MODE-RUBRIEK NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1925 Wat de bladen zeggen. De beste weg. Het N.V.V. zich aandienend, als het sterkste vakverbond, heeft bij da Re geering een adres ingediend inzake de werkloosheid en haar bestrijding. Een breed plan wordt daarin ontwikkeld, en de gedachte geopperd, dat de Re geering dient te zorgen voor een blij vende werkgelegenheid, als die in de vr'ie maatschappij niet aanwezig ié. Wij willen, zegt de Standaard, Let plan hier riet bespreken, en zull?n ook niet afkeuren, dat het socialistisch Vakverbond zijn aandacht aan het vraagstuk der 'werkloosheid wijdt. Goede wenken, die het kan geven, zu.- Dn 2eker dankbaar worden aanvaar In verband echter met de demon straties, die op touw worden gezet, met het „program van den arbeid" dat aangekondigd is, met de actie waar mede men dreigt als niet precies naar. den' zin van het Verbond wordt gehan deld, zouden wij alleen thans deze op merking willen maken, dat voor een j vakorganisatie de beste weg is om te 'helpen de werkloosheid te bestrijden, zelf alle krachten in te spannen om den goeden gang in het bedrijfsleven te bevorderen en voor een rustige ont- wikkeling mede zorg te dragen. In een rapport, in Zweden uitge bracht door een daartoe ingestelde re geringscommissie, waarin de moge lijkheid van de democratie en het be drijf wordt overwogen, wordt o.m. ge zegd, dat voor de verhooging der pro ductie allereerst van belang is een goede verstandhouding tusschen werk gevers en werknemers. Dit is heel dui delijk. j De socialistische vakorganisatie zoekt een zeer breed terrein, en brengt zelfs de beheersching van het politieke leven, ja de verovering der macht door het proletariaat, diet de daarbij be- hoorende revolutionaire actie, binnen het program van haren arbeid. Eenige bespreking van het arbeids terrein en een krachtig medewerken voor de handhaving van gezag, orde en vrede in de ^samenleving, zooals de Christelijke organisaties dat verstaan, schijnt vooralsnog de beste weg tot bestrijding der werkloosheid. Des noods konden weidsche plannen voor een diepingrijpende regeeringszorg dan uitblijven. HET SCHANDBORD. In verband met de stormramp die een deel van ons land teisterde, schrijft Ds. J. Gispen in „De Bazuin": Wat doet het weldadig aan, dat heel ons volk zich opmaakt om de hel pende hand te bieden. Een ware vloed golf'van gifbfen gaat er ons land door. Dat is een heerlijke uiting van onzen volksaard, die we dankbaar hebben op te merken. Vóór het gemeentehuis heeft de bur gemeester van Borculo doen plaatsen een eenvoudig witgeschaafd bord, waar boven met groote leftters geschilderd is: Schandbord. Op dat bord zou ko men de naam van eiken inwoner, die zich wederrechtelijk iets zou toege ëigend hebben. Toen ik voor dat bord stond, was 'het nog geheel leeg. Niet één paam was er op te lezen.. Dit getuigt wel voor de goede orde en tucht, weifee er bij de burgerij heerscht. Op mijn terugtocht bleef ik naden ken over dat schandbord. De ge dachte die aari het plaatsen van dat bord ten grondslag ligt, is nu juist niet bijzonder modern. - 't Doet denken aan den ouden tijd toen kijfachtige buurvrouwen voor het gemeentehuis te kijk werden gesteld fnet hoofd en handen door 'een plank Qp hun schouders, zooals ik' vroeger ia het Panopticum te Amsterdam we. eens gezien heb. 'tDoet denfeen aan den ouden tijd, waarvan mijn vader ons vertelde, toen lijfstraffen in het openbaar werden toe gediend, inplaats van zooals nu en kele guldens boete in ontvangst te nemen. Dat de burgemeester van Bór- culo nu zulk een schandbord uitdacht vind ik zielkundig verbazend juist. On der deze omstandigheden op dat bord aangeplakt te worden, het zal meer dan iets anders preventief werken. Misschien gaat de tegenwoordige op voedkunde weer terug naar het ouder- wetsche. 'tZou geen ramp wezen en misschien gunstiger resultaten opleve ren dan de nieuwerwetsche methode, waarin voor zulke harde dingen geen plaats is. GEMENGD NIEUWS. Doodelijk mijnongeval. In den nacht van 26 op 27 Augustus' is de mijnarbeider J. Z. wonende te Eijgelshoven in de ondergrondsche werken der mijn „Laura" door neer vallende steenen op het hoofd getrof fen en onmiddellijk gedood. De on gelukkige laat een weduwe met twee zeer jeugdige kinderen achter. Een rattenoverheersohing. Volgens majoor Ferguson, een lid van den districtsraad, wordt Crowthorna een dorp in Oost-Berkshire, hevig ge plaagd door ratten en in zoo groot aantal, dat zij den vrouwen ia het Afb. 1. Manteicostuum met lange casaque. Mantel met plisseegedeelten. Afb. 3. Mantel met ceintuur en staanden kraag. Afb. It Mantelcostuum met lange casaque. De zwarte ripsstof waarvan dit costuum vervaardigd is, wordt verlevendigd door een zwart-wit vest, dat van onderen breed valt, doch van boven smal toeloopt. Hierover valt de casaque los, en wordt deze gecompleteerd door een rond geknipt rok- gedeelte. De onderjurk is nauw. Een breede omgeslagen kraag met en lange mouwen die naar onderen wijder vallen. Afb. 2. Mantel met plisséegedeelten. Bij deze elegante mantel van bruine velours, zijn op taille-hoogte ceintuurgedeelten geknipt, die de aanzetneed dekken van de plisseegedeelten. Deze plissees komen terug aan de hoog- aangezette manchetgedeelten der mouwen. De breede kraag van dubbele stof wordt dubbel-geslagen gedragen en wordt van voren even vastgehecht. Afb. 3. Mantel met ceintuur en staanden kraag. Bij deze mantel is het interessant te zien, dat de streep dwars verwerkt is. De staande omgeslagen kraag is van voren open en woTdt afgewerkt door een smalle das, van effen stof. Uit deze stof bestaat ook de binneubekleeding van de omgeslagen breede revers, de ceintuur en de lange lipjes waardoor de ceintuur geleid is. Lange mouwen met smalle lipjes. dorp het leven werkelijk ondraaglijk maken. De majoor zeide, dat het niet maar om een honderd ratten ging. Het zijn er duizenden zeide hij, en man kan ze 's morgens door de straten zien marcheeren als een regiment cavalerie. De zaak is zoo ernstig, dat de vrou wen niet durven gaan slapen en velen daarom reeds nachten opblijven. De oorsprong van de pïaag wordt gezocht in een groote vuilnisbelt, .die vlak bij het dorp gelegen is. Men zal zich met den eigenaar daarvan in ver binding stellen ten einde' de plaag te verdelgen. Een wraakneming. ^TeJEs- schen, nabij de Hollandsche grens, twaar het Belgische douane kantoor is gevestigd, heeft Zondagnacht zich (een bloedig drama afgespeeld. De 31-jarige douanier Wiagenmaec- kers werd bij zijn thuiskomst des nachts door zekeren A'. S., drankslij;- ter, op den drempel van zijn woning plotseling overvallen en door niet min der dan 28 messteken verwond. Het slachtoffer had zijn aanrander herkend, zoodat men bij het onder zoek op geen dwaalspoor kon gera ken Toen nu S., die over de Neder- landsche grens was gevlucht, in Bel gië terugkwam, duurde het niet lang of de gendarme wist hem 'te arresteer ren. De dader bekende uit wraak dezen moordaanslag te hebben gepleegd om dat LWagenmaeckers hem vroeger eens een ambtelijke bekeuring had bezorgd. De toestand van het slachtoffer is (redelijk wel. Tegenstelling. Aan de vei ling van de Langendijker Groenten Centrale werd gisteren bloemkool ver kocht voor 60 cent per stuk en roode kool voor 60 cent per 100 K.G., beide van goede kwaliteit. Ook tiie nogAls een bij zonderheid mag zeker wel gemeld wor den, dat .Woensdag bij een hevig on weer, dat zich boven Borculo ont laste, de bliksem sloeg in den eeni- gen boom die nog in de Burgemeester Bloemenstraat overeind was blijven staan. Inbreker en nachtwaker. Omtrent een inbraak die te Rotterdam is gepleegd in 'tcafé van Wl O. B.. op het Noordplein aldaar, vertelt de „Voorwaarts" de volgende bijzonder heden. Zondagnacht ongeveer 2 uur be merkte een surveilleerende agent van politie, dat de buitendeur openstond van het café, gevestigd in pand 39 aan het Noordplein, voorheen d© zoo beruchte lunchroom, bewoond door de familie van Cappelleveen. De eigenaar W:. C. B., wonende in de Laanzichtstraat, werd gewaar schuwd en deze ging dadelijk mee naar het Noordplein. Alles' werd aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. Er werd niets verdachts gevonden, ter wijl ook niets werd vermist. Vandaar dat men aannam, dat de deur van het café niet goed gesloten was, toen de caféhouder zijn zaak verlaten had. Des anderen daags kwam 's mor- fens een nachtwaker hi het café van En daar de caféhouder aangesloten bij een particulieren 'nachtveilig heidsdienst, toonde hij zich tegenover den nachtwaker ontstemd, dat de po litie hem had moeten waarschuwen en dat dit niet was geschied door den waker. Deze echter, den eigenaar van het café niet persoonlijk kennende, vertel de toen, dat hij 's nachts van alles op de hoogte was geweest en dat hij zelfs den caféhouder had gesproken. Deze stond, zooals te begrijpen is, stom van verbazing over de bruta liteit van den nachtwaker en ontkende ten stelligste eerder met hem gespro ken te hebben. „Wel zeker", aldus de wachtman, „heb ik vannacht alles gezien". En hij* vertelde verder. „Zoo ongeveer half twee zag ik de deur openstaan en in het* café licht branden. Toen ik binnentrad zag ik een man achter den toonbank staan. Deze zeide bij mijn binnenkomst „Goe den avond" en ik beantwoordde zijü groet ook met „goeden avond". „Ik kom de boiel nazien en ga dan naar huis", aldus de ^nbekende man. Een praatje volgde daarop en de niets kwaard vermoedende nachtwaker kreeg tot slot de mededeeling „Kom morgen maar terug, dan zal ik het wel goed met je maken". Samen waren ze toen naar buiten gegaan, waar nog eenigen tijd het ge sprek werd voortgezet, nadat de deur was dichtgetrokken. Na afloop van de discussie hadden de mannen el kaar een hand gegeven en met e^L tot morgen mijnheer" had de nachtveilig- heidsman daarop afscheid genomen1. Men kan zich voorstellen het ge zicht van den nachtwaker, toen hij hoorde, dat hij des naohts niet de caféhouder, doch den inbreker had ge sproken. Wanneer het waar is wat u beweert dat er in dat portret dat de heer ter Spill teekende wel enkele trekken zijn die lijkeA. Ja, wanneer ik zelfs verder wil gaan en beweren wil, dat het por tret wel zoo goed lijkt dat er gemak kelijk de AR. partij uit te herkennen is, is het dan verstandig van u om m „Een aijder portret" zoo over anderen uit te wijden of doen we beter om de hand in eigen boezem te steken en biddend te strijden tegen de rotte plek ken in onze partij? Hoogachtend, Uw abonné, M. VOGELAAR. Sassenheim, 24 Augs. 1925. De plaatsing van dit schrijven is en kele dagen vertraagd. Voor het ant woord verwijzen wij naar het hoofdar tikel van vandaag. Redactie. =3g= B C a Ons Babbelhoekje, j (Bi INGEZONDEN. :»ntwoordelijkheid der Redacti*.) Mijnheer de Redacteur, Vergun me enkele regelen in uw blad. Hiervoor mijn dank. Ik wilde n.1. iei> schrijven over twee voorstuk ke- Zaterdagavondblkd: „Een cigei-ijKeiid portret" en uEen ander por+t,et g33 Beste jongens en meisjes, De vacantietijd is nu weer, althans voor verreweg de meesten, voorbij. De lessen zijn weer begonnen, het uit gaan behoqrt weer tot het verleden en daan Ufc* dagen weer korter worden, en de avonden langer, komt nu ook weer de tijd, dat we weer meer aandacht aan ons babbelhoekje kunnen schenken. "Omdat ik dadelijk' graag goed wol* beginnen, met een flink getal deelnemers - ("sters), zal ik met het opgeven van raad sels nog één weekje wachten. En dan gaat het, hoop ik, ook weer met' volle 2racht vooruit. Maandag is onze iCóningin Jarig. Hebben jullie nog feest op school of zijn er andere feestelijkheden, waar jullie van kunt genieten ?Ik hoop van wel en laten we er aan denken, dat we met een flinke Oranjestrik voor den dag komen. De band tusschen Oranje en Nederland mag niet verslappen. Zegene God onze Vorstin en haar Huis En blijve t bij ons: Oranje boven. Leve de Koningin. Vele groeten van OOM FELIX. Cor's jachtavontuur. Zich stevig vasthoudend, uit vrees, dat een onvoorzichtige beweging hem weer als een levende bal naar beneden zou doen rollen, trachtte Cornells zich zoo spoedig mogelijk te vergewissen van de plaats waar hij zich bevond, want het avondrood stief langzamerhand weg en de nevelen stegen hoe langer hoe hooger. Alles wat hij zien kon was het smalle strookje grond, waarop de boom stond en vurig verlangend naar een veiliger plekje om den nacht door te-brengen, klom hij uiterst behoedzaam naar bene den» en liet zich op <de rots nederglijden zoo innig dankbaar voor zijn redding, dat hij niets anders doen kon dan een poosje doodstil Wijven liggen, om aan zijn moeder te denken, terwijl de tranen hem langs de wangen terwijl üe bicaeiden. Hij was geheel van streek geraakt' door den val; en had pijn in al zi,n leden; zijn kleeren waren hem half van het lijf ge scheurd, zijn moed en geestkracht gebn»- ken; honger en vermoeienis, pijn en ge vaar hadden hem geleerd welk een zwak schepsel hij .was. Hij kon niets meer doen, voordat het weer licht werd, en hij trachtte zich te verzoenen met de gedachte, dat hij den nacht hier op den berg zou moeten door brengen, dankbaar, dat hij er tot nog toe het leven had afgebracht, al kon hij volstrekt niet nagaan, wat hij den vol genden morgen zien zou. Te afgemat om zich te bewegen, lag hij onafgebroken te staren naar den westelijken hemel, waar de zon achter de purperen heuvels ver dwenen was. De geheele valei was in 'nevelen ge huld en geen ander geluid trof zijn ooren dan het ruischen van de dennen en het klateren van den waterval. „Wat ben ik toch leelijk in den val ge raakt", dacht hij. „Hoe dwaas van mit, niet terug te keeren, toen ik het nog doen kon, in plaats van hierheen te sukkelen waar geen schepsel mij bereiken kan. En alleen zal ik er niet weer vandaan kun nen komen. Mijn geweer is ook gebroken bij den val, en ik ben .dus zelfs buiten staat om een schot te lossen, bij wijze van noodsein. En mets te eten en te drin ken, terwijl ik hier zeker wel een dag zal moeten liggen, voordat zij mij vinden. Chris zei: „Schreeuw maar, als gij mij noodig hebt"het zou mij nu bitter wei nig helpen. Ik zal het toch eens beproe ven. En zich oprichtend begon hij Cornelis te roepen, tot hij er heesch van was, maar de echo alleen antwoordde hem, en eindelijk gaf hij het op, zijn best doende, zich als een man in zija :<rzs:and te sfchu:*::n. Al:oi moeder natuur naar medelijden wilde toonen met den armen knaap, was het smalle plekje waar hij nedergekomen was, geheel begroeid met zaoht mos en fijn gras, terwijl hief en daar een zeker plantje groeide, waarvan hij vroeger de blaadjes wel eens voor de aardigheid op gegeten had. Waarschijnlijk waren de zaad jes door den wind hierheen gevoerdin de schaduw van den boom opgewassen, door het van de rots druipende water gevoed, zou het plantje hem nu van den knagen den honger bevrijdenmet welgevallen knabbelde hij op de zoetachtige blaadjes Toen hij er niet meer vond, nam hij een bosje gras tusschen de tanden en hoewel hij zichzelven bij een geit vergeleek, speet het hem, dat het weiland, waar hij gra- zen, mocht, niet wat uitgestrekter was. „In de boeken komen de menschen al tijd te land op een plaats, waar zij een v ogel kunnen schieten of een viscli vangen of het een of ander dier bemachtigen om op te eten", dacht hij; „ik vind niet eens een wortel om op te kauwen of een vogelei om uit te zuigen. Mijn geweer is kapot, anders kon ik een havik schieten en braden, indien de modder mijn luci fers ten minste niet even onbruikbbaar heeft gemaakt als mijn botetfiammen. Maar jhjoc 'het zij, het zal nu verder wel terecht komen, denk ik, en wanneer alles goed en wel achter den rug is, zal het een prachtig «.vontuur zijn om te ver tellen. In de hoop, dat hij zijn ellende in den slaap zou kunnen vergeten, zooht hij een plaatsje onder de laaghangende tak ken van den boom en lag daar half dom melend te kijken naar de in de schemering gehulde wereld om zich heen. Hij droom de en zag de ontsteltenis in de bberen- woning, toen hij maar niet terugkwam, hij zag de vrouwen schreien, de mannen ang stig en bedrukt heen en weer loopen, toebereidselen makend om hem te gaan zoeken. Zoo levendig was die v oorstelling, dat hij wakker werd met den kreet„Hier ben ik", en bijna naar beneden was getuimeld, terwijl hij de armen naar Abner uitstrekte „Na dien schok, en de daarop volgen de bittere teleurstelling, kon hij den slaap niet zoo spoedig weer vatten. Hij bleef stil liggen en keek naar de Sterren, die als zooveel vriendelijke oogen over hem schenen te waken, terwijl hij daar een zaam en verlaten op de ongenaakbare rotsen lag. Nog nooit had hij de we reld op dit uur van den nacht gezien en de plechtige aanblik maakte diepen indruk op hem. Het was een grootsch en woest too- neel, huiveringwekkend en vol onbekende gevaren. Het vervulde hem met een on beschrijfelijke gewaarwording van klein heid en hulpeloosheid en gaf hem een dieper besef van 's menschen volkomen afhankelijkheid van Gods machtige liefde, dan ernstige woorden ooit zouden heb ben kunnen doen; zelfs niet, al kwamen zij uit den mond van zijn lieve moeder. De gedachte aan het leed, dat hij haar door zijn eigenzinnigheid had aangedaan, perste hem tranen van berouw, uit de oogen, en hij schaamde zich daar niet voor, want de prachtige sterren waren zijn eenige getuigenen wat nog veel beter was, hij besloot schuld te beken nen, boete te doen en wijsheid te leeren uit dit ongeval* dat misschien nog veel erger gevolgen zou kunnen hebben dan hij nu wel dacht. Na deze verootmoediging voelde hij zich beter en kalmer, en langzamerhand keerden zijn gedachten van devze ernstige dingen weer tot de boschlcatten terug; want allerlei geluiden in de bosschen be neden hem, schenen te bewijzen, dat het vurig] gewenschte dier zijn nachtelijken rooftocht! luad aangevangen. In zijn opgewonden verbeelding zag hij ze bij dozijnen rondioopen, als het ware wachtend op een kogel; en daar lag hij nu, op dat smalle strookje rots, met ge broken geweer, niet in staat zelfs maar naar hen te kjjken. Hij voelde, dat het een rechtvaardige straf voor hem was, en toen hij de eerste gewaarwording van spijt te boven ,was, troostte hij zich met ae gedachte, dat hij vrij wat veiliger was waar hij lag, dan op dit uur alleen in do bosschen want uit de verschillende geluiden maakte hij op, dat hjj rustekocwe «n gevparbjke y buren l£&-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 7