NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 30 MEI 1923
l Aan het einde der Week.
De afgeloopen week is voor de Fran
jehe regeering een goede week geweest.
Er is in de Kamer door den socialis
tischen afgevaardigde Renaudel een
interpellatie gehouden over de gebeur
tenissen in Marokkodie voor de regee
ring een gevaarlijke wending had kun
nen nemen. Deze interpellatie, die aan
vankelijk op Maandag bepaald was,
werd tot Woensdag uitgesteld teneinde
i de partijen van het Cartel (de regeerings
meerderheid) gelegenheid te geven, in
een vertrouwelijk overleg tot overeen
stemming te komen hetgeen dan ook
inderdaad geschied is.
Er zijn aan den oorlog in Marokko
dan ook wel kanten die zelfs een socia
list, hoezeer hakende naar ontwapening
1 er mee kunnen verzoenen.
Dat het hier, zooals de rechterzijde
beweert, een aanval betreft, onderno
men tegen het „beschavingswerk" van
Frankrijk in Marokko is iets, waar hij
sceptisch tegenover staat. En misschien
niet ten onrechte.,
Maar het gaat hier om het verijdelen
van den toeleg van vreemde kapitalis
ten, die Abd el Krim steunen, natuur
lijk omdat dit in het belang van het
„kapitaal" is.
Dus dan spreekt het vanzelf, dat het
hfier gieen „imperialietischen" oorlog
betreft, maar dat ook de socialisten zich
'met deze krijgsverrichtingen wel' kun
nen vereenigen.
En het resultaat van de heele geschie
'denis is geweest, dat de Fransche regee
ring door het geheele Huis, zoowel de
rechter als de linkerzijde (de commu
nisten alleen uitgezonderd) eendrachtig
toegejuicht werd.
Een van de redenen, die bij deze de
batten genoemd werden, en waarom 't
gewenscht is dat aan de krijgsverrich
tingen in Marokko zoo spoedig moge
lijk een einde komt, is dat op die wijze
^ooveel arbeidskrachten aan het land
onttrokken worden, terwijl Frankrijk
ze zoo dringend behoeft en reeds hoh
'dierdduizenden vréemde werkkrachten
heeft moeten importeeren.
Een land, waar de stand der arbeids
markt zoo gunstig is, is wek een uni
cum. Men denke maar aan de groote
werkloosheid, die in Engeland, Holland
Duitschland, Rusland ja, waar niet?
heerscht.
Reeds bijna vijf jaren duurt de ma
laise met haar onafwijsbare gevolgen:
achteruitgang in zaken en faillissemen
ten voor den middenstand, loonsverla
ging, verslechtering van arbeidsvoor
waarden en werkloosheid voor dé arbei
dersklasse.
Gelukkig zijn er den laatsten tijd
teekenen van opleving in verschillende
bedrijven en in verband hiermede
:hooren we tegenwoordig ook weer van
j acties voor loonsverhooging, iets waar
de laatste jaren geen sprake van kon
zijn.
En hoezeer dit noodig is, bleek wel
uit het werkloosheidsdebat In den
Leidschen Raad op j.l. Maandag, toen
er terloops op gewezen werd, dat er
werkgevers zijn, die aan volwassen ar
beiders w|eekloonen van f17 durven
uitbetalen.
Naast de zoo sterk verlaagde loonen
die niet de in uitzicht gestelde prijsda
ling tot gevolg hebben gehad, zijn het
de verslechterde arbeidsvoorwaarden,
waarin verbetering moet worden ge
bracht.
Op d|e Internationale 'Arbeidsconfe
rende te Genève zijn belangrijke debat
jten gevoerd over de ratificatie der con
ventie van Washington inzkake den
achturendag.
Het betreft hier een maatregel, 'die
onder beding van Gods zegen veel
goeds voor den arbeider kan uitrichten
en de arbeidsvreugde kan doen toe
nemen en waarvan ook meermalen ge
bleken is hetgeen ook nu weer door
den Britsch Indischen gedelegeerde
werd bevestigd dat hij tevens in het
belang der industrie kan zijn.
Maar, een dergelijke maatregel moet
Internationaal worden doorgevoerd,
vandaar het belang van een internatio
I nale conferentie, maar ook van regeer
ders, die een open oog hebben voor de
nooden des volks.
Dit laatste is iets wat in 'deze weken
die aan de Kamerverkiezingen vooraf
gaan, velen van zichzelven zullen ver
Itilen, van Mej. Van Dorp tot Eouis de
^Visser toe.
Geve God ons volk maar regeerders,
die het verstaan:,
..'t Geheim van allen zegen
Is in Gods Woord gelegen".
Uit hef grijs verleden.
DE LOTGEVALLEN DER BOEEEN.
II.
Zoo had men dus met afschriften
fan afschriften te doen en daar nog
weer afschriften van, en iedere nieu
we uitgave week meer af van hetgeen
de auteur oorspronkelijk geschreven
bad.
Al spoedig kwam dan ook de tekst
kritiek op en reeds ten *tijde van Au-
?us Gellius, die in de 2de eeuw na
Ohr. leefde, was men er mee bezig,
len zuiveren tekst van Virgilius te
lerstellen. Gewoonlijk gebruikten de
orrectoren een ander exemplaar om
daarnaar liet hunne te: verbeteren,
doch het kwam ook voor, dat men
,.sine exemplario" (zonder model) cor
rigeerde.
Inmiddels was ook de grondstof,
waarvan de boeken vervaardigd wa
ren, steviger en duurzamer geworden.
Voor het papyrus kwam het perka
ment in de plaats.
Pergamus, de ook uit de Openba
ring van Johannes welbekende stad
in Kledn-Azië, had een bibliotheek, die
in beroemdheid wedijverde met die
van Alexandrië. Om den Alexandrijn-
schen boekhandel te beschermen te
gen de concurrentie v. Pergamus kwa
men de Ptolemeeën, die destijds over
Egypte regeerden ,op de gedachte den
uitvoer van papyrus te verbieden.
Toen zocht men in Pergamus naar
een andere stof om boeken van té
vervaardigen en men vond die in het
naar deze stad genoemde perka
ment, geprepareerde schapen- of gei-
tenvellen. Het aldus gemaakte papier
was veel steviger dan papyrus en kon
aan beide zijden beschreven worden,
wat weer tot gevolg had* dat men in
de plaats van de vroegere papyrusrol
len boeken kreeg 'van ingebonden
bladen.
De nieuwe uitvinding verbreidde
zich omstjreeks het jaar 100 onzer jaar
telling te Rome en Verzekerde aan de
boeken een langduriger leven.
Ook schreef men op deze kostbare
stof met meer zorg; gebruikte men te
voren cursieve letters (men vindt die
b.v. op de te Pompeji gevonden pa
pyri), nu kwamen daarvoor hoofdlet
ters in de plaats, dikwijls 23 c.M.,
groot, wat tot gevolg had, dat de boe
ken van groote afmetingen waren en
een respectabel gewicht hadden.
Het is vooral op deze perkamenten,
gewoonlijk handschriften ge
noemd in tegenstelling met de papyri,
dat ons de teksten der oude Grieksche
en Romeinsche schrijvers overgeleverd
zijn.
De oudste Grieksche handschriften
zijn wellicht eenige fragmenten van
Homerus, die uit de derde eeuw onzer
jaartelling dateeren, vervolgens hand
schriften van den Bijbel, die uit de
4de en 5de eeuw afkomstig zijn, ter
wijl men van Virgilius verscheidene
handschriften heeft, die tot ongeveer
de 4de eeuw teruggaan. Maar verre
weg de meeste handschriften der clas-
sieke schrijvers zijn uit de 9de eeuw
of nog jonger.
Van het midden der vijfde eeuw tot
den tijd van Karei den Groote was
Europa in een dusdanigen toestand
van onwetendheid en barbaars ch he id
verzonken, dat schier alle sporen der
oude beschaving schenen uitgewischt
te zullen worden. Zelfs in de kloos
ters gaf men zich aan luiheid over en
was de onwetendheid groot.
Toen stond de Heilige B e n e d i c-
tus op, een even vroom als geleerd
^man, die in 529 op den Mont-Cassin
bij Napels een model klooster stichtte
met vlijtigen arbeid als levensregel.
De orde der Benedictijnen verspreidde
zich weldra over geheel West-Europa
tot in Engeland en Ierland toe en een
der voornaamste bezigheden der tot
deze orde behoorende monniken was
het overschrijven der oude hand
schriften.
Het zijn deze Benedictijnen geweest,
aan wie wij het danken dat de mees
terwerken der Grieksche en Romein
sche schfijvers voor bet nageslacht
zijn bewaard gebleven.
Tocli spreekt het vanzelf, dat deze
monniken nog meer vkaarde aan de
Heilige Schriften dan aan de profane
geschriften hechtten. En omdat per
kament zeldzaam en du>ur was, ge
beurde het wel eens, dat ze b.v. een
tekst van den Romeinschen blijspel-'
dichter Plautus uitkrabden om in de
plaats daarvan het Nieuwe Testament
te schrijven.
Men noemt dergelijke handschriften
palimpsesten, welk woord is
samengesteld uit de twee Grieksche
woorden „palin" (weder) en „psan"
(uitkrabben).
Gewoonlijk is het oorspronkelijke
schrift niet geheel uitgewischt, maar
kan het door scheikundige werkingen
weer zichtbaar gemaakt worden. Den
laatsten tijd begint ook de photogra
phic belangrijke diensten te bewijzen
om het lezen der palimpsesten moge
lijk te maken. Daarvoor worden spe
ciale platen gebruikt en op die wijze
kan men het oude schrift, dat op het
perkament bijna uitgewischt schijnt,
goed zichtbaar te voorschijn doen tre
den. Men behoeft dan het palimpsest
niet meer met scheikundige middelen
te behandelen die het beschadigen, ja
zelfs wel geheel onleesbaar maken.
Nog andere bezwaren zijn er aan
dit copieerwerk der monniken verbon
den* en wel dat de talen, waarin de
geschriften die zij afschreven vervat
waren hun vreemd waren. Dit geldt
ook van het Latijn, dat in dien tijd
reeds in het Romaansch overgegaan
was, zoodat de afschrijvers dus niet
meer goed begrepen wat zij schreven.
En als zij het begrepen dat was nog
slimmer, want dan legden zij aan hun
modellen den maatstaf van hun ken
nis van het Latijn aan, en wat niet
met hun spellings* «n spraakkunstige
opvattingen strookte, werd daarmee
in overeenstemming gebracht.
Zoo kwam men steeds verder van
het origineel af te wijken en wordt
het voor de latere philologen te be
zwaarlijker den juisten tekst vast te
stellen.
KOM, HEILIGE GEEST.
Kom, Heiige Geest daal op ons neer,
Bezoek de ziel der uwen weer,
Vervul met uw genadekracht
De harten door U voortgebracht.
Gij, die de Trooster wordt genoemd,
Des Allerhoogsten gaaf geroemd,
De levensbron, de vlammengloed.
De liefde en zalving van 't gemoed.
Gij, zevenvoudig gavenpand,
De vinger van Gods rechterhand,
Des Vaders trouw beloofde goed,
Die de uwen talen spreken doet.
Ontsteek uw licht in ons verstand,
Stort in ons hart der liefde brand,
Versterk door uwe kracht altijd
Het zwakke lichaam in den strijd.
Jaag Satan ver op onze beê,
En schenk ons uwen zoeten vreê;
Geef, dat wij, aan uw leiding trouw,,
Vermijden wat ons schaden zou
Maak ons in 't licht, dat Gij ons zendt,
Den Vader en den Zoon bekend;
Doe ons gelooven 'tallen tijd
In U, die Geest van Beiden zijt
Lof zii den Vader en den Zoon,
Die opgestaan is uit de doón,
En aan den Trooster, met Hen één,
Door aller eeuwen eeuwen heen.
Oud Kerklied.
(Veni Creator Spiritus).
BINNENLAND.
DE WONINGBOUW MET RIJKS-
STEUN.
Het gebruik van batige saldi.
Naar gemeld wordt heeft de minis
ter van Arbeid de volgende circulaire
tot de gemeentebesturen gericht.
Met betrekking tot het gebruik van
batige saldi op de exploitatie van met
Rijkssteun in gevolge de Woningwet
gebouwde woningen, deel ik uw Col
lege het navolgende mede.
Met ingang van het exploitatiejaar
1924-25 zullen bij de vaststelling van
bijdragen voor met Rijkssteun gebouw
de woningen de batige saldi op de ex
ploitatie van reeds eerder door dezelf
de vereeniging, vennootschap of stich
ting of bij gemeentebestuur door de
gemeente gebouwde woningen niet
meer in mindering worden gebracht
van de door het Rijk en gemeente uit
te keeren bijdragen.
Tenzij bij de verleening van het voor
schot de voorwaarde is gesteld bedoeld
in art. 23 v. h. Woningbesluit, moeten
alsdan de bat'ige saldi door de vereeni
ging, vennootschap of stichting of bij
gemeentebouw door de gemeente wor
den gereserveerd ten einde te zijner
tijd te worden aangewend tot verbete
ring van de volkshuisvesting b.v.
nieuwbouw.
Deze bepalingen gelden niet voordat
deel van eventueel batige saldo, dat
ingevolge de voorwaarde bij de toe
kenning van een voorschot gesteld,
aangewend moet worden om met de
toegekende bijdrage een sluitende re
kening te verkrijgen. In die gevallen
zal bij de vaststelling van de bijdra
gen steeds rekening gehouden worden
met een batig saldo ter grootte van
het bedrag, dat bij de toekenning van
het voorschot en de bijdrage werd ge
raamd.
Onveilig strand.
Volgende week zal het strand tus-
schen Schevenlngen en Wassenaar-
sche Slag onveilig zijn wegens 't schie
ten met mitrailleurs op Woensdag van
9 uur v.m. tot half 3 uur n.m.
De aandacht van het publiek wordt
er op gevestigd, dat het strand alleen
weder zonder gevaar toegankelijk is,
wanneer de vlaggen, die de onveilig
heid van het strand aanduiden, zijn
ingehaald.
Onze Haringvissehecij.
Na de Pinksterdagen, op Dinsdag
zoo noodig Woensdag a.s. zal de groote
uittocht naar de haringvisscherij
plaats hebben. Van Scbeveningen uit
de Visscher,shaven en uit den Nieuwen
Waterweg zullen omstreeks 60 gereed
zijnde haringloggers naar zee vertrek
ken. Ook van de andere visschersplaat
sen als Katwijk* IJmuiden, Vlaardin-
gen en Maassluis zullen op die dagen
verscheidene baringschepen ter haring
visscherij uitvaren.
Prov. Staten van Zuid-Holland.
Het centraal stembureau voor de
verkiezing van de leden van de Pro
vinciale Staten v. Zuid-Holland, heeft
in zijn gistermiddag in het raadhuis
van Den Haag gehouden zitting, ter
voorziening in de vacature in de Sta
ter^ ontstaan door het ontslag nemen
van den heer B. J. Gerretson, te Rot
terdam, benoemd verklaard als Sta
tenlid den beer A. N. Vaandrager, te
Rotterdam.
De Radio en de politüe.
Den Commissaris van Politie te Hil
versum bereikte Maandag een verzoek
van zijn ambtgenoot te Nijmegen om
een man, die zich aan oplichting had
schuldig gemaakt en wiens aanhou
ding verzocht werd op te sporen. Per
radio-omroep werd aan het verzoek
gevolg gegeven, hetgeen tot gevolg
had, dat de gezochte reeds den volgen
den dag door de Politie te Zeist opge
spoord, aangehouden en naar Nijme
gen overgebracht kon worden.
Verlaging telefoontanleveiv
Met ingang van 31 Mei a.s. zal voor
interlocale telefoongesprekken* waar
van de kantoren van aanvrage en be
stemming 15 kilometer of minder van
elkander verwijderd zijn, 20 cent (en
voor dringende gesprekken GO cent)
per drie minuten verschuldigd zijn. De
kosten van deze gesprekken waren tot
dusver 35 cent en f 1.
Uitvoer boter en kaas.
De Minister van Arbeid, H. en N.
maakt bekend, dat met ingang van 1
Juni vergunningen tot uitvoer van bo
ter en kaas, voor zoover van het ver
bod van uitvoer dezer goederen niet
hij algemeen voorschrift dispensatie is
verleend* voorshands door of namens
hom kosteloos en rechtstreeks ten na
me van den aanvrager zullen worden
afgegeven. Deze afgifte zal uitsluitend
geschieden, indien blijkt, dat in elk
geval afzonderlijk bij de Rijkszuivelin-
speetie tegen den uitvoer geen bezwaar
bestaat.
UIT HET LEVEN VAN MINISTER
COLIJN.
Een medewerker van „Het Schouw
venster" publiceert in het nummer
van deze week een interview, dat hij
gehad heeft met Z.Exc. Minister H.
Colijn.
Uit dit personderhoud knippen wij
eenige fragmenten, die wij onzen le
zers niet gaarne zouden onthouden.
Zoo bevat het interview o.m. het ver
haal van een schipbreuk, die Minister
Colijn tijdens zijn Indische loopbaan
omstreeke 1909 meemaakte. Als laat
ste van een reeks dienstreizen moest
hij naar de kle'ipe Soenda-eilanden.
Gedurende deze réis verongelukte het
schip op de Zuidkust van Soembawa.
„Ons schip liep" aldus de heer
Colijn „midden in den nacht op
een réts op geringen afstand van de
kust, die zelf ook zeer rotsachtig was.
Elk oogenblik dreigde het schip uit
een te slaan, doch we haalden don
gevaar, want er stond een groote bran-
morgen en konden zij het met groot
ding aan wal komen. Maar veel ver
der waren, we toen nog niet.
Er hadden kort te voren zware ge
vechten plaats gehad en mij was be
kend, dat de bevolking van een deel
der dorpen maar welke wist ik
niet precies vijandig gezind wa3 en
Europeanen, welke in hun handen
vielen, waarschijnlijk zou afmaker..
Het eenige lichtpunt was, dat op de
N.W.-kust van 'teiland 'n militaire
nederzetting gevestigd was. Alleen
bleef de vraag: hoe daarmee in con
tact te komen? Besloten werd ten
slotte, dat ik vier stevige inlanders
(Timoreezen) van de bemanning zou
uiikiezen en dat wij met ons vijven
verbinding zouden gaan zoeken met
de zoo juist genoemde militaire neder
zetting, terwijl de rest (ongeveeir 40
menschen) zich in een grot aan het
strand zouden opbergen tot ik hulp
verkregen had.
Aangenaam was die tocht van 49
dag want zóó lang duurde het, eer
ik de nederzetting bereikt bad niet.
We waren in nachtgewaad aan den
wal beland, o.a. dus ook zonder schoei
sel. En dan 4 dagen blootsvoets door
een oerwoud zich een uitweg te moe
ten banen, 's nachts zonder eenige be
schutting zich neerleggend en totaal
van voedsel verstoken, geloof me, er
zijn prettiger ervaringen. Vooral voor
de voeten moest gezorgd, want als het
loopen niet meer ging, dan was het
eind een hongerdood in het oer
woud gemakkelijk te voorzien en
zou het er ook voor de achtergeble
venen slecht uitzien. Daarom verhuis
de al wat tot dekking van 't lichaam
diende successievelijk in den vorm
van windsels naar de voeten en nu
kunt ge u dus wel voorstellen hoe ik
er ongeveer uitzag toen het ons ge
lukte na 4B.dag marcheerens, den mi
litairen post te bereiken, welke 'tdoel
van den tocht was. Wanneer ik u nu
ook nog vertel* dat de officieren van
dien post allen uitgerukt waren en
dat de echtgenoote van den comman
dant mij in dat ongebruikelijke cos-
tuum ontving, dat ze mij bovendien
in een bad stopte om mijn talrijke
opgedane huidwonden goed te reini
gen, dan hebt ge tegelijk eenig denk
beeld voor welke dingen een officiers
vrouw in die dagen te staan kwam en
hoe ze zich daar zonder ophef en dik
wijls met gratie doorheen sloeg.
De eerste zorg na mijn aankomst
was natuurlijk een detachement uit
te zenden naai' de achtergebleven en
toen we na enkele dagen allen weer
bijeen waren ,was er inmiddels ook
gelegenheid gekomen om naar Java
terug te keeren en mij te prepareeren
voor de reis naar Nederland."
In het interview werd voorts nog
gesproken over de functie van den
heer Colijn als leidet1 der Anti-revolu
tionaire Partij.
Bij Dr. Kuyper heeft altijd de ge
dachte voorgezeten" aldus de Mi
nister „dat de heer Idenburg en ik
gezamenlijk de leiding zouden over
nemen. Ik had mij dit altijd voorge
steld in dien vorm, dat de heer Iden
burg voorzitter zou zijn van het Cen
traal Comité, en dat ik de tweede
plaats zou innemen. Toen Dr. Kuyper
aftrad, en de heer Idenburg meende,
om gezondheidsredenen die taak niet
te kunnen aanvaarden, ben ik nog bij
het leven van Dr. Kuyper tot Voorzit
ter van het Centraal Comité gekozen.
Dat is dus eigenlijk zoo vanzelf ge
gaan. Men kan niet zeggen, dat Dr.
Kuyper iemand aangewezen heeft om
hem op te volgen. Zulke dingen ge
beuren gemeenlijk anders. Groen heeft
Kuyper evenmin aangewezen. Zoo
heeft Kuyper het in zijn laatste twee
levensjaren, min of meer als vanzelf j
sprekend, aanvaard, erkend, of hoe ge
het noemen wilt, dat het A.-R. volk
het oog vestigde op Idenburg en op
mij. Waarom, weet ik ook niet. God
leidt deze dingen zoo, soms heel sterk
tegen eigen wenschen in. En zoo is
het gekomen dat het A.-R. volk, zon
der dat er eigenlijk iets aparts, iets
bijzonders gebeurd is, in Idenburg en
mij zijn leiders begon te zien nog bij
Kuypers leven. En sindsdien hebben
de omstandigheden den heer Idenburg
althans voor wat de pract'ische poli
tiek betreft wat naar de tweede plaats
gebracht. Ik veronderstel, dat Dr. Kuy
per zich dit anders heeft voorgesteld,
maar nog bij Dr. Kuypers leven be
gon zich dit toch al af te teekenen,
daar de heer Idenburg niet als Voor
zitter, maar als tweede Voorzitter van
het Centraal Comité was opgetreden.
Hoe het komt, weet ik zelf niet,
maar de toestanden zijn bij ons anders
dan bij andere partijen. Wij zijn een
„léider-partij" in Engelschen zin, meer
dan eenige andere partij in Neder
land. Dat komt niet omdat onze men
schen zoo gemakkelijk of zoo volg
zaam zijn. Heden nog toe, dat aller
minst. Ze zijn soms geducht lastig en
onhandelbaar. Maar ze loopen -niet da
delijk weg, als ze het met iets on
eens zijn. Dan spreken ze zich gaarne
duidelijk uit, laten zich ook niet door
'n mooi praatjo meetronen, maar als
het hart gelucht is, en het bezwaar ge
uit, dan is het gemeenlijk ook gedaan
en is de band weer even hecht als te
voren. Dat is een kostbaar voorrecht
voor -wie aan een partij leiding heeft
te geven".
Tenslotte nemen we nog bet volgen
de over betreffende de felle aanval
len op den persoon van den Minister.
Deze neemt die aanvallen niet zoo tra
gisch op. „Vooreerst is van de parle
mentaire critiek dikwerf te zeggen,
dat ze er alleen is om het voorgestelde
te-toetsen. Ware de man van de cri
tiek aan het bewind geweest, dan had
hij 10 tegen 1 hetzelfde voorgesteld en
dan van de huidige voorstellers de
zelfde critiek te hooren gekregen. Dat
is volstrekt niet onbillijk. Taak der
oppositie is bezwaren opwerpen, de
nadeelige kanten van een voorstel la
ten zien, teneinde een ontwerp zoo
scherp mogelijk te toetsen.
Minder fraai wordt het soms als de
critici voor hun kiezers staan, maar
ook dat is in het politieke leven van
velen niet anders te verwachten.
En wat de persoonlijke aanvallen
betreft, die waren soms wel heel on
waardig, maar blameeren op den duur
toch meer hem die ze uit dan hem
die ze ondergaat?'
Op de gemoedsrust van den Minis
ter hebben ze geen invloed. Want:
„slaap heb ik er nimmer ook maar 10
minuten door gemist en onze men
schen worden er in den regel beslister
door. Ik kan me begrijpen, dat ze even
oogen opzetten als bladen zooals N.
Rott. Ct., Telegr. en Het Volk
met de beschuldiging aankomen dat
de Minister van Financiën zich aan
belasting-ontduiking zou schuldig ma-
keh, maar als de tegenstanders zich
dan goed hebben vastgepraat, dan heb
ben in het eind onze menschen even
veel schik in het geval als de. belas
terde zelf.
In zulke dingen moet men even
als trouwens bij pijnlijke maatregelen
die genomen moeten worden altijd
zorgen dat men voor God en geweten
zuiver staat en dan doet de tijd de'
rest wel. Zoo is het b.v. ook met de
maatregelen inzake de ambtelijke sa
larissen. Die kortingen waren voor ve
len zeer pijnlijk; ontstemming is ver
klaarbaar. Ook heeft niét ieder ge
noegzaam inzicht om na te gaan wat
hun overkomen zou zijn, indien men
op den ouden voet ware doorgegaan.
Maar dat inzicht komt later wel en in
de politiek moet men juist niet wer
ken met het oog op het heden. Politiek
'is wetenschap en kunst tegelijk. En
vooral met het oog op het eerste mag
zij zich niet bezig houden met het he
den alleen, doch moet ze ook letten
op den dag van morgen en overmor
gen.
En wie zich doör persoonlijke aan*|
vallen zou laten weerhouden om t«
doen wat noodig is, zou daardoor blijk
geven, dat hij beter deed om krented
en rozijnen te gaan verkoopen. In eik
geval deugt hij niet voor het veertij
van «en feilen strijd."