CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN JAARGANG MAANDAG 3 AUGUSTUS 1923 NUMMER 1581 OURANT ABONNEMENTSPRIJS ADVERTENTIE-PRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal f 2.50 Franco per post per kwartaal i 2.90 Gewone advertentiën per regel 22*/t oent Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarie& Bij contract, belangrijke redactie. Kleine advertenliën bij vooruitbetaling van ten hoogste 30 woorden, worden dog— lijks geplaatst ad 40 cent. BUREAU: Hooigracht 35 - Leiden Tel. 1278, Postgiro 58936, Postbox20 Kabinet Colijn. WAT DE BLADEN ZEGGEN: Het nieuwe kabinet heeft over 'tal gemeen, zoowel bij rechts als links, een goede pers. De a.r. „Standaard" schrijft o.m.: „De oplossing is geheel constitutie neel. Ze sluit zich aan bij den jongste-n -.tambusuitslag. Ze kwam binnen redelijken tijd tot ita.nd. Ze is in de keuze der personen gelukkig. Enthans is het wachten op de eer ste Troonrede, die ongetwijfeld in hoofdtrekken het Regeeringsprogram sal meedeelen. Er zullen er zijn, gelijk er ook te voren waren, die met hun stempel en stempeltjes gereed staan, om het merk eek en reeds nu af te drukken. Wij voelen daaraan geen behoefte. De drie fracties hebben op de ba sis van het werkprogram hun steun aan het nieuwe Kabinet toegezegd. Ze hebben hunne vertegenwoordigers in net Kabinet en waarlijk niet de min sten onder de broederen. Er is dus alleszins waarborg, dat er getrouwe uitvoering zal zijn van wat als voor- neïnen werd aangekondigd. En daarop komt het aan. Toch zien we niet over het hoofd, dat de weg van het Kabinet niet over rozen zal gaan. Nog afgezien van de reeds vooraf aangekondigde scherpe oppositie, zijn ook de tijdsomstandig heden geenszins moedgevend. Wel is met name de financieele tos stand veel beter dan twee jaar gele den, maar economisch rommelt het nog door heel Europa. En den in vloed daarvan ontgaan wij niet. Als lichtpunt zien we de mogelijk heid, 'dat vraagstukken van meer geestelijken aard thans een kans krij gen om aan de orde te worden ge steld.- En ook mogen we verwachten,- dat scherp zal worden toegezien op handelingen die in onzen kring tot zoo veel ontstemming aanleiding gaven. Zoo treden wij het nieuwe Kabinet met vertrouwen tegemoet. Tot jubelen is geen reden. Daar voor zijn de omstandigheden niet op wekkend genoeg. Tot rustig, vertrouwend afwachten echter wèl. Wij kennen den kapitein op de brug Wij kennen zijn medewerkers Wij b'dden hun den zegen des Hee- ren op hun werk toe." De C.-H. „Nederlander" ziet twee zwakke punten: Landbouw en Marine „De heer De Geer zal het ons niet ten kwade duiden, als wij de onder stelling wagen, dat hij, wat den land bouw betreft, nog in zijne studieja ren 13. Het komen van het nieuwe Kabi net jui9t op het oogenblik, dat de be kwame directeur van den Landbouw, de heer Van Hoek, *'s Rijks dienst verlaat, had de hoop gewekt op zoo danige indeeling van de departemen tale afdeelingen, dat de afdeeling Landbouw zou komen aan een De partement waar zij onbepaald nummer één zou zijn in naam en daad. Dat dit niet kon, zal eenige teleurstelling wek ken. Het zij den Landbouw tot troost, dat voor den aangewezen Minister van Binnenlandsohe Zaken en Landbouw, ten opzichte der hem toevertrouwde belangen, geen verschillende nummers bestaan. Zij staan bij hem alle op nummer één. De waarneming van het Departe ment van Marine door den Minister van Oorlog duidt op een nieuwe po ging te komen tot een Departement van Defensie, tot behartiging van de verdedigingsmaatregelen voor Neder land te land en ter zee. Onze eigenlijke Marine zou dan in hoofdzaak onder leiding en gezag van de Indische Regeering komen. Wij juichen liet toe, dat een be kwaam man, als de majoor Lambooy, opnieuw hét onderzoeken dezer denk beelden ernstig zal ter hand nemen» Maar wij verwachten dat hij daarbij zal stuiten op moeilijkheden van natio nalen aard, thans nog door menigeen onderschat. Er bestaat nog geen zelfstandig Ne- derlandsch-Indië. Bovendien, de Ko ninklijke Marine is niet enkel eenoor- logs-instituut, gelijk het leger, het is ook een zeer belangrijk vredes-insti- tuut." De R. K. Maasbode wijst op de be scheidenheid der Katholieken: „Wat mede terstond opvalt bij de be schouwing van het nieuwe 8-tal, is, dat de Katholieke fracl.e aan haar poüt.ek van bescheidenheid kennelijk heeft vyil- len vasthouden ten opzichte van de ver- deeling der minister-zetels: Arbeid (voor dr. Kooien) en Waterstaat (voor ir Bcn- gaerts) behooren niet tot de meest pro minente portefeuilles. Ze zijn als erf stukken uit het kabibnet Ruys te be schouwen. Men vergete intnsschen n'et, dat nsust de drie Katholieken slechts twee ant've- volutiona ren en twee cliristelijk-histo- rischen zitting nemen, al bezeilen dezen dan ook de meer beteekenende posten". De lib. „N. Roit. Crt" schrijft: „Wat de personen aangaat, lijkt het met preciea democratisch getint,- maar het vmdt ronder twijfel zijn grondslag 111 de meerderheid der nieuwe Kamer en is dus zuiver constitutioneel. In ieder geval heel wat constitutio- neeler dan een zoogenaamd democratish kabinet zou geweest zijn, dat een heel wat krachtiger opschuiving naar l.nks zou rioodig hebben, om zich te recht vaardigen, doch na het resultaat van de verkiezing, zooals dit nu eenmaal is en aanvaard behoort te worden, slechts zijn steunpunt zou kunnen hebben over de Kanier heen in een veronderstelden en altijd min of meer problematieken volks wil. Ken democratisch kabinet zou bij de nieuwe Kamer niet veel anders kunnen zijn dan eene, aan de veiranderde om standigheden aangepaste herhaling van het kabnet-Cort van der Linden zon der dat hiertoe redenen, als bij de sa menstelling van dat kabinet konden worden aangevoerd, nu geldend ge- maaktkunnen worden. Zoo wij niettemin ons eenigszins ge reserveerd tegenover het kabinet stel len, is dit, omdat we twijfelen, of in dit kabinet kan worden gezien een kabinet, dat ons brengen zal, hetgeen wij voor alles noodig hebben, bezuiniging en herstel". Het „Handelsblad" bespreekt de per sonen der nieuwe minsters en merkt daarbij op: „Ten aanzien van den heer Rutgers aan Onderwijs zijn wij geenszins gerust Deze antirevolutionaire afgevaardigde is een uiterst scherpzinnig man, maar zijn eerbied voor de vrijheid van andere meeningen en opvattingen dan de zijne is niet uitermate groot. Wij vree^en, dat wat liberaal denkt in Nederland, zich over dezen Minister menigmaal zal hebben te ergeren. Zijn felle partijschap maakt hem niet in de eerste plaats tot den meest gewenschlen uitvoerder van de onderwijswetten Voor de kunst zijn wij zoo mogelijk nog minder gerust". Het blad vat ten slotte zijn eindcon clusie aldus samen- „Alles bijeen zou mei' mogen conclu- deeren, dat het gemiddelde kaliber v;,n de nieuwe bewindslieden wel wat eroo- ter is dan dat van het Kabinet-Ruys bij zijn ontreden Het lib. „Vaderland" schrijft oa.: „Toen de Visser in zijn Onderwijswet het schoone werk van Bos en Lohinan zijn wettelijken vorm gaf, als eerlijk ma kelaar zorgvuldig wakende, dat de eve naar in het huisje noch ter linker- noch ter rechterzijde uitweek, vond hij Rut gers steeds tegen zich. Wij krijgen thans als minister van onderwijs een calvinistische fanaticus, en, zijn de dweepzieken altijd gevaar lijk, nergens kunnen ze meer onheil stichten dan in de onderwijszaken. En dat deze man, die de kunst uit den booze acht, aan het hoöfd komt te staan van het Departement van Kunsten is een beschaming voor hel land van Rem brandt. Hij is daarenboven door de wijze, waarop hij in de Kamer den tegen stander te lijf pleegt te gaan, alles he-< halve persona grata in de Kamer, en dus geen versterking voor hot Kab not." Het socialistische „Volk" tenslotte vat, zooals te verwachten was, zijn indruk als volgt samen: „Zoo is het een kabinet van inder daad conservatieve struktuur, waarme de de heer Colijn voor den dag komt. Een kabinet dat geheel bij zijn per soonlijkheid past. Een kabinet, dat op den in democra tische richting wijze:«den verkiezings uitslag slaat als een tang op een var ken. Een kabinet, dat aan het kortston dige gerucht van het vooruitstrevend karakter der nieuwe regeering op ruwe wijze den bodem inslaat." STADSNIEUWS. Jaarverslag Geref. Kerk. Verschenen is het Jaarverslag van de Geref. Kerk alhier over het jaar 1924. Over het algemeen spreekt het ver slag van een opgewekt kerkelijk leven. De bestaande takken van, arbeid genoten belangstelling en liefde, waar naast ook de uitbreiding van enkele werkzaamheden met toewijding werd ter hand genomen. Het zielental der gemeente onderging een vermeerdering met 169 m. en 183 vr., is dus 352, waartegenover staat 'n vermindering van resp. 148 en 143, dus 291, zoodat 't zielental met 61 klom. Het getal der belijdende leden werd 2171, dat der doopleden 2013, een totaal van 4184 vormend. Een groote plaats in het verslag is gewijd aan den diaconalen arbeid, die op alle terreinen kon worden voort gezet. De collecten voor de armen brachten dit jaar f 800.meer op, hetgeen behalve van bloei in leden tal toch ook getuigde van toenemen de offervaardigheid. Daarnaast wordt evenwel opgemerkt, dat de omvang en aard van den diaconalen arbeid een onverflauwde, en aoo mogelijk verhoogde offvervaardigheid noodig maken. Ten aanzien van het tehuis voor ou den van dagen „Het Rusthuis" wordt gewaagd van een voorspoed;g jaar. Bedroeg het aantal inwoDenden op 1 Januari 1924 in totaal 12, op 31 De cember d.a.v. zijn de cijfers omgekeerd en is dit aantal gestegen tot 21, waar onder 13 broeders en zusters, die recht streeks het voorwerp der diaconale verzorging zouden zijn of in een ande re stichting zouden moeten worden ondergebracht, indien zij niet In ons eigen Rusthuis konden worden ver zorgd. De financiering van het tehuis le verde geen moeilijkheden; zelfs kon er een bedrag worden afgelost op de hy potheek. De exploitatie van het Ru9thul9 bracht geen bijzondere lasten mede voor de diaconie. Aan den arbeid van het Zuster-comité voor bet Rusthuis wordt een bijzonder woord van waar deering gewijd. Het verslag bevat verder belangwek kende overzichten van den arbeid voor Zendind. Evangeliesatie, voor het ter rein der barmhartigheid, het onderwijs en de opvoeding der rijpere jeugd wat het vereenigingsleven op Geref. grond slag hier ter stede betreft. Wat de Zendingscommissie aangaat, kon weder de geheele aanslag aan de classis worden afgedragen, voor den gewonen zoowel als voor den medi- schen dienst,, hoewel de aanslag dit jaar juist was verhoogd. Ook het werk der stadsevangelisatie verkeert speciaal wat tractaatver- spreiding en de Zondagsscholen be treft, in bloeienden staat. De Jeugdarbeid, welke wat het principieel gedeelte betreft, onder toezicht staat van den kerkeraad, on derging een beduidende uitbreiding door de oprichting van twee Jonge- meisjesvereefciigingen en een tweede J ongeliedenvereeniging. Het verslag bevat tenslotte een aan tal overzichten van het werk van vele instellingen op verschillende ge bied; van het Schachtenhofje, het Juffrouw-Maashof je, de voogdij, de verplegings-, de winter- en de klee- dingscommissie, alsmede van de be waarschool aan den Ouden Rijn, de Dameskraiis „Martha", de vereen. v.: Ziekenzorg „Ons Wijnrankje" en an dere nuttige werken van barmhartig heid. Een en ander wordt gevolgd, door het gebruikelijk schema van de arbeidsverdeeling in het herderlijk werk der predikanten en ouderlingen, wat huisbezoek, catechisatiën enr. be treft. Samensteller was ditmaal namens den kerkeraad Ds. W. Bouwman. De uitvoering van het verslag, welke dit jaar werd opgedragen aan de druk kerij Nieuwe Leidsche Courant, maakt aanspraak op een woord van lof. In tegenstelling met voorheen is thans het verslag voorzien van een gekleurden en keurig afgewerkten om slag, waarop o.m. het Kerkelijk zegel staat afgedrukt. Zangersfeest in On dHortasztcht. Naar aanleiding van een adverten tie in het nummer van Zaterdag avond die den jaarlijkschen Zangers middag en -avond van den ring „Lei den en O." van Chr. zangvereenigin- gen aankondigt, mogen wij hier nog even mededeelen dat ditmaal voor de zen „wedstrijd" bijzonder veel animo wordt getoond. Bedroeg het aantal der deelnemen de vereenigingen ten vorige jare nog 7, t&ans hebben zich naar wij ver nemen, 12 vereenigingen uit Leiden en den omtrek laten inschrijven. Het kan dus vooral wanneer het weer gunstig is weer een mooie dag worden. Voor de deelnemers (sters), en ook voor het publiek, dat eveneens in dichte drommen wordt verwacht, want het 9preekt vanzelf, dat de vereenigingen en er zijn heel goede onder zich weer op haar best zullen laten hooren, en dan kan er, in de mooie omgeving van; Hortuszicht veel schoons te genieten vallen. Moge echter het verloop van dit zangersfeest ook nog in andere op zichten reden geven tot voldoening! en drage het in zijn geheel het karak ter dat er van wordt verwacht. Stedelijke Werkinrichting. In de Stedelijke Werkinrichting zijn in den loop van de vorige week opge nomen 186 personen, waaronder 180 volwassenen, en 6 kinderen. Naar balten. Vandaag heeft dè Chr. Jongelieden vereeniging Jozua 24:15b, een drie- daagsche vacantie geopend In het Gooiland. Om half zeven vanmorgen werd voor een twintigtal jongens in het verenigingsgebouw „Prediker" appèl gehouden. In een goede stemming werd de tocht naar het station ondernomen om met den trein van 7.13 in de rich ting Amsterdam te vertrekken. Te Amsterdam C.S. werd het ontbijt FEUILLETON. Hei geheim van Colde Feil. 5) Zij aarzelde een ondeelbaar oogen blik, maar bet ontging Dudley Ross niet. „De vierde en de laatste gast begon hij. Zij vulde rustig en kalm aan, „was kapitein Archie Douglass een man van wien ik een afkeer heb". „Waarom?" vroeg de advocaat kort af. „Daar heb ik mijn eigen reden voor", antwoordde zij. Zij staan niet in het minste .verband met dit geval en ik wil ze liever niet noemen". HOOFDSTUK III. Jij hebt het gedaan. Dudley Ross ging voort: „Uit de vier lieeren bestond het heele gezelschap. Sir Alan Fletcher van wien u houdt, die altijd een goed vriend voor u is geweest; Sir John Hart. de oude vriend van uw man, dien u hoog acht; kapitein James, van wien u weinig weet, behalve dat hij houdt van drank en spel; en kapitein Douglas, van wien u om bijzondere redenen een afkeer hebt. .Waren er geen andere dames?" Haar gelaat bloosde licht. „Neen, antwoordde zij, „geen dames, niemand anders". „Wilt u mij vertellen, alles wat er gebeurde vanaf het oogenblik, dat de gasten kwamen totdat het ongeluk plaats vond?" „Er gebeurde niets ongewoons", zei zij, niets dat dit diner van eenig ander onderschendde. Zooals ik u zei, mijn man en ik waren het er niet over eens maar toen ik zag dat hij vast besloten was, gaf ik toe; ik erken, dat wij niet in groote harmonie leefden, wij hadden den ganschen dag geen woord gewis seld, hij was geërgerd en ik was boos. Ik vond, dat hij het dinertje moest geven als het mij gelegen kwam om zijn gasten te ontvangen. Hij zei dat hij zijn vrienden zou uitnoodigen wan neer het hem beliefde en zonder mij te raadplegen. Ik antwoordde, dat ik wenschte, dat ik noch hem, noch zijn vrienden ooit weer behoefde te zien. Hij lachte spotten^ en zei, dat zonder twijfel ik graag mijn vrijheid zou wil len hebben en ik riep uit, dat ik dat van harte graag zou willen. Maar geen oogenblik dacht >k er aan, dat deze vrijheid mij door zijn dood zou worden gegeven. Wij spraken er dien dag niet meer over. Ik ging op den gewonen tijd naai* mijn kleedkamer en mijn kame nier, Lucy Earnshaw kleedde mij voor het diner". „Sprak u met haar over eenig on derwerp van belang?" Mevrouw Blair's gelaat bloosde weer. „Ik ben bang," antwoordde zij, „dat ik zeer onvoorzichtig was. Lucy Earns haw was zeer zeer aan mij gehecht, en ik sprak misschien te openhartig met haar. Ja, ik heb meer dan eens tegen haar gezegd, dat ik wenschte, dat ik vrij was". „En zij, onder eede ondervraagd, moest dit bij het voorloopig onder zoek herhalen?" vroeg Dudley Roses. „Ja" antwoordde mevrouw Blalr. En dat nam de menschen tegen u In, went het deed de misdaad, waar van u bent beschuldigd, schijnen als met een voorbedachten rade". „Ik denk van wel" antwoordde zij. „Wilt u voortgaan met het verhaal van dien avond?" vroeg Dudley Ross. Zij vervolgde: Toen ik naar beneden ging naar de salon, waren alle gasten er al. Sir Alan Fletcher geleidde mij al aan tafel. Mijn man en ik spraken met elkaar. Het diner verliep plezierig. De gewone regel bij deze gelegenheden was voor mijn man en drie van zijn vrienden om kaart te spelen. Sir Alan Fletcher 'raakte nooit kaarten aan; hij praatte speelde, of zong met mij. Ba ron Blair had graag, dat de kofffe in de salon werd gediend en het was zijn vaste gewoonte om in de orangerie te gaan en tusschen de bloemen door te loopen, terwijl hij een sigaar rookte en zijn koffie dronk. Dezen avond gingen Sir John Hart en kapitein James met hem mee. Mijn man rookte, de anderen niet. Hij liep niet eerst wat rond, zooals gewoon lijk, maar ging zitten bij de groote deur, die op den tuin uitkomt, ik kon hem duidelijk zien. Sir Alan Fletcher was naar de piano gegaan. Kapitein Douglas „Hij, dien u niet mocht lijden?" viel de advocaat haar in de rede. „Ja" antwoordde zij kalm, „hij stond tegen dijn schoorsteenmantel geleund en keek naar mij, toen ik de koffie inschonk. Ik helde niet om een bediende voor het ronddienen van de koffie; ik wilde liever niet Sir Alan storen in zijn muziek en bovendien was het mijn gewoonte om mijn man zelf zijn koffie te brengen". „Juist alsof u hem liefhad en geluk kig met hem was", zei Dudley Ross en met een eigenaardigen eenvoud antwoordde zij: „Ja, zoo was het. Dezen avond vroeg ik Sir Alan of hij koffie wenschte en hij bedankte. Ik wendde mij tot kapi tein Douglas die graag wat wilde ge bruiken; hij klaagde over hoofdpijn en zei, dat koffie een uitstekend genees middel was. Ik gaf hem een kop koffie en hij stond dien op een kleinen al- stand leeg te drinken. Het is overbodig om kapitein James te vragen", zei ik' lachend tegen hem, „hij bedankt nooit voor koffie; hij houdt ervan als een Chinees van zijn opium". Ik schonk twee koppen in; in de kop die voor mijn man bestemd was, deed ik, zoo als gewoonlijk, een extra hoeveelheid room; „Baron Blair houdt van room", zei ik. Kapitein Douglas lachte. „U schijnt zijn smaak op ieder ge bied te kennen", zei hij en ik antwoord de lachend, dat ik volop tijd had om ze te bestudeeren. Toen kreeg ik een plotselinge Inge ving. Trotsch en koppig als ik was, zei ik tegen mijzelf, dat lk mijn man zijn koffie niet zou brengen, tenzij hij er om vroeg. Ik ging naar kapitein James en bracht hem een kop koffie, die lk naast hem neerzette, terwijl hij een paar hoffelijke woorden zeL IK stond daar misschien twee minuten, zeker niet langer, toen IK zag, dat mijn man naar mij keek, strak en kalm, maar met een uitdrukking ln zijn oogen, die mij ln het geheel niet be- viel.Mijn hetere natuur overwon. IK ging zijn koffie voor hem halen. „Hij zein iets?" vroeg Dudley Rosa. (Wordt vervolgdI-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 1