I' weinig overdreven, maar iets waars
zit er toch wel in. 't Is alles examens
wat de klok slaat, en ik voorzie dat
de tijd niet ver meer is dat een ieder
j zijn of haar naam weieens in de krant
1 heeft zien staan, wegens een met goed
gevolg afgelegd examen.
Oppervlakkig beschouwd moest het
■er nu wel buitengewoon mooi uitzien
j in onze samenleving. Immers, meer
i en beter onderwijs zou vermeerdering
van welvaart brengen niet alleen,
i maar ook vermindering van kwaad,
j Zelfs is er een niet onbekend staats-
man geweest die geprofeteerd heeft,
Purol bij Schrijnen en Smetten der Huid
rïlEÜWË CÉIÜSÜWE CÖÜRANT VAN ZATERDAG 25 JUNI 1925
RECLAME.
Aan het einde der Week.
Het nieuwe Kabinet-Colijn is nog niet
gevormd, en aan de verschillende be
richten, die in de pers de ronde doen,
en waarin de namen der toekomstige
functionarissen reeds genoemd worden,
moet niet meer waarde worden toege
kend dan zij verdienen, 't Zijn alle
slechts vermoedens, die eenigen grond
van waarschijnlijkheid hebben, maar
ook niet meer dan dat. Met zekerheid
is nog niets mede te deelen.
Wel schijnt de kans dat de heer Co-
lijn in het volvoeren van zijn opdracht
zal slagen, vrij groot.
Ons land stond alzoo de afgèloopen
week in het teeken van voorbereidende
'besprekingen, die ten deel hebben met
de drie regeeringspartijen tot overeen
stemming inzake het a.s. regeeringspro-
'gram te geraken, terwijl daarna de
*ministerkeuze aan de orde komt.
Dit is een zeer logische volgorde, dan
weten de ministers, wat zij aan elkaar,
hebben en zullen we, in het algemeen
gesproken, voor verrassingen in dit op-
zicht bewaard blijven.
Ook al zijn de betreffende besprekin
gen uit den aard der zaak voor het
groote publiek in nevelen gehuld, één
ding is wel zeker, dat de afgeloopen
week ons een stap nader heeft gebracht
bij de de oplossing der kabinetscrisis.
Er is hard gewerkt daaraan, ondanks
de geweldige hitte der laatste dagen,
die behalve in ons land in een groot
dèel van Europa geheerscht heeft.
Nu moge het waar zijn dat de geleer
den zeggen dat het „objectief" niet zoo
bijzonder heet was, maar dat het voch-
tigheidsgehalte der lucht een groote rol
speelde-, dit neemt niet weg dat „subjee
tief'de hitte vooral voor menschen die
Izwaren arbeid in de open_lucht moeten
i .verrichten bijna ondragelijk was.
't Herinnerde sterk aan de hittegolf
i van twee jaar geleden. Of is 't maar een
Kwestie van spraakgebruik, dat wij te
genwoordig al spoedig van 'n „hitte
golf" (en "swinters van een „koudegolf";
spreken, terwijl we vroeger alleen maar
zouden opgemerkt hebben, dat het echt
(zomerweer was.
Immers de tijden veranderen en wij
met hen.
Dat blijkt ook wel lilt de ontruiming
van het Rvhrgebied, die de afgeloopen
week weer belangrijken voortgang ge-
maakt heeft en nog vóór het einde dezer
'maand voltooid zal zijn.
Wel niemand had voor een jaar of
Ürie een dergelijk einde der^Pransc-he
ïtuhrpoliitiek kunnen voorspellen. En
ook al geschiedde do ontruiming in de
eerste plaats in verband met het Ma-
jrokkaansche gevaar, zij is in elk geval
een stap in de goede richting, die er toe
zal medewerken dat meerdere vrede en
veiligheid in ons werelddeel zullen ko
men te heerschen.
Het veiligheidsvraagstuk is ook de
afgeloopen week een nieuwe phase *n-
getreden door de aanbieding der Duit-
sche antwoordnota inzake liet veil g-
heidspact aan Frankrijk.
Men herinnert zichde geschiedenis
dezer zaak. In Februari j.l. werd dcor
I de Duitsche regeering aan Frankrijk het
memorandum over de duurzame ver-
zekering van den vrede in West Europa
aangeboden.
Frankrijk antwoordde 26 Juni met 'n
antwoord-nota, waarin het meedeelde,
zich in beginsel met de door Duitsch-
land in genoemd memorandum neer-
gelegde denkbeelden te kunnen vereeni
gen, maar tevens eenige voorwaar
den stelde, o.m. dat het nieuwe
Veiligheidspact niet zou tekort doen
aan Frankrijks rechten volgens het Ver
drag van Versailles, alsmede dat
Leidsche Penkrassen.
Amice,
'tls nu weer de tijd waarvan men
weieens gezegd heeft dat de eene helft
van het Nederlandsche volk exami-
i neert, terwijl de andere helft geëxami-
I neerd wordt. Die uitspraak is wel een
dat het geld voor onderwijs uitgege-
ven, op de gevangenissen bezuinigd
I zou kunnen worden.
Dat was een al te oppervlakkige be-
I schouwing, 'die verband hield mei een
i uitvloeisel was van een al te opper-
1 vlakkige levensbeschouwing, van deze
I beschouwing, dat de mensch niet zoo-
1 als Gods Woord het ons leert van na-
1 ture geneigd is God. en den naaste te
haten en al de geboden Gods te over
treden, maar dat het kwaad er bij
fden mensch buiten op zit, dat hij van
nature goed en onschuldig is en dat
alle zonde en dies ook al de ellende.
een gevolg is van de omstandigheden,
tjwaarommeer en beter onderwas den_
Duitschland onvoorwaardelijk tot den
Volkenbond zou toetreden.
De Duitsche nota wijst geen 'dezer
eischen af, maar en dit is de groote
bete'ekenis ervan liet laat den weg
open voor verdere onderhandelingen.
De zaak heeftdus voortgang, laten
we hopen, dat die onderhandelingen tot
een goed einde gebracht worden.
Ditzelfde zouden wij ook kunnen zeg
gen van (Je dreigende mijmoerkerssta-
kiiig in Engeland.
Wel is tegen 31 Juli de staking afge
kondigd, doch 'de mogelijkheid is nog
steeds niet uitgesloten, dat in de vol-
gende week nog een overeenkomst zou
kunnen getroffen worden, 'die het sa-
kingsgevaar afwendde.
Dat is te hopen in het belang van de
zoozeer onder de malaise lijdende Brit-
sche industrie. Tc
Meer dan ooit hebben kapitaal en ar
beid elkaar in dezen tijd noodig.
tijd.
Uit het grijs verleden.
HET EPOS VAN DE STICHTING
DER STAD.
De stichter der stad stond bij de
Ouden in hoog aanzien. Dit is begrij
pelijk, immers hij had de ceremoniën
verricht, zonder welke del stichting
niet mogelijk geweest ware. Zoo lang
hij leefde, zagen de menschen in hem
den grondvester van den nieuwen eere
dienst en den vader $er stad. Na zijn
dood werd hij een gemeenschappelijke
stamvader voor de elkaar opvolgende
geslachten: hij was voor de stad wat
de eerste stamvader was voor de fa
milie: de Lar familiaris.
Zijn herinnering bleef voortduren
als het vuur van den haard, dat hij
had ontstoken. Men wijdde hem een
cultus, men geloofde hem een god te
zijn en de stad vereerde hem als haar
Voorzienigheid. Telken jare werden op
zijn graf offers gebracht en feesten
gevierd te zijner eere.
Ht is bekend, hoe Romulus vereerd
werd en hoe hij te Rome een tempel
had en priesters. En zoo was het ook
in de Grieksche steden; niets ging een
stad méér ter harte dan de herinne
ring aan haren stichter. Toen, in de
tweede eeuw ónzer jaartelling, Pausa-
nias Griekenland bezocht, kon elke
stad hem den naam van haar 9tichter
noêmén en verschillende bijzonderhe
den uit diens leven. Die naam en fei
ten konden niet uit' de herinnering
verdwijnen, want zij maakten deel uit
van den godsdienst en werden ieder
jaar in de heilige ceremoniën herdacht
Ook in de folklore, de volksgebrui
ken van onzen tijd zijn nog wel paral
lellen van die jaarlijksche feesten te
vinden. Men denke b.v. aan het Schut
tersfeest in Venlo en het prijsmarchee-
ron rondom de twee groote poppen,
die Val aas en zijn vrouw, de stichters
van Venlo, voorstellen.
De stichter der stad werd niet slechts
telken jare bij de nationale feesten
herdacht, hij werd ook bezongen door
'lc dichters. Zoo is de herinnering
(maar ook niet meer dan deze) be
waard gebleven van tal van gedichten,
die de stichting eener Grieksche stad
(b.v. Chios, Syracuse, Salamis, MileteJ
tot onderwerp hadden.
Slechts een van die oude gedichten
is niet verloren gegaan, dat is het epos
of heldendicht de A e n e i s, waarin
Virgilius de stichting van Rome be
zongen beeft. Dit is een kunstwerk,
dat voor alJe volken en alle tijden zijn
beteekenis behoudt en een belangrijke
mensch in staat zou stellen bet ver
loren paradijs te herwinnen.
Die beschouwing kon niet juist zijn
en is dan ook niet juist gebleken, al
kan worden toegegeven, dat het ver
beterde onderwijs voor ons volksleven
wel van groote beteekenis is geweest.
Men moet het echter niet te ver wil
len voeren en ik vrees dat het dien
kant nu langzamerhand wel een beetjo
uitgaat, 't Hoogste ideaal is voor velen
dat hunne kinderen, voor zoover ze al
thans niet voor het hooger onderwijs
worden opgeleid of een middelbare
school volgen, een inrichting voor u.
l.o. bezoeken en een u.l.o-diploma ver
werven. Opzicbzelf heel mooi en in 'de
gegeven omstandigheden nu heel de
wereld van diploma's aan elkaar
hangt, ook heel verklaarbaar. Maar
't geeft ook aanleiding tot heel wat
moeilijkheden. Want de meeste ouders
vinden het „zonde" dat hun jongen of
meisje, die bij het examen een drage
lijk figuur maakte nu ook evenals zijn
vader en grootvader deden, een am
bacht zou leeren. Daar is hij nu waar
lijk „te goed" voor zoo meent men, eu
liet gevolg is vaak, dat tal van men
schen met heel mooie diploma's een
hopelooze jacht beginnen zelfs naar de
raarste baantjes.
Nu weet ik wel, amice, dat deze
kwestie ook heel wat andere kanten
heeft en dat men er niet mee klaar
is, ze alleen van dezen kant te bezien.
F^it is dat er ook in de ambachts
wereld handen te over zijn. Er is
schier geen enkel vak of er wordt ge
klaagd over werkloosheid en zelfs heel
goede werkkrachten doen vaak ver-.
plaats irneemt njet slechts in de La-
tij nschc, doch in de wereldlitteratuur.
Aeneas, niet Romulus, is de hoofd
persoon van de Aeneis. Hij is de eigen
lijke, dc eerste stichter van Rome,
want liij bad in Latium de stad Lavi-
nium gesticht, van waaruit zoowel
Alba als Rome zijn voortgekomen.
De stof voor zijn heldendicht von^i
Virgilius in de verschillende legenden
betreffende Aeneas, die tie rondo de
den en die ook reeds waren te boek
gesteld door den dichter Naevius, die
tie ontmoeting van Aeneas met de Car-
thaagscho koningin Dido had bezon
gen en den geschiedschrijver Catoden
Oude, die in zijn „Origines" (oorspron
gen) de Romeinsche geschiedenis van
af de komst van Aeneas in Italië be
schreven haJd. Als model voor zijn epos
dienden Virgilius de gedichten van
Homerus.
Van de twaalf boeken der Aeneis
bevatten de eerste zes de zwerftochten
van Aeneas en zijn Trojanen en loopen
dus parallel aan de Odyssee, terwijl
de laatste zes den strijd der Trojanen
om het bezit van Latium schilderen
en aldus aan de Ilias herinneren.
Virgilius teekent ons Aeneas in zijn
epos niet in de eerste plaats als den
stoutmoedigen held en nog veel min
der, zooals een moderne roman onge
twijfeld zou doen, als den man, in
wiens leven de passie een groote rol
speelt, maar de allesbeheerschende ka
raktertrek is zijn vroomheid Hij treedt
telkens op als „pius Aeneas", de vrome
Aeneas.
Toen hij in den nacht het brandend
Troje verliet, dragend zijn ouden va
der en de Penaten, aan zijn hand met
zich voerende zijn eenigen zoon (zijn
vrouw was in het gewoel zoek ge
raakt), gaf hij gehoor aan de stem
van Hector, die hem in den droom
verschenen was en tot hem gezegd
liad: „Troje vertrouwt u zijn goden
toe; zoek een nieuwe stad."
De stad Troje ging te gronde, d.w.z.
de „urbs", niet de „civitas", want de
Penaten, de goden der stad, vluchtten
met Aeneas en deze zocht voor hen
weer een vaste woonplaats.
Daarom bepaalde hij niet zelf zijn
weg, maar liet hij zich door de god
heid leiden en raadpleegde voortdu
rend het orakel.
En om. het doel te bereiken, bestaan
de in de stichting eener nieuwe stad,
overwon hij alle hinderpalen, offerde
hij zijn begeerte naar rust, ja zelfs
zijn liefde, want hij begreep dat 't niet
ging om hem, maar om de goden, die
hij bij zich droeg.
Aeneas is dan ook eigenlijk niet
zelve de hoofdpersoon van het epos
van Virgilius, maar het zijn de goden
van Troje, die eenmaal de goden van
Rome zouden worden.
Het onderwerp der Aeneis is de
strijd van de Romeinsche goden tegen
een vijandige macht, een strijd, waar
in zij ten slotte gezegevierd hebben.
SCHAAKRUBRIEK.
Redacteur: J. Verstoep ^zn. Fred.
Hendrikstraat 37, Delft.
De betooverde koning.
Er was eens een Koning en die was
betooverd. Het was een schaakkoning
en Caïssa zelf had naar de beroemde
voorbeelden hem met zoo goed als vol
ledige onkwetsbaarheid toegerust. De
ze merkwaardige figuur gaf zij aan
een van hare beste priesters: Michael
Iwanowitcli Tschigorin maar hij mocht
er slechts één partij mee spelen.
Nu, ruim 27 jaar geleden, maakte hij
van zijn voorrecht gebruik en als be
spotting van rochade en andere
wegkruipbeginselen liet hij den ko
ning geheel onbeschermd in de vijan
delijke gelederen rondwandelen en
tot verbazing 'der toeschouwers heel-
huis weer in zijn krijgstent terugkee-
ren. Deze ongewone vertooning had
plaats op 14 Juni 1898 in een partij van
den grooten wedstrijd te Weenen.
Weensche opening.
Wit: M. I. Tschigorin. Zwart: H. Caro.
1 e2e4, e7—e5, 2 Pbl—c3, Pg8—16;
3 f2—tt, d7d5, 4 d2—d3. Lf8—b4; (de
inleiding tot het volgend offer, waarna
al heel gauw de tocht van deniwltten
koning een aanvang neemt).
5 f4 x e5, Pf6 x e4; 6 d3 x e4; Dd8—
h4f 7 Kei—e2, Lb4 x c3, 8 b2 x c3, Lc8
g4f 9 Pgl—f3, d5 x e4, 10 Ddl—d4, Lg4
h5, 11 Ke2—e3. (En nu schijnt het
alsof Wit zijn stuk voor blijft. Maar
dit is niet het geval; want na 11
Lf3, 12 gf3: zou Delf volgen en Wit
zou zich een eeuwig schaak moeten
getroosten of door 13 Le2 de kwaliteit
offeren, welk offer echter m.i. ondanks
hét looperpaar van Wit incorrect zou
zijn. Ook na 11 Rd2 blijft Wit schijn
baar in 't bezit van zijn stuk; na 11
Dg4, evenwel kan hij wegens Jiet drei
gende Ddlf het paard niet zonder ver
lies van 'n stuk verplaatsen en na 12
h3, Df4f, 13 De3, De3:f 14 Re3: volgt
een eindspel met ongeveer gelijke
kansen).
11.... Lh5 x f3; 12 Lfl—bat c7—c6,
13 g2 X f3, Dh4—h6f 14 Ke3 x e4, Dh6
g6t 15 Ke4e3, c6 x b5, 16 Lel—a3,
Pb8—c6, 17 Dd4—d5, Dg6 x c2, 18 Tal
cl, Dc2—f5, 19 Thl—el, Ta8—d8, 20
Dd5 x b5, a7—a6, 21 Db5—bl, Df5—g5f
22 f3—f4, Dg5—g2, 23 La3—d6, Dg2—
h3f, 24 Ke3e4, f7—f5t, 25 Ke4—d5.
Stelling van den 25sten zet van Zwart.
abcdefgh
(Het loont de moeite de gevolgen van
eenige andere hier in aanmerking ko
mende zetten na te gaan.
25.Pe7t 26 Kc4, Tc8f (Dh2: 27 Db7:
Da2:f ,28 Kd4, Dd2f 29 Kc4„ Da2§) 27
Kb3, Pd5, 28 Kb2, en nu volgt op 28.
Tc3: 29 Kal, b5, 30 Lb4, Tc4, 31 Tc4:
bc4: 32 Ddl; op 28.... Pc3: 29 Dc2 ge
volgd door Db3; op 28Dh2:f 29
Kal met inval der dame over b7 of f5.
Op 25Tc8 gaat de onversaagde
koning naar c4 en na 26Pa5f volgt
27 Kb4 met de voortzetting Tc4t (Pc4,
28 Dc2) 28 Ka5: Dg2, 29 Df5: b6, 30
Kb6: Dc6f 31 Ka7).
26 Kd5—c4, b7—b5f, 27 Kc4—d3, Dg2
f3t 28 Kd3—c2, Df3—f2+ 29 Kc2—b3,
Td8c8, 30 TClc2, Df2 x f4, 31 Kb3
b2, Pc6a5, 32 Kb2—al, Df4—c4, 33
e5e6, Pa5c6. (Zeer moeilijk zijn de
gevolgen van Td8 te berekenen. Er zou
kunnen volgen 34 Le5, Tg8, 35 Tf2, gO,
36 Tf5: en nu zou wei na gi5: 37 Dfö:
Tf8, 38 Dh6t, Ke7, 39 Dgóf Ke6: Wit
mat geven in een tiental zetten, maar
op 36Td2 is het moeilijk een ge
heel bevredigende voortzetting voor
Wit te vinden).
34 Dbl—dl, h7h5, 35 Tel—gl. (Beter
was de dreiging Dd7, dan Lb4. Er kon
volgen: 35.Td8, 36 Td2, Tc8, 37 Tb2
Td8, 83 Df3, g6 (of Dd5 of Td5), 35.
Th8—h7?? 36 Tgl x g7. Zwart geeft op.
Ook de reinste positivist zal, wan
neer hij deze partij heeft nagespeeld
en de moeite heeft genomen kennis te
nemen van enkele dr aangegeven speel
wijzen in het middenspel, niet kunnen
ontkennen dat het bij dezen witten
koning toch niet „met rechte dingen
toeging."
II. Zwart: Steinitz.
Wit: Tschigorine.
Bovenstaand diagram geeft den
stand weer uit de laatste partij om het
wereldkampioenschap tusschen Stei
nitz en Tschigorine te Havanna in
1892- Wit was aan zet en men ver
wachtte, dat hij met Tb7: zou voort
zetten, hetgeen ook vermoedelijk ge
wonnen had, en waarmee de match"
onbeslist ware. Tot ontzetting der om
standers zette Tschigorine na lang be
raad zijn looper van d6 naar c5, waar
op Steinitz vrooiijk met Th2:f en Tdg2
mat voortzette.
De ex-keizer en zijne gemalin.
De Berliinsche berichtgever van het
„Hdbl." telefoneerde gisteravond:
De A merikaansche journalist Weyer
heeft te Wildbad een langdurig onder
houd gehad met prinses Hermine, de
echtgenoote van den ex-keizer. Zij ver
klaarde nog eens nadrukkelijk dat alle
berichten over een minder goede ver
houding tusschen haar en haar ge
maal ten eenenmale onjuist zijn. Dat
ze zoo vaak Nederland verlaat is al
leen daaraan te wijten, dat ze met
haar aanleg voor rheumatiek 't voch
tige klimaat in Nederland en vooral te
Doorn niet verdragen kan. Ze keert
intusschen einde Juli naar Doorn
terug.
Over het leven van den ex-keizer,
vertelde zij, dat hij vroeg opstaat, en
urenlang in den tuin allerlei tuinwerk
verricht. Vervolgens opent hij de in
gekomen brieven persoonlijk, wat hem
uiterst moeilijk valt, daar, naar men
weet, zijn linkerarm en hand geheel
verlamd zijn. Zijn gezondheidstoestand
is nog altijd uitstekend.
geefsche moeite om een bescheiden
plaatsje te vinden, waar ze in staat
zijn zichzelf en hun gezin met eere te
onderhouden.
Dat is het wat dit vraagstuk zoo
hopeloos ingewikkeld maakt. Dit
neemt echter niet weg, dat er, naar
het mij voorkomt, langzamerhand wel
wat al te veel geëxamineerd wordt,
met het gevolg dat uitstekende krach
ten die misschien in staat zouden zijn
een bepaald vak vooruit te brengen,
ongebruikt blijven, tot hun eigen scha
de niet alleen, maar ook tot schade
van de maatschappij.
Gelukkig voor de menschen die exa-
mineeren en die geëxamineerd worden
dat op een examentijd meestal 'n meer
of minder lange vacantietijd volgt.
Een heerlijke tijd voor velen, die
vacantietijd. Ze hebben gelegenheid
eens uit te rusten, familie en vrienden
te bezoeken, en in het binnen- of bui
tenland te genieten van de, ondanks
zonde en vloek, toch nog altijd heer
lijke schepping Gods. 't Lijkt me steeds
een mooie gedachte voor enkele weken
eens den gewonen arbeid te laten rus
ten en eens echt te genieten van een
verkwikkende rust. En ik betreur Het
altijd, dat er betrekkelijk nog zoo ve
len zijn, voor wie een vacantietijd van
enkele dagen tot de onmogelijkheden
behoort, die wei anderen zien uitgaan
en hooren vertellen van alles wat ze
genoten hebben, maar die er zelf niet
aan kunnen denken hun gewone sleur-
leven ook maar voor een korten tijd te
onderbreken.
Wanneer zij, die wel het voorrecht
hebben vaa.aen behaorlijt-o to
genieten, dit bedachten, dan ver
moed ik dat er wel wat minder
geklaagd zou worden over de te
korte vacanties en dat meer ge
waardeerd zou worden het groote voor
vecht dat men bezit.
't Is nog niet lang 'geleden, dat ik
iemand ontmoette, die zidh beklaagde
dat zijn vacantietijd „slechts" drie we
ken duurde. Nu is 't waar, dat dit een
korte tijd is in vergelijking met ande
ren die zes en meer weken vacantie
hebben, maar ik" was niet in staat zijn
leed te peilen omdat een vacantie van
drie weken voor mijn besef tot de on
mogelijkheden behoort en ik me met
zoo'n rusttijd den koning te riJK zou
weten.
't Meest onaangename van den va
cantietijd lijkt mij altijd, dat het va-
cantiegenot van den een voor anderen
vaak een heel onaangename gedwon
gen vacantie met zich brengt. Er zijn
verschillende vakken waarin geduren
de Augustus niets of zoo goed als niets
te doen is, omdat het de vacantietijd
is. Vooral in tijden als deze, waarin
heel het jaar door over slapte in zaken
geklaagd wordt, is dat een droeve zaak
Van sparen is niets kunnen komen,
men heeft moeite gehad van den eenen
dag in den anderen te komen en als
dan een tijd van werkloosheid aan
breekt, dan is de ellende schier niet
te overzien en wordt de opzicbzelf
mooie vacantietijd een tijd van leed
en zorg en kommer, waarin niet geno
ten wordt, maar geklaagd en als het
goed is, tot God geroepen om uitkomst.
Nu zou 't zeker niet zoo heel moei-
lijk .zjja dit deed althanseeaigannate Jt.
te verlichten. Wanneer allen die met
vacantie gaan er voor zorgen dat b.v.
hunne werksters enz. op een of andere
wijze schadeloos worden gesteld en dat
voor ze weggaan de kleeren die her
steld moeten worden bij den kleerma
ker worden bezorgd enz., dan zou heel
wat leed kunnen worden verminderd
en zou het vacantiegenot allicht nog
een beetje grooter zijn dan anders
Ik heb niet de hoop amice, dat ik
met dit schrijven veel in de gewensch-
te richting zal bereiken. Gewoonlijk
is het zoo, dat dergelijke ontboezemin
gen, ook al is men het er in 't alge
meen wel mee eens, voor kennisgeving
worden aangenomen.
Maar ai la er dan maar een enkele,
die voor de koffers te pakken eens na
denkt over het lot van de menschen,
die God de Heere toch ook op zijn weg
heeft geplaatst en die daardoor mis
schien een zonnestraal brengt in een
of ander gezin, dan heeft dit eenvou
dige briefje toch nog eenige beteekenis
gehad.
Voorts en daarmee besluit ik dit
maal wensch ik allen die daarvan
mogen genieten een recht prettige en
ook gezegende vacantie, in dien zin,
dat ze in de natuur, waarvan ze ge
nieten mogen zien de groote werken
Gods, dat hunne harten vervuld mogen
zijn met dank aan God, die hun deze
genieting geeft, en dat ze mee mogen
werken om voor anderen zooal niet de
vacantie, dan toch den vacantietijd
■tot een tijd van dankbare vreugde to
maken.
VERITAS