I' weinig overdreven, maar iets waars zit er toch wel in. 't Is alles examens wat de klok slaat, en ik voorzie dat de tijd niet ver meer is dat een ieder j zijn of haar naam weieens in de krant 1 heeft zien staan, wegens een met goed gevolg afgelegd examen. Oppervlakkig beschouwd moest het ■er nu wel buitengewoon mooi uitzien j in onze samenleving. Immers, meer i en beter onderwijs zou vermeerdering van welvaart brengen niet alleen, i maar ook vermindering van kwaad, j Zelfs is er een niet onbekend staats- man geweest die geprofeteerd heeft, Purol bij Schrijnen en Smetten der Huid rïlEÜWË CÉIÜSÜWE CÖÜRANT VAN ZATERDAG 25 JUNI 1925 RECLAME. Aan het einde der Week. Het nieuwe Kabinet-Colijn is nog niet gevormd, en aan de verschillende be richten, die in de pers de ronde doen, en waarin de namen der toekomstige functionarissen reeds genoemd worden, moet niet meer waarde worden toege kend dan zij verdienen, 't Zijn alle slechts vermoedens, die eenigen grond van waarschijnlijkheid hebben, maar ook niet meer dan dat. Met zekerheid is nog niets mede te deelen. Wel schijnt de kans dat de heer Co- lijn in het volvoeren van zijn opdracht zal slagen, vrij groot. Ons land stond alzoo de afgèloopen week in het teeken van voorbereidende 'besprekingen, die ten deel hebben met de drie regeeringspartijen tot overeen stemming inzake het a.s. regeeringspro- 'gram te geraken, terwijl daarna de *ministerkeuze aan de orde komt. Dit is een zeer logische volgorde, dan weten de ministers, wat zij aan elkaar, hebben en zullen we, in het algemeen gesproken, voor verrassingen in dit op- zicht bewaard blijven. Ook al zijn de betreffende besprekin gen uit den aard der zaak voor het groote publiek in nevelen gehuld, één ding is wel zeker, dat de afgeloopen week ons een stap nader heeft gebracht bij de de oplossing der kabinetscrisis. Er is hard gewerkt daaraan, ondanks de geweldige hitte der laatste dagen, die behalve in ons land in een groot dèel van Europa geheerscht heeft. Nu moge het waar zijn dat de geleer den zeggen dat het „objectief" niet zoo bijzonder heet was, maar dat het voch- tigheidsgehalte der lucht een groote rol speelde-, dit neemt niet weg dat „subjee tief'de hitte vooral voor menschen die Izwaren arbeid in de open_lucht moeten i .verrichten bijna ondragelijk was. 't Herinnerde sterk aan de hittegolf i van twee jaar geleden. Of is 't maar een Kwestie van spraakgebruik, dat wij te genwoordig al spoedig van 'n „hitte golf" (en "swinters van een „koudegolf"; spreken, terwijl we vroeger alleen maar zouden opgemerkt hebben, dat het echt (zomerweer was. Immers de tijden veranderen en wij met hen. Dat blijkt ook wel lilt de ontruiming van het Rvhrgebied, die de afgeloopen week weer belangrijken voortgang ge- maakt heeft en nog vóór het einde dezer 'maand voltooid zal zijn. Wel niemand had voor een jaar of Ürie een dergelijk einde der^Pransc-he ïtuhrpoliitiek kunnen voorspellen. En ook al geschiedde do ontruiming in de eerste plaats in verband met het Ma- jrokkaansche gevaar, zij is in elk geval een stap in de goede richting, die er toe zal medewerken dat meerdere vrede en veiligheid in ons werelddeel zullen ko men te heerschen. Het veiligheidsvraagstuk is ook de afgeloopen week een nieuwe phase *n- getreden door de aanbieding der Duit- sche antwoordnota inzake liet veil g- heidspact aan Frankrijk. Men herinnert zichde geschiedenis dezer zaak. In Februari j.l. werd dcor I de Duitsche regeering aan Frankrijk het memorandum over de duurzame ver- zekering van den vrede in West Europa aangeboden. Frankrijk antwoordde 26 Juni met 'n antwoord-nota, waarin het meedeelde, zich in beginsel met de door Duitsch- land in genoemd memorandum neer- gelegde denkbeelden te kunnen vereeni gen, maar tevens eenige voorwaar den stelde, o.m. dat het nieuwe Veiligheidspact niet zou tekort doen aan Frankrijks rechten volgens het Ver drag van Versailles, alsmede dat Leidsche Penkrassen. Amice, 'tls nu weer de tijd waarvan men weieens gezegd heeft dat de eene helft van het Nederlandsche volk exami- i neert, terwijl de andere helft geëxami- I neerd wordt. Die uitspraak is wel een dat het geld voor onderwijs uitgege- ven, op de gevangenissen bezuinigd I zou kunnen worden. Dat was een al te oppervlakkige be- I schouwing, 'die verband hield mei een i uitvloeisel was van een al te opper- 1 vlakkige levensbeschouwing, van deze I beschouwing, dat de mensch niet zoo- 1 als Gods Woord het ons leert van na- 1 ture geneigd is God. en den naaste te haten en al de geboden Gods te over treden, maar dat het kwaad er bij fden mensch buiten op zit, dat hij van nature goed en onschuldig is en dat alle zonde en dies ook al de ellende. een gevolg is van de omstandigheden, tjwaarommeer en beter onderwas den_ Duitschland onvoorwaardelijk tot den Volkenbond zou toetreden. De Duitsche nota wijst geen 'dezer eischen af, maar en dit is de groote bete'ekenis ervan liet laat den weg open voor verdere onderhandelingen. De zaak heeftdus voortgang, laten we hopen, dat die onderhandelingen tot een goed einde gebracht worden. Ditzelfde zouden wij ook kunnen zeg gen van (Je dreigende mijmoerkerssta- kiiig in Engeland. Wel is tegen 31 Juli de staking afge kondigd, doch 'de mogelijkheid is nog steeds niet uitgesloten, dat in de vol- gende week nog een overeenkomst zou kunnen getroffen worden, 'die het sa- kingsgevaar afwendde. Dat is te hopen in het belang van de zoozeer onder de malaise lijdende Brit- sche industrie. Tc Meer dan ooit hebben kapitaal en ar beid elkaar in dezen tijd noodig. tijd. Uit het grijs verleden. HET EPOS VAN DE STICHTING DER STAD. De stichter der stad stond bij de Ouden in hoog aanzien. Dit is begrij pelijk, immers hij had de ceremoniën verricht, zonder welke del stichting niet mogelijk geweest ware. Zoo lang hij leefde, zagen de menschen in hem den grondvester van den nieuwen eere dienst en den vader $er stad. Na zijn dood werd hij een gemeenschappelijke stamvader voor de elkaar opvolgende geslachten: hij was voor de stad wat de eerste stamvader was voor de fa milie: de Lar familiaris. Zijn herinnering bleef voortduren als het vuur van den haard, dat hij had ontstoken. Men wijdde hem een cultus, men geloofde hem een god te zijn en de stad vereerde hem als haar Voorzienigheid. Telken jare werden op zijn graf offers gebracht en feesten gevierd te zijner eere. Ht is bekend, hoe Romulus vereerd werd en hoe hij te Rome een tempel had en priesters. En zoo was het ook in de Grieksche steden; niets ging een stad méér ter harte dan de herinne ring aan haren stichter. Toen, in de tweede eeuw ónzer jaartelling, Pausa- nias Griekenland bezocht, kon elke stad hem den naam van haar 9tichter noêmén en verschillende bijzonderhe den uit diens leven. Die naam en fei ten konden niet uit' de herinnering verdwijnen, want zij maakten deel uit van den godsdienst en werden ieder jaar in de heilige ceremoniën herdacht Ook in de folklore, de volksgebrui ken van onzen tijd zijn nog wel paral lellen van die jaarlijksche feesten te vinden. Men denke b.v. aan het Schut tersfeest in Venlo en het prijsmarchee- ron rondom de twee groote poppen, die Val aas en zijn vrouw, de stichters van Venlo, voorstellen. De stichter der stad werd niet slechts telken jare bij de nationale feesten herdacht, hij werd ook bezongen door 'lc dichters. Zoo is de herinnering (maar ook niet meer dan deze) be waard gebleven van tal van gedichten, die de stichting eener Grieksche stad (b.v. Chios, Syracuse, Salamis, MileteJ tot onderwerp hadden. Slechts een van die oude gedichten is niet verloren gegaan, dat is het epos of heldendicht de A e n e i s, waarin Virgilius de stichting van Rome be zongen beeft. Dit is een kunstwerk, dat voor alJe volken en alle tijden zijn beteekenis behoudt en een belangrijke mensch in staat zou stellen bet ver loren paradijs te herwinnen. Die beschouwing kon niet juist zijn en is dan ook niet juist gebleken, al kan worden toegegeven, dat het ver beterde onderwijs voor ons volksleven wel van groote beteekenis is geweest. Men moet het echter niet te ver wil len voeren en ik vrees dat het dien kant nu langzamerhand wel een beetjo uitgaat, 't Hoogste ideaal is voor velen dat hunne kinderen, voor zoover ze al thans niet voor het hooger onderwijs worden opgeleid of een middelbare school volgen, een inrichting voor u. l.o. bezoeken en een u.l.o-diploma ver werven. Opzicbzelf heel mooi en in 'de gegeven omstandigheden nu heel de wereld van diploma's aan elkaar hangt, ook heel verklaarbaar. Maar 't geeft ook aanleiding tot heel wat moeilijkheden. Want de meeste ouders vinden het „zonde" dat hun jongen of meisje, die bij het examen een drage lijk figuur maakte nu ook evenals zijn vader en grootvader deden, een am bacht zou leeren. Daar is hij nu waar lijk „te goed" voor zoo meent men, eu liet gevolg is vaak, dat tal van men schen met heel mooie diploma's een hopelooze jacht beginnen zelfs naar de raarste baantjes. Nu weet ik wel, amice, dat deze kwestie ook heel wat andere kanten heeft en dat men er niet mee klaar is, ze alleen van dezen kant te bezien. F^it is dat er ook in de ambachts wereld handen te over zijn. Er is schier geen enkel vak of er wordt ge klaagd over werkloosheid en zelfs heel goede werkkrachten doen vaak ver-. plaats irneemt njet slechts in de La- tij nschc, doch in de wereldlitteratuur. Aeneas, niet Romulus, is de hoofd persoon van de Aeneis. Hij is de eigen lijke, dc eerste stichter van Rome, want liij bad in Latium de stad Lavi- nium gesticht, van waaruit zoowel Alba als Rome zijn voortgekomen. De stof voor zijn heldendicht von^i Virgilius in de verschillende legenden betreffende Aeneas, die tie rondo de den en die ook reeds waren te boek gesteld door den dichter Naevius, die tie ontmoeting van Aeneas met de Car- thaagscho koningin Dido had bezon gen en den geschiedschrijver Catoden Oude, die in zijn „Origines" (oorspron gen) de Romeinsche geschiedenis van af de komst van Aeneas in Italië be schreven haJd. Als model voor zijn epos dienden Virgilius de gedichten van Homerus. Van de twaalf boeken der Aeneis bevatten de eerste zes de zwerftochten van Aeneas en zijn Trojanen en loopen dus parallel aan de Odyssee, terwijl de laatste zes den strijd der Trojanen om het bezit van Latium schilderen en aldus aan de Ilias herinneren. Virgilius teekent ons Aeneas in zijn epos niet in de eerste plaats als den stoutmoedigen held en nog veel min der, zooals een moderne roman onge twijfeld zou doen, als den man, in wiens leven de passie een groote rol speelt, maar de allesbeheerschende ka raktertrek is zijn vroomheid Hij treedt telkens op als „pius Aeneas", de vrome Aeneas. Toen hij in den nacht het brandend Troje verliet, dragend zijn ouden va der en de Penaten, aan zijn hand met zich voerende zijn eenigen zoon (zijn vrouw was in het gewoel zoek ge raakt), gaf hij gehoor aan de stem van Hector, die hem in den droom verschenen was en tot hem gezegd liad: „Troje vertrouwt u zijn goden toe; zoek een nieuwe stad." De stad Troje ging te gronde, d.w.z. de „urbs", niet de „civitas", want de Penaten, de goden der stad, vluchtten met Aeneas en deze zocht voor hen weer een vaste woonplaats. Daarom bepaalde hij niet zelf zijn weg, maar liet hij zich door de god heid leiden en raadpleegde voortdu rend het orakel. En om. het doel te bereiken, bestaan de in de stichting eener nieuwe stad, overwon hij alle hinderpalen, offerde hij zijn begeerte naar rust, ja zelfs zijn liefde, want hij begreep dat 't niet ging om hem, maar om de goden, die hij bij zich droeg. Aeneas is dan ook eigenlijk niet zelve de hoofdpersoon van het epos van Virgilius, maar het zijn de goden van Troje, die eenmaal de goden van Rome zouden worden. Het onderwerp der Aeneis is de strijd van de Romeinsche goden tegen een vijandige macht, een strijd, waar in zij ten slotte gezegevierd hebben. SCHAAKRUBRIEK. Redacteur: J. Verstoep ^zn. Fred. Hendrikstraat 37, Delft. De betooverde koning. Er was eens een Koning en die was betooverd. Het was een schaakkoning en Caïssa zelf had naar de beroemde voorbeelden hem met zoo goed als vol ledige onkwetsbaarheid toegerust. De ze merkwaardige figuur gaf zij aan een van hare beste priesters: Michael Iwanowitcli Tschigorin maar hij mocht er slechts één partij mee spelen. Nu, ruim 27 jaar geleden, maakte hij van zijn voorrecht gebruik en als be spotting van rochade en andere wegkruipbeginselen liet hij den ko ning geheel onbeschermd in de vijan delijke gelederen rondwandelen en tot verbazing 'der toeschouwers heel- huis weer in zijn krijgstent terugkee- ren. Deze ongewone vertooning had plaats op 14 Juni 1898 in een partij van den grooten wedstrijd te Weenen. Weensche opening. Wit: M. I. Tschigorin. Zwart: H. Caro. 1 e2e4, e7—e5, 2 Pbl—c3, Pg8—16; 3 f2—tt, d7d5, 4 d2—d3. Lf8—b4; (de inleiding tot het volgend offer, waarna al heel gauw de tocht van deniwltten koning een aanvang neemt). 5 f4 x e5, Pf6 x e4; 6 d3 x e4; Dd8— h4f 7 Kei—e2, Lb4 x c3, 8 b2 x c3, Lc8 g4f 9 Pgl—f3, d5 x e4, 10 Ddl—d4, Lg4 h5, 11 Ke2—e3. (En nu schijnt het alsof Wit zijn stuk voor blijft. Maar dit is niet het geval; want na 11 Lf3, 12 gf3: zou Delf volgen en Wit zou zich een eeuwig schaak moeten getroosten of door 13 Le2 de kwaliteit offeren, welk offer echter m.i. ondanks hét looperpaar van Wit incorrect zou zijn. Ook na 11 Rd2 blijft Wit schijn baar in 't bezit van zijn stuk; na 11 Dg4, evenwel kan hij wegens Jiet drei gende Ddlf het paard niet zonder ver lies van 'n stuk verplaatsen en na 12 h3, Df4f, 13 De3, De3:f 14 Re3: volgt een eindspel met ongeveer gelijke kansen). 11.... Lh5 x f3; 12 Lfl—bat c7—c6, 13 g2 X f3, Dh4—h6f 14 Ke3 x e4, Dh6 g6t 15 Ke4e3, c6 x b5, 16 Lel—a3, Pb8—c6, 17 Dd4—d5, Dg6 x c2, 18 Tal cl, Dc2—f5, 19 Thl—el, Ta8—d8, 20 Dd5 x b5, a7—a6, 21 Db5—bl, Df5—g5f 22 f3—f4, Dg5—g2, 23 La3—d6, Dg2— h3f, 24 Ke3e4, f7—f5t, 25 Ke4—d5. Stelling van den 25sten zet van Zwart. abcdefgh (Het loont de moeite de gevolgen van eenige andere hier in aanmerking ko mende zetten na te gaan. 25.Pe7t 26 Kc4, Tc8f (Dh2: 27 Db7: Da2:f ,28 Kd4, Dd2f 29 Kc4„ Da2§) 27 Kb3, Pd5, 28 Kb2, en nu volgt op 28. Tc3: 29 Kal, b5, 30 Lb4, Tc4, 31 Tc4: bc4: 32 Ddl; op 28.... Pc3: 29 Dc2 ge volgd door Db3; op 28Dh2:f 29 Kal met inval der dame over b7 of f5. Op 25Tc8 gaat de onversaagde koning naar c4 en na 26Pa5f volgt 27 Kb4 met de voortzetting Tc4t (Pc4, 28 Dc2) 28 Ka5: Dg2, 29 Df5: b6, 30 Kb6: Dc6f 31 Ka7). 26 Kd5—c4, b7—b5f, 27 Kc4—d3, Dg2 f3t 28 Kd3—c2, Df3—f2+ 29 Kc2—b3, Td8c8, 30 TClc2, Df2 x f4, 31 Kb3 b2, Pc6a5, 32 Kb2—al, Df4—c4, 33 e5e6, Pa5c6. (Zeer moeilijk zijn de gevolgen van Td8 te berekenen. Er zou kunnen volgen 34 Le5, Tg8, 35 Tf2, gO, 36 Tf5: en nu zou wei na gi5: 37 Dfö: Tf8, 38 Dh6t, Ke7, 39 Dgóf Ke6: Wit mat geven in een tiental zetten, maar op 36Td2 is het moeilijk een ge heel bevredigende voortzetting voor Wit te vinden). 34 Dbl—dl, h7h5, 35 Tel—gl. (Beter was de dreiging Dd7, dan Lb4. Er kon volgen: 35.Td8, 36 Td2, Tc8, 37 Tb2 Td8, 83 Df3, g6 (of Dd5 of Td5), 35. Th8—h7?? 36 Tgl x g7. Zwart geeft op. Ook de reinste positivist zal, wan neer hij deze partij heeft nagespeeld en de moeite heeft genomen kennis te nemen van enkele dr aangegeven speel wijzen in het middenspel, niet kunnen ontkennen dat het bij dezen witten koning toch niet „met rechte dingen toeging." II. Zwart: Steinitz. Wit: Tschigorine. Bovenstaand diagram geeft den stand weer uit de laatste partij om het wereldkampioenschap tusschen Stei nitz en Tschigorine te Havanna in 1892- Wit was aan zet en men ver wachtte, dat hij met Tb7: zou voort zetten, hetgeen ook vermoedelijk ge wonnen had, en waarmee de match" onbeslist ware. Tot ontzetting der om standers zette Tschigorine na lang be raad zijn looper van d6 naar c5, waar op Steinitz vrooiijk met Th2:f en Tdg2 mat voortzette. De ex-keizer en zijne gemalin. De Berliinsche berichtgever van het „Hdbl." telefoneerde gisteravond: De A merikaansche journalist Weyer heeft te Wildbad een langdurig onder houd gehad met prinses Hermine, de echtgenoote van den ex-keizer. Zij ver klaarde nog eens nadrukkelijk dat alle berichten over een minder goede ver houding tusschen haar en haar ge maal ten eenenmale onjuist zijn. Dat ze zoo vaak Nederland verlaat is al leen daaraan te wijten, dat ze met haar aanleg voor rheumatiek 't voch tige klimaat in Nederland en vooral te Doorn niet verdragen kan. Ze keert intusschen einde Juli naar Doorn terug. Over het leven van den ex-keizer, vertelde zij, dat hij vroeg opstaat, en urenlang in den tuin allerlei tuinwerk verricht. Vervolgens opent hij de in gekomen brieven persoonlijk, wat hem uiterst moeilijk valt, daar, naar men weet, zijn linkerarm en hand geheel verlamd zijn. Zijn gezondheidstoestand is nog altijd uitstekend. geefsche moeite om een bescheiden plaatsje te vinden, waar ze in staat zijn zichzelf en hun gezin met eere te onderhouden. Dat is het wat dit vraagstuk zoo hopeloos ingewikkeld maakt. Dit neemt echter niet weg, dat er, naar het mij voorkomt, langzamerhand wel wat al te veel geëxamineerd wordt, met het gevolg dat uitstekende krach ten die misschien in staat zouden zijn een bepaald vak vooruit te brengen, ongebruikt blijven, tot hun eigen scha de niet alleen, maar ook tot schade van de maatschappij. Gelukkig voor de menschen die exa- mineeren en die geëxamineerd worden dat op een examentijd meestal 'n meer of minder lange vacantietijd volgt. Een heerlijke tijd voor velen, die vacantietijd. Ze hebben gelegenheid eens uit te rusten, familie en vrienden te bezoeken, en in het binnen- of bui tenland te genieten van de, ondanks zonde en vloek, toch nog altijd heer lijke schepping Gods. 't Lijkt me steeds een mooie gedachte voor enkele weken eens den gewonen arbeid te laten rus ten en eens echt te genieten van een verkwikkende rust. En ik betreur Het altijd, dat er betrekkelijk nog zoo ve len zijn, voor wie een vacantietijd van enkele dagen tot de onmogelijkheden behoort, die wei anderen zien uitgaan en hooren vertellen van alles wat ze genoten hebben, maar die er zelf niet aan kunnen denken hun gewone sleur- leven ook maar voor een korten tijd te onderbreken. Wanneer zij, die wel het voorrecht hebben vaa.aen behaorlijt-o to genieten, dit bedachten, dan ver moed ik dat er wel wat minder geklaagd zou worden over de te korte vacanties en dat meer ge waardeerd zou worden het groote voor vecht dat men bezit. 't Is nog niet lang 'geleden, dat ik iemand ontmoette, die zidh beklaagde dat zijn vacantietijd „slechts" drie we ken duurde. Nu is 't waar, dat dit een korte tijd is in vergelijking met ande ren die zes en meer weken vacantie hebben, maar ik" was niet in staat zijn leed te peilen omdat een vacantie van drie weken voor mijn besef tot de on mogelijkheden behoort en ik me met zoo'n rusttijd den koning te riJK zou weten. 't Meest onaangename van den va cantietijd lijkt mij altijd, dat het va- cantiegenot van den een voor anderen vaak een heel onaangename gedwon gen vacantie met zich brengt. Er zijn verschillende vakken waarin geduren de Augustus niets of zoo goed als niets te doen is, omdat het de vacantietijd is. Vooral in tijden als deze, waarin heel het jaar door over slapte in zaken geklaagd wordt, is dat een droeve zaak Van sparen is niets kunnen komen, men heeft moeite gehad van den eenen dag in den anderen te komen en als dan een tijd van werkloosheid aan breekt, dan is de ellende schier niet te overzien en wordt de opzicbzelf mooie vacantietijd een tijd van leed en zorg en kommer, waarin niet geno ten wordt, maar geklaagd en als het goed is, tot God geroepen om uitkomst. Nu zou 't zeker niet zoo heel moei- lijk .zjja dit deed althanseeaigannate Jt. te verlichten. Wanneer allen die met vacantie gaan er voor zorgen dat b.v. hunne werksters enz. op een of andere wijze schadeloos worden gesteld en dat voor ze weggaan de kleeren die her steld moeten worden bij den kleerma ker worden bezorgd enz., dan zou heel wat leed kunnen worden verminderd en zou het vacantiegenot allicht nog een beetje grooter zijn dan anders Ik heb niet de hoop amice, dat ik met dit schrijven veel in de gewensch- te richting zal bereiken. Gewoonlijk is het zoo, dat dergelijke ontboezemin gen, ook al is men het er in 't alge meen wel mee eens, voor kennisgeving worden aangenomen. Maar ai la er dan maar een enkele, die voor de koffers te pakken eens na denkt over het lot van de menschen, die God de Heere toch ook op zijn weg heeft geplaatst en die daardoor mis schien een zonnestraal brengt in een of ander gezin, dan heeft dit eenvou dige briefje toch nog eenige beteekenis gehad. Voorts en daarmee besluit ik dit maal wensch ik allen die daarvan mogen genieten een recht prettige en ook gezegende vacantie, in dien zin, dat ze in de natuur, waarvan ze ge nieten mogen zien de groote werken Gods, dat hunne harten vervuld mogen zijn met dank aan God, die hun deze genieting geeft, en dat ze mee mogen werken om voor anderen zooal niet de vacantie, dan toch den vacantietijd ■tot een tijd van dankbare vreugde to maken. VERITAS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6