NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DONDERDAG 9 JULI 1925 TWEEDE BLAD. Wat de bladen zeggen. Enkele stemmencijfers. (Mr. V. H.) R(ulgers) geeft in de „R o 11 e r d a m m e r" eenige cijfiers 'van 1918 en 1925 naast elkaar. Het aantal uitgebrachte stemmen is thans 230 pet. van dat in 1918, vooral door invoering van het vrouwenkies recht. Men vergelijke nu de stemmen op de revolutionaire groepen uitgebracht: 1918 1925 S. D. A. P294.495 706.317 S.D.P. (Communisten) 31.010 36.786 P8.951 8.223 Chr.-socialisten 8.415 Groep Van der Zwaag 2.649 Rev. Arb.-comité 12.656 Totaal 345.520 763.982 I Toeneming 121 pet., tegenover eene toeneming der geldige stemmen van 130 pet. De stormloop van 1925 blijkt nog !ang niet in staat te zijn geweest het verlies van 1922 te vergoeden. Thans volge de vergelijking van de cijfers van de groepen der rechterzijde. 1918 1925 Anti-rev180.187 377.415 .Christ.-hist88.039 305 563 Siuatk. Geref5.180 62.472 R.-Kath402.962 883.350 R.-Kath. V40.115 J" V Totaal 676.368 1.668.915 i Toeneming 147 pet., tegenover eene toeneming der geldige stemmen van 130 pet. Toeneming S. G. en R. K. V. rfiet me- degerekend: 133 pet. De Standaard berekent dat het actueele stemmenverlies (vergelijking met 1922) 25000 bedroeg, maar 'dat, als rekening gehouden wordt met de uit breiding van het kiezerscorps, ons ver lies relatief niet 25000, maar 4o000 stemmen bedraagt. Waai ze bleven. Op de vraag waar de verloren stem men heengingen, antwpordt do Stan daard: Zekérheid kan men hierover niet krijgen. Met aanwijzingen moet men tevre den zijn. En dan stuiten we al dadelijk op den vooruitgang van de S.G.P. met on geveer 36.0000 stemmen. Uit de detailcijfers blijkt, dat 'deze mo gced als geheel van ons afkom stig zijn. Daardoor wordt het verlies terugge bracht tct 9 a 10.000 stemmen. Nu blijkt verder, dat wij ook aan de H.G.S. en ook aan do C. H. nog wat rerloren hebben. Saam, naar onze ;chatting, een 5C00 stemmen. Dat laat dus 4 a 5000 stemmen, vaarvan we niet kunnen zeggen wer- vaarts ze gegaan zijn. De conclusie. Na deze beschouwingen komt ons oofdorgaan tot de volgende conclusie: Als men niet alleen op deze cijfers et, maar ook op die der C.H., dan wij len deze op een bepaalde- strooming Inder het protestantsch-Christelijke •olksdeel. Wij verloren bijna 25.000 stemmen De C. H. ruim 13.000. Wij hadden ruim 20.000 stemmen neer moeten hebben dan in 1922; de C.H. bijna 16.000 meer. Het relatieve verlies der beide groe ten is dus 45.000 -J- 29.000 74.000. Van het C.H. verlies is ongetwijfeld ien gedeelte te wijten aan terugvloei- ng naar derï Vrijheidsbond; maar het s niet te boud gesproken als wij zeg- jen, dat er èn bij de C.H. èn bij ons inder de politek ongeschoolden een oenemend percentage is dat zich ver jet tegen de rechtsche samenwerking, 'egen de rechtsche ■„gedachte", tegen de samenwerking met Rome. - Of dat proces nog verder zal door werken? Wij durven' er nog geen antwoord op geven. In elk geval staat vast, dat het ver schijnsel onze volle aandacht ver dient. KERK EN SCHOOL. GEREF. KERKEN. Eeroepen: Te Gerkesklooster-Stroo bos B, G. A. Brouwer te Paesens. Te Westzaan, C. J. Sikkel, cand. te Oegst- geest. Bedankt: Voor Grijpskerk, J. H. Kroeze te Leidschendain. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Ds. P. J. S t e e n b e e k nam Zondag j.l. afscheid van de Ned. Herv. Gem. te Bergambacht met een predicatie over Fil. i6. De Gemeente zong haar. scheidenden leeraar Psalm 37:3 toe. Namens Kerkeraad en Gemeente sprak' Ds. Hoekzema den vertrekkenden pre dikant hartelijk toe. Op zijn verzoek werd den leeraar Psalm 121:4 toegezongen. Zondagmorgen werd Ds. J. Hartjens .overgekomen van Hall, bij de Ned. Herv. Gem. te Rilland Bath bevestigd door Ds. De Visser van Middelburg, met een pre dicatie over Hand. 3:6. Ds. Hartjens verbond zich 's middags aan zijn gemeente met de tekstwoorden van Matth. 9:3738. Ds. Dekker van Krabbendijke, sprak namens ringpredikanten en Kerkeraad. Ds. H. J. Baarslag f In den leeftijd van 76 jaar is te Breu- kelen overleden Ds. H. J. Baarslag, em. pred. der Ned. Herv. Gem. Ds. Baarslag werd in. 1873 candidaat te Utrecht Datzelfde jaar deed hij intrede te kinschoten. In 1877 wérd kinschoten met Sommelsdijk verwisseld. Na Som- melsdijk stond de thans overleden pre dikant achtereenvolgens te Hijiaard, 1881 en Abcoude, 1884. Op 1 Januari 1922 verkreeg Ds.Baarslag de rechten van emeritus. De teraardebestelling zal Vrijdag plaats hebben om half 3 op de Algememe Be graafplaats te Abcoude. Emeritaat. Ds. G. E. Meloen, pred. der Ned. Herv. Gent. te Kloetinge, heeft tegen i Nov. a.s. emeritaat aangevraagd. Ds. Meloen werd geboren in 1857 en 20 Mei 1S83 bevestigd te Kortènlioef. Vervolgens stond hij te Colijnsplaat, van 1S87 tot 1890, en daarna aanvaardde hij zijn. dienstwerk in zijn tegenwoordige, gemeente. Kesierspsyckclogie. In de „N. R. Cr:" wordt een en ander geschreven over kosters en er op gewe zen, dat zij, evenals predikanten wél bij zonder op hun hoede mogen zijn tegc-n kwijning en vervlakking van hun geloofs leer. Natuurlijk bestaat dat gevaar voor ieder een ,maar de schrijver wil er mee zeggen, hoezeer een koster geneigd is, alles wat kerk, godsdienst en Evangelieprediking betreft, van den uiterlijksn kant te bezien. Is er tweemaal, is er zelfs driemaal per •Zondag dienst, zij zijn altijd tegenwoor dig. Treden er predikanten op van ver schillende 'richting, zij moeten bijl den meest vrijzinnige evengoed aanwezig zijn, als bij den sterkst-orthodoxe. Zij hebben altijd t? letten op'de uiterlijk' heden bij de godsdienstoefeningen. Zij waarschuwen gewoonlijk den predi kant, wanneer fier tijd is om binnen te gaan en moeten er voor zorgen, dat het bankje, waarop hij in den preekstoel staat de voor hem vereischte hoogt" heeft. Zij moeten er in den zo-mer om denken, dat de zon niemand in het gezicht schijnt, in den winter een wakend oog laten gaan over de stoven. Voor al het uiterlijke, het zitten op de eigen plaatsen, het bergen van 'parapluies, het rustig zijn van kinderen, enz. ,zijn zij min of meer verantwoordelijk'. Is het onder deze omstandigheden te verwonderen, dat hun aandacht geduren de de gcheele godsdienstoefening op de uiterlijke dingen gevestigd blijft In kleine dorpskerken, waar alles een voudig en geregeld zijn gang gaat. is de toestand het gunstigst, cok voor den koster. Maar in groote kerken komt het, naai de schrijver vreest, niet dikwijls voor, dat de koster aan een godsdienstoefening.wer kelijk iets heeft voor zijn innerlijk leven. Hoezeer een koster geneigd* is, alles wat kerk, godsdiens: e:i evangeliepredi king betreft van den uiterlijken kan: te beien, werd den schrijver onlangs weer duidelijk", toen hij de mooie kerk in een onzer grootere gemeenten betrad. Nadat wij de voornaamste merkwaardig heden hadden gezien, brachten wij toen den koster, die ons geleidde ,een vrien delijk, welwillend man, op he: oog géén koster) aan het spreken over de predi kanten der gemeente, die in zijn. kerk, de hoofdkerk allen natuurlijk geregeld 10 p traden. Van den één vertelde hij: die -man spreekt zoo luid, dat de menschen, die dicht bij hem zitten, er hoofdpijn van krijgen, en toch kan men hem op eenigen afstand niet verstaan: hij is na afloop geheel en al bezweet en ,als hij dan zijn toga uittrekt, dampt die als een paar dendek'. Van een ander heette het: die ziet nooit naar de hoorders, die link's van hem zit ten, maar buigt zich altijd over naar de rechterzijde, en hij steekt dan herhaalde lijk één vinger vooruit, alsof hij deelnam aan een ring'rijderij. Van een derde: een klein kereltje, die altijd bedaard en kalm staat te spreken, maar zóó helder en duidelijk, dat hij tot in alle hoeken van de kerk gemak kelijk woord voor woord te verstaan is. Zoo ging het door. Van den inhoud der prediking, van den invloed hiervan op he: geestelijk leven der hoorders werd echter niet gerept. Daarop schenen zijn gedachten absoluut niet gericht te zijn. NAPOLEON EN CHRISTUS. Groote mannen hebben altijd waarde en beteekenis in de geschiedenis, maar niet voor eeuwig invloed en bewegen de kracht. Hunne werken weerstaan niet lang den machtigen tijd. Naar mate die werken grooter zijn, ziet men ze 'dikwijls sneller verdwijnen. Alexander heeft den val van zijn rijk zelf nog kunnen voorzien; Karei de Groote moest van de wereld scheiden met de overtuiging, dat zijn werk aan de vergankelijkheid zou worden prijs gegeven; Michel Angelo heeft door zijn eigen grootte de kiem gelegd voor een lager staande kunst. Zeldzaam blijven de ideeën van groote denkers voor eeuwig hunne waarde behouden; zij worden meestal door anderen verder uitgewerkt, om dan te verdwijnen. O-p Euclides volgde Newton, op Copernicus Kepler, op de zen weer anderen, en ook die anderen zullen hun invloed op latere tijden door nieuwe opvolgers zien verzwak ken. Deze overweging liet een Napoleon het onaantastbaar bewijs voor de grdotte van Christus hierin erkennen, dat de alles vernielende tijd niet heeft kunnen beperken de heerschappij der liefde, die Hij op de wereld heeft ge bracht. Ik heb, zoo zeide Napoleon in de eenzaamheid zijner laatste dagen, ve len en zóó sterke liefde ingestort, dat zij met vreugde voor mij in den dood gingen. God behoede mij er voor, dat ik de begeestering mijner soldaten en de christelijke liefde met elkander ver gelijk; want zij zijn even verschillend als hare oorzaken. Door mijn persoonlijke tegenwoordig heid. door de electriciteit van mijn blik, door mijn stem en mijn woord, deed ik het vuur in de harten ontvon ken. Ik bezat het geheim der magische kracht, welke den geest kan wekken; ik kon dit geheim echter aan niemand leeren; geen mijner generaals heeft het van mij ontvangen of het van mij af gekeken." Thans, nu ik hen vastgeklonken aan dit eiland, is er niemand, die voor mij den strijd aanbindt, niemand, die voor mij veroveringen maakt. Denkt men nog aan mij? Wie is mij trouw gebleven? Hoeveel jaren heeft de heerschappij van Caesar geduurd? Hoelang bleef de geestdrift voor Ale xander behouden? Hebben deze groo- ten kunnen begrijpen, hoe een doode veroveringen kan maken met een le ger, dat hem trouw bleef en alleen door zijn aandenken wordt bezield? Hebben zij ook maar één oogenblik kunnen vermoeden, dat hunne solda ten zonder soldij, zonder hoop op de wereld, standvastig zouden blijven, met geduld ontberingen lijden en zelfs niet terugschrikken voor den dood? Neen, wanneer ik, die hen toch zoo dikwijls tot de overwinning heb geleid, zelfs tijdens mijn leven hunne zelf zuchtige harten niet heb kunnen ver warmen, hoe zou ik dat dan kunnen doen na mijn sterven! Zóó sprak volgens Beauterne, Napo leon en zoo zou'den alle groote mannen vóór hem en na hem hebben kunnen spreken. Geen hunner kon de mensch- heid standvastig voor een ideaal be zielen. Alleen Christus was hiertoe in staat; Christus, Die als mensch van deze we reld heenging met de overtuiging, dat Hij aan de armste visschers van Ga- lilea Zijn eigen geest had ingestort, en dat 'deze visschers Zift* werk zouden voortzetten; in Z.yn raam de ongeloo- vigen bekcei\n, dé zondaars heiligen, heel de wereid hervormen, dat zij dit zouden doen met den heldenmoed van martelaren. Alleen Christus kende het geheim, om hen, d:e in de oogen der wereld de zwaksten waren e;i de domsten, zóó te hervormen, dat zij wereldsche wijsheid en macht aan zich onderwierpen. Uit het Sociale Leven, Een laagst wederwoord. De heer F. Eikerbout verzocht ons plaatsing voor den volgenden open brief aan den heer Diemer: Het komt mij wenschelijk voor, nog een enkele maal op Uw schrijven:'„Al len de hand in eigen boezem" terug te komen. Ik .?a' er niet ie lang bij stilstaan of IJ da Voorzitter der Chr. Werkgevers- vereen. r.ijt of waart, vast staat voor mij, dat het enkel en alléén in mijabe- doelirg lag, liet onsociaal standpunt van deze Werkgeversvereniging in hat ücht te stellen. Mocht ik er in ge faald hebben, U, als Vooczitter dezer Vereniging, te kwalificeeren, welnu, het zij zoo. Toch zij het mij vergund, even op te merken, dat mij ter oore gekomen is dat 'dit „Program van Actie" voor U toch niet onbekend was, daar u op die bewuste vergadering, waar 't Pro gram werd behandeld, er nog al danig tegen opgekomen zijt, maar 't. ten slotte toch Uwe goedkeuring moet hebben weggedragen, daar, naar mijn zegsman mededeelde, U er voor hebt. gestemd. Of mijn inlichtingen juist zijn, zult u het best kunnen beoordeelen. Ik hoop' echter er nu ook naast te zijn. Ik geloof echter dat, wanneer ik in mijn openingswoord inplaats van over Christelijke werkgevers, over de Chris telijke Werkgevel's-vereeniging mijn leedwezen had uitgespi'oken, Uw „Open Brief" niet zou zijn verschenen, temeer daar U zelf zegt, dat de wijze waarop deze Vereeniging den laatsten tijd naar buiten optreedt, door U niet ten volle wordt toegejuicht. Zoo de zaak beziende, kan ik het mij verklaren, dat het U en velen van uw vrienden leed heeft gedaan, dat een dergelijke beschuldiging tegenover de sociaal-voelende Christelijke patroons, door mij is uitgesproken. Ik herhaal, zulks heeft in geen enkel opzicht in mijn bedoeling gelegen en gij kunt het beschouwen als niet tot dezulken gericht. Uw schrijven geeft mij opnieuw aan leiding om er nog even bij stil te staan. Met verwondering heb ik bemerkt, dat er van de duizenden (bedoeld wor den natuurlijk Christelijke) patroons. Aan het Zoeklicht. Leiden, 9 Juli 1925. Over de vrijgestelden, ook in de Christelijke Vakbeweging, wordt met uitzondering van critieke dagen als we in 1918 beleefden, vaak met weinig waardeering gesproken. Niet weinigen beschouwen ze als menschen die slechts één doel kennen: over de ruggen der arbeiders naar bo ven te klauteren en voor zichzelf iets te bereiken. Daarom wil ik vandaag, nu de heer J. Quispel zijn 25-jarige werkzaamheid als vakvereenigingsbestuurder her denkt, even op een kleine episode uit diens leven de aandacht vestigen. 'tWas in 1912. De tegenwoordige ju bilaris verdiende toen als vrijgestelde van den Chr. Haven- en Transport arbeidersbond f 12 per week. Toen werd hem een betrekking aan geboden als havencontroleur op een aanvangssalaris van f1250 per jaar. Dat beteekende een mooie promotie, 't Beteekende dat aan het leven van zorg een einde kwam en dat een onbe zorgde toekomst zich voor hem opende Maar wat deed de heer Quispel? Hij bedankte. Hij wepschte vóór alles de Chr. arbeidersbeweging te dienen en mee te werken dat de Goddelijke or dinantiën in het maatschappelijk leven meer tot toepassing werden gebracht. Nu ga ik den jubilaris over dit be sluit niet huldigen. Maar ik meen toch niet kwaad te doen op 'dit feit, dat op 'n hooggeplaats ten liberalen ambtenaar een onuit- wischbarerj indruk maakte, even het licht te 'doen vallen. OBSERVATOR. er slechts een paar honderd lid der Christelijke Werkgeversvereniging zijn. Juist die patroons de sociaal- voelende Christelijke patroons schij nen in hoofdzaak geen lid dier ver eeniging te zijn. Is het dan niet meer dan treurig, dat dezulken buiten deze gelederen blijven staan? Wat 'n zegenrijken ar beid zouden zij ook daar kunnen ver richten en hoe groot zou het voordeel, zoowel voor hen als voor de arbeiders kunnen zijn, indien zij tot het besef kwamen, dat hun plaats daar is, om dat de sfeer, die daar leeft in een an dere kon worden omgezet en de be ginselen daardoor meer en meer tot uiting komen. Dat ik mij de pretentie zou aanma tigen door te zeggen, dat de arbeiders alléén op den goeden weg zijn, zult gü zeker zelf niet gelooven. Niet in het minst is zulks mijn ge dachte en ik erken, dat zoo alleen de hand in eigen boezem steekt, deze er melaatsch uitkomt. Maar o, geachte vriend, welke schrei ende toestanden worden er helaas in patroonskringen gevonden. Laat het u niet verwonderen, als de pen wel eens overloopt, wanneer wij zien dat hier en daar niets geen sociaal-voelende gedachte is waar te nemen, ja, dat men van de werkloosheid gebruik maakt, door den arbeider voor de helft van het gangbare te laten werken. Gij weet nog niet half datgene, wat yvij in arbeiderskringen opvangen en die ons somwijlen de vraag doen stel len: kan die of die patroon dit met zijn geweten voor God verantwoorden? Het egoïsme viert vaak hoogtij en meh betreurt het. dat de Arbeidswet zulke knellende banden heeft, hoewel men deze zonder verkregen vergun ning, los maakt en. den arbeider lan ger laat werken dan wettelijk voorge schreven is. Nu mag men, zooals het Program van Actie van de Chr. Werkgeversver eeniging aangeeft, de gedachte zijn toegedaan, „dat de Arbeidswet 1919 in principe niet juist is" wij hebben er thans rekening mede te houden, dat FEUILLETON. Een doornig pad (Uit het Engelsch). 18) „Het is Zondag, God's eigen dag", :eide hij tot Dotje, „en op Zondag moe ien wij niet werken. Ik weet wel niet ïvaarom; maar als God dit verlangt, tal ik het niet doen, en misschien zal Hij maken, dat het mij morgen mee loopt. Zij zeiden mij in het gesticht, Jat ik Zondags naar de kerk moest jaan, in die groote hooge kerken, die ie geheel e week door gesloten zijn. Bat zijn God's huizen, zeiden zij, en wij moeten daar op Zondag naar toe gaan, als zij open zijn. Maar ik zou denken, dat de menschen ons niet bin nen zullen laten; wij zijn niet netjes genoeg, Dot, en misschien zouden zij oxp allerlei vragen doen. Wij zullèn hier dus maar prettig en rustig blijven, eii. onder zoovelen zal God ons niet m'ssen.'! !k wil er heen", zeide Dotje, even pruilend. „Ja, wij zullen ook wél eens gaan", antwoordde hij, „als ik een lieeleboel jeld heb verdiend en een mooi jurkje voor je heb gekocht. Ik zou graag wil len, dat mijn kleine meid naar Gcd's tuis ging; maar eerst moet ik hard werken en veel leeren, en dan wordt Dotje Óen van God's kindertjes, die kunnen lezen en schrijven en zingen Daar was eens een klein meisje, dat door den Heer Jezus weer levend ge maakt werd, nadat zij gestorven was O wat wou ik, dat Hij er bij was ge weest-om juffrouw Clack weer levend te maken." „Zij komt weer terug", zeide Dotje beslist. En toen Don niet op haar lette, daar hij weer geheel in zijn droefheid verzonken was, huppelde zij om hem heen, zingende: „Ze komt terug, Don- netje; ze komt terug!" Door den heelen dag te vasten on Dotje over te halen tot het eten var. wat oud brood, dat hij goedkoop gc- kocht had en bij een pomp met wat water weekte, had Don 's avonds nog vier stuivers over. Hij wist maar al te wel, dat hij voor zich en Dot zes stui vers moest betalen; het zou vier stui vers geweest zijn, als hij alleen was. Niet een bevend hart ging hij naar het logement, waar zij den vorigen nacht hadden doorgebracht, en lei zijn vier stuivers op het tafeltje van de waar din bij de deur neer. Hij wilde voorbij gaan, terwijl hij Dot stevig bij de hand hield, maar de vrouw riep hem ach terna: „En de kleine meid?" „Ik heb geen cent meer ever", ant woordde Don met den ernst der wan hoop, „en 'tis zulk een bitter koude nacht; anders zouden wij wel buiten geslapen hebben. Ik zou haar wel hier alleen laten en zelf ergens buiten gaan. maar zij zou den heelen nacht door huilen, en wat zoudt u dan met haar beginnen? Wij zullen met ons beiden maar plaats voor éen innemen, en zoo gauw als ik maar kan zal ik u be talen." De vrouw keek eens naar buiten in de donkere straat en zag hoe het re gende en hoe de wind den ijzel voor zich uit dreef. Dotje was al half in slaap en liet zich maar door Don mee slepen. De vrouw knikte zwijgend en wenkte hem om de volle warme ka mer binnen te gaan. Toen Don zijne vermoeide leden uitstrekte op het el lendige bed, maar met Dotje veilig en wel naast zich, telde hij het knagen van den honger niet en fluisterde met een glimlach op het gelaat, alsof hij hoopte, dat er iemand was, die hem hooren ken: „Ik dank u. God." ..Laat dat dubbeltje maar loopen", zeide de waardin den volgenden mor gen tot hem, „Ik heb zelf een kleine meid gehad zooals uw zusje. Zou je haar niet aan mij willen geven? zij zou het goed bij mij hebben." „Neen! neen!" riep Don verschrikt uit, terwijl hij Dotje dichter naar zich toe trok. Als die vrouw eens genoeg van haar kreeg of boos op haar werd. zou zij haar misschien in het armhuis doen of de straat op sturen. Neen, hij kon haar niet afstaan, hij kon haar nooit verlaten. O! was z'n droom maar waar, en had hij maar een broeder die voor hèm zorgde, zooals hij voor Dotje. HOOFDSTUK XIV. Gcon teeksn van God. De schok, dien Hagar ondergaan had toen zij dacht, dat haar kind gevonden was, en daarna ontdekte, dat 't slechts- een vergissing was geweest, zette haar weer achteruit, naar lichaam en geest. Zij treurde niet erg over den dood van haar vader; het was haar bijna een verlichting te weten, dat hij rustig ge storven was, en dat zijn lijden en zwerven een einde had. Maar de ge heimzinnige verdwijning van Dotje en de volslagen mislukking van al Ab bott's pogingen, om haar te vinden, knaagden onophoudelijk aan hare ziels rust. Juffrouw Clack's gezelschap scheen haar meer dan dat van iemand anders te troosten, en wanneer er niet veel werk aan den winkel was, ging zij feoms een paar dagen doorbrengen in het kamertje, waar Dotje het laatst had gewoond, en trachtte de oude vrouw hare onkosten te vergoeden door de behendigheid, waarmede zij de kleeren verstelde, die de goede ziel gekocht had, en die weer voordeeliger verkocht konden worden, nadat Ha- gar's vlugge vingeren er mede bezig waren geweest. Juffrouw Clack had hare eigene bij zondere droefheid over het wegblijven van Don, wiens terugkomst zij zoo hoopvol had tegemoet gezien. Als iemand Dot zou kunnen vinden, dan zou hij het zijn. Zij gingen aan het typhus-gasthuis naar hem vragen en werden naar het herstellingsoord ver wezen. Maar op haar brief aan de moeder uit het gesticht kwam het ant woord, dat men zijn reis naar Londen betaald en hem in den trein gebracht had, maar dat men sedert niets meer van hem had vernomen, hoewel hij vast beloofd had, dat hij juffrouw Clack van hem zou doen schrijven. Zij waren teleurgesteld in Don, die een veelbelovende en dankbare jongen scheen te zijn. Toen de eene week na de andere voorbijging en geen Don verscheen, was juffrouw Clack wel ge noodzaakt hem op te geven en hem vooreerst als voor verloren te beschou wen. Niemand dan manke Jaap had hem gezien, en deze was Ie verschrikt over de gevolgen, dan dat hij den leo- lijken streek zou durven bekennen, dien hij Don gespeeld had. (Wordl vervohrd}.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5