NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 30 MEI 1923 l Aan het einde der Week. De afgeloopen week is voor de Fran jehe regeering een goede week geweest. Er is in de Kamer door den socialis tischen afgevaardigde Renaudel een interpellatie gehouden over de gebeur tenissen in Marokkodie voor de regee ring een gevaarlijke wending had kun nen nemen. Deze interpellatie, die aan vankelijk op Maandag bepaald was, werd tot Woensdag uitgesteld teneinde i de partijen van het Cartel (de regeerings meerderheid) gelegenheid te geven, in een vertrouwelijk overleg tot overeen stemming te komen hetgeen dan ook inderdaad geschied is. Er zijn aan den oorlog in Marokko dan ook wel kanten die zelfs een socia list, hoezeer hakende naar ontwapening 1 er mee kunnen verzoenen. Dat het hier, zooals de rechterzijde beweert, een aanval betreft, onderno men tegen het „beschavingswerk" van Frankrijk in Marokko is iets, waar hij sceptisch tegenover staat. En misschien niet ten onrechte., Maar het gaat hier om het verijdelen van den toeleg van vreemde kapitalis ten, die Abd el Krim steunen, natuur lijk omdat dit in het belang van het „kapitaal" is. Dus dan spreekt het vanzelf, dat het hfier gieen „imperialietischen" oorlog betreft, maar dat ook de socialisten zich 'met deze krijgsverrichtingen wel' kun nen vereenigen. En het resultaat van de heele geschie 'denis is geweest, dat de Fransche regee ring door het geheele Huis, zoowel de rechter als de linkerzijde (de commu nisten alleen uitgezonderd) eendrachtig toegejuicht werd. Een van de redenen, die bij deze de batten genoemd werden, en waarom 't gewenscht is dat aan de krijgsverrich tingen in Marokko zoo spoedig moge lijk een einde komt, is dat op die wijze ^ooveel arbeidskrachten aan het land onttrokken worden, terwijl Frankrijk ze zoo dringend behoeft en reeds hoh 'dierdduizenden vréemde werkkrachten heeft moeten importeeren. Een land, waar de stand der arbeids markt zoo gunstig is, is wek een uni cum. Men denke maar aan de groote werkloosheid, die in Engeland, Holland Duitschland, Rusland ja, waar niet? heerscht. Reeds bijna vijf jaren duurt de ma laise met haar onafwijsbare gevolgen: achteruitgang in zaken en faillissemen ten voor den middenstand, loonsverla ging, verslechtering van arbeidsvoor waarden en werkloosheid voor dé arbei dersklasse. Gelukkig zijn er den laatsten tijd teekenen van opleving in verschillende bedrijven en in verband hiermede :hooren we tegenwoordig ook weer van j acties voor loonsverhooging, iets waar de laatste jaren geen sprake van kon zijn. En hoezeer dit noodig is, bleek wel uit het werkloosheidsdebat In den Leidschen Raad op j.l. Maandag, toen er terloops op gewezen werd, dat er werkgevers zijn, die aan volwassen ar beiders w|eekloonen van f17 durven uitbetalen. Naast de zoo sterk verlaagde loonen die niet de in uitzicht gestelde prijsda ling tot gevolg hebben gehad, zijn het de verslechterde arbeidsvoorwaarden, waarin verbetering moet worden ge bracht. Op d|e Internationale 'Arbeidsconfe rende te Genève zijn belangrijke debat jten gevoerd over de ratificatie der con ventie van Washington inzkake den achturendag. Het betreft hier een maatregel, 'die onder beding van Gods zegen veel goeds voor den arbeider kan uitrichten en de arbeidsvreugde kan doen toe nemen en waarvan ook meermalen ge bleken is hetgeen ook nu weer door den Britsch Indischen gedelegeerde werd bevestigd dat hij tevens in het belang der industrie kan zijn. Maar, een dergelijke maatregel moet Internationaal worden doorgevoerd, vandaar het belang van een internatio I nale conferentie, maar ook van regeer ders, die een open oog hebben voor de nooden des volks. Dit laatste is iets wat in 'deze weken die aan de Kamerverkiezingen vooraf gaan, velen van zichzelven zullen ver Itilen, van Mej. Van Dorp tot Eouis de ^Visser toe. Geve God ons volk maar regeerders, die het verstaan:, ..'t Geheim van allen zegen Is in Gods Woord gelegen". Uit hef grijs verleden. DE LOTGEVALLEN DER BOEEEN. II. Zoo had men dus met afschriften fan afschriften te doen en daar nog weer afschriften van, en iedere nieu we uitgave week meer af van hetgeen de auteur oorspronkelijk geschreven bad. Al spoedig kwam dan ook de tekst kritiek op en reeds ten *tijde van Au- ?us Gellius, die in de 2de eeuw na Ohr. leefde, was men er mee bezig, len zuiveren tekst van Virgilius te lerstellen. Gewoonlijk gebruikten de orrectoren een ander exemplaar om daarnaar liet hunne te: verbeteren, doch het kwam ook voor, dat men ,.sine exemplario" (zonder model) cor rigeerde. Inmiddels was ook de grondstof, waarvan de boeken vervaardigd wa ren, steviger en duurzamer geworden. Voor het papyrus kwam het perka ment in de plaats. Pergamus, de ook uit de Openba ring van Johannes welbekende stad in Kledn-Azië, had een bibliotheek, die in beroemdheid wedijverde met die van Alexandrië. Om den Alexandrijn- schen boekhandel te beschermen te gen de concurrentie v. Pergamus kwa men de Ptolemeeën, die destijds over Egypte regeerden ,op de gedachte den uitvoer van papyrus te verbieden. Toen zocht men in Pergamus naar een andere stof om boeken van té vervaardigen en men vond die in het naar deze stad genoemde perka ment, geprepareerde schapen- of gei- tenvellen. Het aldus gemaakte papier was veel steviger dan papyrus en kon aan beide zijden beschreven worden, wat weer tot gevolg had* dat men in de plaats van de vroegere papyrusrol len boeken kreeg 'van ingebonden bladen. De nieuwe uitvinding verbreidde zich omstjreeks het jaar 100 onzer jaar telling te Rome en Verzekerde aan de boeken een langduriger leven. Ook schreef men op deze kostbare stof met meer zorg; gebruikte men te voren cursieve letters (men vindt die b.v. op de te Pompeji gevonden pa pyri), nu kwamen daarvoor hoofdlet ters in de plaats, dikwijls 23 c.M., groot, wat tot gevolg had, dat de boe ken van groote afmetingen waren en een respectabel gewicht hadden. Het is vooral op deze perkamenten, gewoonlijk handschriften ge noemd in tegenstelling met de papyri, dat ons de teksten der oude Grieksche en Romeinsche schrijvers overgeleverd zijn. De oudste Grieksche handschriften zijn wellicht eenige fragmenten van Homerus, die uit de derde eeuw onzer jaartelling dateeren, vervolgens hand schriften van den Bijbel, die uit de 4de en 5de eeuw afkomstig zijn, ter wijl men van Virgilius verscheidene handschriften heeft, die tot ongeveer de 4de eeuw teruggaan. Maar verre weg de meeste handschriften der clas- sieke schrijvers zijn uit de 9de eeuw of nog jonger. Van het midden der vijfde eeuw tot den tijd van Karei den Groote was Europa in een dusdanigen toestand van onwetendheid en barbaars ch he id verzonken, dat schier alle sporen der oude beschaving schenen uitgewischt te zullen worden. Zelfs in de kloos ters gaf men zich aan luiheid over en was de onwetendheid groot. Toen stond de Heilige B e n e d i c- tus op, een even vroom als geleerd ^man, die in 529 op den Mont-Cassin bij Napels een model klooster stichtte met vlijtigen arbeid als levensregel. De orde der Benedictijnen verspreidde zich weldra over geheel West-Europa tot in Engeland en Ierland toe en een der voornaamste bezigheden der tot deze orde behoorende monniken was het overschrijven der oude hand schriften. Het zijn deze Benedictijnen geweest, aan wie wij het danken dat de mees terwerken der Grieksche en Romein sche schfijvers voor bet nageslacht zijn bewaard gebleven. Tocli spreekt het vanzelf, dat deze monniken nog meer vkaarde aan de Heilige Schriften dan aan de profane geschriften hechtten. En omdat per kament zeldzaam en du>ur was, ge beurde het wel eens, dat ze b.v. een tekst van den Romeinschen blijspel-' dichter Plautus uitkrabden om in de plaats daarvan het Nieuwe Testament te schrijven. Men noemt dergelijke handschriften palimpsesten, welk woord is samengesteld uit de twee Grieksche woorden „palin" (weder) en „psan" (uitkrabben). Gewoonlijk is het oorspronkelijke schrift niet geheel uitgewischt, maar kan het door scheikundige werkingen weer zichtbaar gemaakt worden. Den laatsten tijd begint ook de photogra phic belangrijke diensten te bewijzen om het lezen der palimpsesten moge lijk te maken. Daarvoor worden spe ciale platen gebruikt en op die wijze kan men het oude schrift, dat op het perkament bijna uitgewischt schijnt, goed zichtbaar te voorschijn doen tre den. Men behoeft dan het palimpsest niet meer met scheikundige middelen te behandelen die het beschadigen, ja zelfs wel geheel onleesbaar maken. Nog andere bezwaren zijn er aan dit copieerwerk der monniken verbon den* en wel dat de talen, waarin de geschriften die zij afschreven vervat waren hun vreemd waren. Dit geldt ook van het Latijn, dat in dien tijd reeds in het Romaansch overgegaan was, zoodat de afschrijvers dus niet meer goed begrepen wat zij schreven. En als zij het begrepen dat was nog slimmer, want dan legden zij aan hun modellen den maatstaf van hun ken nis van het Latijn aan, en wat niet met hun spellings* «n spraakkunstige opvattingen strookte, werd daarmee in overeenstemming gebracht. Zoo kwam men steeds verder van het origineel af te wijken en wordt het voor de latere philologen te be zwaarlijker den juisten tekst vast te stellen. KOM, HEILIGE GEEST. Kom, Heiige Geest daal op ons neer, Bezoek de ziel der uwen weer, Vervul met uw genadekracht De harten door U voortgebracht. Gij, die de Trooster wordt genoemd, Des Allerhoogsten gaaf geroemd, De levensbron, de vlammengloed. De liefde en zalving van 't gemoed. Gij, zevenvoudig gavenpand, De vinger van Gods rechterhand, Des Vaders trouw beloofde goed, Die de uwen talen spreken doet. Ontsteek uw licht in ons verstand, Stort in ons hart der liefde brand, Versterk door uwe kracht altijd Het zwakke lichaam in den strijd. Jaag Satan ver op onze beê, En schenk ons uwen zoeten vreê; Geef, dat wij, aan uw leiding trouw,, Vermijden wat ons schaden zou Maak ons in 't licht, dat Gij ons zendt, Den Vader en den Zoon bekend; Doe ons gelooven 'tallen tijd In U, die Geest van Beiden zijt Lof zii den Vader en den Zoon, Die opgestaan is uit de doón, En aan den Trooster, met Hen één, Door aller eeuwen eeuwen heen. Oud Kerklied. (Veni Creator Spiritus). BINNENLAND. DE WONINGBOUW MET RIJKS- STEUN. Het gebruik van batige saldi. Naar gemeld wordt heeft de minis ter van Arbeid de volgende circulaire tot de gemeentebesturen gericht. Met betrekking tot het gebruik van batige saldi op de exploitatie van met Rijkssteun in gevolge de Woningwet gebouwde woningen, deel ik uw Col lege het navolgende mede. Met ingang van het exploitatiejaar 1924-25 zullen bij de vaststelling van bijdragen voor met Rijkssteun gebouw de woningen de batige saldi op de ex ploitatie van reeds eerder door dezelf de vereeniging, vennootschap of stich ting of bij gemeentebestuur door de gemeente gebouwde woningen niet meer in mindering worden gebracht van de door het Rijk en gemeente uit te keeren bijdragen. Tenzij bij de verleening van het voor schot de voorwaarde is gesteld bedoeld in art. 23 v. h. Woningbesluit, moeten alsdan de bat'ige saldi door de vereeni ging, vennootschap of stichting of bij gemeentebouw door de gemeente wor den gereserveerd ten einde te zijner tijd te worden aangewend tot verbete ring van de volkshuisvesting b.v. nieuwbouw. Deze bepalingen gelden niet voordat deel van eventueel batige saldo, dat ingevolge de voorwaarde bij de toe kenning van een voorschot gesteld, aangewend moet worden om met de toegekende bijdrage een sluitende re kening te verkrijgen. In die gevallen zal bij de vaststelling van de bijdra gen steeds rekening gehouden worden met een batig saldo ter grootte van het bedrag, dat bij de toekenning van het voorschot en de bijdrage werd ge raamd. Onveilig strand. Volgende week zal het strand tus- schen Schevenlngen en Wassenaar- sche Slag onveilig zijn wegens 't schie ten met mitrailleurs op Woensdag van 9 uur v.m. tot half 3 uur n.m. De aandacht van het publiek wordt er op gevestigd, dat het strand alleen weder zonder gevaar toegankelijk is, wanneer de vlaggen, die de onveilig heid van het strand aanduiden, zijn ingehaald. Onze Haringvissehecij. Na de Pinksterdagen, op Dinsdag zoo noodig Woensdag a.s. zal de groote uittocht naar de haringvisscherij plaats hebben. Van Scbeveningen uit de Visscher,shaven en uit den Nieuwen Waterweg zullen omstreeks 60 gereed zijnde haringloggers naar zee vertrek ken. Ook van de andere visschersplaat sen als Katwijk* IJmuiden, Vlaardin- gen en Maassluis zullen op die dagen verscheidene baringschepen ter haring visscherij uitvaren. Prov. Staten van Zuid-Holland. Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Pro vinciale Staten v. Zuid-Holland, heeft in zijn gistermiddag in het raadhuis van Den Haag gehouden zitting, ter voorziening in de vacature in de Sta ter^ ontstaan door het ontslag nemen van den heer B. J. Gerretson, te Rot terdam, benoemd verklaard als Sta tenlid den beer A. N. Vaandrager, te Rotterdam. De Radio en de politüe. Den Commissaris van Politie te Hil versum bereikte Maandag een verzoek van zijn ambtgenoot te Nijmegen om een man, die zich aan oplichting had schuldig gemaakt en wiens aanhou ding verzocht werd op te sporen. Per radio-omroep werd aan het verzoek gevolg gegeven, hetgeen tot gevolg had, dat de gezochte reeds den volgen den dag door de Politie te Zeist opge spoord, aangehouden en naar Nijme gen overgebracht kon worden. Verlaging telefoontanleveiv Met ingang van 31 Mei a.s. zal voor interlocale telefoongesprekken* waar van de kantoren van aanvrage en be stemming 15 kilometer of minder van elkander verwijderd zijn, 20 cent (en voor dringende gesprekken GO cent) per drie minuten verschuldigd zijn. De kosten van deze gesprekken waren tot dusver 35 cent en f 1. Uitvoer boter en kaas. De Minister van Arbeid, H. en N. maakt bekend, dat met ingang van 1 Juni vergunningen tot uitvoer van bo ter en kaas, voor zoover van het ver bod van uitvoer dezer goederen niet hij algemeen voorschrift dispensatie is verleend* voorshands door of namens hom kosteloos en rechtstreeks ten na me van den aanvrager zullen worden afgegeven. Deze afgifte zal uitsluitend geschieden, indien blijkt, dat in elk geval afzonderlijk bij de Rijkszuivelin- speetie tegen den uitvoer geen bezwaar bestaat. UIT HET LEVEN VAN MINISTER COLIJN. Een medewerker van „Het Schouw venster" publiceert in het nummer van deze week een interview, dat hij gehad heeft met Z.Exc. Minister H. Colijn. Uit dit personderhoud knippen wij eenige fragmenten, die wij onzen le zers niet gaarne zouden onthouden. Zoo bevat het interview o.m. het ver haal van een schipbreuk, die Minister Colijn tijdens zijn Indische loopbaan omstreeke 1909 meemaakte. Als laat ste van een reeks dienstreizen moest hij naar de kle'ipe Soenda-eilanden. Gedurende deze réis verongelukte het schip op de Zuidkust van Soembawa. „Ons schip liep" aldus de heer Colijn „midden in den nacht op een réts op geringen afstand van de kust, die zelf ook zeer rotsachtig was. Elk oogenblik dreigde het schip uit een te slaan, doch we haalden don gevaar, want er stond een groote bran- morgen en konden zij het met groot ding aan wal komen. Maar veel ver der waren, we toen nog niet. Er hadden kort te voren zware ge vechten plaats gehad en mij was be kend, dat de bevolking van een deel der dorpen maar welke wist ik niet precies vijandig gezind wa3 en Europeanen, welke in hun handen vielen, waarschijnlijk zou afmaker.. Het eenige lichtpunt was, dat op de N.W.-kust van 'teiland 'n militaire nederzetting gevestigd was. Alleen bleef de vraag: hoe daarmee in con tact te komen? Besloten werd ten slotte, dat ik vier stevige inlanders (Timoreezen) van de bemanning zou uiikiezen en dat wij met ons vijven verbinding zouden gaan zoeken met de zoo juist genoemde militaire neder zetting, terwijl de rest (ongeveeir 40 menschen) zich in een grot aan het strand zouden opbergen tot ik hulp verkregen had. Aangenaam was die tocht van 49 dag want zóó lang duurde het, eer ik de nederzetting bereikt bad niet. We waren in nachtgewaad aan den wal beland, o.a. dus ook zonder schoei sel. En dan 4 dagen blootsvoets door een oerwoud zich een uitweg te moe ten banen, 's nachts zonder eenige be schutting zich neerleggend en totaal van voedsel verstoken, geloof me, er zijn prettiger ervaringen. Vooral voor de voeten moest gezorgd, want als het loopen niet meer ging, dan was het eind een hongerdood in het oer woud gemakkelijk te voorzien en zou het er ook voor de achtergeble venen slecht uitzien. Daarom verhuis de al wat tot dekking van 't lichaam diende successievelijk in den vorm van windsels naar de voeten en nu kunt ge u dus wel voorstellen hoe ik er ongeveer uitzag toen het ons ge lukte na 4B.dag marcheerens, den mi litairen post te bereiken, welke 'tdoel van den tocht was. Wanneer ik u nu ook nog vertel* dat de officieren van dien post allen uitgerukt waren en dat de echtgenoote van den comman dant mij in dat ongebruikelijke cos- tuum ontving, dat ze mij bovendien in een bad stopte om mijn talrijke opgedane huidwonden goed te reini gen, dan hebt ge tegelijk eenig denk beeld voor welke dingen een officiers vrouw in die dagen te staan kwam en hoe ze zich daar zonder ophef en dik wijls met gratie doorheen sloeg. De eerste zorg na mijn aankomst was natuurlijk een detachement uit te zenden naai' de achtergebleven en toen we na enkele dagen allen weer bijeen waren ,was er inmiddels ook gelegenheid gekomen om naar Java terug te keeren en mij te prepareeren voor de reis naar Nederland." In het interview werd voorts nog gesproken over de functie van den heer Colijn als leidet1 der Anti-revolu tionaire Partij. Bij Dr. Kuyper heeft altijd de ge dachte voorgezeten" aldus de Mi nister „dat de heer Idenburg en ik gezamenlijk de leiding zouden over nemen. Ik had mij dit altijd voorge steld in dien vorm, dat de heer Iden burg voorzitter zou zijn van het Cen traal Comité, en dat ik de tweede plaats zou innemen. Toen Dr. Kuyper aftrad, en de heer Idenburg meende, om gezondheidsredenen die taak niet te kunnen aanvaarden, ben ik nog bij het leven van Dr. Kuyper tot Voorzit ter van het Centraal Comité gekozen. Dat is dus eigenlijk zoo vanzelf ge gaan. Men kan niet zeggen, dat Dr. Kuyper iemand aangewezen heeft om hem op te volgen. Zulke dingen ge beuren gemeenlijk anders. Groen heeft Kuyper evenmin aangewezen. Zoo heeft Kuyper het in zijn laatste twee levensjaren, min of meer als vanzelf j sprekend, aanvaard, erkend, of hoe ge het noemen wilt, dat het A.-R. volk het oog vestigde op Idenburg en op mij. Waarom, weet ik ook niet. God leidt deze dingen zoo, soms heel sterk tegen eigen wenschen in. En zoo is het gekomen dat het A.-R. volk, zon der dat er eigenlijk iets aparts, iets bijzonders gebeurd is, in Idenburg en mij zijn leiders begon te zien nog bij Kuypers leven. En sindsdien hebben de omstandigheden den heer Idenburg althans voor wat de pract'ische poli tiek betreft wat naar de tweede plaats gebracht. Ik veronderstel, dat Dr. Kuy per zich dit anders heeft voorgesteld, maar nog bij Dr. Kuypers leven be gon zich dit toch al af te teekenen, daar de heer Idenburg niet als Voor zitter, maar als tweede Voorzitter van het Centraal Comité was opgetreden. Hoe het komt, weet ik zelf niet, maar de toestanden zijn bij ons anders dan bij andere partijen. Wij zijn een „léider-partij" in Engelschen zin, meer dan eenige andere partij in Neder land. Dat komt niet omdat onze men schen zoo gemakkelijk of zoo volg zaam zijn. Heden nog toe, dat aller minst. Ze zijn soms geducht lastig en onhandelbaar. Maar ze loopen -niet da delijk weg, als ze het met iets on eens zijn. Dan spreken ze zich gaarne duidelijk uit, laten zich ook niet door 'n mooi praatjo meetronen, maar als het hart gelucht is, en het bezwaar ge uit, dan is het gemeenlijk ook gedaan en is de band weer even hecht als te voren. Dat is een kostbaar voorrecht voor -wie aan een partij leiding heeft te geven". Tenslotte nemen we nog bet volgen de over betreffende de felle aanval len op den persoon van den Minister. Deze neemt die aanvallen niet zoo tra gisch op. „Vooreerst is van de parle mentaire critiek dikwerf te zeggen, dat ze er alleen is om het voorgestelde te-toetsen. Ware de man van de cri tiek aan het bewind geweest, dan had hij 10 tegen 1 hetzelfde voorgesteld en dan van de huidige voorstellers de zelfde critiek te hooren gekregen. Dat is volstrekt niet onbillijk. Taak der oppositie is bezwaren opwerpen, de nadeelige kanten van een voorstel la ten zien, teneinde een ontwerp zoo scherp mogelijk te toetsen. Minder fraai wordt het soms als de critici voor hun kiezers staan, maar ook dat is in het politieke leven van velen niet anders te verwachten. En wat de persoonlijke aanvallen betreft, die waren soms wel heel on waardig, maar blameeren op den duur toch meer hem die ze uit dan hem die ze ondergaat?' Op de gemoedsrust van den Minis ter hebben ze geen invloed. Want: „slaap heb ik er nimmer ook maar 10 minuten door gemist en onze men schen worden er in den regel beslister door. Ik kan me begrijpen, dat ze even oogen opzetten als bladen zooals N. Rott. Ct., Telegr. en Het Volk met de beschuldiging aankomen dat de Minister van Financiën zich aan belasting-ontduiking zou schuldig ma- keh, maar als de tegenstanders zich dan goed hebben vastgepraat, dan heb ben in het eind onze menschen even veel schik in het geval als de. belas terde zelf. In zulke dingen moet men even als trouwens bij pijnlijke maatregelen die genomen moeten worden altijd zorgen dat men voor God en geweten zuiver staat en dan doet de tijd de' rest wel. Zoo is het b.v. ook met de maatregelen inzake de ambtelijke sa larissen. Die kortingen waren voor ve len zeer pijnlijk; ontstemming is ver klaarbaar. Ook heeft niét ieder ge noegzaam inzicht om na te gaan wat hun overkomen zou zijn, indien men op den ouden voet ware doorgegaan. Maar dat inzicht komt later wel en in de politiek moet men juist niet wer ken met het oog op het heden. Politiek 'is wetenschap en kunst tegelijk. En vooral met het oog op het eerste mag zij zich niet bezig houden met het he den alleen, doch moet ze ook letten op den dag van morgen en overmor gen. En wie zich doör persoonlijke aan*| vallen zou laten weerhouden om t« doen wat noodig is, zou daardoor blijk geven, dat hij beter deed om krented en rozijnen te gaan verkoopen. In eik geval deugt hij niet voor het veertij van «en feilen strijd."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6