- - -----
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 15 SEPTEMBER 1925
TWEEDE BLAD.
JAN DE BAKKER.
1528 18 SEPTEMBER 1925.
Het is heden, 15 September 1925,
juist 400 jaar geleden, dat de eerste
priester-martelaar in de Noordelijke
Nederlanden, Jan de Bakker op de
Plaats te 's-Gravenhage werd terecht
gesteld.
Jan de Bakker werd in het laatst
van Augustus of het begin van Sep
tember 1499 te Woerden geboren, waar
zijn vader, Jan Dirks, koster was. Het
was de eerzucht zijner ouders, dat hun
zoon priester zou worden, en zoo weivi
fan op zijn 15de jaar naar de Hierony-
musschoot te Utrecht, een instel!-ng
;van de Broeders des Gemeenen Levens
gezonden.
Het vijfjarig verblijf aan deze school
was beslissend voor zijn leven. De rec
tor der Hieronymusschool was Hinne
Rode, een volgeling van Wessel Gans-
foort.en wiens overtuiging In verschil
lende belangrijke punten van de Roo/n-
sche kerkleer afweek. Zoo ontkende hij
de leer van de tegenwoordigheid van
Christus in het Heilig Sacrament des
Altaars en verklaarde de woorden der
inzetting van het Heilig Avondmaal op
symbolische wijze.
Toen Jan met zijn nieuwe denkbeel
den thuiskwam, verontrustte dit zijn
vader zeer, en dat te meer, omdat zijn
zuster Neel al spoedig voor zijn „ket-
tersche" gevoelens gewonnen was.
Men leefde toen in een tijd van gis
ting op religieus gebied: zoowel onder
de lagere geestelijkheid als onder het
volk werd veel gediscussieerd over de
leerstukken en practijken der kerk, die
alle in twijfel werden gesteld.
Teneinde zijn zoon voor het Room-
sche geloof te behouden, zond Jan
Dirks hem naar de om haar rechtzin
nigheid vermaarde hoogeschool te I eu-
ven. Misschien dat Jan dan wel van
zijn heethoofdige gevoelens zou gene
zen en zich tot een degelijk priester
ontwikkelen.
Ook dit verblijf te Leuven evenwel
heeft den jongen student eer versterkt
in zijn afwijkende denkbeelden dan dat
'them terugvoerde in den schoot der
Kerk. Hij leerde daar Erasmus ken
nen, die ook zeer critisch stond tegen -
over de Roomsche leer en gebruiken,
al miste hij gelijk hijzelf erkende
den moed van het martelaarschap.
losgelaten worden. Zij weken uit naar
het buitenland.
Toen Jan Janszoon na drie maanden
weer in Woerden terugkeerde, huwde
hij met Jakobje Susters èn gaf alzoo
duidelijk te kennen, op voortzetting zij
ner priesterlijke bediening geen prijs
meer te stellen. Om in het onderhoud
van zich en zijn vrouw te voorzien,
ging hij bij een bakker arbeiden als
knecht en werd deswege Jan de Bak
ker, in het Latijn: Johannes Pistorius,
genoemd.
Toen in 1524 op last van Paus Adri-
aan VI alom een besluit werd afgekon
digd, waarbij vergeving van zonden
werd verzekerd, alleen op voorwaarde
van het deelnemen aan de processie
en het gaan ter communie op twee ach
tereenvolgende Zondagen, en het ge
volg daarvan was dat velen zich we
der afkeerden van de Hervorming, wijl
zij het meenden nu weer in de Room
sche kerk te kunnen vinden, trok Jan
de Bakker weer het priestergewaad
aan, en "zat dagelijks in den biechtstoel
om de menschen tegen de aflaten te
waarschuwen.
Dit vestigde de aandacht weer op
hem, en nadat eerst zijn zuster Neel
van ketterij verdacht en gevangen ge
nomen was, wachtte ook hem datzelf
de lot
In den nacht van 9 op 10 Mei 1525
werd uit zijn bed opgelicht en naar de
Gevangenpoort in den Haag overge
bracht. Hoeveel moeite de geloofsrech
teis ook deden hem zijn „dwalingen"
te doen herroepen, dit mocht niet ba
ten. Hij bleef onverzettelijk. Ja, wat
ook' opmerkelijk is, zijn vader, die in
dertijd bezorgd was over de ketter-
sche gevoelens van zijn zoon, spoorde
hem thans aan in het geloof te vol
harden.
Omstreeks midden Juni 1525 werd
Jan de Bakker opgesloten in het riool
boven de poort, een vuns hol, zoo vol
van ongedierte en onreinheid, dat de
inquisiteur Ruard Tapper het er maar
heel kort uit hield van den ondragelij-
ken stank.
Hoezeer hij ook leed onder de vervui
ling, waarin men hem liet liggen, toch
kon dit hem niet bewegen te herroe
pen. Den geloofsrechters voerde hij te
gemoet: „Ik wil God en Zijn Woord
niet verloochenen".
Toen het bleek, dat Jan de Bakker
niet te bewegen was tot het verloo
chenen van zijn overtuiging, werd hij
veroordeeld om eerst geworgd te wor
den en daarna verbrand „tot pulver
toe", zoodat van hem geene memorie
meer zij".
De terechtstelling vond plaats den
15den September 1525.
Bij het passeeren van de gevangen
poort zag hij naar boven naar zijn ge-
loofsgenooten en „zoo blijdelijk alsof
hij ter bruiloft ging" riep hij hun toe:
„Broeders, ik ga voor" waarop zij ant
woorden:
„Broeder strijd vromelijk, wij zullen
u volgen".
Zijn laatste woorden waren: „O Hoe
re, ontvang mijnen geest."
Velen maken zich in deze dagen op
om Jan de Bakker te herdenken; de
vraag is evenwel, doen zij het op de
rechte wijze.
Wie hier slechts het conflict ziet tus
schen persoonlijkheid en gemeenschap
de botsing van de consciëntie van den
enkeling met het leergezag der Kerk,
en dan partij kiest voor de eerste en
tegen de tweede dezer beide termen,
staat niet aan de zijde der Reforma
toren
De oorsprong der Reformatie, heeft
Groen van Prinsterer gezegd, ligt
in het streven, niet naar gewtensvrij-
heid, maar naar gewetensrust.
Het ging bij de Reformatie niet:
tegen het gezag, maar om de vraag:
welk gezag? Het gezag van Gods
Woord, o£ van de Roomsche Kerk?
Van 'de beantwoording dezer vraag
hangt het af, of men zich tot het gees
telijk nakroos t van Jan de Bakker
mag rekenen.
KERK EN SCHOOL.
Ds. M. J. Sanders.
Ds M. J. Sanders, Herv. predikant te
Ma«arssen, zal op iS October zijn 40-
jarige ambtbediening herdenken. Vroeger
stond Ds. Sanders te Sluyswijk' (1885
1889), te Woubrugge (18891892) te Nu-
mansdorp (18921896), daarna Maarssen.
Tegen 1 November heeft hij eervol eme
ritaat verkregen.
Onderzoek naar beweegredenen.
De classis Apeldoorn der Geref. Ker
ken heeft, gelijk we reeds mededeelden,
eenigen tijd geleden besloten, bij de can-
didaten in de Theologie, diezich bij
haar aanmelden voor het Praeparatoir
examen, een onderzoek in te stellen naar
xde beweegredenen, die hen geleid heb
ben lot het staan naar het ambt van Die
naar des Woords.
Daartoe zouden hun vragen ter ver
gadering, waarop examen zal afgenomen
worden, ter beantwoording worden voor
gelegd, opdat ze de strekking en de be-
teekenis dezer vragen, recht mogen ver
staan en zij zich ten volle bewust zijn,
wust zijn, welke antwoorden ze daarop ge
ven. Tevens werd besloten hun, minstens
drie weken te voren, deze vragen toe et
zenden.
Det ekst dezer vragen is deze:
Verklaart gij, N. N., voor het aangezicht
Gods en de ambtsdragers Zijner Kerken,
op deze vergadering tegenwoordig:
1. dat gij niet uit eergierigheid, noch
uit eenige andere verkeerde lust of gene
genheid, maar uit oprechte vreeze Gods
staat naar het ambt van bedienaar des
Goddelijken Woords?
2. dat het uw standvastige begeerte is,
om Christus te dienen en alzoo te wer
ken tot volmaking der heiligen, tot het'
werk der bediening, en tot opbouwing des
lichaams van Christus
3. dat gij dies een goed getuigenis des
harten hebt, tot deze heilige bediening
van den Heere te zijn geroepen
De plaats van de kerk in ons leven.
Ds. S. G. de Graaf van Amsterdam
sprak op het Geref. Studentencongres te
Lunteren over het onderwerp: „De plaats
van de Kerk in ons leven".
Den laacsten tijd heerscht de meening,
dat de kërki een meer bescheiden plaats
moet hebben en men is min of meer scep
tisoh tegenover haar gaan staan.
De vraag moet gesteld, of er teek'enen
zijn, die hoop bieden.
Subjectivisme, eenzijdig idealisme heb
ben de positie der kerk verzwakt. Ide
alisme vroeg niet naar den vorm, sub
jectivisme verwierp het gezag, individua
lisme moest niets van ds gemeenschaps
idee hebben. Spr. gaat hier nier verder
op in, maar zet voorop, dat hij nu po
sitief wil zijn. Al deze krachten verteerefc
tenslotte zichzelf. Er is een reactie ^egen
die verschijnselen,, getuige de bloei van
de R. K. Kerk. Misschien wordt nu weer
een kans geboden voor een juiste kerk
beschouwing.
Er is pok een cynische houding tegen
over de kerk, veelal door teleurstelling
over haar optreden, en werk. Men ziet
haar niet meer als ideaal. Dit verschijnsel
komt ook onder de theologen voor er is
geen geestdrift voor het ambt. En anderen
komen niet verder dan tot buigen onder
wat behoort of ze hebben zich volkomen
geresigneerd. Toch zijn er velen, die hun
keren naar >h<et ideaal, zelfs onder sar
casme en cynisme.
Spr. ziet de kerk op vierderlei wijze.
Eerst als de principeele openbaring van
de volmaakte gemeenschap, ten tweede
als wegbereidster voor Christus, ten derde
als moeder der geloovigen en ten vierde
als vergadering der geloovigen.
Ons geloof in de ideale gemeenschap
in Chrisius vindt steun in de openbaring
der Kerk.
De behoefte naar gemeenschap zit diep
in onze ziel, ons verlangen gaat naar wat
in het laatste deel van de Openbaringen
geteekend wordt. Ons geloof heeft behoef
te om in de Kerk een. principiëele reail-
seering van dat ideaal op aarde te zien.
Maar hoe gebrekkig is die openbaring.
Toch moet zij zoo gezien, dat is een le
venskwestie. Dit is de beslissende betee-
kenis van de kerk. Hie is 't beginsel der
idieele kerkbeschouwing.
De Kerk' bereidt ook voor tot Christus'
komst. ,Het vuur mag niet uïtgebluscht,
maar moet z'n loop volbrengen. Daarvoor
moet de kerk waken. Zij is de leidsvrouw
in ,de worsteling. Men klaagt erover, dat
de kerk teveel naar binnen is gekeerd.
Maar .zonder haar brandde het veroveren
de vuur niet meer in de wereld. De Hei
lige Geest werkt door haar en zoo heeft
ze al reusachtig veel gedaan.
In :de derde plaats is de Kerk' ook onze
moeder. Ieder lid is als 't ware uit haar
gegroeid. Augustinus en Calvijn hebben
gezegd, dat, als God onze Vader is, de
Kerk dan onze moeder is. Hetzelfde zegt
Dr. A. Kuyper in zijn confidende's. Weer
komt ze als zoodanig veel tekort. Maar
laten we ons afvragen, wat we zonder
haar geweest zouden zijn, dan zien we
haar geweldige be teekenis voor ons leven
en willen we samen met haar lijden.
Het wonder in haar 'is de werking van
den Heiligen Geest.
Tenslotte is de kerk oak vergadering
der geloovigen. We gaan niet om een
preek te hooren, maar om de gemeen
schap te oefenen. Het doel is aanbidding
van God in gemeenschap in het nieuwe
Jeruzalem. Onze verloren mensch wordt
hervonden in de gemeenschap, die God
aanbidt.
Spr. komt met nadruk voor de eer van
de Kerk en haar gemeenschap op. Waar
zouden we anders tot onszelf komen?
Wel moet de kerk naar het ideaal her
vormd, ,ook in haar praciijk. De refor
matie zal komen, als wij leven, ziende de
onzienlijke dingen.
Ned. Gerei .Kerk in Oranje Vrijstaat.
De Synode der Ned. Geref. Kerk' in
Oranje Vrijstaat is toegetreden tot de
•Presbyteriaansche Alliantie, waartoe de
Kaapsche Synode reeds overgegaan was.
was. Deze toetreding wordt aldus gemo-
ieveerd
„Vijf en twintig jaar gelede he; ons
kerk tot die Alliansie behoort maar weens
die houding van die lede van daardie
•liggaam in sy kongres van 1S99, met
betrekking tot die oorlog wat Engeland
daardie jaar aan die twee Suid-Afrikaanse
Rëpublieke opgedring het, het ons kerk
hom genoodsaak gevoel om as lid van
die Alliansie te bedank.
As gevolg van hierdie onregverdige en
pngesogte oorlog, waaronder ons volk
hom nog gekrenk voel, het die Republieke
[waarvan die O. V. S. een was, hul on-
afhanklikheid verloor.
Terwille egter van die broederlike saam
werking van alle Presbiceriane in die diens
van die Heer, besluit die Sinode om die
ipitgestuke hand weer aan te neem, in
die hoop, dat die Alliansie in die toe-
koms 'n. dieper besef sal openbaar van
die heiligheid van die regte van die klei
nere nasies.
Die Sinode sie. nie kans, veral weens
die groo. koste, om gereelt afgevaar-
idigdes na die kongresse van die Alliansie
te stuur nie, maar 'sal deur correspon-
idensie as andersins van tvd tot tyd soek
icm die hand te sterk en die belangstel
ling lewend te hou ter ere van ons ge-
me en skapiike Hoof eri Heer Jesus Chris
tus".
Het vloeken.
Het ijdellijk gebruiken van des Heeren
Naam is een gruwelijke zonde in Gods
o ogen.
Geen kwaad is er, waarin zoo duidelijk
aan het licht komt de vijandschap tegen
en de verachting van God door het men-
schenkind.
Het eenige doel dat er in steekt, is
dat van God te hoonen.
Geen wonder, dat in de gemeenteraden
de belijders zich opmaken om dit kwaad
le bestrijden.
Deswege worden zij natuurlijk feme
laars genoemd en allerlei leelijks aan
hun adres gesproken en geschreven.
Zoo stond er onlangs een stukje in
„Het Volk", dat aldus eindigde„Men
ziet het, sinds de Middeleeuwen wordt
de strijdwijze tegen het vloeken in ons
landje tammer en onschuldiger. Maar
ihans wijzen verschillende verschijnselen
er ,op, dat men terug wil tot boeten en
opsluiting. Welk vloekend volkje vloekt
die vloekwaardige vloekverbiedcrs eens
van de vlakte
Wij onderstreepten, dus vervolgt de
„Amst. Kerkbode" die laatste woorden,
[waarin de felle haat tegen de belijders
zoo 3an den dag kom..
Nu was dat een stukje van een inzen
der; maar de redactie neemt dien man
toch in bescherming en maakt zich met
!hem solidair.
Immers plaatst zij boven het stuk het
volgende: „Wij zijn van meening, dat vloe
ken, zooal niet goddeloos, dan toch in
alle gevalle onbeschaafd is. Anderzijds
zijn wij echter niet blind voor het feit,
dat deze hebbelijkheid een van die uit
nemende nationale deugden is, waardoor
nemende nationale deugden is, waar
door de Hollander zich nu eenmaal on
derscheid. van andere volken. Daarom
geven wij gaarne het v^oord aan I."
De aanhef schijnt vroom, maar .s het
iets anders dan schijn?
Wat eerst misschien goddeloos, althans
(onbeschaafd geheeten wordt, eindigt te
zijn een uitnemende nationale deugd.
Afschuwelijk.
BINNENLAND.
Regeering en pers.
De voorzitter van den ministerraad,
de heer H. Colijn, heeft gistermiddag
in uadientie ontvangen de heeren D.
Hans, voorzitter A. Voogd, vice-voor-
zitter, en W. N. v. d Hout, secretaris,
tezamen vormend het dagelijksch be
stuur van den Nederl. Journalisten
kring.
De minister (die zelf sinds enkele
jaren, als hoofdredacteur van De Stan
daard, lid van den Kring is) besprak
met genoemde heeren verschillende
journalistieke aangelegenheden en gaf
de verzekering, dat hij, zooveel moge
lijk, gaarne zal meewerken om inzake
het regeeringsbeleid alles te publicee-
ren, wat daarvoor geschikt is.
In dit verband hebben de kringbe
stuurders den minister gewezen op de
in overleg met de vorige regeering in
het leven geroepen publiciteitscom-
hiissie van den kring, die door den
toenmaligen ministerraad officieel er
kend is.
De minister heeft zich bereid ver
klaard, die erkenning ook bij de nieu
we regeering aanhangig te maker.
Bezuiniging bi) Oorlog.
Naar het Centrum uit militaire krin^
gen verneemt, zou de minister van
oorlog met zeer ingrijpende bezuini
gingsvoorstellen komen. Het zou o.a.
in het voornemen liggen verschillende
garnizoenen op te heffen Behouden
zouden blijven de garnizoenen: Amers:
foort, Ede, Den Haag, Utrecht en Har
derwijk. Volgens de nieuwe plannen
zou niet meer elk regiment, maar elke
brigade een schoolcompagnie krijgen.
De reorganisatie zou o.a. ten gevol
ge hebben, dat enkele honderden offi
cieren zouden moeten favloeien; dezen
zouden gedurende een aantal jaren op
wachtgeld worden gesteld.
Ontevreden spoorwegpersoneel.
Van de zijde van den Bond van amb
tenaren in dienst bij de Nederlandsche
Spoorwegen wordt ons bet volgen do
meegedeeld:
In verband, met de afwijzing door de
directie van de door den loonraad voor
gestelde loonregeling openbaart zich
in de kringen van de ambtenaren een
zeer sterke ontevredenheid, vooral ook
omdta de voor deze groep op het plta-
teland voorgestelde billijker classifi-
ctaie daardoor weer twijfelachtig met
medewerking en instemming van de
vertegenwoordigers der directie tot
stand was gekomen.
Gevolg gevende aan den drang, door
de leden uitgeoefend, heeft het hooLt-
bestuur van den B.A.N.S. besloten, te
gen Zondag 20 September te Utrecht
een demonstratief congres te beleggen,
toegankelijk voor Ialen, die tot de door
dezen bond georganiseerde groepen be-
hooren
De Indische begrooting.
,.Het Soerabajasch Handelsblad"
meldt, dat het vermoedelijk overschot
op de begrooting 1925 zeventig millioen
zal bedragen, exclusief de stijging van
de douane-ontvangsten. Het totaal over
schot is aan te nemen op 100 millioen.
Na het verlaten van Leuven werd
Jan priester gewijd en gedurende eeni
gen tijd was hij pastoor te Heerjakobs-
woude onder de gemeente Woubrugge
Hij predikte daar het Evangelie vol
gens de beginselen der Reformatie en
had grooten invloed op het volk, waar
toe ook zijn sympathiek karakter zal
hebben bijgedragen. De pastoors, die
hem te Heerjakosbwoude opvolgden,
waren allen afvalligen van het Room
schegeloof, wel een bewijs, hoe groe
ten aanhang de beginselen der Her
vorming hier reeds gevonden hadden.
Van Heerjakobswoude werd de jonge
priester in 1523 door zijn vrienden naap
Woerden geroepen om daar een der al
taren van een gilde te bedienen. Hij
was geen pastoor of onderpastoor al
daar, maar gildepriester, begeerd door
de burgers die een priester wenschten,
die de beginselen der Reformatie was
toegedaan.
Die arbeid in Woerden duurde even
wel niet lang, want het gerucht van de
ketterij van Jan Janszoon was tot de
hooge geestelijkheid te Utrecht door
gedrongen. Hij werd tot verantwoor
ding geroepen en, aangezien hij aan
deze oproeping geen gehoor gaf, met
nog een naderen priester, eveneens van
ketterij verdacht door den slotvoogd
van Woerden in hechtenis genomen
Wegens de dreigende houding, die de
burgerij aannam, moesten beiden weer
FEUILLETON.
Het geheim van Colde Feil.
42)
Ja, en zij heeft zoo iets vorstelijks"
voegde Madame er bij. „Zij moet van
een goede Engelsche familie zijn."
„O ja, dat moet zij zeker" zei Claire.
„Heeft u gelet, op haar smalle, blanke
handjes en haar zachte, beschaafde
stem?"
„Ik zal nog jaloersch op haar wor
den Claire!" lachte Madame de Saint
Luce.
„Dat behoeft u niet te zijn mama -
op de heele wereld houd ik toch van
niemand zooveel als van u" zei Claire,
die altijd ieder woord meende, dat zij
sprak.
HOOFDSTUK XXIII.
Een groote verandering.
Drie weken waren voorbij gegaan,
sedert het oogenblik, dat Alice Kent
gehoor had gegeven aan het vleien'',
verzoek van Claire de Saint Luce Ma
dame de Saint Luce deelde de geest
drift van haar dochter over de lieve En
gelsche leerares en zelfs mijnheer, die
gewoonlijk zeer onverschillig stond te
genover de personen en zaken, die zijn
vrouw en dochter in verrukking brach
ten, moest toegeven, dat zij zeer in
nemend was
De tijd kwam, dat Claim niet langer
tevreden was rnet het dagelijksche les-
uurtje maar Alice Kent geheel voor
z'chzelf werschio ie hsbber.
„U bent voor mij een mysterie" zei
het levendige jonge meisje tegen juf
frouw Kent en tot haar verbazing word
de Engelscho leerares bieok l»\i deze
woorden. Zij had haar blijkbaar doen
schrikken.
„Wat scheelt er aan?" riep Claire
plotseling uit
„Waarom neemt u mij een mysterie?
vroeg zij langzaam en met kleurlooze
lippen
„Waarom?" antwoordde Claire. „Ik
weet het niet. Ik zei het zonder eenige
bepaalde bedoeling. U moet niet den
ken, dat ik u wil vleien, maar ik vind
u zoo mooi. Fji mama zc-gi ook, dat u
wel een prinses zoudt kunnen zijn. Het
lijkt zoo vreemd, dat iemand, die zoo
fijn van beschaving is als u en zich met
zulk een vorstelijke gratie beweegt
zooals mama zegt haar brood moet
verdienen met les geven."
Met nog altijd blceke lippen antwoord
de Alice Kent:
„Ik vind 't niet vreemd. Mijn oudres
zijn dood. Ik moest werken voor mijn
brood en dit scheen mij de gemakke
lijkste manier gemakkelijker en pret
tiger dan les geven in Engeland."
Dat ben ik met u eens" lachte Claire
„Ik heb er eenigen tijd over nage
dacht' zei Alice Kent, terwijl de kleur
langzaam weerkeerde op haar gelaat
en lippen, „en toen heb ik de proef ge
nomen. Het is mij goed bevallen."
,,En het zal u nog beter bevallen"
zei Claire want ik ben van plan om u
een gunst te vragen een gunst, die
ik hoop, dat u mij zult kunnen toe
staan."
„Ik zal mijn best doen' zei Alice
Kent, „maar ik verzoek u ook mij een
gunst te willen doen gebruik nooit
weer het woord „mysterie" tegen mij
Ik kan niet zeggen, hoezeer ik het
haat."
Want het bracht haar in herinnering
hoe eens in haar vroeger leven 't woord
mysterie zulk een ontzettende beteke
nis had. Had men niet steeds gespro
ken van het mysterie, het geheim van
Colde Feil. De gedachte hieraan al
leen maakte haar ellendig, ook al was
hot nu al jaren geleden.
Claire lachte.
„Dat is niet iets voor een Engelsche
zei zij. „Gij hebt allen die ingeschapen
liefde voor eerlijkheid, openhartigheid
en waarheid. Mama heeft groote be
wondering voor' die oud-Saksische
deugden; zij zegt dat men ze nergens
meer zoo sterk aantreft als bij de En-
gelschen."
„Uw mama houdt dus van de Engel-
schen?" vroeg Alice Kent.
„Ja, nogal" antwoordde Claire, „zoo
veel dat de Fransche helft van de fa
milie alle reden heeft om jaloersch te
7.1'jn. Maar ik zal aan uw verzoek den
ken, juffrouw Kent. Ik zal nooit het
woord „mysterie" weer tegen u gebrui
ken. Ik zal denken aan uw Saksische
liefde voor waarheid en licht Ik ge
loof, dat de Fransche vrouwen meer
van geheimen houden."
„Ik haat ze" zei de schoone vrouw,
wier leven verwoest was door zulk een
ontzettend geheim.
Eenige dagen later ging het lieve,
bedorven 'dochtertje naar haar moeder.
Madame de Saint Luce.
„Mama" zei zij, ,ik kom voortdurend
weer bij u met nieuwe wenschen. Maar
ik weet, dat het u nooit verveelt ze
aan te hooren."
„Zeg maar, wat je gelukkig kan ma
ken, liefste Claire. Wat is het, dat je
nu graag zoudt willen hebben?"
„Mama" riep het jonge meisje opge
wonden uit, „ik heb nog nooit in mijn
leven icmanrl ontmoet van wie ik zoo
veel hield als van juffrouw Kent. papa
en u uitgezonderd natuurlijk. Er is iets
dat mij o zoo gelukkig zou maken en
dat is als zij hij ons zou komen wonen
om mijn vriendin en oudste zuster te
zijn. Als eenigst kind heb ik het vrij
stil en eenzaam. Laat haar bij ons ka
men inwonen.
„Dat is nog al een wonderlijk voor
stel, Claire" zei Madame de Saint Luce
Niet zoo erg wonderlijk, mama. U
weet, dat het nog heel lang zal duren
voor ik mijn intrede mag doen in de
salons. Papa en u gaan veel uit en
dan voel ik mij dikwijls alleen en ver
lang ik naar een oudere zuster Juf
frouw Kent zou de liefste vriendin
voor mij zijn, die ik maar kan beden
ken."
„Maar mijn lieve Claire, het is een
ernstige kwestie, het is niets minder
dan een vreemdeling in ons familiele
ven opnemen, als een lid van ons ge
zin."
„Zoo erg hoeft het niet te zijn. In
ons groote huis is er plaats genoeg
voor meer dan één gast. Geef juffrouw
Kent die drie aardige kamers die uit
zien op den bloementuin. Die zou zij
voor haar eigen particulier gebruik
kunnen hebben. Zij behoeft u en uw
bezoekers niet te storen en het zou
voor mij heerlijk zijn."
{W.ordt vervolgd).