'I
CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN
6e JAARGANG
MAANDAG 29 JUNI 1925
NUMMER T550
IEDWE LEIDSCHE COURANT
AB ONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal i 2.50
Per week 0.19
Franco per post per kwartaal i 2.90
nog één dag.
Als de lezers dit blad ontvangen,
rest ons voor den verkiezingsstrijd nog
slechts één dag.
Nog één dag om slappe kiezers aan
te vuren, onwetenden met de gehei
men van de stembus op de hoogte te
brengen en hen die verkeerd werden
voorgelicht en daardoor 't goede spoor
bijster raakten weer terecht te helpen
en hun duidelijk te maken dat ze als
goede Antirevolutionairen hebben te
stemmen op H. Colijn. no. 1 van lijst.
27. Nog slechts één dag en de stem
bus wordt geopend en over het lot
van land en volk wordt, voorzoover de
kiezers daarop invloed kunnen uitoe
fenen, beslist.
Nog slechts één dag blijft over om
wat nog niet gedaan werd alsnog te
doen, om verloren uren in te halen,
om te propageeren overal waar gepro
pageerd kan worden.
Het is vooral voor hen die zich tot
nu toe afzijdig hie,lden en die toch wel
in staat waren iets te doen, een ang
stig korte tijd.
Angstig kort, omdat ze toch óók ver
antwoordelijk zijn voor de wijze waar-
|op ze hun tijd hebben gebruikt en om
dat als straks de revolutionaire par
tijen reden hebben om te juichen, die
verantwoordelijkheid zéér zwaar zal
drukken.
Nog slechts één dag. Maar we kun
nen ook zeggen: nog een heele dag.
Nog een heele dag om te werken
voor de A.R. partij, meer nog, om te
ijveren voor de belangen van land en
volk; meer nog: om te arbeiden uit
alle macht voor de verheerlijking van
den naam des Heeren.
Laat die ééne dag, de laatste dag
van deze stembuscampagne dan goed
worden gebruikt; laat dan worden ge
woekerd met de uren en de minuten,
opdat we straks met een vrije cons
ciëntie dep uitslag kunnen verbeiden.
- Voor de laatste maal: Op, voor de
Anti-revolutionaire partij, op, voor den
eminenten staatsman, die onder den
zegen Gods zooveel voor land en volk
mocht tot stand brengen en gestemd
op H Colijn, No. 1 van lijst 27.
Y Ernstige waarschuwing.
De Dageraadsmannen hebben er
Voor gezorgd, dat dengenen die nog
niet begrijpen waarom het eigenlijk
gaat bij de komende' verkiezingen, de
oogen W-orden geopend voor de ern
stige gevaren die land en volk be
dreigen.
Aan een van die zijde verspreid ver-
klez:'ngspamflet zijn de volgende „tien
geboden der Christelijke Zedelijkheids
apostelen ontleend:
1. Gij zult uwe zondige armen, bee-
nen en halzen bedekken, wijl zij den
kuischen bedienaren des Woords een
gruwel des Heeren zijn.
2. Gij zult vele kinderen verwekken
bij zwakke en ellendige moeders, op
dat-de z'ekelijke geslachten den troost
der evangelieverkondigers niet kun
nen ontberen.
3. Gij zult zeer veel stichtelijke trac-
'aatjes lezen en nog, meer vervelende
'-anselpreeken aanhooren.
4. Maar gij zult geen werken lezen
BUREAU: Hooigracht 35 - Leiden
Tel. 1278, Postgiro 58936, Postbox 20
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone advert en tiën per regel
Ingezonden Mede deelingen, dub bal tarief
Bij contract, belangrijke reductie.
Kleine advertentiën,— bij voornitbetaHag
van ten hoogste 30 woorden, i
Iijks geplaatst ad 40 cent.
gelijk „Faust" of „Nathan de Wijze"
die verlichting; en verdraagzaamheid
onder de menschen brengen.
5. Gij zult vele scholen voor gods
dienstig, sectarisch onderwijs stichten,
opdat uwe kinderen de kinderen van
vrijzinnigen en vrijheidslievende men
schen leeren verachten.
6. Gij zult geen tooneelstukken op
voeren van Heijermans, Shaw, e.a.
waarin de fouten en domheden van
den godsdienst worden belicht en ge
hekeld.
7. Gij zult vrijdenkers en ongodisten
ontslaan op uw werkplaatsen, fabrie
ken en kantoren.
8. Gij zult alle ketters en Satanskin
deren vermijden en schuwen als de
pest.
9. Gij zult zakken vol bijbels, trac-
taatjes en heilige spreuken onder uwe
bruine broeders in Indië brengen. Gij
zult hen tot den Heere brengen met
alle Christelijke middelen, als daar
zijn: huichelarij, geveinsdheid, kuipe
rij en lastering.
10. Gij zult 300 millioen uit de Ne-
derlandsche schatkist nemen en deze
omzetten in schepen met kanonnen,
om daarmede uw bruine en blanke
vijanden in den Oost te dooden.
We zien hieruit door welke gevaar
lijke machten we worden bestookt,
hoe de fijnenhaat het onafhankelijke
Vrijdenkersgemoed vervult en hoe drin
gend noodig het is om tot den laatsten
man en de laatste vrouw aan de stem
bus te komen en te getuigen voor onze
A. R. beginselen.
Hooge, de hoogste belangen staan op
het spel.
Het gaat voor of tegen den Christus
Gescand daarom met alle middelen,
met gebed, met tijd, met kracht, met
geld de Antirevolutionaire partij en
gestemd op H. Colijn, No. 1 van lijst
27.
V Colijn èn de kleine man.
Met name de socialistische pi'opagan
da is er op gericht den heer Colijn
voor te stellen als den man die de
kleine luyden tracht te treffen en de
grooten te sparen.
Men kan niet ontkennen dat hij het
inflatiegevaar heeft gekeerd, maai*
zoo stelt men het voor, het zijn niet
de arbeiders die daarvan profiteeren.
Hoe onjuist en bedriegelijk deze voor
stelling is kan blijken uit wat onlangs
een Duitsche arbeider verklaarde op
het congres van het Christel. Nat. Vak
verbond:
„Wat ons trof, was dit, dat wij
voor het loon, dat des morgens was
vastgesteld, des avonds geen half
brood konden koopen. De prijzen
werden drie maal per dag veranderd"
verhoogd. De koopkracht van het
geld dat men den eenen dag verdien
de, was den anderen dag verdwe
nen."
Had men de linkerzijde, inzonder
heid de socialisten laten begaan, ons
volk ware ook ten prooi geworden van
de inflatie, van de speculanten, die
het volk uitzuigen en zich zelf schat
rijk maken. Dan zou de kleine man
aan de bitterste armoede ten prooi ge
weest zijn.
Het is aan Minister Colijn door zijn
krachtig optreden gelukt dit gevaar
te keeren.
Waaruit blijkt, dat de kleine man
geen grcoter vriend heeft dan dezen
anti-rev. staatsman.
En waaruit volgt, dat men óók en
vooral in het belang der kleine luy
den heeft te stemmen op
H. Colijn.
V Godsdiensthaat!
Hoe schrikkelijk in revolutionaire
kringen de haat is tegen den Gods
dienst, blijkt uit de volgende ontzet
tende ontboezeming die onlangs in
„De Tribune" voorkwam:
„Wij bidden niet: j
Vergeef ons onze zonden.
.Wij zullen onszelf onz' schuld vergeven
Vergeven zal ons zijn £lle schuld
Op het moment
Dat wij het mes* tusschen de ribben
Van onzen verdrukker zullen heb
ben gestoken.
Dan zal de geest van knechtschap
in ons gewurgd zijn..
Ontzettend is de haat tegen God
en den Christus die hieruit spreekt.
Schrikkelijk is het gevaar dat
ons van die zijde bedreigt.
O n t z a g 1 ij k is de verantwoorde
lijkheid van hen die door de kleine
partijen te steunen en de A.-R.
partij af *te breken, spelen in de kaart
van de revolutionaire partijen.
Kiezers, kiezeressen, gevoelt uwë
verantwoordelijkheid.
Bedenkt weike groote belangen op
het spel staan.
IJvert uit alle macht voor de ver
kiezing van
H. COLIJN, No. 1 lijst 27.
HET RANDSCHRIFT VAN ONZEN
GULDEN.
In vroeger lijden heeft men ook ken
nis gemaakt met verzwakking van het
geld; een methode daartoe was toen
het snoeien van de munt, d.w.z. men
sneed deelen van den omtrek af en
wendde het afsnijdsel ten eigen b,ate
aan.
Dit euvel nam zulke groote afme
tingen aan, dat de welvaart van het
volk er ernstig door, bedreigd werd
en men op tekenmiddelen zon. Men
vond die door het instempelen van het
randschrift. Een munt zonder rand
schrift was door de knoeiers gesnoeid
en werd niet langer als betalingsmid
del erkend. Het randschrift diende en
dient "nog tot bescherming van de
gaafheid van de munt.
En is het nu niet opmerkelijk, dat
onze vaderen het geen heiligschennis
geacht hebben om onze munt te be
schermen door de spreuk: „God zij
met ons."
De gaafheid van het geld was een
belang van de eerste orde, men ver
stond in die dagen zoo uitnemend, dat
het geen toeval was, dat in het Onze
Vader,' de bede om het dagelijksch
brood, aan die van schuldvergiffenis
en bewaren voor verleiding voorafging
maar dat onze Heiland, die beter dan
eenig ander het menschelijk hart kon
n
peilen wist, dat gij breking van den
staf des broods ook de ziel gevaar, ern
stig gevaar loopt; dat de rijke ontplooi
ing van het zieleleven schier buiten
gesloten is, als het lichaam het dage
lijksch brood onthouden wordt.
Ook nu dreigde de gaafheid van ons
geld aangetast te worden, was reeds
een weinig aangetast, en dien gesnoei-
den gulden wilde Troelstra dulden.
Maar Colijn heeft den gulden weer
in zijn gaafheid hersteld (en daartoe
behoort ook het randschrift, de bede
„God zij met ons") om door dien gaven
gulden te redden van al de lichame
lijke en daarmede onverbrekelijk ver
bonden ellende der ziel, die gevolg is
van inflatie; opdat mede door die
gaafheid van het geld het dagelijksch
brood ons niet kome te ontbreken en
te ernstiger opklimme uit ons hart de
bede: God zij met ons.
STADSNIEUWS.
Burgerlijk Armbps'juur.
Verschenen is het Verslag van het
Burgerlijk Armbestuur over het jaar
1924.
De leden mej. D. Coebergh en de
heer Zitman, die volgens rooster met
ingang van i Jan. 24" verplicht waren
af te treden, werden herbenoemd.
Het B. A bestond dus bij den aan
vang van 1924 uit de heeren J. F. X.
Sanders, wethouder, voorzitter, J. P.
Mulder, ondervoorzitter. H. W. Blote,
J. Karstens, M. P. Oostveen, H. J. Plan-
jer, en J. Zitman, en de dames D. Coe
bergh, C. Korsse en A. M. de Vries.
Het personeel bestond in 1924 uit de
secretaresse-boekhoudster en clen Arm
meester, beiden in vasten dienst, als
mede 1 vrouwelijke klerk, 3 armbezoe
kers, en 1 armbezoekster allen in lossen
dienst.
Op 15 April 1924 werd de eerste ver
gaderipg gehouden in het nieuwe ge
bouw (Nieuwe Mare 15), dat. rot heden
De meerdere ruimte en lokalen doet
geheel aan de verwachting t enntwoord.
he verre verkiezen boven het kleine ge
bouw aan de Hooge Woord, waar zich
vooral het gemis aan flinke wuchtloka
len deecl gevoelen. Via klachten, van
op^straat te moeten wachten, wordt dan
ook thans niet meer gehoord
De leden mej. C.Korsse en de heer
J. Karstens, die met 1 Jan. '25 aan de
beurt van aftreden '\yaren, werden door
den gementeraad ïTl zijn vergadering
van 10 Nov. '24 herbenoemd.
Wat de ondersteuningen betreft,
wordt opgemerkt, dat het spijtig is te
moeten meedeelen, dat af en toe de tus
schenkomst van den kantonrechter nog
moet worden ingeroepen, om familie
leden tot den onderhoudsplicht te dwin
gen, ofschoon het B. A. niet gauw en
niet gaarne hiertoe besluit, want men
ziet telkenmale dat dergelijke uitspra
ken de familieleden nog verder van
elkaar doen verwijderen, dan in den
regel al reeds het geval was. Men be
grijpt niet, dat degene, voor wien de
uitspraak van den kantonrechter wordt
gevraagd, geen schuld aan de uitspraak
heeft. Zoo werd op 18 Aug. 1924 door
den Kantonrechter uitspraak gedaan in
een geval, waarbij de man ogens ge
moedsbezwaren zijn uitkeering van de
Rijksverzekeringbank niet wenschte af
te halen; wel had hij zonder gemoeds
bezwaren zijn vrouw en kinderen ver
laten. De uitspraak was, dat het bedrag
dat. 'reeds door het B. A. aan de vrouw
uitgekeerd was geworden, gedekt moest
worden door het geld, dat de man nog
niet had afgehaald en in het vervolg
de vrouw door tusschenkomst van he,tj
B. A. de wekelijksche uitkeering koii I
ontvangen.
In Jan. en Feb. '24 deed zich eenj
moeilijkheid voor van hoe te handelen j
inzake het hulp verschaffen aan koop
lieden, die „en bloc" ondersteuning kwa
men vragen, zeggende hun handeisgeldj
te hebben ingeteerd door de langdurige
koude en het ongunstige weer. Onder,)
deze kooplieden waren er maar al te
veel. die cp zijn zachtst uitgedrukt, els
met al ib serieus bekind stonden en
toch was het moeilijk uit te maken of
deze menschen al of niet gebrek had-1
den.
Na lange beraadslaging en onderzoek
werd besloten hun handelsgeld to veri
strekken; het resultaat der proef is even i
wel zoodanig geweest, dat men zeker
nooit in een van hen vertrouwen mag
stellen.
Hoewel het B. A. een moeilijke en niet
altijd even dankbare taak te vervullen
heeP :ge dunk
betuigingen binnengekomen van perso
nen, die om een of andere reden de
ondersteuning niet meer noodig had
den.
De controle over de administratie van 1
het B. A. werd geregeld uitgeoefend
door het accountantskantoor van den
heer H. D. M. Knol.
Verschillende categorieën werden on
dersteund; meest werkloozen; vervol
gens weduwen, oude lieden, zieken, ver
laten vrouwen of vrouwen wier mannen
gevangenisstraf onderginge*!.
In 1924 werden ondersteund 1179 per
sonen (v. j. 1260), waarvan 818 mannen
en 36l vrouwen.
Deze kunnen onderverdeeld worden:
A. 1. Hoofden van gezinnen, min o£
meer geregeld ondersteund met geld'
204 mannen en vrouwen.
A 2. Hoofden vah gezinnen niet direct
behoorend tot de gewone ajrnlasigeiï
maar door werkloosheid tot tijdelijk©
armlastigen: 480 mannen.
B 1. Alleenwonende en andere perso*
nen min of meer geregeld ondersteund:
S9 mannen en 167 vrouwen.
B 2. Alleenwonende en andere perso
nen, niet direct behoorende tot de ge-,
wone aermlastigen, maar door werk*
loosheid tot tijdelijk armlastigen: 45
mannen.
Wat de leeftijd betreft, waren de
meeste hoofden van gezinnen (A f) voor,
zoover .mannen 65 jaar en oudier en:
voorzoover vrouwen van 21 tot beoieden
50 jaar.
Bij groep A 2 (de door werkloosheid!
'getroffenen) waren de meestem tus-,
schen 21 tot beneden 50 jaar.
Bij de alleenwonende en andere per
sonen (categorieën BI en B2 fs dit j
evenzoo.
Ongeveer 70 pet. der ondersteunden!
was Protestant, de overigen RoctoascÜ- i
Katholiek, slechts enkelen behoorden
tot een andere of geen kerkelijke ge
zindte.
Ten slotte werden in 1925 106 perso
nen ondersteund met losse giften (vo-\
rig jaar 46).
FEUILLETON.
Een doornig pad
(Uit het Engelsch).
19!
Hagar schreide zoo, dat zij niet kon
spreken, Dit had zooveel van een te
huiskomst, en toch was zij niet thuis.
Abbott wist niets van haar en van hare
groote zonde, en als hij het wist, zou
dan hij en deze goede vriendelijke
vrouw niet met afsohuw van haar ver
vuld raken Zulk een trouw sterk góed
aan als hij zou nooit hare wanhoop
unnen begrijpen of haar kunnen ver
reven, dat zij er aan toegegeven had.
En n! waar waren zij nu, haar vader
en Dotje? Terwijl zij zelve omringd
was door zooveel goedheid en vrien
delijkheid, waren zij misschien ster
vende v-n koude en honger, indien zij
'en mins .e al niet lang in het graf rust
ten. Zij kon het niet uitstaan, dat zij
nat zoo goed had. Zij zou nog geluk-
ifger zijn, dacht zij, als zij ook maar
hongerig en ellendig door de straten
'iw erf. Zoodra zij Abbott zag, zou zij
hem alles vertellen, en de gevolgen
van die bekentenis op zich nemen.
bbott kwam haar dienselfden avond
bezoeken. Zoodra zij hem aan de deur
hoorde kloppen, stond zij op en bleef
bevend vóór hem staan in hare armoe
dige gelapte kleeding en met een uit
drukking van zorg en angst op haar
bleek en vervallen gelaat.
Hij bad haar «lechts ééns vroeger
gezien, want men had hem nooit weer
toegestaan, haar in het gasthuis te be
zoeken, nadat hij door zijn gesprek
baar toestand zoo verergerd had.
Nooit had hij een meer medelijdens
waardig schepsel aansohouwd, want
hare lange ziekte en groote zielsangst
hadden een uitdrukking van diep
gaand lijden op lfaar gelaat gegrift.
„Ga zitten", zeide hij vrien'delijk,
„ge zijt niet sterk genoeg om te staan."
„Ik heb u iets te zeggen", stamelde
zij. „Het is iets, dat ik u behoor te ver
tellen, want ik verdien niet w»t ge
voor mij doet."
„Laat ons gaan zitten en het eens
bepraten", antwoordde hij, den eepi-
gen anderen stoel aan de overzijde van
den smallen haard plaatsend. „Vertel
mij ai wat ge wilt."
„Ik was heel ongelukkig", zeide Ha
gar, hare handen samendrukkend, „en
mijn blinde vader en mijn twee kin
dertjes hadden niemand om voor hen
te zorgen dan mij. Ik deed mijn best,
m°«r kon niet genoeg voer allen ver
dienen; en mijn vader wou er niet van
hooren, in X armhuis te gaan. Wij
hadden het vroeger beter gehad, moet
ge weten; hij kon er niet toe beslui
ten, neen, al moesten wij ook allen
van honger omkomen. Hij riep al
maar, dat hij nog liever als een bond
zou sterven; en toen werd ik heele-
maal wanhopig."
„Vraagdet ge God om hulp? Hebt
ge niet getracht, uwe zorgen op Hem
te werpen?" zeide Abbott, toen zij op
hield, te bevreesd en beschaamd om
voort te gaan.
„Ik heb geen oogenblïk aan Hem ge
dacht", antwoordde zij. ,,Ik had nooit
aan Hem gedacht, toen wij het goed
hadden en gelukkig waren; en dan
komt men er niet toe als men geen
kruimel brood heeft en twee kinderen
van honger schreien. Ik had God ver
geten, en nu vergat Hij mij. Als Hij
mij toen nog niet verlaten had, moet
hij mij nu wel verlaten hebben."
.Menschen verlaten ons" zeide Ab
bott, „maar God nooit."
„O, ge weet nog niet alles", ging
Hagar voort, met droge lippen en hee-
sche stem. „Ik bracht mijn ouden
blinden vader en mijn kleine lieve
Dotje pas zóo groot naar 'tKon-
sington-park, en daar liet ik ze staan.
Wij waren zonder dak, en ik had geen
brood meer voor hen, en ik was dood
moede, en toen ik ze in dencmlwyp
moede, en toen liet ik ze in den steek
Arme moeder!" riep Abbott uit, „o
was ik daar maar bij geweest!"
Hij gevoelde, gelijk zoo dikwijls,
wanneer hij een verhaal van jammer
hoorde, dat hij, indien hij er bij ge
weest was, hen wel zou geholpen heb
ben. Beiden zwegen stil; intusschen
staarde Hagar mei droge oogen in het
vuur, daar zij ham niet in het gelaat
waagde te zien, waarop een uitdruk
king van smart en medegevoel met
bare diepe droefheid stond te lezen.
,Jk verdien niet hier te zijn!" riep
zij uit, het kamertje rondziende. „Ik
behoorde ook in den kouden nacht bui
ten te zijn, onder de donkere druipen
de boomen, waar ik hen verliet; ik
ging ze wel weer zoeken, maaar toer.
was het te iaat. Ik klom over den muur
in het park, nadat de hekken gesloten
waren, en liep den ganschen nacbt al
roepende heen en weer, en toen werd
ik overreden en mijn kindje gedood.
Nu ben ik geheel alleen; dat is Gods
straf
„Ge zoudt het niet weder willen
doen?" zeide hij.
„Ik zou liever honderdmaal ster
ven", snikte zij. „Er zijn veel dingen,
erger dan de dood. Ik heb nooit zulk
een ellende gekend als deze is. AU j
uw eigen hart u al maar dóór beschul
digt, en ge u al maar moet afvragen,
waar zij toch wel zijn, en bedenken
wat voor vreeselijke dingen er mis
schien met hen gebeurd zijn. waarvan
ik nooit iets te weten zal komen, dat
is ellende."
„Ale ge maar tot onzen Heer Jezus!
Christus wildet gaan en Hem alles
vertellen", zeide 'Abbott op duchten
ontroerden toon, „en maar net tot Hem
spreken, als of ge Hem zaagt, en Hem
vragen u te vergeven, en hen door u
te laten wedervinden, ais 'Hij het goed
vindt, dan geloof ik vast, dat ge uwe
ellende beter zoudt kunnen dragen.
Kom totjnij, zegt Hij, gij allen die ver
moeid en beladen zijt, en lk zal u rust
geven. En gij zijt vermoeid en bela
den. Hij gevoelt voor u en heeft mede
lijden met u, net als ik, alleen maar
honderdmaal meer. Niets helpt zóo.
als tot Hem te gaan."
„Ik weet niet wat ik zeggen moet",
antwoordde zij. „Ik heb nooit iets ge
beden dan het Onze Vader, en dat nog
niet eens dikwijls. Wilt gi.i voor mij tof
Hem spreken?"
„Nu?" vraagde hij.
4Rordx vervoledf.