NIEUWE^ LËIÜSCRE CUXXRANT VAN DINSDAG 14 JULI 1928
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
DE KABINETSCRISIS
Het Utrechtsch Dagblad (lib.) acht
het noodzakelijk, „zeer duidelijk ver-
jzet aan te teekenen tegen de beweging
jdie er in onze geheele pers, van chris-
jtelijk-historisch af tot sociaal-democra
tisch toe aan den gang is, om Konin
gin en volk af te brengen van ide ge
dachte der continuïteit in '"de leiding
van 's lands financiën." Het blad
schrijf o.m.:
Het financieele vraagstuk is nog al
tijd het essentieele moment onzer
landspolitiek. Voortgang op den weg
naar herstel onzer staatsfinanciën is
onverbiddelijke eisch. Indien wij niet
met man en macht aan den eisch vast
houden, dan zullen wij het zien aan
komen, dat wij, na bijna aan het ont
zettende gevaar der inflatie ontsnapt
te zijn, door een sociaal dilettantisme,
Waarvan ook de rechtsche partijen al
lerminst vrij zijn, wederom aan de mo
gelijkheid van staatsbankroet worden
iprijs gegeven. Indien de liberalen een
meerderheid hadden behaald in het
parlement, dan ware van Gijn de aan
gewezen persoonlijkheid geweest om
de reconstructieve taak van Colijn
over te nemen, maar nu de nieuw-ge-
Iboren politieke situatie een parlemen
tair kabinet der rechterzijde eischt,
,nu schrijft het landsbelang voor, dat
jEet werk van Colijn ononderbroken
■wordt voortgezet en behooren de libe
ralen, willen zij, wat een der kernen
is van hun beginsel, dat landsbelang
'dienen, de sterke figuur die wij zoo
noodig hebben voor het duurzaam her
stel onzer financiën niet aan te vallen,
maar te steunen.
De grenzen der politieke mogelijkhe
den laten zonder twijfel een opdracht
tot kabinetsformatie aan den heer Co
lijn toe. De stembus heeft ondubbel
zinnig de begeerte van ons volk naar
[bestendiging van een christelijk' be
wind aangetoond en het is deze groote
lijn, niet de détails van de stembus-
uitslag, waarmee in de eerste plaats
is rekening te houden. En waar finan
cieel herstel zoo klaarblijkelijk de voor
naamste taak zal moeten zijn der ko
mende regeering, zou het te betreuren
zijn, indien van die herstelgedachte
werd afgeweken door een ander tot
kabinetsformateur te benoemen da#
.'wie ,ter rechterzijde het beste tot
voortzetting van de financieele recon-
strucie in staat is, den heer Colijn.
Ten aanzien van de nieuwe parle
mentaire werkzaamheid nu heeft de
Vrijheidsbond een groote mate van
verantwoordelijkheid. Iedere politiek
van financieel herstel zal een belang
rijk contingent der rechterzijde tegen
zich hebben. De Vrijheidsbond kan,
door onvoorwaardelijk de reconstruc-
itiepolitiek van een nieuw optredend
kabinet dat die reconstructie begeert,
.te steunen, een dienst aan het land
'bewijzen en tevens er blijk van geven
dat hij in nauwkeurige overeenstem-
.ming leeft met zijn eigen beginsel.
Elke actie van den Vrijheidsbond te
gen een kabinetsformatie, en later te
gen een regeeringspolitiek, dié voor
alles de straffe bezuiniging zal door
voeren' die wij zoo noodig hebben, is
Spelen in de kaart van radicalisme en
sociaal-democratie, en vertoont een ge
mis van besef van politieken ernst.
Wil de Vrijheidsbond de beteekenis zij
ner positie en verantwoordelijkheid ne
seffen, dan heeft hij Colijn te steuneh,
nu hij van Gijn niet krijgen kon.
Gemeenteraad Leiden.
Vervolg.
Verder leen verzoek van de Vereen
voor Scholen op G.G. om beschikbaar
stelling van gelden voor de aanschaf
fing van leermiddelen, voor het on
derwijs in de Lichamelijke Oefening,
voor de school aan de Lusthoflaan.
Wordt gesteld in handen van B. en
W. om advies.
Thans komt aan de orde:
1. Benoeming van een Commissaris der
Gemeentelijke Bank van Leening. 159
Benoemd wordt de heer Mr. Trap
man met 19 tegen 2 stemmen op Mr.
van Vrijberghe de Coningh en 7
'blanco.
2. Benoeming van ©en Stadsgeneesheer
voor het tijdvak! I Juli 1^251 Juli 1926.
160
Benoemd wordt Dr. J. .C. M. Tim
mermans.
3. Praeadvies op het verzoek van P.
A. R. J. Bom, om eervol ontslag als
onderwijzer aan de school Mare»ingel B.
J6i>
Goedgekeurd.
4. Voorstel tot overname in eigendom
en onderhoud bij de gemeente van het
perceel Groenoordstraat, Sectie K| No.
3756 en het perceel Nic. Beetsstraat,
Sectie O No. 1176 ged. 1.62
Aangenomen.
5. Voorstel:
a. tot overname in eigendom en onder
houd bij de gemeente van eenige strooken
;rond en water, kad. bekend Sectie
nos. 568 t.m. 581 ged.;
b. tot beschikbaarstelling van gelden
oor de verbreeding van het zuidelijk
jedeehe van de Driftstraat met bijbehoo-
rerïüe slootdemping en Violeering. 156
Den Haar v. H a me 1 is 't opge
vallen dat hier sprake is van ruiling
met een strookje grond, waarvan ech
ter in het rapport van de Comm.
van Fabricage niet gesproken wordt
en wat niet geheel overeenkomt met
het advies van den Dir. van Gem.
werken. Spr. betreurt het dat een
paar omwonden weigerden mee te
werken. Kan er nog niets in die rich
ting worden gedaan.
Den heer Schüller bevreemdt het
ook, dat B. en tW. afwijken van 't
advies van de Comm. Men krijgt daar
«pu een soort kolk, die omheind zou
moeten worden. Spr. zou willen
wachten tot allen willen meewerken.
De heer Oostdam heeft daar
tegen bezwaar. Op die manier kan
één persoon alles tegenhouden-
De heer Mulder, weth. zegt dat
het tijd wordt dat hier een geregelde
toestand komt. 'tGaat niet aan, dat
enkele pêrsonen nu maar alles- in de
war kunnen sturen. Men kan toch
niet alle goedwilligen laten lijden
on'der enkele onwilligen. Vandaag of
morgen zullën ze toch over de brug
moeten komen.
De heer v. Hamel meent dat er
ook een hypotheek-kwestie achter zit.
De heer'Schüller wil er de aan
dacht op vestigen dat hij 't niet voor de
onwilligen opneemt.
De heer Mulder, weth. zegt, dat
het niet aangaat dat een hypotheek
houder maar alles kan dwingen. Rui
ling van grond zou tegenover anderen
zeer onbillijk zijn.
Het voorstel wordt goedgekeurd.
6. Voorstel tot verkoop aan Prof. Dr.
F. Muller Jzn, van 'n gedeelte grond op
het Raamland ten Vesten en ten Zuiden
van het perceel Sectie M No. 4226. .163
Aangenomen.
7. Praeadvies op het verzoek van H.
Geugjes te Oegstgeest, inzake de %-erhu-
ring van rietland nabij het Poelmeer en
het innemen van wateroppervlakte aldaar
ten behoeve van een woonschuit. 164
Aangenomen.
8. Voorstel tot opnieuw vaststelling van
de verordening tot heffing van schoolgeld
voor het Lager onciertvijs in de-gemeente
Leiden (Gemeenteblad no. 21 van 1924).
165
Goedgekeurd.
9. Voorstel tot toekenning aan het be
stuur van het gesticht „De Voorzienig
heid" van een vergoeding, als bedoeld
in art. 84 der Lager Onderwijswet 1920,
.ten behoeve van de stichting van lokalen
bestemd voor gewoon lager onderwijs aan
de Krauwelsteeg. 157
De heer van Stralen (S.D.A.P.)
vraagt of B. en W. aan de vereeniging
te wier behoeve deze verbouwing zal
plaats hebben toestemming hebben ge
geven om eenige woningen welke door
de verbouwing zullen komen te ver
vallen en waarin 9 gezinnen wonen,
aan hun bestemming te onttrekken,
en of zij rekening willen houden met
de moeilijkheid om een andere woning
te zoeken.
De beer W i t m a n s (D.P.) onder
streept dit.
De heer Heemskerk (R.K.) meent
dat dit geheel buiten dit voorstel om
gaat. De huurcommissie is er -toch ook
nog. Maar buiten alles, de raad kan
zich thans niet met de aangevoerd^
woningkwestie inlaten.
Weth. Meynen onderschrijft de op
merking van den heer Heemskerk. Dé
gemeente heeft slechts over 't al of niet
financieel stëunen te heslissen.
De heer D u b b e 1 d e m an (SiD.A.
P.) beroept zich op een desbetreffend
wetsvoorstel, dat den aanvrager van
een bouwsubsidie verplicht om even
tueel af te breken woningen door nieu
we te vervangen.
De heer Heemskerk: dit is niet
aan de orde.
De heer W i t m a n s gelooft dat er
wel reden is voor de opmerking van
den heer van Stralen.
De voorzitter merkt op, dat het
hier geen nieuwbouw betreft, en dat
het hier niet de plaats is deze zaak
aan de orde te stellen. De uitvoering
der wetten berust bij B. en W.
Het voorstel wordt aangenomen.
10. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van 3 December 1896
(Gemeenteblad no. 15), houdende voor
waarden van opneming en verpleging
van lijders in het Krankzinnigengesticht
„Endegeest" en de afdeeling voor jeug
dige idioten „Voorgeest" te Oegstgeest,
nabij Leiden. 166
Goedgekeurd.
11'. Verordening, houdende wijziging van
de verordening van 3 April 1922 (Gem.
bald. no. 18) tot beteugeling van het ge
bruik van tabak door kinderen. 167
De heer Deumer (C.H.) zou een
maatregel als deze op zichzelf toejui
chen, maar hij heeft bezwaar tegen 'n
bepaling waarbij aan politite-agenten
en burgerwachten het toezicht mede
wordt opgedragen. Kunnen zij beoor
deelen of de tabak die op een aange
houdene wordt aangetroffen al of niet
bestemd is voor eigen gebruik. Meer
zou spr. gevoelen voor maatregelen te
gen het cadeaux- en bonnenstelsel waar
door het sigarettengebruik onder de
jeugd aangewakkerd. Spr. betwijfelt of
een verordening als deze bindende
kracht zal krijgen, waar de Raad
alleen verordeningen kan maken
in het belang der openbare
orde, zedelijkheid en gezondheid, ter
wijl het niet zeker is of het rooken.
daaronder kan vallen. Wanneer wij
hier een puriteinsche meerderheid
kregen, was het misschien gemakke
lijker.
De heer V e r w y (S. D. AT P.)
ziet in deze verordening voor- en na
doelen. Echter zijn de voordeelen groo
ter. Het belang van .de kinderen
eischt beperking van het rooken op
jeugdigen leeftijd. Wat de ouders
doen moeten zij weten, maar op open
baar terrein dient de overheid den
goedwilligen ouders tegemoet te ko
men.
De heer Z u i d e m a (A. R.) heeft
tegen dit voorstel ernstig bezwaar. Hij
erkent, dat het overmatig rooken
voor kinderen zeer nadeelig moetwor
den geacht, dat 't in hooge mate scha
delijk is voor de gezondheid, dat het
kan prikkelen tot verkeerde handelin
gen en dat daardoor het leeren der
lessen wordt geschaad. Maar daaruit
volgt- voor hem nog niet dat de Over
heid geroepen is op te treden als thans
wordt voorgesteld. In dit opzicht is
sp.r het geheel eens met wat in 1922
door de heeren de Lange, Mr. van der
Lip en den heer Mulder werd betoogd.
Vooral de heer van der Lip heeft toen
een breedvoerig en uitnemend gedocu
menteerd betoog gehouden om het on-
gewenschte van zulk een verordening
in het licht te stellen.
Was het, zooals een der oudercom
missies meende, mogelijk, dat de po
litie zelfstandig kan handelen, dan zou
er nog iets voor te zeggen zijn, maar
nu de rechter er aan te pas moet ko
men is spr. er tegen. Daarbij vreest
spr. dat het prestige van de politie nog
meer dan thans reeds het geval is, zal
worden geschaad, als de politie behal
ve met de voetballende jeugd ook met
de rookende jongens nog wedstrijden
zal moeten houden.*
Een politieagent kan nu eenmaal
niet altijd toevallig den anderen kant
opkijken. (Stemmen: volkomen juist).
Bovendien, zal ook het gezag van
den rechter verminderen, waarbij dan
nog komt üat»yele ouders die het ver
keerde van het rooken niet inzien de
kinderen laten doen wat de Overheid
verbiedt.
Spreker kan zich geheel aansluiten
bij het verzoek van een der oudercom
missies, om het rookverbod te beten-
gelen, al was dat misschien anders be
doeld.
De heer Knuttel (C.P.) is niet te
gen de verordening. Spr. meent dat het
aantal gevallen waarin de kinderen
met den rechter in aanraking komen,
niet zoo groot zal zijn.
De heer S p e n d e 1 (R.K.) meent dat
de overheid zich met deze zaak niet
moet bemoeien. Wanneer de oudere
hun jongens een sigaret willen geven,
moet de overheid zich daar buiten*
houden. Anders straft zij niet de ou
ders, maar het kind. Ook heeft spr.
verschillende bezwaren tegen de prac-
tische toepassing.
De voorzitter voert aan, dat het
rooken onder de jeugd een karakterbe-
dervenden omvang heeft aangenomen.
De gevolgen ervan zijn veel erger dan
die van snoepen. Men dient de ouders
in de bestrijding van dit kwaad tege
moet te komen. Het zal al veel gewon
nen zijn wanneer de politie het ropk-
materiaal kan afnemen. Met de rech
terlijke straf zal het wel losloopen.
Echter is het een juridische eisch,
dat men het rooken eerst strafbaar
moet stellen, wil men recht hebben om
het rookmateriaal in beslag te nemen,
al kan pracisch geen straf worden
toegepast door de kinderwetten. Wan
neer men deze wijziging niet wil, kan
men de geheele verordening wel af
schaffen, want momenteel heeft zij
geen beteekenis.
De heer Zuidema is het geheel
eens met de tegen het rooken aange
voerde bezwaren. Maar het is niet zoo,
dat men óf het rooken sanctioneeren
óf deze verordening aannemen moet.
De ouders hebben toch zelf ook nog
wel eenigen invloed. Spr. beroept zich
nogmaals op een betoog van wijlen
weth. v. d. Lip die tegen een dergelijke
verordening was, ook al omdat het
gezag van de overheid op deze wijze
ondermijnd wordt. Vooral wanneer
de kinderen eenmaal bij den rechter
zijn geweest zonder straf te krijgen, zal
de schrik van de rechtbank spoedig
verdwenen zijn.
De verordening wordt met 18—11 st.
aangenomen. Tegen de heeren Eiker
bout, Zuidema, Huurman, Bergers,
Coster, Wilmer, Spendel, Oostdam,
Schüller, Eerdmans en Deumer.
12. Voorstel:
a. tot beschikbaarstelling van. gelden
voor de vernieuwing en verplaatsing van
de Janvossenbrug en de demping van
de Volmolengracht;
b. tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de uitdieping van den
Nieuwen Rijn tusschen het Rijn- en Schie-
kanaal en de Singelbrug en de daarmee
gepaard gaande vernieuwing van de wal-
beschoeiing;
c. inzake de jaarlijksche uitvoering van
diepwerken
d. inzake het adres van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken tfoor Rijnland,
betreffende den toestand van de wateren
en bruggen in de gemeente.
AAN HET ZOEKLICHT. -
Leiden, 14 Juli 192S.
„Houdt er den moed maar in."
Dat is de nieuwste lijfspreuk vai
Prof. Heerés, de bekende ontwapenaar
die bij de verkiezingen zoo netjes ont
wapend werd.
Voor 1 Juli kon men telkens lezen
dat de partij er prachtig voorstond.
Het ledental groeide bij den dag en
van alle kanten werden sympathiebe
tuigingen met het streven van den lei
der ontvangen. In Leiden w«(d zelfs
op een 5000 stemmen gemikt.
Maar toen kwam de stemming.
En met de stemming de ontnuchte
ring.
Want terwijl in 1922 ruim 9000 stem
men werden verkregen en op de can- j
didaten van de Alg. Ned. Vrouwenor-1
ganisatie, welke organisatie bij de D I
P. werd ingelijfd een 6000 stemmen,
werden nu in totaal 11162 stemmen)
verkregen.
Een achteruitgang dus vau een klei-|
ne 3000 stemmen.
En toch schrijft Prof. Heeres dat er
geen reden i3 voor ontmoediging en'
roept hij zijn gertouwen toe. dispereert!
nietl
Hoed af voor zooveel optimisme!
OBSERVATOR.
De heer Huurman herhaalt zijn
verzoek om dit punt van de agenda af
tevoeren. De beteekenis is ie groot dan
dat een voorbereidingstijd van 3 (la
gen voldoende zou zijn. Daarbij is het
spr. ook niet duidelijk wat B. en W.
verder willen doen na demping van de
Volmolengracht. Is men voornemens
een doorbraak te maken van de v. d.
Werffstraat naar de Haarlemmerstr.
Do heer Knuttel (C.P.) is niet voor
het voorstel met het oog op de Janvos-
sensteeg, waar het verkeer onevenre
dig sterk zou afnemen.
De v.oorzitter zegt, dat het al
leen een brug- geen verkeersverbete-
ring betreft. Er zit niets „achter
De heer Groeneveld (S.D.A.P.)
is voor het- voorstel. De Jan-Vossen-
brug moet toch eens worden afgebro
ken. Het verkeer zal uit de Jan Vos-
sensteeg verdwijnen, wat spr. een ver
betering vindt. Het voetverkeer zal er
niet minderen.
Besloten wordt z.h.s. de behandeling
van het voorstel eenigen tijd aan te
houden.
13. Verzoekschriften inzake schoolgeld
Middelbaar- en Hooger Onderwijs, dienst
1924—1925. 16S
Aangenomen.
Thans komt nog aan de orde een
voorstel om aan „Ons Doel" de nno-
dige voorschotten te verleenen voor-
den bouw van 62 woningen.
De heer Dubbeldeman (S.D.AP.)
wijst op het verschijnsel dat sommige
bouwvereenigingen al kleiner wonin
gen bouwen, zoodat men ze eigenlijk
moderne kleine krotjes moet gaan-,
noemen.
De heer Huurman stelt mede na
mens de heeren Deumer, Oostdam,
Zuidema en Eikerbout voor, voor be
handeling van dit punt in geheime
vergadering te gaan.
Aldus besloten. Eerst zal echter de
agenda worden afgewerkt.
Aangenomen wordt nog een voorstel
van B. en W. om aan de fa. Vriends te
gunnen het maken van een nieuwen
betonvloer in het openb slachthuis.
Deze fa. heeft het laagst ingeschreven
n.l. voor f 1495. Het toegestane credict
bedroeg f1700. Mede was ingeschreven
door VVernink, de Rijnlandsche en de
Bredasche betonmaatschappij.
De heeren Sytsma en Vterwey
krijgen thans gelegenheid hun inmid
dels aan den raad gecnverseerde vra
gen te stellen.
De vragen na eenige deliberatie wie
het doen zou, voorgelezen door den
heer Sytsma betreffen een kwestie aan
FEUILLETON.
Een doornig pad
(Uit het Engelsch).
32)
„Lieve Dotje", zeide hij teeder, ter
wijl hij haar hand in de zijne nam en
met liaar -de woelige markt verliet,
„morgen is het Zondag, en nu ik nieu
we kleeren heb gekregen, zullen wij
samen in éen van Üe groote perken
gaan, in de allergrootste, Dot, waar wij
nog nooeé geweest zijn. In de groot
ste zal G©& zeker wel zijn. Ik ga Hem
bedanken voor de nieuwe kleeren en
voor al het andere. Wij kunnen hem
wel niet zien, maar hij is er toch; en
wij zullen allebei zeggen: dank u: niet
waar, Dot?"
„Ik zal dank u zeggen, Donnetje"
antwoordde Dot; „en misschien zal Hij
mij dan ook nieuwe kleeren geven, en
krentebroo'djes en taartjes en een mooi
poppetje."
,,'t.Is God, die ons alles geeft", zeide
Don.
Den volgenden morgen stonden zij
heel vroeg op, maakten dat zij gauw
wegkwamen uit de bedompte atmos
feer van het logement in de liefelijke
frissche lucht van den zomermorgen.
Don waschte Dots gezichtje in 'n drink
bak onder 'n fontein en besteedde ook
buitengemeen veel zorg aan zijn eigen
toilet, daar hij gaarne zélf ook een fat-
oenlijke vertooning wilde maken aan
de deur der Sint-Paul's kerk. Zij waren
daar een uur of twee te vroeg voor de
ochtenddienst, en Don bekeek met een
nieuw gevoel van belangstelling en
ontzag het massieve gebouw, dat hij
voor het eerst zou binnengaan. Alsof
hij het nog nooit gezien had, keek h'j
op naar de groote standbeelden, die
zoo helder tegen de donkerblauwe
lucht uitkwamen, en dacht, wie dat
toch wel mochten zijn, en waarom zij
daar bovenop geplaatst waren. Het
gouden kruis op het koepeldak stak
boven alles uit en schitterde vroolijk
in den zonneschijn, maar hij wist niet
wat het beteekende. Het sprak tot Don
niet van den Heer Jezus, den broeder
en venlosser der menschen.
Desniettegenstaande was Don's ge
moed geheel vervuld van liefhebbende
en dankbare gevoelens .jegens God. Hij
had voor veel te danken. Hij had haar
voor hare yijanden en voor honger en
koude bewaard. Zij was nooit erg hon
gerig geweest en had nooit op een kou
den nacht buitenshuis behoeven te sla
pen. En al had hij zelf koude en hon
ger geleden dat. was de moeite niet
waard om er aan te denken. Duizend
jongens ondergingen hetzelfde lot; hij
had dus geen reden om te klagen. Hij
twijfelde er niet aan, of het was God,
die het hem zoo had doen meeloopen;
en nu had Hij hem ook een pak mans
kieeren gegeven, waar hij nooit uit kon
groeien. Zijn hart klopte onstuimig
van blijdschap en dankbaarheid, en hij
kon slechts tot bedaren komen door
God in Zijn eigen buis te danken.
Toen hij eindelijk moede was van
het staan, ging hij dicht bij de kerk
zitten met Dotje op zijn knie én wacht
te gedüldig, totdat zich een groepje
menschen voQr den ingang verzamel
de. Toen de groote klok half elf sloeg,
hoorden zij van binnenv oetstappen, en
met een kloppend hart stond Don op
en greep Dotje vast bij de hand. Hij
luisterde naar het knarsen van den
sleutel in het slot en naar het kraken
van de deur op hare hengsels, terwijl
zij openging; en van al de menschen,
die op dien £omerschen Zondag de St.-
Pauls's kerk bezochten, waren Dot en
Don de eersten, die den drempel over
schreden.
Hoe groot en plechtig scheen Don al
les toe. Nadat hij een paar haastige
stappen in de kerk gedaan had, bleef
hij vol ontzag en beving opkijken naar
het hooge gewelf ah naar het schitte
rende venster in het oosten, dat hem
ontzaggelijk ver weg leek te zijn. Een
voorbijgaande kerkknecht gebood hem
op scherpen toon zijn pet af te nemen;
hij haastte zich niet slechts hem te ge
hoorzamen, maar nam ook Dot's ouden
bruinen hoed af, en zoo stonden zij
blootshoofds in het huis van God. Hij
was bevreesd, maar tóch blij. Het duur
de eenigen tijd voordat hij durfde gaan
zitten; eindelijk zonk hij heel op het
einde van een lange rij stoelen neer
met een zucht van verbazing en zelfs
van angst. Hij gevoelde zich in een ge
heel andere wereld dan daarbuiten;
niets geleek hier op z'n gewone manier'
van doen.
De diepe tonen van het orgel en het
liefelijk gezang van het koor brachten
hem nog meer van streek. Hij had
nooit zooiets gehoord en kon geen en
kel wcord verspan. Hij knielde neder,
wanneer de menschen rondom hem
knielden, en stond op, wanneer zij op
stonden; waarom, dat wist hij niet.
Toen het gezang ophield, kon hij in de
verte een enkele jtem hooren; maar
wat die stem zeide, wist hij niet.
Alles was hem even wonderlijk,
prachtig, en onbegrijpelijk. Het scheen
~hem op een verren afstand van God te
brengen, want hoe zou hij ooit op deze
I manier leeren bidden. Hij werd een
poosje onder het luisteren zeer mis
moedig en verbaasde zich over de in
'twit gekleede jongens, die zootehui9
schenen te zijn op deze ontzagwekken
de plaats. Zou hij ooit kunnen worden
als éen van hen? Als iemand hem
maar wilde zeggen wat hij doen moest.
Maar toen de dienst geëindigd was,
en terwijl eenige der hoorders zich nog
nieuwsgierig rondom de monumenten
verdrongen, die daar in zoo grooten
getale aanwezig zijn, hief Don zijn
oogen op naar de engelen in het schit
terende oostelijke venster, en met een-
gevoel, dat God hem zeer nabij was,
aan deze vreemde en plechtige plaats,
fluisterde hij zacht, bijna onhoorbaar:
„Ik dank u, God, voor alles."
Hi> wendde zich af met een verlicht
hart, alsof de onbestemde vrees, dat hij
niet wist, hoe hij God moest dienen,
van hem was weggenomen. God was
heel goed jegens hem, hoewel hij niet
kon bidden als die andere jongens, die
hem zoo verbaasd hadden Het was pas
ongeveer twaalf uur, toen hij en Dot
de kerk verlieten, maar gedurende al
de overige uren van dezen heerlijken
zomerschen Zondag, terwijl zij over de
bruggen en langs den rivierkant dren
telden, gevoelde Don zich gelukkig, ge
lukkiger dan hij nog ooit in z'n leven
1 geweest was. (Wordt vervolgd.)