NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 29 AUGUSTUS 19251
Aan het einde der Week.
De week', die achter ons ligt, is in po
litiek opzicht van veel beteekenis geweest.
Toch kunnen wij niet spreken yan een
„historische week".
Er zijn geen belangrijke resultaten be
reikt; alles stond in hetteeken van voor
bereiding.
Ook de Londensche besprekin
gen hebben niet tot „volkomen overeen
stemming" geleid, hetgeen Caillaux eerlijk
erkend heeft.
Zij zijn niet met een accoord geëindigd,
paar met een slot-aanbod van Engeland
aan Frankrijk.
Caillaux is nu weer naar Parijs terug
en heeft de Britsche voorstellen aan zijn
iambtgenooten voorgelegd, teneinde een
'beslissing daaromtrent te nemen.
Doch het is zeer waarschijnlijk, dat de
t'definitieve beslissing niet zal vallen, al-
[vorens ook' de onderhandelingen betref-
Ifende de schuld van Frankrijk' aan Ame
jrika gevoerd zijn.
En dit om tweeërlei reden,
j. Vooreerst, omdat aan de financiëele
(draagkracht van Frankrijk een grens is
en dus hoe meer Amerika hebben wil,
(er des te minder voor Engeland overblijft.
Bovendien heeft Engeland uitdrukke
lijk als zijn wil te kennen gegeven, dat
j Frankrijk aan Amerika geen beter bod
jzal doen, dan wat zoo ongeveer met het
I Londensche overeenkomt.
Het zal dus nog wel eenigen tijd duren
alvorens de inzonderheid voor^ Frankrijk
zóo brandende kwestie der intergealli-
eerde schulden tot een oplossing gebracht
Ook! biet vraagstuk der veiligheid
/vordert slechts langzaam, al schijnt het,
of er de ladtste dagen wat meer jspoed
.aChter gezet wordt.
Fransche nota aan Duitschland in
zake het veiligheidspact is ïh het begin
^ezer week aan de Duitsche regeertng
overhandigd.
Hetgeen het meest opvalt in deze in
verzoenenden geest gestelde nota is de
'nadruk, die daarin gelegd wordt pp de
.uitbreiding van het arbitrage-beginsel ook
jtöt zuiver politieke aangelegenheden tus-
schen Duitschland en zijn buren.
Algemeene verplichte arbitrage alzoo,
levanals in het protocol van .Genève. Te-
j recht heeft men begrepen, dat allsn op
[deze wijze het oorlogsgevaar afdoende kan
[bestreden worden eer de voorwaarde voor
jeen toestand van veiligheid in de onder-
ilinge verhouding der staten geschapen
[.worden.
Met deze Fransche nota is de schrifte-
(lijke gedachtenwisseling over het veilig-
'heidspact ten einde en kunnen de mon
delinge onderhandelingen beginnen.
Cr zal uan ook binnenkort een coiiie-
kentie gehouden worden van de ministers
'van buitenlandsche zaken van Duitschland
.'Frankrijk, België en Engeland. Ih af-
wachting en ter voorbereiding daarvan
'zaf, reeds over enkele dagen, een bijeen
komst van juristen gehouden worden,
.teneinde de „juridische en technische"
zijde van het veiligheidspact te bespre
ken.
UuitscfiAmd heeft de üitnoodiging tot
cfeze laatste conterentie bereids aange
komen
Zoo zal dus, als alles naar wensch ver
doopt, het veiligheidspact binnen niet al
te langen tijd opgesteld en gesloten zijn.
Laat ons hopen, dat daarvan dan ook
jhet gevolg zal zijn, dat inderdaad er
jmeerderc veiligheid in ons werelddeel
jheerscht.
Want verdragen kunnen niet alles, .van
nog meer waarde is de mentaliteit der
jvolken.
I liet onderling vertrouwen moet weer-
tkeeren en het oude' „Si vis pace-m
[para bellum" (Als gij vrede wilt, bereid
den oorlog) plaats maken voor: „Si vis
pacem cole justitiam" (Als gij den vre
de wilt, beoefen de gerechtigheid).
Uil het grijs verleden.
DE DUUR VAN ISRAëLS VERBLIJF
IN EGYPTE.
De chronologie of tijdrekenkunde
des Ouden Testaments stelt ons voor
tal van moeilijk op te lossen vraag
stukken. Zoo is het, om een voorbeeld
te noemen, niet gemakkelijk uit te ma
ken, in welken tijd en hoe lang het
verblijf der kinderen Israëls in Egypte
geweest is.
De gegevens der Heilige Schrift hier
omtrent zijn zoo duister, dat het kaat
ste woord over deze kwestie nog lang
niet gesproken is.
Dit hangt.ook samen met het ver
schil tusschen den Hebreeuwschen
tekst de9 Ouden Testaments en de
Grieksche vertaling der Zeventigen.
Exodus 12: 40 luidt volgens den He
breeuwschen tekst, die ook door onze
Statenvertaling gevolgd is: i „De tijd
nu der woning, die de kinderen Israels
in Egypte gewoond hebben, is vierhon
derd en dertig jaar."
De Septuagint daarentegen heeft:
„Het verblijf nu van de kinderen Is
raëls, dat zij verbleven in Egypte en
in Kanaan (sommige handschriften
voegen hieraan toe: zij en hunné va
deren) is vierhonderd en dertig jaar
Volgens deze laatste lezing zou het
verblijf der kinderen Israëls in Egypte
slechts 215 jaar geduurd hebben.
Immers Abraham was toen hij in 't
land Kanaan kwam, 75 jaar oud (Gen.
12:4) en toen Izak geboren werd, 100
jaar (Gen. 21:5), alzoo van Abrahams
komst in Kana&n tot de geboorte van
Izak zijn 25 jaar. Izak was bij de ge
boorte van Jakob en Ezau 60 jaar (Gen
25: 26)%en Jakobs leeftijd bij z'n komst
in Egypte was 130 jaar (Gen. 479.
Abraham en zijn zaad hebben alzoo
215 jaar als vreemdeling in Kanaan
gewoond, zoodat dan voor het verblijf
in Egypte volgens den tekst der Ze
ventigen een gelijke tijdsruimte over
blijft.
Welke dezer beide lezigen is ïiu de
juiste?
Dit is niet a priori uit te maken.
Van geen enkele der gewijde ge
schriften (evenmin trouwens als van
de Grieksche en Romeinsche classie-
ken) bezitten we de autographa; wij
hebben slechts handschriften die op
zijn vroegst uit de 10de eeuw na Chr.
dateeren In de eeuwen die verloopen
zijn sinds ze voor het eerst werden
neergeschreven, hebben de heilige tek
sten natuurlijk evenals de profane aan
allerlei lotgevallen blootgestaan, waar
door de tekst op sommige plaatsen
corrupt kan geworden zijn. Dit is de
menschelijke zijde van het schriftge-
worden Woord.
Toöh wijken de handschriften van
het Oude Testament onderling slechts
weinig af. Men he eft .-daaruit afgeleid,
dat alle tot ons gekomen handschrif
ten teruggaan tot een gemeenschappe-
1 ijken tekst, die van Rabbi Akiba ten
tijde van den Romeinschen keizer
Hadrianus (117-^138 na Chr.) afkom
stig zou zijn.
Aan de te Alexandrië vanaf het mid
den der derde eeuw vóór Chr. vervaar
digde Grieksche vertaling des Ouden
Testaments, de z.g. Septuagint, ligt
derhalve een Hebreeuwsche tekst ien
grondslag, die verscheidene eeuwen
ouder is. Dit pleit natuurlijk vóór de
betrouwbaarheid dezer vertaling, hoe
wel we er ook rekening mee moeten
houden, dat onze oudste handschriften
der Septuagint uit de vierde eeuw na
Chr afkomstig zijn.
Voorts pleit nog ten gunste der Sep
tuagint dat zoowel de Samaritaansche
teks(t der vijf .boeken van Mozes, als
ook de Joodsche geschiedschrijver Jo-
sephus meer met haar dan met den
Hebreeuwschen tekst overeenkomen.
Op grond van den'ouderen tekst die
aan de vertaling der Zeventigen ten
grondslag ligt, zouden we alzoo ge
neigd zijn. aan haar lezing het meeste
waarde te hechten.
Een nog belangrijker vraag is even
wel, -welke der heide onderling afwij
kende lezingen de pieeste innerlijke
waarschijnlijkheid heeft.
Hieromtrent bestaat on'der de Oud
testamentische geleerden geen eenstem
migheid.
Prof. A. N o o r d t z ij is van mee
ning, dat de Grieksche tekst niet juist
kan zijn en hij voert daarvoor (in
„Gods Woord en der eeuwen getuige
nis") de volgende argumenten aan.
Vooreerst had, daar we hier met een
retrospectief cijfer te doen hebben, de
volgorde moeten zijn: „in Kanaan en
in Egypte." Dit doet dus reeds vermoe
den, dat dit „in Kanaan" later is toe-
Voorts ligt het voor de hand, dat in
een verhaal, waarin gesproken wordt
van het glorierijke einde der Egypti
sche dienstbaarheid en van den*terug-
keer naar Kanaan w e 1 gezegd wordt
hoe lang Israël van het beloofde land
verwijderd is geweest, maar niet, ^at
met dezen terugkeer de tijd van het
verblijf der vaderen in Kana&n en de
daarop volgende tijd van het verblijf
hunner kinderen in Egypte ten einde
was. 1
En ten slotte wondt volgens Prof
Noordtzij de indruk, dat we in den
Griekschen tekst van Exod. 12:40 met
een jongere berekening te doen heb
ben, versterkt door het feit, dat de
Grieksche vertaling in Gen. 15:13 den
duur van het verblijf in Egypte op 400
jaar stelt.
Toch heeft ook deze opvatting haar
bezwaren en wel hoofdzakelijk, dat
Paulus in Gal. 3:17 duidelijk zegt, dat
de wet 430 jaar later gekomen is dan
het verbond Gods met Abraham.
Dit bezwaar is alleen maar te onder
vangen door aan te nemen, dat de ge-
inspireerde schrijver hier formeel
de Septuagint heeft gevolgd.
KERK EN SOCIALE LEVEN.
In de vergadering van den Chr. Nat.
Werkmansbond hield de heer Joh. van
Meggelen te Rotterdam een referaat
over De Ned. Herv. Kerk en de Chr.
Nat. Werkmansbond en het opkomend
geslacht.
Spr. wees er op, hoe zoovelen in de
zen tijd tegen God en Zijn Woord de
vuist ballen. Heeft dit niets tot ons
te zeggen? Begrijpt in deze dagen de
Ned. Herv. Kerk wat haar taak is?
Zij heeft te voorzien in geestelijke
behoeften. Helaas achten zij, die in de
kerk leiding geven in breeden schaar,
het -sociale werk uit den booze. Spr
wijst er op, hoe in den Bijbel anders
geleerd wordt. De C.N.W.B. erkent «le
geestelijke behoeften ten volle. Maar
ook de stoffelijke behoeften des volks
vragen de aandacht van de geestelijke
leiders. Spr. vraagt niet om „sociale
preeken." Maar men moet niet e»j:zij-
dig op de geestelijke beïfoeften aFeén
letten. De predikanten weten zoo wei
nig van liet sociale leven. Dat moest
toch anders zijn. Zij dienen hun ra
ping als herder der gemeente te ker
nen. Samenspreking met de mannen
van den Werkinansb. zou gewen ?cht
zijn.
Een de: ooriaken van het gebrek
aan social3 belangstelling zoekt spr.
hierin, dat zoo weinig arbeiders in de
kerkbe3t.wor. eon plaats krijgen. De
toestand kan en mag zoo niet blijven/
Spr. citei.c eer. brief van de Synode
der Ned. Ii>rv Kerk van 1871, waarin
er op wordt aangedrongen, kenni3 te
nemen van de sociale nooden van het
volk. Ook in een boejeje voor de wijk-
broeders, geschreven door ds. Jonker
in 1886, wordt er op aangedrongen,
dta zij kennis zullen nemen vau de
sociale vragen. Spr. citeert ook, wat
prof. Slotemaker de Bruine zei op de
sociale conferentie van 1910. Wal is
in die richting tot stand gekomen?
De Chr. Nat. Werkmanshond heeft
vanaf de oprichting de hand tussch«in
kerk en volk willen leggen, zooals uit
art. 1 der statuten blijkt. Daarom kan
tot de kerkelijke besturen gezegd wor
den: Komt over en, helpt ons. Nooit
of nimmer wordt de naam van den
Chr. Nat. Werkmanshond in de kerke
lijke vergaderingen genoemd. Laat er
in deze wintermaanden een begin ge
maakt worden, dat men met de predi
kanten over deze zaken gaat spreken.
Er moeten vergaderingen belegd wor
den, waarin gesproken wordt eener-
zijds over hetgeen de kerk doet, ander
zijds over de sociale vragen.
In de tweede plaats behandelt spr
het punt: de C.N.W.B, en 't opkomend
geslacht. Spr. wijst er op, hoe weinig
jongeren tot den Chr. Nat. Werkmans
bond toetreden. Men heeft allerlei be
zwaren. De naam van werkman is ver
acht. Hebben wij ons te schamen voor
onze vereelte handen?
Spr. vraagt de aandacht voor het
opkomend geslacht. Daaraan moet
aandacht wonden geschonken. Wij moe
ten de jeugdorganisaties aan ons ver
binden. De soc.-dem. is er ons in voor
gegaan. Het gaat bij haar niet voor,
maar om de jeugd. Ook de Roomsch-
Katholieken kunnen hier tot voorbeeld
strekken.
Spr. raadt aan, in de wintermaanden
een speciale samenkomst voor de jon
geren te beleggen. In elk der afdeelin-
gen moet een speciale propagandacom-
missie zijn, die contact zoekt met de
jongelingsvereenigingen.
Wendt men deze middelen aan, dan
zal het opkomend geslacht straks onze
taak kunnen overnemen. (Applaus).
De heer J. Bakker (hoofdbestuur)
spreekt den wensch uit, dat een con
clusie wordt gesteld. Spr. vraagt of-
het niet gewenscht zou zijn, dat de C
N.W.B. een brief richt tot de Ned. H.
Kerk en tot de Synode. Zou het ook
niet van belang zijn dat er een „nood
kreet" gericht wordt tót het bestuur
van het Ned. Jong. Verbond?
Ds. Kuipers deelt uit zijn practijk
mee, hoe een afdeeling van den C.N.
W.B. werd opgericht op aandrang van
de Kerk. Spr. heeft echter ook een te
genhanger daarvan meegemaakt.
Spr .kan er nooit bij, wat „sociale
preeken" zijn. De prediker heeft te
brengen het Koninkrijk Gods. Dat om
vat èn het stoffelijke en het geestelijke.
Spr. vreest, dat als men op de agen
da zet het onderwerp bestuursinrich
ting der Ned. Herv. Kerk, dan
men nooit aan het sociale toe. Want
altijd weer komen bij zoo'n onderwerp
de richtingsverschijnselen aan de orde
Spr. kan de jeugd nooit warm krij
gen voor sociale onderwerpen. Zij zijn
te veel gewend geraakt aan het: daar
wordt voor gezorgd. Het streven van
de laatste jaren om alles maar te la
ten studeeren, begint thans wrange
vruchten te dragen. Natuurlijk moeten
jongens met aanleg geholpen worden
Maar om allen voor studie te bestem
men en minachting voor het hand
werk te kweeken is verkeerd.
Nog eenige discussie volgt, die de
inleider beantwoordt.
De heer J. Bakker deed hierop, me
de namens den heer Visser, het voor
stel, om aan de Synode het verzoek te
doen, de door refer, geciteerde circu
laire, 'al dan niet gewijzigd, weer aan
de Kerkeraden toe te zenden en om de
verschillende opmerkingen hier ge-
maakj in 'n speciaal nummer van ,.De
Voorzorg" te behandelen en dat toe te
zenden aan predikanten, kerkeraads-
leden en jongelingsvereeniging.
Deze voorstellen werden onder ap
plaus aangenomen. De uitvoering werd
aan het hoofdbestuur opgedragen.
UIT DE OMGEVING.
8ASSENHEIM.
De h^er M. Tie kink, kommies der
directe belastingen, is geslaagd voor het
examen van kommies-verificateur der di
recte belastingen en is met ingang van
1 .October a.S overgeplaatst naar Rot
terdam'.
Burgerlijke stand. Geboren: Maria Do
rothea Petronella, d. v. C. ,G. Immerzeel
en J. van Lierop. Petronella Anna, doch
ter van J. Koek en M. Waasdorp. Cor
nells Johannes Petrus, zoon van ,0. J.
Kieb'ert en C. E. van Rei sen. Arie, zoo,n
van S. de Ridder en J. va*n Oostveen.
Maria Helena Anna, dochter van J. H.
Bader en H. W. Schouten. Margaretha
Maria', dochter van "B. Kaptijn en G-
IioOgenboom'.
Overleden: Anna Weijers, 87 jaar, wed.
van H. Langeveld. Adriana Zandvliet,
68 jaar, echtg. van H. M. van Dorp.
Gehuwd: COrnelis JoSephus van Duin,
23 jaar en Engelberta .Wilhelmina van
der Ploeg, 22 jaar.
Gevestigd: G. van den Room, Hoofd
straat 209, van Alphen a. d. Rijn. Mej
M. van der Ploeg, Keerweerlaan 11, var
Hillegom. C. J. van der Ploeg, Rusthof-
laan 22, yan Zoeterworude.
VertroMoen:
E. W. van Suin, geb1. van der Ploeg,
van Keerweerlaan 11 naar Blöemendaal.
WOUBRU OQB.
Het 25-jarig bestaan van de vereen.
„Het Groene Kruis" zal Ook hier wor
den herdacht.
Aan de winkeliers zijn sierlijk uitge
voerde gedenkplaten uitgereikt om in hun
etalages te plaatsen.
De steun, welke die afdeelingen aan
kranken en lijdenden heeft verschaft, is
genoeg bekend.
Ook bestaalt het plan met dit jubileum
een fonds te stichten, om achterlijke, ge
brekkige, slechthootrendeblinde of doof
stomme kinderen ten plattelande, onder
wijs en opleiding te geven,
In alle af deelingen zal, naar men hoOpt
voor dit doei een dollecte .worden ge
houden.
Het bestuur der Chr. Oranje vereen,
besloot de feestvergadering uit te stel
len tot 7, Februari a.s., zijnde het huwe
lijksfeest van ons Vorstenhuis, zulkis mede
met hef oOg op de tijdsomstandigheden
De zoon van de Wed. van Teijlingen
alhier heeft wegens kostwinnerschap we
der een jaar vrijstelling gehad van de
Nat. Militie.
Deze week zullen b^j een tweetal uit
gevers verschillende boekjes verschijnen,
getiteld: „De pastoor van Jacobswoude",
Ongetwijfeld zal Jan de Bakker die pas
toor zijn.
Wie wist voor een 25-tal jaren iets af
van Jacobswoude, een enkele geschied-
vorscher misschien, maar te Wo.ubrugge
bijna niemand, hoewel de aaam, verminkt
toch bij enkelen nog genoemd .werd.
Het was op een zomermorgen, dat twee
werklieden op het land van den heer
G. Heenk langs de tochtsloot hun brood
nuttigden.
Op de vraag, of dat stuk land ook nog
een naam had, antwoordden rij, Ja> d®*
noemen wij „Jaswou", Daarop werd hun
medegedeeld, dat dit een verkorting yan
Jacobs wo ude wais en dat daar t. plaatse een
dorp met lderk en kasteel had gestaan,
iets, waarvan ze nimmer hadden gehoord.
Maar nu werd hun tevens «si raadsel
opgelost, nJ. dit: Het was hun steeds
een vraagstuk gebleven, dat midden in
dien jgtrooten polder voorheen een hoe
veelheid doodshoofden werden gevonden
bij: het ploegen qjp dat land.
Bereids wezen zij daarna de plek aan,
waar deze opgeploegd werden, opmerke
lijk, dat die plaats juist overeen kwam
met de oude kaarten, waar de kerk van
Jacobs woude nog is te vinden, en nfunog
wordt bewaard achter de daar staande
hardsteenen bank, aan de Heeren of Heir
weg in den polder „Vteramböcht".
Leidsclie J^enkrassea.
Amice,
Dat was een aardige verrassing
Maandag toen de burgemeester in den
Gemeenteraad meedeelde, dat door
een vermogend ingezetene een bedrag
van f 11.500 was beschikbaar gesteld
voor de vorming van een fonds waar
uit later een wandelpark kan worden
gefinancierd.
Ge zult u allicht herinneren, dat en-
kelQ jaren geleden door den heer Knut
tel een voorstel werd ingediend om
voor een soortgelijk doel hij sprak
toen van een wandelbosch een be
drag van f 100.000 uit de gemeentekas
te nemen Dat voorstel is toen en
naar het mij voorkomt terecht door
den Gemeenteraad afgewezen. De tij
den zijn er voor onze Gemeente niet
naar, dat voor dergelijke doeleinden
zoo groote bedragen beschikbaar ge
steld kunnen worden.
Dit neemt evenwel niet weg, dat er
:met name aan den kant van den Ma-
resingel wel behoefte is aan een rus
tige wandelgelegenheid. D,e singel zelf
'is daarvoor, door het drukke verkeer
en den invloed van de Lichtfabrieken
langzamerhand onbruikbaar gewor-
den. Voor z'n pleizier wandelt hier
niemand, evenmin al9 op den weg
langs de Haarlemmertrekvaart, waar
de vele auto's niet alleen den weg on
veilig, maar door het vele stof dat ze
opwerpen ook(^ onbegaanbaar maken.
Ik juich daarom het optreden van
den heer de Koster van harte toe en
hoop dat het door hem gegeven voor
beeld navolging zal vinden, zoodat het
befetuur der te noemen Stichting over
niet te langen tijd over de noodige
fondsen zal beschikken om tot den
aanleg van een wandelpark over te
kunnen gaan. Er zal natuurlijk een
zeer belangrijk bedrag noodig zijn,
maar er is nu alvast een aardig grond
kapitaal, waarmee als de gelegenheid
gunstig is, aan d'e plannen althans een
begin van uitvoering kan worden ge
geven.
Ook om een andere reden heb ik
met blijdschap van het schenkingsbe-
sluit kennis genomen. De tijden zijn
veel veranderd. Van het huiselijke dat
vroeger ook het stadsleven eeniger-
mate kenmerkte, is niet veel overge
bleven. We spreken nog wel van „Lei
denaars" maar in vergelijking met
vroeger zijn er maar betrekkelijk wei
nigen, die op dien naam aanspraak
kunnen maken De menschen worden
weer veelmeer, evenals in den over-
ouden tijd toen men minder aan vaste
woonplaatsen gebonden waren, „gas
ten en vreemdelingen." Er is een
voortdurend komen en gaan, men
woont nu eens hier en dan weer daar
en het getal van hen die heel hun le
ven in een bepaalde plaats slijten en
die hun woonplaats liefhebben omdat
ze daaraan met duizend banden zijn
verbonden, is betrekkelijk gering. Er
is een tijd geweest, dat men met een
zekere trots van zijn geboorte- en
woonplaats sprak en dat er wanneer
men genoodzaakt werd te verhuizen.
een zeker heimwee leefde in de harten.
Van die liefde en die trots merkt
men in dezen tijd weinig. Er is veel
meer een pogen ook hier om de
plaats waar men jaren gewoond en
gewerkt heeft te ontvluchten en er
gens elders zijne dagen te slijten. En
dan doet het goed als er toch ook nog
personen blijken te-zijn die metterdaad
toonen de plaats waar zij woonden en
werkten lief te hebben, zooals we dat
nu bij de schenking van het wandel
parkfonds hebben kunnen zien.
Van hoeveel4 beteekenis dit fonds
kan worden zal de schenker zelf waar
schijnlijk wel niet ervaren. Dergelijke
zaken krijgen vaak pas beteekenis in
do verre toekomst. Daaraan denk ik
weieens ais ik in de gelegenheid ban
een van de mooie hofjes te bezoeken
waaraan Leiden zoo rijk is.
Gewoonlijk gaan we er langs heen
en gaan ook onze gedachten er langs
liepn. We beseffen niet, omdat we er
nooit eens expres bij stilstaan van hoe
onschatbare beteekenis die mooie rus
tige verblijfplaatsen voor tal van ou
den van dagen reeds zijn geweest en
in de toekomst misschien nog zullen
zijn, en hoe velen daar na een leven
van zorg en moeite een veilige wijk
plaats vonden, waar ze over het nog
altijd nijpende woonvraagstuk niet
behoeven te tobben en waar ze niet de
kans beloopen dat de huur wordt op
gezegd of verhoogd.
't Is een mooi bedrag, f 11.500, en
toch schijnt het ineen te krimpen e,n
van weinigbeteekenis wor.den^ate
men ziet hoe in dezelfde zitting van
den Gemeenteraad een bedrag van
f 40.000 werd gevoteerd, alleen om een
brug een wat betere plaats te geven en
^en stil grachtje, waar hoegenaamd
geen verkeer is en dat in afzienbaren
tijd ook niet in het groote verkeer kan
worden opgenomen, te dempen.
Er is over deze kwestie heel wat ge
praat in den Gemeenteraad en ik denk
er niet aan om daarover weer te gaan
napleiten. Ik voor mij had liever ge
zien dat het amendement van den heer
Huurman was aangenomen, maar nu
dat niet het geval is hoop ik, dat de
toekomst zal leeren dat de tegenstan
ders ongelijk hadden en dat de nu ge
voteerde gelden inderdaad goed.be
steed blijken te zijn.
Zooal9 ge gezien zult hebben, wordt
aan den wensch van de Koningin om
haar verjaardag tot een weldadigheids
dag te maken, geen gevolg gegeven,
althans niet in dien zin, dat nu alle
feestelijkheden achterwege blijven. De
Christelijke Oranjevereeniging zal n.l.
een bijeenkomst houden in den tuin
van „Zomerzorg" teneinde den ver
jaardag van onze Vorstin te vieren.
Aanvankelijk maakte dat bericht op
mij een minder prettigen indruk. De
feestvergadering het vorig jaar in den-
zelfden tuin gehouden was toch zoo,
dat een herhaling mij niet wenschelijk
leek.
Toen ik echter mijne bedenkingen
aan een bestuurslid van de Oranjever
eeniging meedeelde, bleek mij dat ik
maakt. Hij deelde me n.l mede, dat
met de toen opgedane ervaringen ern
stig rekening ls gehouden, en dat er
maatregelen zijn genomen om alles
wat een goeden gang van zaken zou
kunnen schaden, met de meeste be
slistheid zal worden geweerd.
Waar de zaken zoo staan, amice,
komt het mij voor, dat onze Oranje
vrienden goed zullen doen, zooveel
mogelijk deze vergadering bij te wonen"
en tot baar welslagen mee te werken.
Hoe meer echte Oranjeklanten daar
bijeen komen, hoe grooter het getal
is van hen die den verjaardag van on
ze Vorstin op Christelijke wijze wen-
schen te vieren, hoe grooter ook de
kans dat de band tusschen Oranje en
Nederland zal worden versterkt en dat
er reden zal zijn om God den He ere
voor zijne weldaden te loven.
Daartoe hebben we, ondanks alle
donkerheid van dezen tijd toch wel
aanleiding. Wij zijn als volk van Ne
derland in vele opzichten zoo rijk ge
zegend. Wij verkeeren in een bevoor
rechte positie ook als we denken aan
ons Vorstenhuis en de wijze waarop
het onder ons verkeert.
Welnu, laten we die weldaden zien
eD gevoelen. Laten we ze telkens weer
opnieuw wegen en tellen. Het gevolg
zal zijn, niet alleen dat we danken
voor wat wè zelf ontvingen, maar ook
dat de onverdiende weldaden ons prik
kelen tot weldadigheid tegenover hen
die door de jongste stormramp zoo
zwaar getroffen werden.
WBRITAS,