- - ----- NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 15 SEPTEMBER 1925 TWEEDE BLAD. JAN DE BAKKER. 1528 18 SEPTEMBER 1925. Het is heden, 15 September 1925, juist 400 jaar geleden, dat de eerste priester-martelaar in de Noordelijke Nederlanden, Jan de Bakker op de Plaats te 's-Gravenhage werd terecht gesteld. Jan de Bakker werd in het laatst van Augustus of het begin van Sep tember 1499 te Woerden geboren, waar zijn vader, Jan Dirks, koster was. Het was de eerzucht zijner ouders, dat hun zoon priester zou worden, en zoo weivi fan op zijn 15de jaar naar de Hierony- musschoot te Utrecht, een instel!-ng ;van de Broeders des Gemeenen Levens gezonden. Het vijfjarig verblijf aan deze school was beslissend voor zijn leven. De rec tor der Hieronymusschool was Hinne Rode, een volgeling van Wessel Gans- foort.en wiens overtuiging In verschil lende belangrijke punten van de Roo/n- sche kerkleer afweek. Zoo ontkende hij de leer van de tegenwoordigheid van Christus in het Heilig Sacrament des Altaars en verklaarde de woorden der inzetting van het Heilig Avondmaal op symbolische wijze. Toen Jan met zijn nieuwe denkbeel den thuiskwam, verontrustte dit zijn vader zeer, en dat te meer, omdat zijn zuster Neel al spoedig voor zijn „ket- tersche" gevoelens gewonnen was. Men leefde toen in een tijd van gis ting op religieus gebied: zoowel onder de lagere geestelijkheid als onder het volk werd veel gediscussieerd over de leerstukken en practijken der kerk, die alle in twijfel werden gesteld. Teneinde zijn zoon voor het Room- sche geloof te behouden, zond Jan Dirks hem naar de om haar rechtzin nigheid vermaarde hoogeschool te I eu- ven. Misschien dat Jan dan wel van zijn heethoofdige gevoelens zou gene zen en zich tot een degelijk priester ontwikkelen. Ook dit verblijf te Leuven evenwel heeft den jongen student eer versterkt in zijn afwijkende denkbeelden dan dat 'them terugvoerde in den schoot der Kerk. Hij leerde daar Erasmus ken nen, die ook zeer critisch stond tegen - over de Roomsche leer en gebruiken, al miste hij gelijk hijzelf erkende den moed van het martelaarschap. losgelaten worden. Zij weken uit naar het buitenland. Toen Jan Janszoon na drie maanden weer in Woerden terugkeerde, huwde hij met Jakobje Susters èn gaf alzoo duidelijk te kennen, op voortzetting zij ner priesterlijke bediening geen prijs meer te stellen. Om in het onderhoud van zich en zijn vrouw te voorzien, ging hij bij een bakker arbeiden als knecht en werd deswege Jan de Bak ker, in het Latijn: Johannes Pistorius, genoemd. Toen in 1524 op last van Paus Adri- aan VI alom een besluit werd afgekon digd, waarbij vergeving van zonden werd verzekerd, alleen op voorwaarde van het deelnemen aan de processie en het gaan ter communie op twee ach tereenvolgende Zondagen, en het ge volg daarvan was dat velen zich we der afkeerden van de Hervorming, wijl zij het meenden nu weer in de Room sche kerk te kunnen vinden, trok Jan de Bakker weer het priestergewaad aan, en "zat dagelijks in den biechtstoel om de menschen tegen de aflaten te waarschuwen. Dit vestigde de aandacht weer op hem, en nadat eerst zijn zuster Neel van ketterij verdacht en gevangen ge nomen was, wachtte ook hem datzelf de lot In den nacht van 9 op 10 Mei 1525 werd uit zijn bed opgelicht en naar de Gevangenpoort in den Haag overge bracht. Hoeveel moeite de geloofsrech teis ook deden hem zijn „dwalingen" te doen herroepen, dit mocht niet ba ten. Hij bleef onverzettelijk. Ja, wat ook' opmerkelijk is, zijn vader, die in dertijd bezorgd was over de ketter- sche gevoelens van zijn zoon, spoorde hem thans aan in het geloof te vol harden. Omstreeks midden Juni 1525 werd Jan de Bakker opgesloten in het riool boven de poort, een vuns hol, zoo vol van ongedierte en onreinheid, dat de inquisiteur Ruard Tapper het er maar heel kort uit hield van den ondragelij- ken stank. Hoezeer hij ook leed onder de vervui ling, waarin men hem liet liggen, toch kon dit hem niet bewegen te herroe pen. Den geloofsrechters voerde hij te gemoet: „Ik wil God en Zijn Woord niet verloochenen". Toen het bleek, dat Jan de Bakker niet te bewegen was tot het verloo chenen van zijn overtuiging, werd hij veroordeeld om eerst geworgd te wor den en daarna verbrand „tot pulver toe", zoodat van hem geene memorie meer zij". De terechtstelling vond plaats den 15den September 1525. Bij het passeeren van de gevangen poort zag hij naar boven naar zijn ge- loofsgenooten en „zoo blijdelijk alsof hij ter bruiloft ging" riep hij hun toe: „Broeders, ik ga voor" waarop zij ant woorden: „Broeder strijd vromelijk, wij zullen u volgen". Zijn laatste woorden waren: „O Hoe re, ontvang mijnen geest." Velen maken zich in deze dagen op om Jan de Bakker te herdenken; de vraag is evenwel, doen zij het op de rechte wijze. Wie hier slechts het conflict ziet tus schen persoonlijkheid en gemeenschap de botsing van de consciëntie van den enkeling met het leergezag der Kerk, en dan partij kiest voor de eerste en tegen de tweede dezer beide termen, staat niet aan de zijde der Reforma toren De oorsprong der Reformatie, heeft Groen van Prinsterer gezegd, ligt in het streven, niet naar gewtensvrij- heid, maar naar gewetensrust. Het ging bij de Reformatie niet: tegen het gezag, maar om de vraag: welk gezag? Het gezag van Gods Woord, o£ van de Roomsche Kerk? Van 'de beantwoording dezer vraag hangt het af, of men zich tot het gees telijk nakroos t van Jan de Bakker mag rekenen. KERK EN SCHOOL. Ds. M. J. Sanders. Ds M. J. Sanders, Herv. predikant te Ma«arssen, zal op iS October zijn 40- jarige ambtbediening herdenken. Vroeger stond Ds. Sanders te Sluyswijk' (1885 1889), te Woubrugge (18891892) te Nu- mansdorp (18921896), daarna Maarssen. Tegen 1 November heeft hij eervol eme ritaat verkregen. Onderzoek naar beweegredenen. De classis Apeldoorn der Geref. Ker ken heeft, gelijk we reeds mededeelden, eenigen tijd geleden besloten, bij de can- didaten in de Theologie, diezich bij haar aanmelden voor het Praeparatoir examen, een onderzoek in te stellen naar xde beweegredenen, die hen geleid heb ben lot het staan naar het ambt van Die naar des Woords. Daartoe zouden hun vragen ter ver gadering, waarop examen zal afgenomen worden, ter beantwoording worden voor gelegd, opdat ze de strekking en de be- teekenis dezer vragen, recht mogen ver staan en zij zich ten volle bewust zijn, wust zijn, welke antwoorden ze daarop ge ven. Tevens werd besloten hun, minstens drie weken te voren, deze vragen toe et zenden. Det ekst dezer vragen is deze: Verklaart gij, N. N., voor het aangezicht Gods en de ambtsdragers Zijner Kerken, op deze vergadering tegenwoordig: 1. dat gij niet uit eergierigheid, noch uit eenige andere verkeerde lust of gene genheid, maar uit oprechte vreeze Gods staat naar het ambt van bedienaar des Goddelijken Woords? 2. dat het uw standvastige begeerte is, om Christus te dienen en alzoo te wer ken tot volmaking der heiligen, tot het' werk der bediening, en tot opbouwing des lichaams van Christus 3. dat gij dies een goed getuigenis des harten hebt, tot deze heilige bediening van den Heere te zijn geroepen De plaats van de kerk in ons leven. Ds. S. G. de Graaf van Amsterdam sprak op het Geref. Studentencongres te Lunteren over het onderwerp: „De plaats van de Kerk in ons leven". Den laacsten tijd heerscht de meening, dat de kërki een meer bescheiden plaats moet hebben en men is min of meer scep tisoh tegenover haar gaan staan. De vraag moet gesteld, of er teek'enen zijn, die hoop bieden. Subjectivisme, eenzijdig idealisme heb ben de positie der kerk verzwakt. Ide alisme vroeg niet naar den vorm, sub jectivisme verwierp het gezag, individua lisme moest niets van ds gemeenschaps idee hebben. Spr. gaat hier nier verder op in, maar zet voorop, dat hij nu po sitief wil zijn. Al deze krachten verteerefc tenslotte zichzelf. Er is een reactie ^egen die verschijnselen,, getuige de bloei van de R. K. Kerk. Misschien wordt nu weer een kans geboden voor een juiste kerk beschouwing. Er is pok een cynische houding tegen over de kerk, veelal door teleurstelling over haar optreden, en werk. Men ziet haar niet meer als ideaal. Dit verschijnsel komt ook onder de theologen voor er is geen geestdrift voor het ambt. En anderen komen niet verder dan tot buigen onder wat behoort of ze hebben zich volkomen geresigneerd. Toch zijn er velen, die hun keren naar >h<et ideaal, zelfs onder sar casme en cynisme. Spr. ziet de kerk op vierderlei wijze. Eerst als de principeele openbaring van de volmaakte gemeenschap, ten tweede als wegbereidster voor Christus, ten derde als moeder der geloovigen en ten vierde als vergadering der geloovigen. Ons geloof in de ideale gemeenschap in Chrisius vindt steun in de openbaring der Kerk. De behoefte naar gemeenschap zit diep in onze ziel, ons verlangen gaat naar wat in het laatste deel van de Openbaringen geteekend wordt. Ons geloof heeft behoef te om in de Kerk een. principiëele reail- seering van dat ideaal op aarde te zien. Maar hoe gebrekkig is die openbaring. Toch moet zij zoo gezien, dat is een le venskwestie. Dit is de beslissende betee- kenis van de kerk. Hie is 't beginsel der idieele kerkbeschouwing. De Kerk' bereidt ook voor tot Christus' komst. ,Het vuur mag niet uïtgebluscht, maar moet z'n loop volbrengen. Daarvoor moet de kerk waken. Zij is de leidsvrouw in ,de worsteling. Men klaagt erover, dat de kerk teveel naar binnen is gekeerd. Maar .zonder haar brandde het veroveren de vuur niet meer in de wereld. De Hei lige Geest werkt door haar en zoo heeft ze al reusachtig veel gedaan. In :de derde plaats is de Kerk' ook onze moeder. Ieder lid is als 't ware uit haar gegroeid. Augustinus en Calvijn hebben gezegd, dat, als God onze Vader is, de Kerk dan onze moeder is. Hetzelfde zegt Dr. A. Kuyper in zijn confidende's. Weer komt ze als zoodanig veel tekort. Maar laten we ons afvragen, wat we zonder haar geweest zouden zijn, dan zien we haar geweldige be teekenis voor ons leven en willen we samen met haar lijden. Het wonder in haar 'is de werking van den Heiligen Geest. Tenslotte is de kerk oak vergadering der geloovigen. We gaan niet om een preek te hooren, maar om de gemeen schap te oefenen. Het doel is aanbidding van God in gemeenschap in het nieuwe Jeruzalem. Onze verloren mensch wordt hervonden in de gemeenschap, die God aanbidt. Spr. komt met nadruk voor de eer van de Kerk en haar gemeenschap op. Waar zouden we anders tot onszelf komen? Wel moet de kerk naar het ideaal her vormd, ,ook in haar praciijk. De refor matie zal komen, als wij leven, ziende de onzienlijke dingen. Ned. Gerei .Kerk in Oranje Vrijstaat. De Synode der Ned. Geref. Kerk' in Oranje Vrijstaat is toegetreden tot de •Presbyteriaansche Alliantie, waartoe de Kaapsche Synode reeds overgegaan was. was. Deze toetreding wordt aldus gemo- ieveerd „Vijf en twintig jaar gelede he; ons kerk tot die Alliansie behoort maar weens die houding van die lede van daardie •liggaam in sy kongres van 1S99, met betrekking tot die oorlog wat Engeland daardie jaar aan die twee Suid-Afrikaanse Rëpublieke opgedring het, het ons kerk hom genoodsaak gevoel om as lid van die Alliansie te bedank. As gevolg van hierdie onregverdige en pngesogte oorlog, waaronder ons volk hom nog gekrenk voel, het die Republieke [waarvan die O. V. S. een was, hul on- afhanklikheid verloor. Terwille egter van die broederlike saam werking van alle Presbiceriane in die diens van die Heer, besluit die Sinode om die ipitgestuke hand weer aan te neem, in die hoop, dat die Alliansie in die toe- koms 'n. dieper besef sal openbaar van die heiligheid van die regte van die klei nere nasies. Die Sinode sie. nie kans, veral weens die groo. koste, om gereelt afgevaar- idigdes na die kongresse van die Alliansie te stuur nie, maar 'sal deur correspon- idensie as andersins van tvd tot tyd soek icm die hand te sterk en die belangstel ling lewend te hou ter ere van ons ge- me en skapiike Hoof eri Heer Jesus Chris tus". Het vloeken. Het ijdellijk gebruiken van des Heeren Naam is een gruwelijke zonde in Gods o ogen. Geen kwaad is er, waarin zoo duidelijk aan het licht komt de vijandschap tegen en de verachting van God door het men- schenkind. Het eenige doel dat er in steekt, is dat van God te hoonen. Geen wonder, dat in de gemeenteraden de belijders zich opmaken om dit kwaad le bestrijden. Deswege worden zij natuurlijk feme laars genoemd en allerlei leelijks aan hun adres gesproken en geschreven. Zoo stond er onlangs een stukje in „Het Volk", dat aldus eindigde„Men ziet het, sinds de Middeleeuwen wordt de strijdwijze tegen het vloeken in ons landje tammer en onschuldiger. Maar ihans wijzen verschillende verschijnselen er ,op, dat men terug wil tot boeten en opsluiting. Welk vloekend volkje vloekt die vloekwaardige vloekverbiedcrs eens van de vlakte Wij onderstreepten, dus vervolgt de „Amst. Kerkbode" die laatste woorden, [waarin de felle haat tegen de belijders zoo 3an den dag kom.. Nu was dat een stukje van een inzen der; maar de redactie neemt dien man toch in bescherming en maakt zich met !hem solidair. Immers plaatst zij boven het stuk het volgende: „Wij zijn van meening, dat vloe ken, zooal niet goddeloos, dan toch in alle gevalle onbeschaafd is. Anderzijds zijn wij echter niet blind voor het feit, dat deze hebbelijkheid een van die uit nemende nationale deugden is, waardoor nemende nationale deugden is, waar door de Hollander zich nu eenmaal on derscheid. van andere volken. Daarom geven wij gaarne het v^oord aan I." De aanhef schijnt vroom, maar .s het iets anders dan schijn? Wat eerst misschien goddeloos, althans (onbeschaafd geheeten wordt, eindigt te zijn een uitnemende nationale deugd. Afschuwelijk. BINNENLAND. Regeering en pers. De voorzitter van den ministerraad, de heer H. Colijn, heeft gistermiddag in uadientie ontvangen de heeren D. Hans, voorzitter A. Voogd, vice-voor- zitter, en W. N. v. d Hout, secretaris, tezamen vormend het dagelijksch be stuur van den Nederl. Journalisten kring. De minister (die zelf sinds enkele jaren, als hoofdredacteur van De Stan daard, lid van den Kring is) besprak met genoemde heeren verschillende journalistieke aangelegenheden en gaf de verzekering, dat hij, zooveel moge lijk, gaarne zal meewerken om inzake het regeeringsbeleid alles te publicee- ren, wat daarvoor geschikt is. In dit verband hebben de kringbe stuurders den minister gewezen op de in overleg met de vorige regeering in het leven geroepen publiciteitscom- hiissie van den kring, die door den toenmaligen ministerraad officieel er kend is. De minister heeft zich bereid ver klaard, die erkenning ook bij de nieu we regeering aanhangig te maker. Bezuiniging bi) Oorlog. Naar het Centrum uit militaire krin^ gen verneemt, zou de minister van oorlog met zeer ingrijpende bezuini gingsvoorstellen komen. Het zou o.a. in het voornemen liggen verschillende garnizoenen op te heffen Behouden zouden blijven de garnizoenen: Amers: foort, Ede, Den Haag, Utrecht en Har derwijk. Volgens de nieuwe plannen zou niet meer elk regiment, maar elke brigade een schoolcompagnie krijgen. De reorganisatie zou o.a. ten gevol ge hebben, dat enkele honderden offi cieren zouden moeten favloeien; dezen zouden gedurende een aantal jaren op wachtgeld worden gesteld. Ontevreden spoorwegpersoneel. Van de zijde van den Bond van amb tenaren in dienst bij de Nederlandsche Spoorwegen wordt ons bet volgen do meegedeeld: In verband, met de afwijzing door de directie van de door den loonraad voor gestelde loonregeling openbaart zich in de kringen van de ambtenaren een zeer sterke ontevredenheid, vooral ook omdta de voor deze groep op het plta- teland voorgestelde billijker classifi- ctaie daardoor weer twijfelachtig met medewerking en instemming van de vertegenwoordigers der directie tot stand was gekomen. Gevolg gevende aan den drang, door de leden uitgeoefend, heeft het hooLt- bestuur van den B.A.N.S. besloten, te gen Zondag 20 September te Utrecht een demonstratief congres te beleggen, toegankelijk voor Ialen, die tot de door dezen bond georganiseerde groepen be- hooren De Indische begrooting. ,.Het Soerabajasch Handelsblad" meldt, dat het vermoedelijk overschot op de begrooting 1925 zeventig millioen zal bedragen, exclusief de stijging van de douane-ontvangsten. Het totaal over schot is aan te nemen op 100 millioen. Na het verlaten van Leuven werd Jan priester gewijd en gedurende eeni gen tijd was hij pastoor te Heerjakobs- woude onder de gemeente Woubrugge Hij predikte daar het Evangelie vol gens de beginselen der Reformatie en had grooten invloed op het volk, waar toe ook zijn sympathiek karakter zal hebben bijgedragen. De pastoors, die hem te Heerjakosbwoude opvolgden, waren allen afvalligen van het Room schegeloof, wel een bewijs, hoe groe ten aanhang de beginselen der Her vorming hier reeds gevonden hadden. Van Heerjakobswoude werd de jonge priester in 1523 door zijn vrienden naap Woerden geroepen om daar een der al taren van een gilde te bedienen. Hij was geen pastoor of onderpastoor al daar, maar gildepriester, begeerd door de burgers die een priester wenschten, die de beginselen der Reformatie was toegedaan. Die arbeid in Woerden duurde even wel niet lang, want het gerucht van de ketterij van Jan Janszoon was tot de hooge geestelijkheid te Utrecht door gedrongen. Hij werd tot verantwoor ding geroepen en, aangezien hij aan deze oproeping geen gehoor gaf, met nog een naderen priester, eveneens van ketterij verdacht door den slotvoogd van Woerden in hechtenis genomen Wegens de dreigende houding, die de burgerij aannam, moesten beiden weer FEUILLETON. Het geheim van Colde Feil. 42) Ja, en zij heeft zoo iets vorstelijks" voegde Madame er bij. „Zij moet van een goede Engelsche familie zijn." „O ja, dat moet zij zeker" zei Claire. „Heeft u gelet, op haar smalle, blanke handjes en haar zachte, beschaafde stem?" „Ik zal nog jaloersch op haar wor den Claire!" lachte Madame de Saint Luce. „Dat behoeft u niet te zijn mama - op de heele wereld houd ik toch van niemand zooveel als van u" zei Claire, die altijd ieder woord meende, dat zij sprak. HOOFDSTUK XXIII. Een groote verandering. Drie weken waren voorbij gegaan, sedert het oogenblik, dat Alice Kent gehoor had gegeven aan het vleien'', verzoek van Claire de Saint Luce Ma dame de Saint Luce deelde de geest drift van haar dochter over de lieve En gelsche leerares en zelfs mijnheer, die gewoonlijk zeer onverschillig stond te genover de personen en zaken, die zijn vrouw en dochter in verrukking brach ten, moest toegeven, dat zij zeer in nemend was De tijd kwam, dat Claim niet langer tevreden was rnet het dagelijksche les- uurtje maar Alice Kent geheel voor z'chzelf werschio ie hsbber. „U bent voor mij een mysterie" zei het levendige jonge meisje tegen juf frouw Kent en tot haar verbazing word de Engelscho leerares bieok l»\i deze woorden. Zij had haar blijkbaar doen schrikken. „Wat scheelt er aan?" riep Claire plotseling uit „Waarom neemt u mij een mysterie? vroeg zij langzaam en met kleurlooze lippen „Waarom?" antwoordde Claire. „Ik weet het niet. Ik zei het zonder eenige bepaalde bedoeling. U moet niet den ken, dat ik u wil vleien, maar ik vind u zoo mooi. Fji mama zc-gi ook, dat u wel een prinses zoudt kunnen zijn. Het lijkt zoo vreemd, dat iemand, die zoo fijn van beschaving is als u en zich met zulk een vorstelijke gratie beweegt zooals mama zegt haar brood moet verdienen met les geven." Met nog altijd blceke lippen antwoord de Alice Kent: „Ik vind 't niet vreemd. Mijn oudres zijn dood. Ik moest werken voor mijn brood en dit scheen mij de gemakke lijkste manier gemakkelijker en pret tiger dan les geven in Engeland." Dat ben ik met u eens" lachte Claire „Ik heb er eenigen tijd over nage dacht' zei Alice Kent, terwijl de kleur langzaam weerkeerde op haar gelaat en lippen, „en toen heb ik de proef ge nomen. Het is mij goed bevallen." ,,En het zal u nog beter bevallen" zei Claire want ik ben van plan om u een gunst te vragen een gunst, die ik hoop, dat u mij zult kunnen toe staan." „Ik zal mijn best doen' zei Alice Kent, „maar ik verzoek u ook mij een gunst te willen doen gebruik nooit weer het woord „mysterie" tegen mij Ik kan niet zeggen, hoezeer ik het haat." Want het bracht haar in herinnering hoe eens in haar vroeger leven 't woord mysterie zulk een ontzettende beteke nis had. Had men niet steeds gespro ken van het mysterie, het geheim van Colde Feil. De gedachte hieraan al leen maakte haar ellendig, ook al was hot nu al jaren geleden. Claire lachte. „Dat is niet iets voor een Engelsche zei zij. „Gij hebt allen die ingeschapen liefde voor eerlijkheid, openhartigheid en waarheid. Mama heeft groote be wondering voor' die oud-Saksische deugden; zij zegt dat men ze nergens meer zoo sterk aantreft als bij de En- gelschen." „Uw mama houdt dus van de Engel- schen?" vroeg Alice Kent. „Ja, nogal" antwoordde Claire, „zoo veel dat de Fransche helft van de fa milie alle reden heeft om jaloersch te 7.1'jn. Maar ik zal aan uw verzoek den ken, juffrouw Kent. Ik zal nooit het woord „mysterie" weer tegen u gebrui ken. Ik zal denken aan uw Saksische liefde voor waarheid en licht Ik ge loof, dat de Fransche vrouwen meer van geheimen houden." „Ik haat ze" zei de schoone vrouw, wier leven verwoest was door zulk een ontzettend geheim. Eenige dagen later ging het lieve, bedorven 'dochtertje naar haar moeder. Madame de Saint Luce. „Mama" zei zij, ,ik kom voortdurend weer bij u met nieuwe wenschen. Maar ik weet, dat het u nooit verveelt ze aan te hooren." „Zeg maar, wat je gelukkig kan ma ken, liefste Claire. Wat is het, dat je nu graag zoudt willen hebben?" „Mama" riep het jonge meisje opge wonden uit, „ik heb nog nooit in mijn leven icmanrl ontmoet van wie ik zoo veel hield als van juffrouw Kent. papa en u uitgezonderd natuurlijk. Er is iets dat mij o zoo gelukkig zou maken en dat is als zij hij ons zou komen wonen om mijn vriendin en oudste zuster te zijn. Als eenigst kind heb ik het vrij stil en eenzaam. Laat haar bij ons ka men inwonen. „Dat is nog al een wonderlijk voor stel, Claire" zei Madame de Saint Luce Niet zoo erg wonderlijk, mama. U weet, dat het nog heel lang zal duren voor ik mijn intrede mag doen in de salons. Papa en u gaan veel uit en dan voel ik mij dikwijls alleen en ver lang ik naar een oudere zuster Juf frouw Kent zou de liefste vriendin voor mij zijn, die ik maar kan beden ken." „Maar mijn lieve Claire, het is een ernstige kwestie, het is niets minder dan een vreemdeling in ons familiele ven opnemen, als een lid van ons ge zin." „Zoo erg hoeft het niet te zijn. In ons groote huis is er plaats genoeg voor meer dan één gast. Geef juffrouw Kent die drie aardige kamers die uit zien op den bloementuin. Die zou zij voor haar eigen particulier gebruik kunnen hebben. Zij behoeft u en uw bezoekers niet te storen en het zou voor mij heerlijk zijn." {W.ordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5