. L. Bouman. Naar de „Standaard" verneemt, zal van daag of een dezer dagen de „Stcrt" de benoeming bevatten van Prof. Dr. L. Bo,u- man, hoogleeraar aan de Vrijs Universi teit, tot opvolger van Prof. Winkler aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Het „Hbld" voegt hieraan toe, dat Prof. Bouman, indien hij benoemd wordt, deze benoeming zal aannemen. Vermoedelijk beteekent dit heengaan het einde van de medische faculteit, die dan, naar uit wat bij- de overdracht van het rectoraat werd medegedeeld, waar schijnlijk door een wis- en natuurkundige faculteit zal worden vervangen. Opwekking op Nias. In het „Nederlandsch. Zendingsblad" geeft de leider der Batak-zending, Dr. j'. Warneck, een zijner indrukken weer omtrent de opwekking op het eiland Nias. „Daar aan mij, zoo schrijft hij, ook de leidihg van het Zendingswerk Nias is opgedragen, ben ik verscheidene kee ren op dat eiland geweest en ik heb mij overtuigd van den zegen, die aan deze zendingskerk door de reeds enkele jaren doorwerkende opwekking is geschonken. Sedert het jaar 1917 heeft G.ods Geest op wonderlijke wijze de jonge Christe nen daar tot zondebesef en behoefte naar vei geving gebracht. Al hebben niet alle bloesems zich tot vruchten ontwikkeld, toch zijn de gemeenten heet wat verder gekomen. Godsdienstoefeningen en Bij bellezingen worden druk bezocht; er is h.onger naar Gods Woord, het geestelijk niveau der gemeenten is over het alge meen gestegen. De Niassers staan anders wel in ont wikkeling achter bij de Bataks; zij zijn een zacht en weinig energiek volkje. Maar wat Gods Geest daar onverwacht en -on voorbereid4 is geschapen, is in de Duit- sche Zendingsgeschiedenis eenig. Onder het wijze beleid van den vroe- geren leider Fries, heeft de geheele bé- weging een nuchter en gezond verloop gehad. Onwillekeurig gaan de gedachten der arbeiders ,op andere zendingsvelden daarheen uit met den wensch ook zulk een gave uit Gods hand te mogen ontvangen. Deze jaren van zegen en voorspoed hebben de Niassche gemeenten vooruit gebracht. Ik' ging er heen met tamelijk! critischa oogen en ik' heb alles zakelijk en kalm bezien en ik moet nu getuigen: wat op Nias gebeurd is, is uit God het is een wonder voor onze oogen. Maar het is ,00k een psychologisch wonder, want wat de jonge Christenen daar beleefd hebben, laat zich niet voe gen in het beeld, dat wij ons o|p grónd van ,onze ervaring tot nu toe van een langzaam vooruitgaande ontwikkeling van jonge heiden-christenen gevormd had den. Zoo is b.v. een zoo diepgaand zon debesef als wij daar op Nias zien, ia de zendingsgeschiedenis van den laatsten tijd een zeldzaamheid. God heeft ons daarmede willen zeg gen: „Vertrpuwt niet te veel op uw. psy- ka geweest en kende de Nijl bijna even goed als den Rijn. De oude en de nieu we wereld waren hem beide even ver trouwd en nu had hij besloten i^tar huis te gaan en te wonen op zijn eigen prachtig landgoed Arden Towers. Zijn reis naar Engeland ging' over Parijs en daar hij zich monsieur en madame de Saint Luce nog met groote toegenegenheid herinnerde, schreef hij om te vragen of zij hem konden ont vangen. Zij waren beiden zeer ver heugd over zijn bezoek en Claire hield niet op van alles te vragen over de grooten Engelschen graaf, die de heele wereld had afgereisd. Toen de graaf van Arden Towers op Les Fontaines was geweest, bestond er nog geen Claire; zij was pas een jaar of zes later geboren. Hij drukte in zijn brieven den vurigen wensch uit om de jonge er/genante te zien, van wie hij reeds zooveel had gehoord. Claire was verrukt toen zij de paar regels las en ging dadelijk heen om er met juffrouw Kent over te praten, die onbewust vorm gaf aan a! haar gedachten en ideeën. ..Een deftige Engelsche graaf" zei het meisje vol geestdrift. „Van al de Engelsche adellijke titels houd ik het meest van dien van graaf. De andere vind ik lang zoo mooi niet. Ik hen blij. chologisch, begrijpen, mijn Geest werkt waar 'én/zooals Ik het wil". Ook op de heidenen heeft de beweging grooten hivldéd gehad. Het aantal ge- doopten is in 7 jaren van 20.000 tot 60.000 gestegen. Op sommige tijden waren er zelfs meer doopcandidaten dan gedoopten". IN ISRAëL's FEESTGETIJ. Slechts een heel klein deel van ons volk slaat er acht op, aldus „De Goede Weg", hyoe dat deel van het won dere volk van Abraham, dat in cxns vaderland rustig woont en werlct, thans in een opeenvolging van feestdagen weer niet zijn gedachten is in het land der va deren. Bij den Jood, die, als heiaas steeds meerderen cmder hen, zijn heilige afkomst niet is vergeten, leeft zeker in deize dagen van vreugdevolle herinnering een krach tig verlangen op naar de dagen van 0|Uds, cn strekt zich zijn innigst denken uit naar de glorieuze toekomst, die zich voor Abira hams kinderen na eeuwen van Balling schap voor zijn geestesoog afteekfent. Zijn Nieuwjaar op 19 en 20 September, zijn Groote Verzoendag op 28 Septem ber, zijn Loofhuttenfeest pp 3, 4 en 10 October, zijn Vreugde der Wet op 11 October zijn hoogtijden, die hem weer even in de schoone dagen van Israëls pude grootheid doen leven. Gaarne voegen wij onze gelukwen- schen bij de wenschen, waarmede Israëls kinderen elkaar begroeten zullen. Vreem delingen in een vreemd land, trekt hun hart naar Jeruzalem, droojmm ze van de te verwachten herstelling van het Aardsche vaderland. Als we ze ons zoo voorstellen verdubbelen we onze heilwenschen, om dat die gedachte over het aardsche Je ruzalem slechts aan een vergankelijk ge luk gewijd is. Israël kan ook geen waai volksgenot meer smaken, als het zijn Stam genoot naar het vleesch, den Rabbi van Nazareth blijft versmaden. Eerst door Hem kan de ware Groote Verzoening komen. Als het drukke feestgewoel in de Loof hutten zal worden gehoord, klinke ook, 2ij het slechts hier en daar, een feestzang op voor Jezus Christus, Die ook, gezon den tot de verloren schapen van het uish Iraël hun Goede Herder zoo aarne wil zijn. Nederlands Christenvolk leert uit zijn Bijbel Israël niet met anti-semitisme te haten, maar voor het o,ud3 volk te bid den. Het weet, naar 's Heilands woord, dat de zaligheid, waarin het zichzelf ver blijdt, uit de Joden is voortgekomen (Joh. 4:22) en dat daarom niet het minst het Joodsche Volk een geheel eenige plaats in zijn denken moet innemen. Hartelijk medelijden met dat volk doet pok de bede om Israëls heil te vuriger zijn. Smaad is voor israël slechts te wachten van degenen, die Israëls Messias zelf verachten of niet kennen. Israël viere in ons Westersch Kanaan zijn feesten, maar vin.de ook dojor Jezus den eenigen weg naar de onvergankelijke glorie van allen, die waarlijk Abrahams kinderen zullen heeten. BINNENLAND. Verwording van politieke zeden. Wat de linkerzijde Donderdag in de Eerste Kamer bedreef getuigt van zóó plompe ver waar 1 oozing der parlemen taire vormen, zegt de R o 11 e r d. dat zij zich hopeloos heeft geblameerd Het amendement van den heer De Vos van Steenwijk werd ingediend op voïkomen reglementaire wijze. Tot discussie werd ruime gelegen heid geschonken. De verdediging geschiedde op hoffe lijke wijze. Niets, letterlijk niets was er in deze materie dat eenlg lid der linkerzijde persoonlijk kon grieven. Natuurlijk stond het ieder vrij be zwaren tegen deze wijziging in te brengen. Ook aan de vrijheid om tegen het amendement, tegen het adres van ant woord te stemmen, kan niet worden getornd. Ontoelaatbaar is echter een obstruc- tionistisch relletje, dat de afdoening van onwelgevallige zaken zoekt te verijdelen. dat wij een Engelschen bloedverwant hebben, die graaf is. De groote man nen uit de Engelsche geschiedenis wa ren graven." „Niet allemaal" zei juffrouw Kent, met een glimlach. „Ie denkt aan Guy, graaf van Warwick, Claire. Een van onze dapperste mannen was Richard Leeuwenhart en die was geen graaf; maar als je nu eenmaal het meest van graven houdt, vooruit dan maar." ,Mc r. zegt" vervolgde Claire, voor wio het onderwerp zs-r belangrijk was. „dat deze graaf erg knap is, en mama zegt erg trotscb. Jk houd *an trot*cne mannen, u niet, L'frouw Kent? Ik be doel dien trots .die een man statig en nobel maakt." „Mijn lieve Claire" zei juffrouw Kent langzaam, „ik heb weinig gelegenheid om mannenkarakters te bestudeeren." Zij dacht met eenige bitterheid hij zichzelven, dat zij er maar twee had gekend haar lieven, ouden vader, die te z^vak was geweest om haar te be schermen en den man die haar tegen haar wil had getrouwd en haar toen zoo zwaar had beschuldigd'. „Ik houd van den naam van mijn neef" ging Claire voort „mama zegt, dat Ik hem neef mag noemen Leo pold, graaf van Arden. Het is een def tige naam. Leopold; ik denk altijd aan AAN HET ZOEKUCHX. Leiden, 10 September „En God schiep den meoech naar Zijn beeld." De men ach beelddrager Gods Niet langs den weg van evolutie, af komstig uit redelooze dieren, maar voortgekomen uit de band van God, den Schepper van hemel en aarde. We denken one weinig in wat dit zeggen wil. We doen zelfs vaak geen poging om ons de beteekenis van deze waarheid te realiseeren. Deden we dat wel, hoe andere zou- ,den we staan ten opzichte van one el- gen leven. En wat zouden zich de onderlinge verhoudingen ingrijpend wijzigen. Geen onderdrukking meer en geen uitbuiting. Geen onverschilligheid omtrent het lot van medemensohen en medeschep selen, die van den hoogsten adel zijn omdat zij zijn geschapen, naar den heelde Gode. Beelddragers God el Maar wat heeft dan de menecfi een grootsohe roeping. Want immers, adel, ooit deze adel, verplicht. OBSERVATOR. Dat de linkerzijde op éóne loffe lijke uitzondering nazich tot dezen heibei leende, spreekt van een verwor ding van politieke zeden, die droef heid en ergernis wekt. Georganiseerd overleg. In haar vergadering van 17 Septem ber heeft de centrale commissie voor .georganiseerd overleg in ambten&are- zaken een voorstel van den minister van financiën tot wijziging van de bij zondere oommissie van overleg bij "dat departement behandeld. Voorts kwam in behandeling de voor ziening, die voor 1925 voor de ambte naren getroffen zou kunnen worden. De beraadslagingen over deze aange legenheid zullen in een volgende ver gadering, op Woensdag 23 dezer te hou den. worden voortgezet. Baron Wittert van Hoogland. Naar „Dé Rsb." verneemt heeft hert Eerste Kamerlid E. B F. F. baron Wit tert van Hoogland, die Donderdag avond voor de bijeenkomst der Inter parlementaire Unie naar Amerika ie vertrokken, vóór zijn vertrek te kennen gegeven;, dat hij waarschijnlijk niet meer als lid van den Haagschen Ge meenteraad zou terugkeeren. Een na dere verklaring hieromtrent heeft hij echter niet gegeven. Wel loopen er ge ruchten, zegt het blad, dat het niet uit gesloten is, dat de heer Wittert van Hoogland naar de diplomatie zou over gaan. Bijdragen voor woningbouw. Voor bevordering van den woning bouw wordt f2.500.000 aangevraagd. Wegens toegekende bijdragen voorden bouw. van middenstandswoningen kan nog worden opgevraagd een bedrag van f750.000 wegens toegekende bouwpremies een bedrag van j>1. minus f8.500.000, samen f9.250.000. Er kan worden aangenomen, dat wegens het niet doorgaan van bouwplannen nie< zal worden beschikt over een aanzien lijke som. Wordt deze gesteld op f4.000.000, dan moet gerekend worden op een nog te betalen bedrag van f5.250.000. Van het voor het loopende jaar toegestaan bedrag van f2.000000 is tot dusver slechts opgevraagd f 1.150.000. Wordt in het resteerende gedeelte van het jaar naar evenredig heid opgevraagd, dan zal nog uitbe taald worden f3.000.000. Te betalen valt nog f5.250.000, zoodat op de be grooting voor 1926 moet gerekend wor den op circa f2.500.000. ■ie keiztis van Oostenrijk ais ik hem hoor „Jij hebt zulke grappige invallen bij alle C'aue" zei Alice Kent. De jonge erfgename kon geen ander onderwerp van gesprek vinden 'Hen dag dan Leopold, graaf van Arden. „Wij zijn een van de oudste families van Frankrijk" zei zij op zekeren dag, „toch hebben wij maar twee huizen. Le? Fontaines en dit Parijsche huis. Mama zegt, dat Lead Arden er vier heeft. Zijn echte huis is Arden Towers, dat ligt in Kent, dicht bij de zee. Dan heeft hij een groot huis in Londen: Ar den House, in Piccadilly. Wat een grap pig woord is dat: Piccadilly. En dan heeft hij een buitenplaats in Schot land: Loch Foyle. Mama zegt, dat deee Schoteche buitenplaats een wonder is van schoonheid, heelemaal omringd door purperkleurige heide en gele brem Dan heeft hij een villa te Cowes. Ik weet, hoe die er uit ziet, want mama heeft er mooie fotografieën van." „Hij is wel een gelukkig man" rsd Alice Kent met een zucht. „Hij is ridder van de kouseband" ging Claire voort, „en hij heeft de stet van de Indische orde. Hij heeft meer eereteekenen dan ik kan tellen en u kunt onthouden. Waar denkt u aan, julfrouw Kent?" (Wordt vervolgd^.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5