NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1925
TWEEDE BLAD.
DE PERS OVER DE TROONREDE.
„De Standaard" (A.R.) spreekt
•I van een belangrijk staatsstuk van so
ber en maar stevigen bouw, gepaard
met gedegen inhoud en waarin op den
i grondslag van de Christelijke begin
selen een vooruitstrevend program ont
wikkeld wordt.
„Het zal misschien opvallen, dat er
van enkele belangrijke onderwerpen,
die reeds in een vorige periode ter
hand waren genomen, niet wordt ge
rept. Wij denken aan de Zondagswet
en de Bioscoopwet. Maar dan dient
opgemerkt, dat het geen gebruik is,
om reeds ingediende ontwerpen in een
troonrede te vermelden. De niet-vermel
ding beteekent stellig dus niet, dat de
Regeering aan deze onderwerpen niet
haar volle aandacht schenken zal.
Wij althans rekenen daarop.
Voorts is het wel duidelijk, dat in
de korte opsomming van belangrijke
onderwerpen niet het program voor de
volle parlementaire periode, die thans
een aanvang vond, wordt gegeven.
Ook behoeft men in de vermelding der
onderwerpen, die blijkbaar door het
cijfer van de departementen wordt be-
heerscht, geen rangorde te zien wat
de belangrijkheid, naar de meening
van het Kabinet, betreft."
De passage omtrent liet onderwijs,
noemt het blad een gelukkige omschrij
ving van een rijke taak, die ons onder
wijs zeer ten goede zal komen.
Dat een wijziging van de schoolgeld-
heffing wordt tóegezegd, zal, waar cle
bestaande regeling onbedoeld tot alge
meen erkende onbillijkheden heeft ge
leid, bevrediging schenken.
De „Rotterdammer" (A. R.)
noemt de Troonrede een sober, rustig
gesteld stuk, waarin met bezonnen in-
j getogenheid de staat van het heden
en de richtingslijn voor het toekomstig
beleid wordt geteekend.
Wie vreesden of hoopten, zegt het
blad, dat een periode van reactie en
I stilstand onder het regime-Colijn zou
1 aanbreken, kunnen uit deze Troon
rede duidelijke leering trekken. Het
j „reactie wil hier niemand" is door al
le regelen te lezen.
Dit blijk van gezonden hervormings-
zin geeft aan de Troonrede een bij
zondere bekoring, die versterkt wordt
i door het beslist principieel uitkomen
voor de Christelijke levensgedachten.
Dien principïeelen toon beluisteren wij
i met nadruk in de verdediging van de
Christelijke grondslagen van ons volks
leven, in het opkomen voor de vrijheid
van onderwijs; in de koloniale para
graaf met haar hoog ethisch karakter.
De eerste Troonrede onder het Mi-
nisterie-Colijn laat hooren een geluid,
dat ons anti-revolutionairen met groo-
te sympathie vervult.
De Nederlander (C.H.) juicht
I het toe, dat verlichting van lasten en
i verzachting van genomen maatregelen
in uitzicht werd gesteld evenals de
I invoering van de Ziektewet nadat deze
gewijzigd is ook in dezen zin, 'dat meer
ruimte wordt gelaten aan hetgeen in
I de maatschappij is opgekomen.
„Zoo laat, aldus besluit het C.H. or
gaan, de geheele Troonrede den indruk
i na van juist inzicht in den ernst der
taak, die Regeering en Volksvertegen-
i woordiging wacht, maar tevens van
de:i blijden moed, waarmede die taak
van le zijde der Regeering wordt aan-
I vaard.
Het Nederlandsche volk ziet zich ge-
plaats voor een nieuw begin een
begin welks omtrekken worden waar
genomen met dankbaarheid en gerust-1
beid niet het minst, omdat bij dit
nieuwe begin zal worden voortge-
FEUILLETON.
Het geheim van Colde Feil.
43)
Als iets heerlijk zou zijn voor haar
dochter, dan kon Madame de Saint
'Luce moeilijk weigeren. Zij wilde
niets beloven voor zij er over had na
gedacht, maar Claire wist, dat zij haar
zaak al had gewonnen, wanneer mama
beloofde er over te zullen denken. En
mama dacht er over na. Zij was zeer
aan haar dochter gehecht, maar hield
evenzeer veel van het leven in de hoo-
ge kringen, waartoe zij door rang en
geboorte behoorde. Zij ging gaarne
naar avondpartijen en late diners, of
schoon zij dikwijls had gevoeld, dat zij
eigenlijk haar eenigste dochter hier
mee tekort deed.
Wanneer nu juffrouw Kent bij hen
inwoonde, was het voor haar gemak
kelijker om met haar man uit te gaan.
Het bewustzijn, dat zij Claire alleen
ttioest achterlaten ,zou haar dan niet
meer behoeven te drukken in het ge
zelschap van haar geliefkoosde juf
frouw Kent niet al te zeer zou missen
Daarbij kwam, dat juffrouw Kent
een beminnelijk persoontje was, knap
?an uiterlijk, scherp van verstand en
aangenaam van karakter. Het zou
prettig zijn, deze dame in den' familie
kring op te nemen. Maar toch, juf-
bouwd op de oude beproefde funda
menten.
„Zoo voor het Bestuur als Wetgeving
blijft handhaving van de Christelijke
grondslagen van ons volksleven richt
snoer."
Na een waandeerende beschouwing
komt „De Z e e u w" (A.R.) toj, de vol
gende conclusie:
Ten slotte: „zoo voor bestuur als
wetgeving blijft handhaving van de
Christelijke grondslagen van ons volks
leven richtsnoer." Dit beteekent voort
zetting van de tot hiertoe gevolgde
staatkunde. Dit is verblijdend, al had
den wij, en wij voegen er bij, al had
ons Christenvolk niet anders ver
wacht.
Zoo gaat dit nieuwe kabinet zee in.
Het houde koers. Het worde gesterkt
door de gebeden zijner vrienden, door
het vertrouwen der natie, door de on
misbare hulpe Gods. En bezield door
de herinnering aan Oranje's beproefde
leus: Saevis tranquilius in undis. Rus
tig te midden der woedende baren."
Deze Troonrede, zegt de N. P r o v.
Gr on. Crt. (A.R.) degelijk van bouw
en rijk aan inhoud zal in breeden kring
het reeds bestaande vertrouwen ver
sterken.
Men moet niet vergeten, dat de toe
stand in ons land voor een deel afhan
kelijk is van den algemeenen wereld
toestand. Als huiten onze grens alles
naar beneden gaat, zullen wij er den
terugslag van ondervinden. Maar hoe
sterker de grondslag van ons staatkun
dig er. economisch leven dan is des te
beter zullen wij de gevaren kunnen
trotseeren.
Misschien zullen er zijn, die in deze
troonrede enkele onderwerpen missen.
Wij noemen b.v. de Zondagswet. Maar
men vergete dan niet, dat er daarom
trent reeds een wetsontwerp is. Wij
mogen vertrouwen, dat ook dergelijke
belangrijke onderwerpen de aandacht
van het kabinet niet zijn ontgaan,
maar het is geen gebruik om reeds in
gediende wetsontwerpen in een troon
rede te vermelden."
Voor het „Friesch Dagblad" (A.R.
ligt de kern van de nuchter-kalme
rede hierin: Zoo voor bestuur als wet
geving blijft handhaving van de chris
telijke grondslagen van ons volksleven
richtsnoer."
Opmerkelijk, zegt ons Friesche or
gaan is, hoe weinig bepaalde wetsont
werpen worden toegezegd. Veel is nog
„in overweging." Het eerste jaar zal
dan ook wel hoofdzakelijk afdoening
zijn van wat er nog staat; het is een
voorzichtige Troonrede en 'tis goed te
merken, dat de meeste ministers zich
nog nieuwelingen gevoelen in hun
ambt."
De Maasbode (R.K.) besluit een
beschouwingwaarin op de vaagheid
van sommige toezeggingen wordt ge
wezen aldus:
Roekeloosheid ligt in deze eerste re-
geeringsdaad niet. Opening van zaken
behoefde echter nog geen onvoorzichtig
heid te zijn. Kloek beleid werd alge
meen verwacht en de Regeering be
schaamt "die verwachting wel niet,
maar geeft met deze Troonrede op
haar voornemens niet den vollen kijk.
De Nieuwe Rott. Crt. (lib.) is
teleurgesteld, omdat naar haar oor
deel de rede uitmunt idoor vaagheid
en niet veel meer bevat dan wazige
toezeggingen.
Wij kunnen niet anders, zegt het
blad, dan verklaren, dat deze Troon
rede ons een groote teleurstelling is.
Wie zich het artikel herinnert, waar
mee wij het nieuwe kabinet bij zijn
aantreden hebben verwelkomd, weet,
dat onze verwachtingen niet hoog ge
spannen waren. Waar ons land be
hoefte aan had, was een regeering,
■OBranBHESi
die toonde een eigen kijk op den toe
stand. te hebben, een eigen doel voor
oogen te hebben, en die het zou ver
staan, leiding te geven, aan het maat
schappelijk en oeconomische leven ze
kerheid te verschaffen, een baken,
waarnaar het zich richten kan, en wij
vreesden, in aanmerking genomen dc
wijze van tot stand koming van dit
kabinet en de bedenkelijke uitingen,
die daarover in de rechter pers waren
gedaan, dat ook dit kabinet er weer
een zou zijn, dat op de manier van zijn
voorganger in hoofdzaak op zien ko
men zou willen regeeren
Naar de Troonrede te oordeelen, is
het dat in het kwadraat. Ai wat uit dit
stuk blijkt is een uitgesproken voor
keur van de nieuwe regeering, om ten
aanzien van nagenoeg alle vraagstuk
ken, die zich vertoonen, schuilevinkje
te spelen. Behoedzaamheid is 'n schoo-
ne deugd,' doch men kan haar ook
overdrijven. Deze Troonrede mist alle
mannelijke eigenschappen, die een re
geering kunnen sieren. Men ontwaart
in deze rede geen lijn, geen beginsel,
geen zekerheid hoegenaamd, dan een
beslist verlangen, geen opening van
zaken te doen: „Laten we toch voor
zichtig zijn, anders gaat onze meer
derheid verloren."
En dan te denken, dat tot voor en
kele jaren Colijn gold als de krachtfi
guur hij uitnemendheid! Quantum mil-
tatus ah illo. Inderdaad, na deze
Troonrede zal de S.D.A.P. met haar
protestvergadering wel een eenigszins
mal figuur slaan.
„Alles bijeengenomen, zegt het Han
delsblad (lib.) dunkt ons deze
Troonrede meer te getuigen van in
vloed der „democratische" elementen
in de rechterzijde, dan wel was ver
luid. Men kan het ministerie er geen
verwjjt van maken, dat het heeft re
kening gehouden met wat nt eenmaal
een stembusfiguur is geweekt. Maar
het spreekt vanzelf, dat deze „Ruck
nach Links" ons vertrouwen in dit
kabinet niet kan vergrooten.
Doch, evenals ten aanzien van elk
nieuw bewind, zullen wij ook met be
trekking tot het kabinet-Colijn zijn
daden afwachten.
Want Troonreden zijn uiteraard niet
scherp gepreciseerd. Een nadere toe
lichting, die bij het debat over de
Staatsbegrooting niet zal uitblijven,
kan nog veel in een ander licht plaat
sen. Laat ons hopen, dat het wat min
der rood moge zijn dan dat, waarin
wij deze Troonrede zien.
Geheel in tegenstelling met het Han
delsblad oordeelt „Het Volk" (S.D.A.
P.) dat het geheel gaat in de oude lijn
der reactie.
„Van een vooruitstrevenden geest is
in deze Troonrede niets te bemerken
Verschillende harer bewoordingen dul
den op een voortzetting van de oude
politiek. Op het congres van partij en
vakbeweging zarj de daardoor ontstane
toestand onder het oog gezien worden.
In ieder geval is het reeds zeker, dat
de sociaal-democratie aanleiding te
over zal hebben om de belangen der
bezitlóozen te verdedigen. Zij zal dat
doen met de vurige kracht, die haar
van ouds gekenmerkt heeft. Het staat
wei vast, dat zij door een sterke agi
tatie aan het volk duidelijk moet ma
ken, lióe met zijn belangen gespeeld
wordt
De Telegraaf (Vrijz.) is getroffen
door een zekere tweeslachtigheid, eer.
combinatie van voornemens die elkaar
weieens konden neutraliseeren althans
aan het. regeeringsschip meer een slin
gerende beweging dan een rechten
koers geven
Zoo wordt b.v. het voornemen me
degedeeld om den belastingdruk te
lagen en de salarissen te verhoogen, de
staatsdiensten te vereenvoudigen en
tevens de geldelijke verhouding tus-
schen rijk en gemeenten te herzien.
„Het ministerie-Colijn, zoo besluit 't
blad, staat voor een zeer moeilijke re-
geertaak. In wezen en samenstelling
van behoudenden aard, behoeft *het,
om in leven te blijven, democratischen
steun. Dat het dezen winnen wil, toont
het staatsstuk van heden duidelijk.
Evenwel dreigt het gevaar, dat de
heer Colijn, na in vorige jaren finan
cieel wat „hier en daar bijeengegrab-
beld te hebben" dit grabbelbeleid nu
ook op politiek gebied voeren gaat,
door nu eens bij behoudende, dan weer
bij meer vooruitstrevende elementen
steun té zoeken.
Een gevaar, dat de energieke pre
mier hopelijk zal weten te ontgaan."
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Aangenomen: Naar Tjerkgaast e.a.
C. Sundermeijer te Ritthem.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Na door Ds. Beukema van Njjawier
met een predicatie over Lucas 51 te
zijn bevestigd, deed Zondag a.s. Ds. H.
J. v. H el sdin gen, gekomen van Augus
tinusga, intrede bij de Geref. kerk van
IT. I. Ambacht, met een intreerede over
Hand. 3:6. m
Na de gebruikelijke toespraken werd
den nieuwen leeraar Psalm 134:3 toege
zongen.
Ds. A. J. W. v. Ingen heeft Zon
dag afscheid genomen van de Ned. ITerv.
Gem. te Hattum, met een predicatie over
Deut. 3327.
Ds. v. Ingen heeft de Gemeente te Hat
tem 8 jaren gediend.
- Zondag heeft Ds. A. de Blois af
scheid genomen van de Geref. Gemeente
te Vlaardingen, met een predicatie over
Pred. 12:13 en 14.
Ds. de Blois heeft bijna 6 jaren te
Vlaardingen gearbeid en verrekt naar
Dirksland.
Met een predicatie over 1 Cor. 13: i'3
heeft Zondag Ds. J. J. Stam afscheid
genomen van de Vereen, van Herv. Wijk
belangen benoorden het IJ te Amsterdam.
Toespraken werden gehouden namens
'den kerkeraad, de Vereen, van Hen'.
Wijkbelangen, de Luth. Evangelisatie èn
,de Herv. Stadszending, waarna de véle
aanwezigen den vertrekkenden leeraar de
zegenbede uit Psalm 134 toezongen.
Ds. A. van Andel.
Ds. A. van Andel, pred. der Geref.
Kerk van Hilversum, heeft aan den Ker
kraad meegedeeld wegens gezondheids
redenen tegen 1 Januari 1926 eervol eme
ritaat aan te vragen bij de classis Am
sterdam. De ICerkeraad besloot zijn me
dewerking te verleensn.
De eenheid aller geloovigen.
De classis Meppel van de Geref. ker
ken heeft aan e:-n commissie uit haar
'midden afgedragen^ in studie te nemen
en op een volgends vergadering te advi-
seeren over de vraag: of, en zoo ja, hoe
en wat de kerken te doen hebben om
de eenheid aller geloovigen te bevorderen
Meer dan een vader.
Onder dit opschrift deelt Dr. C. Bou-
ma in het Geref. Kerkblad voor Drente
ch Overijsel de volgende reiservaring mee:
„Bijzondere omstandigheden liepen me
voor een paar weken uit mijn gewonen
arbeid om op reis te gaan.
Met een gezelschap van enkele broe
ders reisden we per auto naar het Zuiden
des lands.
De terugreis ging dwars over de Ve-
luwe.
In de verte over de zandhoogten na
derde een groots groep kinderen. Jon
gens en meisjes. Tenminste, da: geleken
-zij. Juichend en zingend. Een tafreel van
enkel blijheid.
Maar toen zij vlak' bij waren, bleek het
anders. Geesielijk misdeelden waren het.
Op aller aangezicht stond het overdui
delijk te lezen. Arme idioten, ergens in
een christelijke inrichting verpleegd.
Kinderen gelekm ze allen in hun li
chaam cn in L\iv:i ziel. Maar naar een der
feeleidsters ons mededeelde, waren er
mannen en vrouwen bij van om de vijftig
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 16 September 1925
De tijden veranderen.
Er is een tijd geweest dat de Socia
listen er niet aan dachten dé plech
tige opening van de Staten-Generaal
mee te maken.
Althans niet officieel. Want dat ze
ook wel graag den schitterenden stoet,
waarover „Het Volk" zoo kleineerend
pleegt te schrijven, en niet het minst
de Koningin zien, blijkt wel uit een
foto die ik in m'n bezit heb en waarop
menVkan zien hoe ver Kleerekoper en
Suze Groeneweg uit een raam van het
Kamergebouw hangen, om toch maar
niets te missen.
Maar dat behoort nu tot het verle
den. De roode dames en heeren zijn
van plan in het vervolg ook in de Rid
derzaal te verschijnen, daar mee te ge-
nieten van het mooie dat er te genieten -
valt en H. M. de Koningin de eere te
geven die haar toekomt.
Een kleine vooroefening hebben we
deze week al gehad.
Maandag hebben de roode wethou
ders van Amsterdam met den Prins
aangezeten aan een feestmaaltijd.
Ze hebben mee ingestemd toen op
den Prins werd gedronken.
En toen H. M. de Koningin werd ge
huldigd en het Wilhelmus werd inge
zet, wel toen zijn ook de roode heeren
opgestaan en hebben ze gedaan wat
van onderdanen van H M. de Konin
gin verwacht mocht worden.
Dat „Het Volk" dit alles niet In bij
zonderheden durfde meedeelen, kan ilè;
me begrijpe®.
Het zou voor de vele lezers, die zoo
geheel anders opgevoed werden en die
nog niet in de nieuwe tactiek zijn in-
gewijd, teveel zijn.
OBSERVATOR
jaar. Maar onnoozel en klein gebleven als
een kind.
Ze hadden een uitgaansdag gehad. Hier
en daar waren ze geweest. Een bezoek
aan het Uddelerrneer was het laatste num
mer op het program. En daarna in de
groote, wachtende autobussen terug naar
huis. De dag van genieten was nu voor
bij.
Maar eer ze instapten, groepten ze allen
om den leider heen. Er zou nog iets ge-,
■beuren.
En in den heerlijken avond, bij liet
licht der ondergaande zon, klonken on
zeker en soms onzuiver, maar ten laatste
vaster, de tonen van den bekenden
Avondzang
'kWil U, o God, mijn dank' be.alen,
U prijzen in mijn avondlied:
Het zonlicht moge nederdalen,
Maar Gij, mijn Licht, begeeft mij niet.
Gij woudt mij met Uw gunst omringen,
Meer dan een Vader zorgdei Gij.
Gij, milde Bron van zegeningen
Zulk een ontfermer waart Gij mij.
Gebrekkig en zwak klonk het lied. Ab
soluut zonder eenig schoons. Maar toch!
vol hemelsche schoonheid klonk het in
den plechtigen, stillen avond op. Ver
storven vlakbij, maar gehoord voor Gods
troon het danklied der eilendigen:
Meer dan een Vader zorgdet Gij. j
Is het niet een beschamende les Er
zijn vele Christenen, die door deze onge-
lukkigen worden beschaamd. Als de
avond over hen valt, zitten ze midden in
<le zegeningen.
Geen brood heeft hun ontbroken. Hun
kinderen zijn sterk en gezond. Recht van
lijf en leden. Helder van verstand. Knop-
pen vol belofte.
Als de Heere tot hen kwam met die
vraag, die Hij eens aan de discipelen deed
„Heeft u £\ok iets ontbroken?", zouden-
ze niet anders kunnen antwoorden dan: -
„Niets Heere".
En als dan de avond zinkt en alles
met gouden licht overstroomd is 2j.11-
gen ze dan evenals die armen in dien!'
zomeravond aan het meer hun dank-
lied in de zwijgende schepping en voor
de luisterende engelen?"
frouw Kent was een volmaakte vreem
deling voor hen; zij wisten niets van
haar, dan dat zij een mooi, bevallig,
beschaafd meisje was.
„Zij moet een dame zijn" zei Mada
me bij zichzelf, „dat kan niet anders,
met dat fijn geteekende gelaat en die
beschaafde manieren. Toch zou ik
graag wat meer van haar willen we
ten, voor ik haar vraag om lid van m'n
huisgezin te worden. Ik zou graag ge
tuigen van haar hebben, als zij die kan
opgeven."
Maar toen Madame de Saint Luce
haar hij zich liet komen en haar het
voorstel deed, hoorde juffrouw Kent
niet met groote geestdritf het plan
aan.
Natuurlijk was het een prcahtig aan
bod, een drietal kamers» in dit prach
tige paleis, een goed inkomen, niets te
doen dan zich aangenaam te maken
bij een lief jong meisje, dat haar ver
afgoodde. Het zou uit zijn met slordige
pensions, met alle ontbering, met het
vermoeiende zoeken naar lessen. Er
zou een einde komen aan de eenzaam
heid en de eentonigheid van haar le
ven, want Madame de Saint Luce had
er al op gezinspeeld, dat indien alles
naar wensch verliep, zij bij haar zou
kunnen blijven ook nadat haar dochter
getrouwd was. De gedachte alle.rn
reeds scheen een haven der rust te
beduiden.
Maar daar zat Madame, vriendelijk
glimlachend en met het voorkomen
van iemand, die weet, dat zij bezig
is een groote gunst te bewijzen. En op
zachten, innemenden toon ging zij
voort:
„Natuurlijk begrijpt u wel, juffrouw
Kent, dat het maar een kwestie van
vorm is, dat ik om inlichtingen vraag"
en het mooie Engelsche meisje staar
de haar met een nictszeggenden blik
aan.
Inlichtingen, dacht zij. Welke inlich
tingen omtrent haar persoon zou zij,
Alice Kent kunnen geven. Zou zij haar
vertellen, dat nu vijf jaar geleden haar
naam in Engeland zweefde op aller
lippen. Dat vijf jaar geleden zij had
terecht gestaan, wegens moord mei
voorbedachten rade; dat zij in een ge
vangeniscel had gewoond; dat zij In 'n
beklaagdenbank had gestaan; dat het
weinig had gescheeld, of zij was ter
dood veroordeeld geweest? Inlichtin
gen! Het woord was in haar geval een
wreede bespotting. En toch, hoe kon
zij 'deze vrouw in het gelaat zien en
zeggen, dat zij geen inlichtingen hal
te geven? Zij maakte half-aarzclend
de opmerking, dat zij nooit tevoren
een dergelijke betrekking had bekleed,
en dat zij niet wist, hoe zij die zou ver
vullen.
„Heel goed en met vreugde" zei ma
dame „daar ben ik zeker van."
,.Ik denk niet. dat ik namen zal kun
nen opgeven, waar u inlichtingen over
mij zal kunnen verkrijgen, Madame Te
Saint Luce. Mijn ouders zijn dood. cn
ik heb geen bloedverwanten. Ik heb
geen briefwisseling gehouden met m'n
Engelsche vrienden. Ik ben geheel al
leen in de wereld en om u de waar
heid te zeggen, denk ik niet, dat ie
mand op de wijde wereld genoeg be
lang in mij stelt om de gewenschte
inlichtingen te kunnen geven."
De twee vrouwen keken elkaar zwij
gend aan. Het is altijd en onder alle
omstandigheden een pijnlijk iets om
te moeten bekennen, dat men geen
getuigen heeft.
„Natuurlijk" ging juffrouw Kent
voort, „als u genoegen wilt nemen met
Parijsche getuigen, dan kan ik u die
in overvloed geven. Ik ben hier als
Engelsche leerares vijf jaar lang goed
bekend geweest
Het schoone gelaat van Madame de
Saint Luce klaarde op.
„Dat zal geheel voldoende zijn" zei
zij „Ik kan heel goed begrijpen, dat
na zuik een lange afwezigheid uw En
gelsche vrienden u uit het gezicht heb
ben verloren."
Er. Z90 eindigde de zaak. Madame
de Saint Luce was tevreden, ofschoon
zij liet zonder twijfel aangenamer go-
vonden zou hebben, indien juffrouw
Kent haar had kunnen verwijzen naar
enkele gezeten Engelsche families.
De Parijsche referenties waren vol-
komen bevredigend en Alice Kent ver-
liet het eenvoudige pensioen en den!
eentonigen cirkelgang van de dagelijk-j
sche lessen voor een leven van gemakt
en weelde.
Madame de Saint Luce en Claire
heetten haar van harte welkom. Het
was haast, alsof zij eindelijk haar te- J
huis had gevonden.
Het droevige schoone gelaat helder
de op; de weemoedige trek om l^aar
mond verdween en haar lippen leer
den weer glimlachen, zooals zij in ja
ren niet hadden gedaan glimlachen
als in de dagen van Hester Carol.
Zij kon nauwelijks gelooven, dat die
drie fraaie kamers, die op den bloe- 1
mentuin uitzagen voor haar waren. De
eerste was een zitkamer met bloemen,
hoeken en schilderijen, de tweede een
slaapkamer en de derde een badkamer.
„Dat kan toch niet voor mij zijn"
riep Alice Kent uit, aan wie weelde
en gemak vreemd waren „Zij zijn veel
te mooi en te goed voor mij."
„Waarom zouden zij te göed voor u
zijn" riep Claire uit en Alice Kent
wendde zich met een van dankbaar
heid stralend gelaat naar haar toe.
„Dit alles dank ik alleen aan uw
liefde voor mij" zei zij zacht.
(Wordt vervolgd).