NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 9 JULI 1925
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
Enkele stemmencijfers.
(Mr. V. H.) R(ulgers) geeft in de
„R o 11 e r d a m m e r" eenige cijfiers
'van 1918 en 1925 naast elkaar.
Het aantal uitgebrachte stemmen is
thans 230 pet. van dat in 1918, vooral
door invoering van het vrouwenkies
recht.
Men vergelijke nu de stemmen op
de revolutionaire groepen uitgebracht:
1918 1925
S. D. A. P294.495 706.317
S.D.P. (Communisten) 31.010 36.786
P8.951 8.223
Chr.-socialisten 8.415
Groep Van der Zwaag 2.649
Rev. Arb.-comité 12.656
Totaal 345.520 763.982
I Toeneming 121 pet., tegenover eene
toeneming der geldige stemmen van
130 pet.
De stormloop van 1925 blijkt nog
!ang niet in staat te zijn geweest het
verlies van 1922 te vergoeden.
Thans volge de vergelijking van de
cijfers van de groepen der rechterzijde.
1918 1925
Anti-rev180.187 377.415
.Christ.-hist88.039 305 563
Siuatk. Geref5.180 62.472
R.-Kath402.962 883.350
R.-Kath. V40.115
J" V Totaal 676.368 1.668.915
i Toeneming 147 pet., tegenover eene
toeneming der geldige stemmen van
130 pet.
Toeneming S. G. en R. K. V. rfiet me-
degerekend: 133 pet.
De Standaard berekent dat het
actueele stemmenverlies (vergelijking
met 1922) 25000 bedroeg, maar 'dat, als
rekening gehouden wordt met de uit
breiding van het kiezerscorps, ons ver
lies relatief niet 25000, maar 4o000
stemmen bedraagt.
Waai ze bleven.
Op de vraag waar de verloren stem
men heengingen, antwpordt do Stan
daard:
Zekérheid kan men hierover niet
krijgen.
Met aanwijzingen moet men tevre
den zijn.
En dan stuiten we al dadelijk op
den vooruitgang van de S.G.P. met on
geveer 36.0000 stemmen.
Uit de detailcijfers blijkt, dat 'deze
mo gced als geheel van ons afkom
stig zijn.
Daardoor wordt het verlies terugge
bracht tct 9 a 10.000 stemmen.
Nu blijkt verder, dat wij ook aan de
H.G.S. en ook aan do C. H. nog wat
rerloren hebben. Saam, naar onze
;chatting, een 5C00 stemmen.
Dat laat dus 4 a 5000 stemmen,
vaarvan we niet kunnen zeggen wer-
vaarts ze gegaan zijn.
De conclusie.
Na deze beschouwingen komt ons
oofdorgaan tot de volgende conclusie:
Als men niet alleen op deze cijfers
et, maar ook op die der C.H., dan wij
len deze op een bepaalde- strooming
Inder het protestantsch-Christelijke
•olksdeel.
Wij verloren bijna 25.000 stemmen
De C. H. ruim 13.000.
Wij hadden ruim 20.000 stemmen
neer moeten hebben dan in 1922; de
C.H. bijna 16.000 meer.
Het relatieve verlies der beide groe
ten is dus 45.000 -J- 29.000 74.000.
Van het C.H. verlies is ongetwijfeld
ien gedeelte te wijten aan terugvloei-
ng naar derï Vrijheidsbond; maar het
s niet te boud gesproken als wij zeg-
jen, dat er èn bij de C.H. èn bij ons
inder de politek ongeschoolden een
oenemend percentage is dat zich ver
jet tegen de rechtsche samenwerking,
'egen de rechtsche ■„gedachte", tegen
de samenwerking met Rome. -
Of dat proces nog verder zal door
werken?
Wij durven' er nog geen antwoord
op geven.
In elk geval staat vast, dat het ver
schijnsel onze volle aandacht ver
dient.
KERK EN SCHOOL.
GEREF. KERKEN.
Eeroepen: Te Gerkesklooster-Stroo
bos B, G. A. Brouwer te Paesens. Te
Westzaan, C. J. Sikkel, cand. te Oegst-
geest.
Bedankt: Voor Grijpskerk, J. H.
Kroeze te Leidschendain.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Ds. P. J. S t e e n b e e k nam Zondag
j.l. afscheid van de Ned. Herv. Gem. te
Bergambacht met een predicatie over
Fil. i6.
De Gemeente zong haar. scheidenden
leeraar Psalm 37:3 toe.
Namens Kerkeraad en Gemeente sprak'
Ds. Hoekzema den vertrekkenden pre
dikant hartelijk toe.
Op zijn verzoek werd den leeraar Psalm
121:4 toegezongen.
Zondagmorgen werd Ds. J. Hartjens
.overgekomen van Hall, bij de Ned. Herv.
Gem. te Rilland Bath bevestigd door Ds.
De Visser van Middelburg, met een pre
dicatie over Hand. 3:6.
Ds. Hartjens verbond zich 's middags
aan zijn gemeente met de tekstwoorden
van Matth. 9:3738.
Ds. Dekker van Krabbendijke, sprak
namens ringpredikanten en Kerkeraad.
Ds. H. J. Baarslag f
In den leeftijd van 76 jaar is te Breu-
kelen overleden Ds. H. J. Baarslag, em.
pred. der Ned. Herv. Gem.
Ds. Baarslag werd in. 1873 candidaat
te Utrecht Datzelfde jaar deed hij intrede
te kinschoten. In 1877 wérd kinschoten
met Sommelsdijk verwisseld. Na Som-
melsdijk stond de thans overleden pre
dikant achtereenvolgens te Hijiaard, 1881
en Abcoude, 1884. Op 1 Januari 1922
verkreeg Ds.Baarslag de rechten van
emeritus.
De teraardebestelling zal Vrijdag plaats
hebben om half 3 op de Algememe Be
graafplaats te Abcoude.
Emeritaat.
Ds. G. E. Meloen, pred. der Ned.
Herv. Gent. te Kloetinge, heeft tegen
i Nov. a.s. emeritaat aangevraagd.
Ds. Meloen werd geboren in 1857 en
20 Mei 1S83 bevestigd te Kortènlioef.
Vervolgens stond hij te Colijnsplaat,
van 1S87 tot 1890, en daarna aanvaardde
hij zijn. dienstwerk in zijn tegenwoordige,
gemeente.
Kesierspsyckclogie.
In de „N. R. Cr:" wordt een en ander
geschreven over kosters en er op gewe
zen, dat zij, evenals predikanten wél bij
zonder op hun hoede mogen zijn tegc-n
kwijning en vervlakking van hun geloofs
leer.
Natuurlijk bestaat dat gevaar voor ieder
een ,maar de schrijver wil er mee zeggen,
hoezeer een koster geneigd is, alles wat
kerk, godsdienst en Evangelieprediking
betreft, van den uiterlijksn kant te bezien.
Is er tweemaal, is er zelfs driemaal per
•Zondag dienst, zij zijn altijd tegenwoor
dig. Treden er predikanten op van ver
schillende 'richting, zij moeten bijl den
meest vrijzinnige evengoed aanwezig zijn,
als bij den sterkst-orthodoxe.
Zij hebben altijd t? letten op'de uiterlijk'
heden bij de godsdienstoefeningen.
Zij waarschuwen gewoonlijk den predi
kant, wanneer fier tijd is om binnen te
gaan en moeten er voor zorgen, dat het
bankje, waarop hij in den preekstoel staat
de voor hem vereischte hoogt" heeft.
Zij moeten er in den zo-mer om denken,
dat de zon niemand in het gezicht schijnt,
in den winter een wakend oog laten gaan
over de stoven.
Voor al het uiterlijke, het zitten op de
eigen plaatsen, het bergen van 'parapluies,
het rustig zijn van kinderen, enz. ,zijn zij
min of meer verantwoordelijk'.
Is het onder deze omstandigheden te
verwonderen, dat hun aandacht geduren
de de gcheele godsdienstoefening op de
uiterlijke dingen gevestigd blijft
In kleine dorpskerken, waar alles een
voudig en geregeld zijn gang gaat. is
de toestand het gunstigst, cok voor den
koster.
Maar in groote kerken komt het, naai
de schrijver vreest, niet dikwijls voor, dat
de koster aan een godsdienstoefening.wer
kelijk iets heeft voor zijn innerlijk leven.
Hoezeer een koster geneigd* is, alles
wat kerk, godsdiens: e:i evangeliepredi
king betreft van den uiterlijken kan: te
beien, werd den schrijver onlangs weer
duidelijk", toen hij de mooie kerk in een
onzer grootere gemeenten betrad.
Nadat wij de voornaamste merkwaardig
heden hadden gezien, brachten wij toen
den koster, die ons geleidde ,een vrien
delijk, welwillend man, op he: oog géén
koster) aan het spreken over de predi
kanten der gemeente, die in zijn. kerk,
de hoofdkerk allen natuurlijk geregeld
10 p traden.
Van den één vertelde hij: die -man
spreekt zoo luid, dat de menschen, die
dicht bij hem zitten, er hoofdpijn van
krijgen, en toch kan men hem op eenigen
afstand niet verstaan: hij is na afloop
geheel en al bezweet en ,als hij dan zijn
toga uittrekt, dampt die als een paar
dendek'.
Van een ander heette het: die ziet nooit
naar de hoorders, die link's van hem zit
ten, maar buigt zich altijd over naar de
rechterzijde, en hij steekt dan herhaalde
lijk één vinger vooruit, alsof hij deelnam
aan een ring'rijderij.
Van een derde: een klein kereltje, die
altijd bedaard en kalm staat te spreken,
maar zóó helder en duidelijk, dat hij
tot in alle hoeken van de kerk gemak
kelijk woord voor woord te verstaan is.
Zoo ging het door. Van den inhoud
der prediking, van den invloed hiervan
op he: geestelijk leven der hoorders werd
echter niet gerept. Daarop schenen zijn
gedachten absoluut niet gericht te zijn.
NAPOLEON EN CHRISTUS.
Groote mannen hebben altijd waarde
en beteekenis in de geschiedenis, maar
niet voor eeuwig invloed en bewegen
de kracht. Hunne werken weerstaan
niet lang den machtigen tijd. Naar
mate die werken grooter zijn, ziet men
ze 'dikwijls sneller verdwijnen.
Alexander heeft den val van zijn rijk
zelf nog kunnen voorzien; Karei de
Groote moest van de wereld scheiden
met de overtuiging, dat zijn werk aan
de vergankelijkheid zou worden prijs
gegeven; Michel Angelo heeft door zijn
eigen grootte de kiem gelegd voor een
lager staande kunst.
Zeldzaam blijven de ideeën van
groote denkers voor eeuwig hunne
waarde behouden; zij worden meestal
door anderen verder uitgewerkt, om
dan te verdwijnen. O-p Euclides volgde
Newton, op Copernicus Kepler, op de
zen weer anderen, en ook die anderen
zullen hun invloed op latere tijden
door nieuwe opvolgers zien verzwak
ken.
Deze overweging liet een Napoleon
het onaantastbaar bewijs voor de
grdotte van Christus hierin erkennen,
dat de alles vernielende tijd niet heeft
kunnen beperken de heerschappij der
liefde, die Hij op de wereld heeft ge
bracht.
Ik heb, zoo zeide Napoleon in de
eenzaamheid zijner laatste dagen, ve
len en zóó sterke liefde ingestort, dat
zij met vreugde voor mij in den dood
gingen. God behoede mij er voor, dat
ik de begeestering mijner soldaten en
de christelijke liefde met elkander ver
gelijk; want zij zijn even verschillend
als hare oorzaken.
Door mijn persoonlijke tegenwoordig
heid. door de electriciteit van mijn
blik, door mijn stem en mijn woord,
deed ik het vuur in de harten ontvon
ken. Ik bezat het geheim der magische
kracht, welke den geest kan wekken;
ik kon dit geheim echter aan niemand
leeren; geen mijner generaals heeft het
van mij ontvangen of het van mij af
gekeken."
Thans, nu ik hen vastgeklonken aan
dit eiland, is er niemand, die voor mij
den strijd aanbindt, niemand, die voor
mij veroveringen maakt.
Denkt men nog aan mij? Wie is mij
trouw gebleven? Hoeveel jaren heeft
de heerschappij van Caesar geduurd?
Hoelang bleef de geestdrift voor Ale
xander behouden? Hebben deze groo-
ten kunnen begrijpen, hoe een doode
veroveringen kan maken met een le
ger, dat hem trouw bleef en alleen
door zijn aandenken wordt bezield?
Hebben zij ook maar één oogenblik
kunnen vermoeden, dat hunne solda
ten zonder soldij, zonder hoop op
de wereld, standvastig zouden blijven,
met geduld ontberingen lijden en zelfs
niet terugschrikken voor den dood?
Neen, wanneer ik, die hen toch zoo
dikwijls tot de overwinning heb geleid,
zelfs tijdens mijn leven hunne zelf
zuchtige harten niet heb kunnen ver
warmen, hoe zou ik dat dan kunnen
doen na mijn sterven!
Zóó sprak volgens Beauterne, Napo
leon en zoo zou'den alle groote mannen
vóór hem en na hem hebben kunnen
spreken. Geen hunner kon de mensch-
heid standvastig voor een ideaal be
zielen.
Alleen Christus was hiertoe in staat;
Christus, Die als mensch van deze we
reld heenging met de overtuiging, dat
Hij aan de armste visschers van Ga-
lilea Zijn eigen geest had ingestort, en
dat 'deze visschers Zift* werk zouden
voortzetten; in Z.yn raam de ongeloo-
vigen bekcei\n, dé zondaars heiligen,
heel de wereid hervormen, dat zij dit
zouden doen met den heldenmoed van
martelaren.
Alleen Christus kende het geheim,
om hen, d:e in de oogen der wereld de
zwaksten waren e;i de domsten, zóó te
hervormen, dat zij wereldsche wijsheid
en macht aan zich onderwierpen.
Uit het Sociale Leven,
Een laagst wederwoord.
De heer F. Eikerbout verzocht ons
plaatsing voor den volgenden open
brief aan den heer Diemer:
Het komt mij wenschelijk voor, nog
een enkele maal op Uw schrijven:'„Al
len de hand in eigen boezem" terug te
komen.
Ik .?a' er niet ie lang bij stilstaan of
IJ da Voorzitter der Chr. Werkgevers-
vereen. r.ijt of waart, vast staat voor
mij, dat het enkel en alléén in mijabe-
doelirg lag, liet onsociaal standpunt
van deze Werkgeversvereniging in
hat ücht te stellen. Mocht ik er in ge
faald hebben, U, als Vooczitter dezer
Vereniging, te kwalificeeren, welnu,
het zij zoo.
Toch zij het mij vergund, even op
te merken, dat mij ter oore gekomen
is dat 'dit „Program van Actie" voor
U toch niet onbekend was, daar u op
die bewuste vergadering, waar 't Pro
gram werd behandeld, er nog al danig
tegen opgekomen zijt, maar 't. ten slotte
toch Uwe goedkeuring moet hebben
weggedragen, daar, naar mijn zegsman
mededeelde, U er voor hebt. gestemd.
Of mijn inlichtingen juist zijn, zult
u het best kunnen beoordeelen. Ik
hoop' echter er nu ook naast te zijn.
Ik geloof echter dat, wanneer ik in
mijn openingswoord inplaats van over
Christelijke werkgevers, over de Chris
telijke Werkgevel's-vereeniging mijn
leedwezen had uitgespi'oken, Uw „Open
Brief" niet zou zijn verschenen, temeer
daar U zelf zegt, dat de wijze waarop
deze Vereeniging den laatsten tijd
naar buiten optreedt, door U niet ten
volle wordt toegejuicht.
Zoo de zaak beziende, kan ik het mij
verklaren, dat het U en velen van uw
vrienden leed heeft gedaan, dat een
dergelijke beschuldiging tegenover de
sociaal-voelende Christelijke patroons,
door mij is uitgesproken. Ik herhaal,
zulks heeft in geen enkel opzicht in
mijn bedoeling gelegen en gij kunt
het beschouwen als niet tot dezulken
gericht.
Uw schrijven geeft mij opnieuw aan
leiding om er nog even bij stil te
staan.
Met verwondering heb ik bemerkt,
dat er van de duizenden (bedoeld wor
den natuurlijk Christelijke) patroons.
Aan het Zoeklicht.
Leiden, 9 Juli 1925.
Over de vrijgestelden, ook in de
Christelijke Vakbeweging, wordt met
uitzondering van critieke dagen als we
in 1918 beleefden, vaak met weinig
waardeering gesproken.
Niet weinigen beschouwen ze als
menschen die slechts één doel kennen:
over de ruggen der arbeiders naar bo
ven te klauteren en voor zichzelf iets
te bereiken.
Daarom wil ik vandaag, nu de heer
J. Quispel zijn 25-jarige werkzaamheid
als vakvereenigingsbestuurder her
denkt, even op een kleine episode uit
diens leven de aandacht vestigen.
'tWas in 1912. De tegenwoordige ju
bilaris verdiende toen als vrijgestelde
van den Chr. Haven- en Transport
arbeidersbond f 12 per week.
Toen werd hem een betrekking aan
geboden als havencontroleur op een
aanvangssalaris van f1250 per jaar.
Dat beteekende een mooie promotie,
't Beteekende dat aan het leven van
zorg een einde kwam en dat een onbe
zorgde toekomst zich voor hem opende
Maar wat deed de heer Quispel? Hij
bedankte. Hij wepschte vóór alles de
Chr. arbeidersbeweging te dienen en
mee te werken dat de Goddelijke or
dinantiën in het maatschappelijk leven
meer tot toepassing werden gebracht.
Nu ga ik den jubilaris over dit be
sluit niet huldigen.
Maar ik meen toch niet kwaad te
doen op 'dit feit, dat op 'n hooggeplaats
ten liberalen ambtenaar een onuit-
wischbarerj indruk maakte, even het
licht te 'doen vallen.
OBSERVATOR.
er slechts een paar honderd lid der
Christelijke Werkgeversvereniging
zijn. Juist die patroons de sociaal-
voelende Christelijke patroons schij
nen in hoofdzaak geen lid dier ver
eeniging te zijn.
Is het dan niet meer dan treurig,
dat dezulken buiten deze gelederen
blijven staan? Wat 'n zegenrijken ar
beid zouden zij ook daar kunnen ver
richten en hoe groot zou het voordeel,
zoowel voor hen als voor de arbeiders
kunnen zijn, indien zij tot het besef
kwamen, dat hun plaats daar is, om
dat de sfeer, die daar leeft in een an
dere kon worden omgezet en de be
ginselen daardoor meer en meer tot
uiting komen.
Dat ik mij de pretentie zou aanma
tigen door te zeggen, dat de arbeiders
alléén op den goeden weg zijn, zult gü
zeker zelf niet gelooven.
Niet in het minst is zulks mijn ge
dachte en ik erken, dat zoo alleen de
hand in eigen boezem steekt, deze er
melaatsch uitkomt.
Maar o, geachte vriend, welke schrei
ende toestanden worden er helaas in
patroonskringen gevonden. Laat het u
niet verwonderen, als de pen wel eens
overloopt, wanneer wij zien dat hier
en daar niets geen sociaal-voelende
gedachte is waar te nemen, ja, dat
men van de werkloosheid gebruik
maakt, door den arbeider voor de helft
van het gangbare te laten werken.
Gij weet nog niet half datgene, wat
yvij in arbeiderskringen opvangen en
die ons somwijlen de vraag doen stel
len: kan die of die patroon dit met zijn
geweten voor God verantwoorden?
Het egoïsme viert vaak hoogtij en
meh betreurt het. dat de Arbeidswet
zulke knellende banden heeft, hoewel
men deze zonder verkregen vergun
ning, los maakt en. den arbeider lan
ger laat werken dan wettelijk voorge
schreven is.
Nu mag men, zooals het Program
van Actie van de Chr. Werkgeversver
eeniging aangeeft, de gedachte zijn
toegedaan, „dat de Arbeidswet 1919 in
principe niet juist is" wij hebben er
thans rekening mede te houden, dat
FEUILLETON.
Een doornig pad
(Uit het Engelsch).
18)
„Het is Zondag, God's eigen dag",
:eide hij tot Dotje, „en op Zondag moe
ien wij niet werken. Ik weet wel niet
ïvaarom; maar als God dit verlangt,
tal ik het niet doen, en misschien zal
Hij maken, dat het mij morgen mee
loopt. Zij zeiden mij in het gesticht,
Jat ik Zondags naar de kerk moest
jaan, in die groote hooge kerken, die
ie geheel e week door gesloten zijn.
Bat zijn God's huizen, zeiden zij, en
wij moeten daar op Zondag naar toe
gaan, als zij open zijn. Maar ik zou
denken, dat de menschen ons niet bin
nen zullen laten; wij zijn niet netjes
genoeg, Dot, en misschien zouden zij
oxp allerlei vragen doen. Wij zullèn
hier dus maar prettig en rustig blijven,
eii. onder zoovelen zal God ons niet
m'ssen.'!
!k wil er heen", zeide Dotje, even
pruilend.
„Ja, wij zullen ook wél eens gaan",
antwoordde hij, „als ik een lieeleboel
jeld heb verdiend en een mooi jurkje
voor je heb gekocht. Ik zou graag wil
len, dat mijn kleine meid naar Gcd's
tuis ging; maar eerst moet ik hard
werken en veel leeren, en dan wordt
Dotje Óen van God's kindertjes, die
kunnen lezen en schrijven en zingen
Daar was eens een klein meisje, dat
door den Heer Jezus weer levend ge
maakt werd, nadat zij gestorven was
O wat wou ik, dat Hij er bij was ge
weest-om juffrouw Clack weer levend
te maken."
„Zij komt weer terug", zeide Dotje
beslist. En toen Don niet op haar lette,
daar hij weer geheel in zijn droefheid
verzonken was, huppelde zij om hem
heen, zingende: „Ze komt terug, Don-
netje; ze komt terug!"
Door den heelen dag te vasten on
Dotje over te halen tot het eten var.
wat oud brood, dat hij goedkoop gc-
kocht had en bij een pomp met wat
water weekte, had Don 's avonds nog
vier stuivers over. Hij wist maar al te
wel, dat hij voor zich en Dot zes stui
vers moest betalen; het zou vier stui
vers geweest zijn, als hij alleen was.
Niet een bevend hart ging hij naar het
logement, waar zij den vorigen nacht
hadden doorgebracht, en lei zijn vier
stuivers op het tafeltje van de waar
din bij de deur neer. Hij wilde voorbij
gaan, terwijl hij Dot stevig bij de hand
hield, maar de vrouw riep hem ach
terna:
„En de kleine meid?"
„Ik heb geen cent meer ever", ant
woordde Don met den ernst der wan
hoop, „en 'tis zulk een bitter koude
nacht; anders zouden wij wel buiten
geslapen hebben. Ik zou haar wel hier
alleen laten en zelf ergens buiten gaan.
maar zij zou den heelen nacht door
huilen, en wat zoudt u dan met haar
beginnen? Wij zullen met ons beiden
maar plaats voor éen innemen, en zoo
gauw als ik maar kan zal ik u be
talen."
De vrouw keek eens naar buiten in
de donkere straat en zag hoe het re
gende en hoe de wind den ijzel voor
zich uit dreef. Dotje was al half in
slaap en liet zich maar door Don mee
slepen. De vrouw knikte zwijgend en
wenkte hem om de volle warme ka
mer binnen te gaan. Toen Don zijne
vermoeide leden uitstrekte op het el
lendige bed, maar met Dotje veilig en
wel naast zich, telde hij het knagen
van den honger niet en fluisterde met
een glimlach op het gelaat, alsof hij
hoopte, dat er iemand was, die hem
hooren ken:
„Ik dank u. God."
..Laat dat dubbeltje maar loopen",
zeide de waardin den volgenden mor
gen tot hem, „Ik heb zelf een kleine
meid gehad zooals uw zusje. Zou je
haar niet aan mij willen geven? zij zou
het goed bij mij hebben."
„Neen! neen!" riep Don verschrikt
uit, terwijl hij Dotje dichter naar zich
toe trok. Als die vrouw eens genoeg
van haar kreeg of boos op haar werd.
zou zij haar misschien in het armhuis
doen of de straat op sturen. Neen, hij
kon haar niet afstaan, hij kon haar
nooit verlaten. O! was z'n droom maar
waar, en had hij maar een broeder die
voor hèm zorgde, zooals hij voor Dotje.
HOOFDSTUK XIV.
Gcon teeksn van God.
De schok, dien Hagar ondergaan had
toen zij dacht, dat haar kind gevonden
was, en daarna ontdekte, dat 't slechts-
een vergissing was geweest, zette haar
weer achteruit, naar lichaam en geest.
Zij treurde niet erg over den dood van
haar vader; het was haar bijna een
verlichting te weten, dat hij rustig ge
storven was, en dat zijn lijden en
zwerven een einde had. Maar de ge
heimzinnige verdwijning van Dotje en
de volslagen mislukking van al Ab
bott's pogingen, om haar te vinden,
knaagden onophoudelijk aan hare ziels
rust. Juffrouw Clack's gezelschap
scheen haar meer dan dat van iemand
anders te troosten, en wanneer er niet
veel werk aan den winkel was, ging
zij feoms een paar dagen doorbrengen
in het kamertje, waar Dotje het laatst
had gewoond, en trachtte de oude
vrouw hare onkosten te vergoeden
door de behendigheid, waarmede zij
de kleeren verstelde, die de goede ziel
gekocht had, en die weer voordeeliger
verkocht konden worden, nadat Ha-
gar's vlugge vingeren er mede bezig
waren geweest.
Juffrouw Clack had hare eigene bij
zondere droefheid over het wegblijven
van Don, wiens terugkomst zij zoo
hoopvol had tegemoet gezien. Als
iemand Dot zou kunnen vinden, dan
zou hij het zijn. Zij gingen aan het
typhus-gasthuis naar hem vragen en
werden naar het herstellingsoord ver
wezen. Maar op haar brief aan de
moeder uit het gesticht kwam het ant
woord, dat men zijn reis naar Londen
betaald en hem in den trein gebracht
had, maar dat men sedert niets meer
van hem had vernomen, hoewel hij
vast beloofd had, dat hij juffrouw
Clack van hem zou doen schrijven. Zij
waren teleurgesteld in Don, die een
veelbelovende en dankbare jongen
scheen te zijn. Toen de eene week na
de andere voorbijging en geen Don
verscheen, was juffrouw Clack wel ge
noodzaakt hem op te geven en hem
vooreerst als voor verloren te beschou
wen. Niemand dan manke Jaap had
hem gezien, en deze was Ie verschrikt
over de gevolgen, dan dat hij den leo-
lijken streek zou durven bekennen,
dien hij Don gespeeld had.
(Wordl vervohrd}.