NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1925 TWEEDE BLAD. DE PERS OVER DE TROONREDE. „De Standaard" (A.R.) spreekt •I van een belangrijk staatsstuk van so ber en maar stevigen bouw, gepaard met gedegen inhoud en waarin op den i grondslag van de Christelijke begin selen een vooruitstrevend program ont wikkeld wordt. „Het zal misschien opvallen, dat er van enkele belangrijke onderwerpen, die reeds in een vorige periode ter hand waren genomen, niet wordt ge rept. Wij denken aan de Zondagswet en de Bioscoopwet. Maar dan dient opgemerkt, dat het geen gebruik is, om reeds ingediende ontwerpen in een troonrede te vermelden. De niet-vermel ding beteekent stellig dus niet, dat de Regeering aan deze onderwerpen niet haar volle aandacht schenken zal. Wij althans rekenen daarop. Voorts is het wel duidelijk, dat in de korte opsomming van belangrijke onderwerpen niet het program voor de volle parlementaire periode, die thans een aanvang vond, wordt gegeven. Ook behoeft men in de vermelding der onderwerpen, die blijkbaar door het cijfer van de departementen wordt be- heerscht, geen rangorde te zien wat de belangrijkheid, naar de meening van het Kabinet, betreft." De passage omtrent liet onderwijs, noemt het blad een gelukkige omschrij ving van een rijke taak, die ons onder wijs zeer ten goede zal komen. Dat een wijziging van de schoolgeld- heffing wordt tóegezegd, zal, waar cle bestaande regeling onbedoeld tot alge meen erkende onbillijkheden heeft ge leid, bevrediging schenken. De „Rotterdammer" (A. R.) noemt de Troonrede een sober, rustig gesteld stuk, waarin met bezonnen in- j getogenheid de staat van het heden en de richtingslijn voor het toekomstig beleid wordt geteekend. Wie vreesden of hoopten, zegt het blad, dat een periode van reactie en I stilstand onder het regime-Colijn zou 1 aanbreken, kunnen uit deze Troon rede duidelijke leering trekken. Het j „reactie wil hier niemand" is door al le regelen te lezen. Dit blijk van gezonden hervormings- zin geeft aan de Troonrede een bij zondere bekoring, die versterkt wordt i door het beslist principieel uitkomen voor de Christelijke levensgedachten. Dien principïeelen toon beluisteren wij i met nadruk in de verdediging van de Christelijke grondslagen van ons volks leven, in het opkomen voor de vrijheid van onderwijs; in de koloniale para graaf met haar hoog ethisch karakter. De eerste Troonrede onder het Mi- nisterie-Colijn laat hooren een geluid, dat ons anti-revolutionairen met groo- te sympathie vervult. De Nederlander (C.H.) juicht I het toe, dat verlichting van lasten en i verzachting van genomen maatregelen in uitzicht werd gesteld evenals de I invoering van de Ziektewet nadat deze gewijzigd is ook in dezen zin, 'dat meer ruimte wordt gelaten aan hetgeen in I de maatschappij is opgekomen. „Zoo laat, aldus besluit het C.H. or gaan, de geheele Troonrede den indruk i na van juist inzicht in den ernst der taak, die Regeering en Volksvertegen- i woordiging wacht, maar tevens van de:i blijden moed, waarmede die taak van le zijde der Regeering wordt aan- I vaard. Het Nederlandsche volk ziet zich ge- plaats voor een nieuw begin een begin welks omtrekken worden waar genomen met dankbaarheid en gerust-1 beid niet het minst, omdat bij dit nieuwe begin zal worden voortge- FEUILLETON. Het geheim van Colde Feil. 43) Als iets heerlijk zou zijn voor haar dochter, dan kon Madame de Saint 'Luce moeilijk weigeren. Zij wilde niets beloven voor zij er over had na gedacht, maar Claire wist, dat zij haar zaak al had gewonnen, wanneer mama beloofde er over te zullen denken. En mama dacht er over na. Zij was zeer aan haar dochter gehecht, maar hield evenzeer veel van het leven in de hoo- ge kringen, waartoe zij door rang en geboorte behoorde. Zij ging gaarne naar avondpartijen en late diners, of schoon zij dikwijls had gevoeld, dat zij eigenlijk haar eenigste dochter hier mee tekort deed. Wanneer nu juffrouw Kent bij hen inwoonde, was het voor haar gemak kelijker om met haar man uit te gaan. Het bewustzijn, dat zij Claire alleen ttioest achterlaten ,zou haar dan niet meer behoeven te drukken in het ge zelschap van haar geliefkoosde juf frouw Kent niet al te zeer zou missen Daarbij kwam, dat juffrouw Kent een beminnelijk persoontje was, knap ?an uiterlijk, scherp van verstand en aangenaam van karakter. Het zou prettig zijn, deze dame in den' familie kring op te nemen. Maar toch, juf- bouwd op de oude beproefde funda menten. „Zoo voor het Bestuur als Wetgeving blijft handhaving van de Christelijke grondslagen van ons volksleven richt snoer." Na een waandeerende beschouwing komt „De Z e e u w" (A.R.) toj, de vol gende conclusie: Ten slotte: „zoo voor bestuur als wetgeving blijft handhaving van de Christelijke grondslagen van ons volks leven richtsnoer." Dit beteekent voort zetting van de tot hiertoe gevolgde staatkunde. Dit is verblijdend, al had den wij, en wij voegen er bij, al had ons Christenvolk niet anders ver wacht. Zoo gaat dit nieuwe kabinet zee in. Het houde koers. Het worde gesterkt door de gebeden zijner vrienden, door het vertrouwen der natie, door de on misbare hulpe Gods. En bezield door de herinnering aan Oranje's beproefde leus: Saevis tranquilius in undis. Rus tig te midden der woedende baren." Deze Troonrede, zegt de N. P r o v. Gr on. Crt. (A.R.) degelijk van bouw en rijk aan inhoud zal in breeden kring het reeds bestaande vertrouwen ver sterken. Men moet niet vergeten, dat de toe stand in ons land voor een deel afhan kelijk is van den algemeenen wereld toestand. Als huiten onze grens alles naar beneden gaat, zullen wij er den terugslag van ondervinden. Maar hoe sterker de grondslag van ons staatkun dig er. economisch leven dan is des te beter zullen wij de gevaren kunnen trotseeren. Misschien zullen er zijn, die in deze troonrede enkele onderwerpen missen. Wij noemen b.v. de Zondagswet. Maar men vergete dan niet, dat er daarom trent reeds een wetsontwerp is. Wij mogen vertrouwen, dat ook dergelijke belangrijke onderwerpen de aandacht van het kabinet niet zijn ontgaan, maar het is geen gebruik om reeds in gediende wetsontwerpen in een troon rede te vermelden." Voor het „Friesch Dagblad" (A.R. ligt de kern van de nuchter-kalme rede hierin: Zoo voor bestuur als wet geving blijft handhaving van de chris telijke grondslagen van ons volksleven richtsnoer." Opmerkelijk, zegt ons Friesche or gaan is, hoe weinig bepaalde wetsont werpen worden toegezegd. Veel is nog „in overweging." Het eerste jaar zal dan ook wel hoofdzakelijk afdoening zijn van wat er nog staat; het is een voorzichtige Troonrede en 'tis goed te merken, dat de meeste ministers zich nog nieuwelingen gevoelen in hun ambt." De Maasbode (R.K.) besluit een beschouwingwaarin op de vaagheid van sommige toezeggingen wordt ge wezen aldus: Roekeloosheid ligt in deze eerste re- geeringsdaad niet. Opening van zaken behoefde echter nog geen onvoorzichtig heid te zijn. Kloek beleid werd alge meen verwacht en de Regeering be schaamt "die verwachting wel niet, maar geeft met deze Troonrede op haar voornemens niet den vollen kijk. De Nieuwe Rott. Crt. (lib.) is teleurgesteld, omdat naar haar oor deel de rede uitmunt idoor vaagheid en niet veel meer bevat dan wazige toezeggingen. Wij kunnen niet anders, zegt het blad, dan verklaren, dat deze Troon rede ons een groote teleurstelling is. Wie zich het artikel herinnert, waar mee wij het nieuwe kabinet bij zijn aantreden hebben verwelkomd, weet, dat onze verwachtingen niet hoog ge spannen waren. Waar ons land be hoefte aan had, was een regeering, ■OBranBHESi die toonde een eigen kijk op den toe stand. te hebben, een eigen doel voor oogen te hebben, en die het zou ver staan, leiding te geven, aan het maat schappelijk en oeconomische leven ze kerheid te verschaffen, een baken, waarnaar het zich richten kan, en wij vreesden, in aanmerking genomen dc wijze van tot stand koming van dit kabinet en de bedenkelijke uitingen, die daarover in de rechter pers waren gedaan, dat ook dit kabinet er weer een zou zijn, dat op de manier van zijn voorganger in hoofdzaak op zien ko men zou willen regeeren Naar de Troonrede te oordeelen, is het dat in het kwadraat. Ai wat uit dit stuk blijkt is een uitgesproken voor keur van de nieuwe regeering, om ten aanzien van nagenoeg alle vraagstuk ken, die zich vertoonen, schuilevinkje te spelen. Behoedzaamheid is 'n schoo- ne deugd,' doch men kan haar ook overdrijven. Deze Troonrede mist alle mannelijke eigenschappen, die een re geering kunnen sieren. Men ontwaart in deze rede geen lijn, geen beginsel, geen zekerheid hoegenaamd, dan een beslist verlangen, geen opening van zaken te doen: „Laten we toch voor zichtig zijn, anders gaat onze meer derheid verloren." En dan te denken, dat tot voor en kele jaren Colijn gold als de krachtfi guur hij uitnemendheid! Quantum mil- tatus ah illo. Inderdaad, na deze Troonrede zal de S.D.A.P. met haar protestvergadering wel een eenigszins mal figuur slaan. „Alles bijeengenomen, zegt het Han delsblad (lib.) dunkt ons deze Troonrede meer te getuigen van in vloed der „democratische" elementen in de rechterzijde, dan wel was ver luid. Men kan het ministerie er geen verwjjt van maken, dat het heeft re kening gehouden met wat nt eenmaal een stembusfiguur is geweekt. Maar het spreekt vanzelf, dat deze „Ruck nach Links" ons vertrouwen in dit kabinet niet kan vergrooten. Doch, evenals ten aanzien van elk nieuw bewind, zullen wij ook met be trekking tot het kabinet-Colijn zijn daden afwachten. Want Troonreden zijn uiteraard niet scherp gepreciseerd. Een nadere toe lichting, die bij het debat over de Staatsbegrooting niet zal uitblijven, kan nog veel in een ander licht plaat sen. Laat ons hopen, dat het wat min der rood moge zijn dan dat, waarin wij deze Troonrede zien. Geheel in tegenstelling met het Han delsblad oordeelt „Het Volk" (S.D.A. P.) dat het geheel gaat in de oude lijn der reactie. „Van een vooruitstrevenden geest is in deze Troonrede niets te bemerken Verschillende harer bewoordingen dul den op een voortzetting van de oude politiek. Op het congres van partij en vakbeweging zarj de daardoor ontstane toestand onder het oog gezien worden. In ieder geval is het reeds zeker, dat de sociaal-democratie aanleiding te over zal hebben om de belangen der bezitlóozen te verdedigen. Zij zal dat doen met de vurige kracht, die haar van ouds gekenmerkt heeft. Het staat wei vast, dat zij door een sterke agi tatie aan het volk duidelijk moet ma ken, lióe met zijn belangen gespeeld wordt De Telegraaf (Vrijz.) is getroffen door een zekere tweeslachtigheid, eer. combinatie van voornemens die elkaar weieens konden neutraliseeren althans aan het. regeeringsschip meer een slin gerende beweging dan een rechten koers geven Zoo wordt b.v. het voornemen me degedeeld om den belastingdruk te lagen en de salarissen te verhoogen, de staatsdiensten te vereenvoudigen en tevens de geldelijke verhouding tus- schen rijk en gemeenten te herzien. „Het ministerie-Colijn, zoo besluit 't blad, staat voor een zeer moeilijke re- geertaak. In wezen en samenstelling van behoudenden aard, behoeft *het, om in leven te blijven, democratischen steun. Dat het dezen winnen wil, toont het staatsstuk van heden duidelijk. Evenwel dreigt het gevaar, dat de heer Colijn, na in vorige jaren finan cieel wat „hier en daar bijeengegrab- beld te hebben" dit grabbelbeleid nu ook op politiek gebied voeren gaat, door nu eens bij behoudende, dan weer bij meer vooruitstrevende elementen steun té zoeken. Een gevaar, dat de energieke pre mier hopelijk zal weten te ontgaan." KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Aangenomen: Naar Tjerkgaast e.a. C. Sundermeijer te Ritthem. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Na door Ds. Beukema van Njjawier met een predicatie over Lucas 51 te zijn bevestigd, deed Zondag a.s. Ds. H. J. v. H el sdin gen, gekomen van Augus tinusga, intrede bij de Geref. kerk van IT. I. Ambacht, met een intreerede over Hand. 3:6. m Na de gebruikelijke toespraken werd den nieuwen leeraar Psalm 134:3 toege zongen. Ds. A. J. W. v. Ingen heeft Zon dag afscheid genomen van de Ned. ITerv. Gem. te Hattum, met een predicatie over Deut. 3327. Ds. v. Ingen heeft de Gemeente te Hat tem 8 jaren gediend. - Zondag heeft Ds. A. de Blois af scheid genomen van de Geref. Gemeente te Vlaardingen, met een predicatie over Pred. 12:13 en 14. Ds. de Blois heeft bijna 6 jaren te Vlaardingen gearbeid en verrekt naar Dirksland. Met een predicatie over 1 Cor. 13: i'3 heeft Zondag Ds. J. J. Stam afscheid genomen van de Vereen, van Herv. Wijk belangen benoorden het IJ te Amsterdam. Toespraken werden gehouden namens 'den kerkeraad, de Vereen, van Hen'. Wijkbelangen, de Luth. Evangelisatie èn ,de Herv. Stadszending, waarna de véle aanwezigen den vertrekkenden leeraar de zegenbede uit Psalm 134 toezongen. Ds. A. van Andel. Ds. A. van Andel, pred. der Geref. Kerk van Hilversum, heeft aan den Ker kraad meegedeeld wegens gezondheids redenen tegen 1 Januari 1926 eervol eme ritaat aan te vragen bij de classis Am sterdam. De ICerkeraad besloot zijn me dewerking te verleensn. De eenheid aller geloovigen. De classis Meppel van de Geref. ker ken heeft aan e:-n commissie uit haar 'midden afgedragen^ in studie te nemen en op een volgends vergadering te advi- seeren over de vraag: of, en zoo ja, hoe en wat de kerken te doen hebben om de eenheid aller geloovigen te bevorderen Meer dan een vader. Onder dit opschrift deelt Dr. C. Bou- ma in het Geref. Kerkblad voor Drente ch Overijsel de volgende reiservaring mee: „Bijzondere omstandigheden liepen me voor een paar weken uit mijn gewonen arbeid om op reis te gaan. Met een gezelschap van enkele broe ders reisden we per auto naar het Zuiden des lands. De terugreis ging dwars over de Ve- luwe. In de verte over de zandhoogten na derde een groots groep kinderen. Jon gens en meisjes. Tenminste, da: geleken -zij. Juichend en zingend. Een tafreel van enkel blijheid. Maar toen zij vlak' bij waren, bleek het anders. Geesielijk misdeelden waren het. Op aller aangezicht stond het overdui delijk te lezen. Arme idioten, ergens in een christelijke inrichting verpleegd. Kinderen gelekm ze allen in hun li chaam cn in L\iv:i ziel. Maar naar een der feeleidsters ons mededeelde, waren er mannen en vrouwen bij van om de vijftig AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 16 September 1925 De tijden veranderen. Er is een tijd geweest dat de Socia listen er niet aan dachten dé plech tige opening van de Staten-Generaal mee te maken. Althans niet officieel. Want dat ze ook wel graag den schitterenden stoet, waarover „Het Volk" zoo kleineerend pleegt te schrijven, en niet het minst de Koningin zien, blijkt wel uit een foto die ik in m'n bezit heb en waarop menVkan zien hoe ver Kleerekoper en Suze Groeneweg uit een raam van het Kamergebouw hangen, om toch maar niets te missen. Maar dat behoort nu tot het verle den. De roode dames en heeren zijn van plan in het vervolg ook in de Rid derzaal te verschijnen, daar mee te ge- nieten van het mooie dat er te genieten - valt en H. M. de Koningin de eere te geven die haar toekomt. Een kleine vooroefening hebben we deze week al gehad. Maandag hebben de roode wethou ders van Amsterdam met den Prins aangezeten aan een feestmaaltijd. Ze hebben mee ingestemd toen op den Prins werd gedronken. En toen H. M. de Koningin werd ge huldigd en het Wilhelmus werd inge zet, wel toen zijn ook de roode heeren opgestaan en hebben ze gedaan wat van onderdanen van H M. de Konin gin verwacht mocht worden. Dat „Het Volk" dit alles niet In bij zonderheden durfde meedeelen, kan ilè; me begrijpe®. Het zou voor de vele lezers, die zoo geheel anders opgevoed werden en die nog niet in de nieuwe tactiek zijn in- gewijd, teveel zijn. OBSERVATOR jaar. Maar onnoozel en klein gebleven als een kind. Ze hadden een uitgaansdag gehad. Hier en daar waren ze geweest. Een bezoek aan het Uddelerrneer was het laatste num mer op het program. En daarna in de groote, wachtende autobussen terug naar huis. De dag van genieten was nu voor bij. Maar eer ze instapten, groepten ze allen om den leider heen. Er zou nog iets ge-, ■beuren. En in den heerlijken avond, bij liet licht der ondergaande zon, klonken on zeker en soms onzuiver, maar ten laatste vaster, de tonen van den bekenden Avondzang 'kWil U, o God, mijn dank' be.alen, U prijzen in mijn avondlied: Het zonlicht moge nederdalen, Maar Gij, mijn Licht, begeeft mij niet. Gij woudt mij met Uw gunst omringen, Meer dan een Vader zorgdei Gij. Gij, milde Bron van zegeningen Zulk een ontfermer waart Gij mij. Gebrekkig en zwak klonk het lied. Ab soluut zonder eenig schoons. Maar toch! vol hemelsche schoonheid klonk het in den plechtigen, stillen avond op. Ver storven vlakbij, maar gehoord voor Gods troon het danklied der eilendigen: Meer dan een Vader zorgdet Gij. j Is het niet een beschamende les Er zijn vele Christenen, die door deze onge- lukkigen worden beschaamd. Als de avond over hen valt, zitten ze midden in <le zegeningen. Geen brood heeft hun ontbroken. Hun kinderen zijn sterk en gezond. Recht van lijf en leden. Helder van verstand. Knop- pen vol belofte. Als de Heere tot hen kwam met die vraag, die Hij eens aan de discipelen deed „Heeft u £\ok iets ontbroken?", zouden- ze niet anders kunnen antwoorden dan: - „Niets Heere". En als dan de avond zinkt en alles met gouden licht overstroomd is 2j.11- gen ze dan evenals die armen in dien!' zomeravond aan het meer hun dank- lied in de zwijgende schepping en voor de luisterende engelen?" frouw Kent was een volmaakte vreem deling voor hen; zij wisten niets van haar, dan dat zij een mooi, bevallig, beschaafd meisje was. „Zij moet een dame zijn" zei Mada me bij zichzelf, „dat kan niet anders, met dat fijn geteekende gelaat en die beschaafde manieren. Toch zou ik graag wat meer van haar willen we ten, voor ik haar vraag om lid van m'n huisgezin te worden. Ik zou graag ge tuigen van haar hebben, als zij die kan opgeven." Maar toen Madame de Saint Luce haar hij zich liet komen en haar het voorstel deed, hoorde juffrouw Kent niet met groote geestdritf het plan aan. Natuurlijk was het een prcahtig aan bod, een drietal kamers» in dit prach tige paleis, een goed inkomen, niets te doen dan zich aangenaam te maken bij een lief jong meisje, dat haar ver afgoodde. Het zou uit zijn met slordige pensions, met alle ontbering, met het vermoeiende zoeken naar lessen. Er zou een einde komen aan de eenzaam heid en de eentonigheid van haar le ven, want Madame de Saint Luce had er al op gezinspeeld, dat indien alles naar wensch verliep, zij bij haar zou kunnen blijven ook nadat haar dochter getrouwd was. De gedachte alle.rn reeds scheen een haven der rust te beduiden. Maar daar zat Madame, vriendelijk glimlachend en met het voorkomen van iemand, die weet, dat zij bezig is een groote gunst te bewijzen. En op zachten, innemenden toon ging zij voort: „Natuurlijk begrijpt u wel, juffrouw Kent, dat het maar een kwestie van vorm is, dat ik om inlichtingen vraag" en het mooie Engelsche meisje staar de haar met een nictszeggenden blik aan. Inlichtingen, dacht zij. Welke inlich tingen omtrent haar persoon zou zij, Alice Kent kunnen geven. Zou zij haar vertellen, dat nu vijf jaar geleden haar naam in Engeland zweefde op aller lippen. Dat vijf jaar geleden zij had terecht gestaan, wegens moord mei voorbedachten rade; dat zij in een ge vangeniscel had gewoond; dat zij In 'n beklaagdenbank had gestaan; dat het weinig had gescheeld, of zij was ter dood veroordeeld geweest? Inlichtin gen! Het woord was in haar geval een wreede bespotting. En toch, hoe kon zij 'deze vrouw in het gelaat zien en zeggen, dat zij geen inlichtingen hal te geven? Zij maakte half-aarzclend de opmerking, dat zij nooit tevoren een dergelijke betrekking had bekleed, en dat zij niet wist, hoe zij die zou ver vullen. „Heel goed en met vreugde" zei ma dame „daar ben ik zeker van." ,.Ik denk niet. dat ik namen zal kun nen opgeven, waar u inlichtingen over mij zal kunnen verkrijgen, Madame Te Saint Luce. Mijn ouders zijn dood. cn ik heb geen bloedverwanten. Ik heb geen briefwisseling gehouden met m'n Engelsche vrienden. Ik ben geheel al leen in de wereld en om u de waar heid te zeggen, denk ik niet, dat ie mand op de wijde wereld genoeg be lang in mij stelt om de gewenschte inlichtingen te kunnen geven." De twee vrouwen keken elkaar zwij gend aan. Het is altijd en onder alle omstandigheden een pijnlijk iets om te moeten bekennen, dat men geen getuigen heeft. „Natuurlijk" ging juffrouw Kent voort, „als u genoegen wilt nemen met Parijsche getuigen, dan kan ik u die in overvloed geven. Ik ben hier als Engelsche leerares vijf jaar lang goed bekend geweest Het schoone gelaat van Madame de Saint Luce klaarde op. „Dat zal geheel voldoende zijn" zei zij „Ik kan heel goed begrijpen, dat na zuik een lange afwezigheid uw En gelsche vrienden u uit het gezicht heb ben verloren." Er. Z90 eindigde de zaak. Madame de Saint Luce was tevreden, ofschoon zij liet zonder twijfel aangenamer go- vonden zou hebben, indien juffrouw Kent haar had kunnen verwijzen naar enkele gezeten Engelsche families. De Parijsche referenties waren vol- komen bevredigend en Alice Kent ver- liet het eenvoudige pensioen en den! eentonigen cirkelgang van de dagelijk-j sche lessen voor een leven van gemakt en weelde. Madame de Saint Luce en Claire heetten haar van harte welkom. Het was haast, alsof zij eindelijk haar te- J huis had gevonden. Het droevige schoone gelaat helder de op; de weemoedige trek om l^aar mond verdween en haar lippen leer den weer glimlachen, zooals zij in ja ren niet hadden gedaan glimlachen als in de dagen van Hester Carol. Zij kon nauwelijks gelooven, dat die drie fraaie kamers, die op den bloe- 1 mentuin uitzagen voor haar waren. De eerste was een zitkamer met bloemen, hoeken en schilderijen, de tweede een slaapkamer en de derde een badkamer. „Dat kan toch niet voor mij zijn" riep Alice Kent uit, aan wie weelde en gemak vreemd waren „Zij zijn veel te mooi en te goed voor mij." „Waarom zouden zij te göed voor u zijn" riep Claire uit en Alice Kent wendde zich met een van dankbaar heid stralend gelaat naar haar toe. „Dit alles dank ik alleen aan uw liefde voor mij" zei zij zacht. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5