NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 26 MEI 1925
TWEEDE BLAD.
Op 't Schip van Staat.
Koning en Ministers;
De Koning oefent dus zijn macht
niet uit als alleenheerscher. maar met
behulp van of door middel 'van ver'
schillende „collegiën" zo.oals de- ze-
wiende. gfdeeling van hef 2de jHfdst.
I.dier Grw. ze na de herziening van
$922 ze betitelt. 1 -
Niet zoodra zijn de verkiezingen of
beter de stemming 'voor de 2de 'Ka-
hierachter den rug of de vraag^Nvordt
©Q'st.eld welk ministerie als^gëvolg
daarvan zal optreden. De ministers
rijn het immers, vooral 'jn. wié Vmen
Eet règeêrbeleid belichaamd ziet, de
personen vooral door welken de vorst
zijn regeermacht uitoefent.. Dit is al
licht ietste sterk gezegd, althans men
anoeter niet de gevolgtrekking uit
■thaken, r dat in onzen tijd-" ook nog
maar'"iets zou" zijn te vifidën :vjïn -de
.positie^ welke - de ministers'in.dë~ da-
vim;. Koning Willem I jSmajnen.
Mêde^door clè schuld- van: órts-Volk,
i idat zich in de eersce -jaren." na cïe
EerstelEng. van onze onafhankelijkheid
i veel të-.weinig over hët tTegeerbeleid
j bekommerde, is Willem I de irïan gé
wordén, die door eën al te pérsoon-
lijk-"optreden van "zijn ministers teveel
zijn zeer onderdanige dienaars 'ge-
I ftrjahkr hééft. -
(>..Thorbècke noemde Willem i zelfs
I ééns™ - ^minister aller departeménlën
van algeméén" bestuur".
Koning Willem heeft in 1340 zelf
de onhoudbaarheid van deze regee-
I wijze ingezien en, zoo en niet an-
ders willende of kunnendë door zijn
I karakter, afstand gedaan.
Met dien troonsafstand was het be-
1 gin cler verandering in dé verhouding
I tusschen Koning en Ministers., zicht-
geworden, wat nog niet. zéggen
I \7rtdë;:: dat de, gevolgen dier veran-
-deiing ook 'al dadelijk gezien; werden.
Dï'è; "^yer-dèn vooral zichtbaar; - nadat
in 'ÏS4S de z.g. ministerieele-- Vérant-
j woordelijkheid in de grondwet was tjp-
^énbm'ên-'in aft. 77 en nader 'gerégeld
I ihj clè-, wet, houdende regeling 'der
verantwoordelijkheid van (Je hóófden
deripinisfcerieêle departementen') van
&2, April' 1855..
riTtisschen '48 en '55 liggem al -wèer
.•7' jüiëtJiv Langzaam drong de gedachte
vair' dié verantwoordelijkheid -;'dobr,
zelfs na het revolutie-jaar '43, waarin
bhitenlnudschc gebeurtenissen hadden
I gèhióoptv A,
l'n on zie dagen is. de gedachte» dat
I jé-igehlijk de ministers regeeren zoover
doorgedrongen, dat -men, sprekende
over een ministerie het hee'fc .over
„de regeering". Dat is stellig ver
keerd; want zoo wordt de vorst' wéér
'geheel uitgeschakeld.
Ook hoort men de uitdrukking „van
achter de regeeringstafel" waarrriëe
dan-igedoeld wordt op woorden, -ge
sproken door iemand, die achter de
talél der ministers in het parlement
üH'^oofa- voert, namens - de régéé-
i ring, waarbij "dan de gedachte aan
eéri koninklijken lastgever niet geheel
i behoeft te vervallen. 'i
Déze uitdrukking kan er dus beter
mee-'door. Met dat al blijft' het moei
lijk een-juiste omschrijving-te geven
van' de ministerieele verantwoordelijk
heid.'
Oppervlakkig bezien valt 'de per
soon der Konings geheel Wég efi Eet
is te begrijpen, dat zij, die meer of
minder republikeinsch denken, op. dit
punt. meermalen de volle aandacht
Mestigen.
Waar' echter geen minister een be
sluit'of wet zonder den koning kan
uitvaardigen,komt hiermee al-uit, dat
een ministerie nog niet de" rëgeering
iis, Dn als men dan zegt, dat het
nooit voorkomt, dat de koning een
behandelde wet-niét téekende, dat be
wijst dit nog niet, dat dit niet zóu
kiihneh. Als we onzen Elout met het
Vgilc-spetitionement van 1878 naar den
ICöiii'ngjkieh gaanj-gaat hij natuurlijk
FEUILLETON.
Sin dje veronderstelling, dat de Ko
ning, boven de ministers staande, die
Schoolwet kan weigeren.
Wij moeten in de ministers dan
(ook niet de regeering ,maar de
eerste ambtenaren van.den Staat zien.
Dienaren der Kroon, wel anders dan
onder Koning Willem I, maar toch
ook wiel zóó, dat zij den .Vorst in
de uitoefening van -zijn macht behulp
zaam zijn, mét ljun raad dienen. Juis
ter is het dan ook te spreken van
de raadslieden der .Kroon.
Dat te rade gaan "met een ministerie
onderstelt een overleg en dan wordt
ook het begrip verantwoordelijkheid
duidelijker. LW-ie een slechten raad
geeft is mee de sehukb-als de zaken
verkeerd loopen, maar een gegeven
slechten raad behoeft nog niet te wor
den opgevolgd
De uitvoerder staat daarin vrij', heeft
dus een zekere zelfstandigheid. Zoo
staat het oqk met "dén Vorst tegen
over de ministers.
Daarom is o.ok de- .Vorst zelfs be
voegd een vervolging tegen een minis
ter te doen instellen.-De wijze, waarop
v5li 1855 geregeld;"-'-1
dat kan geschieden""wordt in de wet
Veel meerbevat 'die 'Wet zelfs niet,
al zou de titel een breede omschrij
ving der ministerieele verantwoorde
lijkheid doen vermoeden.
Uit het Sociale Leven.
Clinlstel. Metaalbewerkersband.
Vrijdag en Zaterdag is te Utrecht de al-
gemeene vergadering gehouden van den
Chr. Metaalbewerkersbohd.
De vergaderingen hadden plaats in het
gebouw voor Chr. Sociale belangen aan
de Kromme Nieuwe Gracht.
Op den vastgestelden tijd werd de mor
genvergadering geopend door den Bonds
voorzitter, den heer F. Eikerbout van
Leiden, die na het doen zingen van Ps. 19
vers 1, het lezen van Psalm 145 en gebed
de openingsrede hield, waaraan wij het
volgende ontleenen:
Het verblijdt ons.-zeer, .aldus de voorzit
ter, dar wij nu weer als zonenvan een
zelfde huis in Bondsvergadering mogen
saam komen. Sinds 192i-was dat om ver
schillende rédenen niet mogelijk. Beschou
wen wijden toestand van dit oogenblik
in vergelijking met dien ten tijde van on
zen laatstgehouden Bondsdag, dan komen
we spoedig tot de conclusie, dat veel fh
in ongunsti'gen zin is veranderd. Veran
derd vooral ook ten aanzien van,, ons le
dental.'Tóen een 'geregelde toename van
het ledental," waardoor het, steeg .toit 7437
per December 1921, nu de. wetenschap,
dat het sindsdien geregeld naar omlaag
ging, zoodat per 3,1 December' van het
vorig jaar nog maar slechts 4801 per
sonen lid waren van onzen Bond.
Gedurè.nde heel die tusschéiil'gg nde pe
riode moest van ma^nd toe maand terug
gang worden geconstateerd op slechts een
uitzondering na, welke - uitzondering ons
de verrassing bracht van eeri vermeerde
ring van 22 leden.
Gaan we naar de oorzaak, hiervan zoe
ken ,dan zien we allereerst, dat een groot
aaiïtal leden onze organisatie verliet, om
dat men "niet meer in de industrie werk
zaam was.
Een zeker even groo.t aantalkeerde
echter_ons den rug toe, omdat het meen
de, dat. er in den zoo moeilijken tijd toch
niéts door de organisatie tot stand ge
bracht worden "kon. Dat dit slechts ge
deeltelijk waar was,, is intusschen wel ge
bleken uit het feit, dat nog verschillende
acties met succes werdenbekroond, ais
voorbeeld waarvan we slechts wijzen op
dén strijd met „Werkspoor" te Amster
dam. En we mogen daarbijwel tegelij
kertijd als onze meening uitspreken, dat
tal van versléchteringen in nog ernstiger
mate zouden zijn toegepast geworden, wan
neer de organisaties er eens niet meer
geweest waren. Het is overigens waar
lijk erg genoeg en de vraag komt hierbij
onwillekeurig naar. voren of. alle inge-
voerde verslechteringen wel strict nood
zakelijk waren. Wij voor,ops houden ons
in heel veel .gevallen van .het tegendeel
overtuigd, temeer, daar _een behoorlijke
opening van zaken ons "doorgaans dooi
de werkgevers werd geweigerd.
Intusschen kan natuurlijk, niet worden
ontkend, dat voor een grooC.gedeelte de
oorzaakder verslechteringen moe.t wor
den gezocht in.de gewéldige malaise, die,
als gevolg van den grooten wereldoorlog
vooral ook in onze. industrie verschrikke
lijke verwoestingen heeft aangericht.In
dit verband mag gelukkig dankbaar ge
constateerd worden, dat niet onbelang
rijke verbeteringen in den laatst en tijd
duidelijk aanwijsbaar zijn. Tal van mooie
orders, met name uit het buitenland, kon
den worden geplaatst, terwijl de finan-
ciëele uitkomsten wan verschillende onder
nemingen eveneens van die verbeteringen
het bewijs zijni ZooJceerde Wilton, volgens
het laatste verslag weer een dividend uit
van 6 pet, „De Schelde'' te Vlissingen
8 pet, de Amst.Dro.ogd. Mij 10 pet, Phi
lips'. Gloeilampen ió pet, de Grofsmederij
te Leiden'16 pet,'en öm de niet meer te
noemen The Vitrite .Wprk's te Middelburg
-20 pet.
Direct bij 'de opleving in onze indusrie
kwam weer "duidelijk; aan het licht, dat
er nóg altoos groot ^gebrek bestaat aan
geschoolde v.aklièden, - in verband waar
mede de 'werkgevers plannen hebben op
gevat, naar liet schijnt* om te komen tot
een betere regeling tot opleiding van de
vaklieden. Hét werd heusch wel tijd en de
jieeren hebben .in dit opzicht heel .wat
goed te rnèkeh.i 7 rj
Zal liet werkelijk oodt) iets goeds kunnen
worden, dan dién! dadrmede wel tegelij
kertijd 'een betere regeling "van dè ar
beidsvoorwaarden .gepaard té gaan, wel
ke.regeling imn^fs thans zoo'is, dat heel
vèel ouderser ..yopr terugschrikken hun
kindereh' te aoenopleiden in een vak,
waar geen. behoorlijk brood te verdienen
is. Hoe'het thans met dié arbeidsvoorwaar
den gesteld is hébben, dé vrienden pas
nog duidelijk kunnen 'nagaan uit de me?-
dedeéiingen van den metaaibond zelf, be
treffende dén stand der foonen op 1 Jan.
van dit jaar.
.Was. toch het .gemiddeld inkómencjjfer
voor cfe gés'chóclde arbeiders in de ie
'klasse-plaatsen óp 1 Juli 1^21 88 cent.
op 1 jan'. jj. was. dit teruggeloopentot
54 cent, of "een verschil in ongunstigen
zin van 24 cent per uur. Voor de geoefen
de arbeiders-in dezelfde Idasse en op de
zelfde data waren deze cijfers 81 en 58
of een verschil van .23 cent. Voor de on
geschoolde arbeiders 'waren ze 69 en 48
of een verscfiil van 21 cent per uur. In de
overige gemeenteklassepiaatsen waren die
verschillen - naar verhouding ongeveer
even groot.
Tevens'blijkt opk nog uit de mededee-
lingen van deh métaalbond^ dat het aan
tal arbeiders bij de" gezamenblijke leden
van dien bond werkzaam, op 1 Jan. jj.
5000 minder: was dan op 1 Juli 1921.
Dat ook dit laatste niet, bevorderlijk
was aan den groqi van onzen bond, doch
mede oorzaakwerd, dat O fis ledental ach
teruit liep ,laat zich gemakkelijk verkla
ren. Door da economische omstandig
heden wérd de machtspositie-vain de werk
gevers belangrijk versterkt, van welke
versterking maar al te Vaak een schro
melijk misbruik werd' geiéaakt.
Algemeen is men er in die kringen op
uit, den toestand van vroeger, waarin
de werkgever schier oppermachtig over
zijn arbeiders heerschen. kon, vveer re doen
herleven.
Men.ziet er .niet tegen Op, om, als- het
maar éven mogelijk is, dën arbeiders ver
kregen rechten -weer :têc ontnemen. Dit
■geidt met name ook ten aanzien van den
werktijd, die in onz'e industrie en vooral in
sonirnige_ streken van :ons land, in zeer
ernstige mate werd verleiigd. Wij staan
nog altoos op het standpunt, dat slechts
als de toestand van de onderneming zoo
is, dat haar bestaan bekyeigd word;, als
ook voor haastwerk èen tijdelijke afwij
king van den normalen aroeidsiijd nood
zakelijk kan- zijn", dó,cb. dat iallp. .misbruik
in dit opzicht krachtig moet worden tegen
gegaan. D in t e rn:a tija-ii arl e o v e r-
e e n k 9 m s=t} v a^stg lë- g.d i n. o n zé Ar-
beidswet en w a a r.b ij de 48-u r i g e
w e r k w e ek is verkr egen, b 1 ijye in
on s j an d g e h a.ndh.aa'i\d.
Niet alleen echter ten.aanzien van dit
punt willen de werkgevers achteruit.Het
liefst zag- men alle iji den laatsten tijd ge
troffen sociale maatregelen weer zoo spoe
dig en zoo .absoluut, mogelijk yan het
tooneel verdwijnen. Gëen uitoreiding van
sociale maatregelen, geen ziekteverzeke
ring, geen Wettelijke regeljng van werk
loosheid, geen medezeggenschap in de be
drijven, niets vanda; alles, ziedaar het
standpunt van de werkgevers, een enkele
goede misschien niet te na gesproken.
Vooral het gesol met dé, arbeiders ten
opzichte van de. ziekteverzekering is er
gerlijk;, ook van. de. Chr, werkgevers kan
helaas niet: veel beters worden gezegd.
Van hen mocht toch wel ten minste wor
den verwacht, dat ze zich niet alleen door
materleale. overwegingen lieten leidén,
maar allereerst door hun,".dm beginsel.
Op hét beleven yan het beleden-beginsel
komt het aan. Door diebeginselen ten
slotte moeten ook wij ons laten leiden,
waarom we ons dan ook. raet alle kracht
RECLAME
Slapeloosheid
als gevolg van de warmte of van overspanning
voorkomt men door het gebruik van Mijn-
hardt's Zenuwtabletten. Buisje 75 ct. 3074
te verzetten hebben tegen de revolutionai
re theorieën en practijken die gehuldigd
worden in de kringen van' de z.g. mo
derne vakbeweging. Tegenover de schoon
schijnende redenen, waarmede men van
dien k'ant ook onze Chr. arbeiders wil
diets malcen; dat het' op het terrein van
de vakbeweging alleen gaat om de materi-
eele belangen', moet onze Chr. bazuin een
zeker geluid geven. Neutraliteit past ons
ook hier allerminst.
Tegenover de vaan. van de revolutie
hebben we ook ten opzichte van den so
cialen strijd te ontplooien de banier van
het Kruis.
Mèt enkele hartelijke woorden werden
vervolgens wèlk'om geheeten de vertegen
woordigers van het C.' N. V., van den
R. K. Metaalbewerkersbond en de afge
vaardigden van de Belgische en Duit'sche
Chr. Metaalbe\yerkérsbonden. In verband
met de laatstgenoemden wordt nog éenige
aandacht gewijd aan de internationale be
langen.
Met den wensc'h, "dat deze vergadering
goed moge slagen endat God daartoe
aan allen den nooligen lust en kracht
mocht verleenen, besloot de voorzitter zijn
met aandacht gevolgde rede. (Applaus).
Vervolgens werd medegedeeld, dat van
een oud-lid van den Bond \iït Amerika
een brief was ontvangen, waaruit hartelijk
medeleven sprak. De Chr. Metaalbewer
kersbonden uit Oostenrijk en Hongarije
zonden beticht dat het hun niet mogelijk
was een deputatie :t naen.
De heer K. Kruithof, afgevaardigde
van het C.N.V., sprak een kort woord tot
de vergadering. Spr.wees er op, dat de
Chr. Metaalbewerkersbond op de ledenlijst
van het C.N.V. van rangnummer -is ver
wisseld. Spr. betreurde het, dat de depres
sie zoo'n sterken indruk gemaakt heeft
op deze organisatie. Het blijkt uit deze
vergadering echter wel: dank zij Gods
genade, zijn wij het dieptepunt weer voor
bij. Bezien we het ledencijfer vanaf 1914
dan blijkt, dat de groei niet altijd natuur
lijk was. Velen zijn blijkbaar gekomen om
de werkloosheidsuitkeering.r Spr. hoopte,
dat dit samengaan er toe mag medewer
ken, de gedachte vast te zetten, dat wij
lid der Chr. Vakbeweging, zijn om Gods
wil, om de beginselen van Gods Woord
in de Maatschappij in te dragen. Spr.
sprak zijn beste wenschen uit voor het
welslagen dezer vergadering. (Applaus).
Namens den Duitschen Chr. Metaalbe
werkersbond werd de vergadering toege
sproken door den heer W i e b e r t, van
Duisburg, die tevens de groeten van het
Internationaal verbond van Chr. Metaal
bewerkersbonden overbracht. Aan de Hol-
landsche. Chr. Vakbeweging kon de ver
dienste toegeschreven worden, dat zij het
eerst de Chr. Vakbeweging na den oor
log samenbracht. Ook in. -dé toekomst
moet over de grenzen hun de broederhand
gereikt worden. Of eb en vloed intrede,
dat mag niet tot verslapping leiden. Moei
lijkheden zijn er om overwonnen-te wor
den.-Na de hoogconjunctuur van voor
eenige jaren moest noodwendig teruggang
intreden.
Duitchland is niet wat het voor den
oorlog was, en zal dat in een menschen-
leven niet meer rijn. Maar gelukkig be
hoeft het niet meer als bedelaar te.komen.
Het heeft weer vasten -grond onder de voe
ten. Spr. dankt voor hetgeen door" Hol
land aan Duitschland gedaan is en
wenscht het beste vóór liet welslagen van
dit congres. 1 Applaus).
Namens den R. K. Metaalbewerkers
bond werd de vergadering toegesproken
door dën heer Schaper van Utrecht.
Des middags werd de \ergadering nog
toegesproken door het oud-hoofdbestuurs
lid Ph. Teune en door een afgevaardig
de van den Chr. Metaalbewerkersbond in
België, den heer F. de. Sterk e.
Na uitbrenging van het rapport van de
controlecommissie werd de secretaris-pen
ningmeester, de heer J. B. H. Groten
huis, als penningmeester gedechargeerd.
Het financiëel ver-slag werd zonder discus
sie goedgekeurd.
Het jaarverslag van den secretaris en de
leiding van het bestuur, werden, na enkele
opmerkingen van Leeuwarden., Amster
dam en Haarlem goedgekeurd.
De begrooting voor 1925, sluitend met
een eindcijfer van f 17^290,- werd, i>a op
merkingen van Utrecht, Amsterdam, Nïeu
wendam, Delft, en Leeuwarden goedge
keurd.
De secretaris,- de heer Grotenhui-s,
leidde hierop een bespreking over een aan-
De Loods van Zwaankreek.
Èen verhaal uit het verre Westen,
5*2)
HOOFDSTUK XXIII.
Naar huis gegaan.
In vroeger jaren beschouwde men
in hét Zwaankreeksche een begrafenis
als een ^plechtige feestelijkheid. Het
meerendeel der mannen stierf* in huh
I schoenen, en werd met veel eerbetoon
ten grave gebracht, terwijl na afloop
daarvan de flesch duchtig werd aan
gesproken. 't Gebeurde menigmaal dat
er nog lijklaken noch doodkist aan
wezig was. In het Verre Westen ligt
menige arme jongen begraven in de
kleeren, waarin hij viel, gewikkeld in
"ijn eigen wollen deken, of wel in die
van een vriend.
'tWas de opzichter van de "hoeve
der Vereeniging Algemeen Belang, die
krip invoerde, en wel bij gelegenheid
der begrafenis van een harer Veedrij
vers, verongelukt door eert trap van
z in pc-nv' Toen de dragers met krip-
P n vlagden en wimpels verschenen,
y erd na. „uoor- de meerte aanwezigen
vërc -'ü 'ós veel to vrtfólijk. Deze
Cmsi iii i^eai allee; 11 veeds op
zichzelf voldoende'zijn, om die begra
fenis onvergetelijk te maken; maar er
was nog jets anders voorgevallen, dat
veel aanstoot gegeven had. Niemand
zou zoo kleingeestig zijn om er zich
aan ie ergeren, dat de stoet na afloop
der.plechtigheid in wilde vaart terug
reed. 't Werd gewoonlijk vanzelf een
harddraverij, waarvan d'e toko en een
drinkgelag het einddoel „waren. Maar
van. een harddraverij met de lijkkist
was natuurlijk nóóit' sprake. Toch
kon bij de bovenvermelde begrafenis
de koetsier van dén lijkwagen, hier
een,slede, niet aansprakelijk gesteld
worden'voor het gebeurde.
Zijn aangewezen pla.ats.,\yas aan het
hoofd van den stoat, en liet was punt
van eer die plaats te behouden. De fout
lag klaarblijkelijk bij den* koetsier van
de slede der Verèeniging, 'waarin de
klagers gezeten waren een nieuwig
heid welke zich beleedigd achtten,
dat Hi Kendal, die met een. span paar
den "van Ashley-Hoeve de slippendra-
gers reed ook een nieuwigheid
de eereplaats kreeg achter de baar.
De koetsier der Vëreeniging vroeg
wat ter wereld Ashley-Hoeve te maken
had met deze begrafenis. Aan wien be
hoorde het lijk? Immers aan „Alge
meen Belang." Hi daarentegen hield
vol, dat he:t lijk onder dè' hoede stond
van ^de dragers. Zij .moesten er voor
zorgen, dat Let. behoorlijk in een graf
werd gelegd, en-als zij niet bij de hand
waren- op het rechte oogenblik, hoe
moest het-er dan ih komen? Zij ver
wachtten toch niet, dat het zou op
staan ën ér zelf naar toe wandelen?
Dachten zij dat Jmisschieh?. Hi duldde
niet, dat die weèrgasche klagers bij 't
graf zouden, scharrelen, Zoolang de be
grafenis niet behoorlijk was afgeloo-
pen. Daarna mochten' zij: aan 'twerk
tijgen. Maai* de koetsier der Vereeni
ging iyas van een andere opinie, en
zoodra hij .zijn kans schopn,zag, schoot
hij Hi en zijn slijipendragers voorbij en
nam de plaats -in naast de slede, die
de kist droeg.
't Is best mogelijk, dat Hi deze be-
leediging en het .verlies van de eere-
plaals ten slotte toch nog gelijkmoedig
over zijn kant zou hebben laten gaan;
maar de spotachtige opmerkingen van
de klagers^ toen zij zegevierend voor
bijschoten, waren meer dan hij kon
verdragen, en het volgende oogenblik
renden de pony's van de drié sleden
in dolle vaart naast elkander over don
weg, alsof de vijand hun op de hielen
zat. De slede met de kist had het ge
luk van op den beloopen weg te rijden,
en liet dus spoedig de beide andere
achter die nu óm de tweede plaats
kampten, welke ten slotte door Hi be
machtigd werd, en behouden tot aan
het graf, in weerwil van alle pogingen
der klagers.
iedereen was verontwaardigd over
het gebeurde en )s avonds had men het
er in den toko he'el druk over. Na ein
deloos heen en wéér praten kwam men
tot de slotsom, dat de koetsier, die het
lijk vervoerde, de hoofdschuldige Was.
Hij erkende, dat Eij èen doode niet
zo er hard had. mogen" rijden; maar zij
begrepen toch zeker ook wel, dat hij
niet verantwoord was, zoo hij een döo-
de de tweede plaats liet innemen hij
zijn eigen begrafenis? Neen, zoolang
hij iets te zeggen had. zou dat niet ge
beuren. En wat de anderen betreft, hij
vond dat de slippendragers vrijwat
meer hadden te doen bij een begrafe
nis, dan die malle klagers.
Toen diezelfde mannen bijeenkwa
men op de hoeve van Meredith, om het
stoffelijk omhulsel van den Loods naar
zijn laatste rustplaats te brengen/be
merkte men dadelijk, dat Laag Heu
velland een nieuwe ervaring opdeed.
Zij waren allen opgekomen. De ledon
van „Hercules" en de manhen van ach
ter het Fort: het politiecorps met den
tal voorstellen inzake de werkloosheids
verzekering in. Na ampele discussie war
den de voorstellen van het Hoöfdb'estwé
alle aangenomen.
Des avonds werd een gezellig samenzijn
gehouden. Ds. R. E. van Arlcel, van
Utrecht, sprak een opwekkend woord over
de bede: „Geef ojis heden ons dagelijk'sch
brood".
De heer W. C. F eij ten, declamator te
Utrecht en een strijkje, onder leiding van
den heer D. Zijls tra, luisterden verder
hét aangenaam samenzijn op.
In de zitting van Zaterdag, werd o.m.
door den voorzitter een inleidLÏng gehouden
over; „De tactiek bij het voeren van ac
ties", waarbij het deelnemen aan z.g. direc
te acties scherp werd veroordeeld.
De vergadering werd daarna gesloten.
RECHTZAKEN
KANTONGERECHT LEIDEN.
iVoor het Leidsche Kantongerecht
Werden 92 zaken behandeld* 33 voor
de openbare zitting en 9 kinderzaken.
C. de R., slager te Voorschoten
had een stuk varkensvleesch dat bij
(hiem in den winkel had gehang^
van het keuringsmerk ontdaan vooi*
•dat het den winkel uit was.
Beklaagde zeide dat hij dit uit
kracht der gewoonte gedaan had, wat
'de keurmeester van vee en vleesch,
die hem had bekeurd, ontkende. De
menschen zien niet graag een merk
op het vleesch en daarom verwijderen
de slagers het liefst.
Eisch flO subs. 5 dagen. 1
Joh. van der V„ bouwkundig op
zichter te Oegstgeest, was te\
laste gelegd dat hij in het Noordeinde
met een auto harder dan 15 K.M.
pter uur had gereden n.l. ruim 28
K.M. 1
Beklaagde bekende -sneller dan 15
K.M. te hebben gereden. j
Hij rijdt altijd kalm maar 15 K.M.
te rijden is haast niet mogelijk.
.De Ambtenaar eischte f 6 subs. 6
„dagen.
J. V., schipper te Eeiden, had
zich te verantwoorden voor het feit,
dat hij 'met een vaartuig met bouw-
materialen geladen dat een te zwaren
bovenlast had, gevaren heeft in heti
Rijn- en Schiekanaal.
Eisch f 10 boete subs. 10 dagen.
Aafje van R., 18 jaar te Katwijk
aan Zee had, zonder vergunning,
zich op militair terrein in de Staats-
duinen te Katwijk aan Zee. Zij1 had
er" gewandeld met haar verloofde en
zij hadden nog maar eenige passen
op het verboden terrein gezet, toen
liepen zij er al in. Haar verloofde,
die ook was verbaliseerd, woonde in
Leiderdorp en wist dus in het ge-
(heel niet dat men daar niet mag
wezen.
Eisch f3 of 3 dagen.
D. K., chauffeur te Voorscho
ten had met een Fordje in het
jMoordeinde te snel gereden. Be
klaagde merkte op dat een snelheid
van 15 K.M. haast niet vol te houden
is. Eisch f6 subs. 6 dagen
Die 27-jarige H. B. J. V., kassier
té Den Haag had zich aan dezelfde
overtreding schuldig gemaakt in de
Plantage bij de Hoogewoerd alhier.
Hij zou wel 50 K.M. hebben gere
den volgens het proces verbaal.
D-e Ambtenaar eischte f 10 subs.
5 dagen.
L. J. de V., steenvormer de Lei
derdorp, had op de Hooigracht op
het Klinkerpad gereden; geheel ach-
dachteloos zeide beklaagde. Eisch f 1'
of 1 dag.
L. J. de Ru, te Leiden had bij
avond op een rijwiel gereden, zonder
dat het behoorlijk was verlicht.
Eisch f 3 of 3 dagen.
W', A'. M., 40 jaar, schipper te
Gouda, zou in den Rijn onder de
gemeente Zoeterwoude met zijn vaar
tuig 175 Meter per minuut hebben
gevaren, aitnans meer cran 150 Meter
zooals het reglement als maximunv
toelaat.
Beklaagde ontkende. Besloten werd
de zaak uit te stellen tot 8 Juni om
de verbalisanten te hooren.
inspecteur aan het hoofd; al de land
bouwers van twintig mijlen in den om
trek, en natuurlijk al de veefokkers en
drijvers van het district Zwaankreek.
Hier behoefde men niet om stilte te
verzoeken. O neen, dat was niet noo-
dig. want voor de eerste maal in hun
leven hadden de veedrijvers geen lust
0111 gekheid te maken. Zelfs bij liun
aankomst hoorde men geen luidruch
tige opmerkingen. Zwijgend bonden rij
hun pony's aan het hek; of zoo zij met
sieren kwamen, reden zij den hof bin
nen, namen de paarden huil bellen ai,
en schaarden zich zonder grappen of
kwinkslagen tusschen de anderen voor
het huis, of gingen door naar de keo-
kên.
De leden van „Hercules" konden die
somberé stilte niet best begrijpen. Zoo
iets was nog nooit vertoond in het
land, waar men alle zorgen weglachte
en den dood met een goedmoedig knik
je begroette. Maar zij voelden altijd
gauw waar de wind vandaan kwam,
en schikten zich met eigenaardige be
leefdheid naar de heerschende stem
ming, hoe vreemd die hun ook toe
scheen. Bijna nergens heb ik die gave
in zoo hooge mate aangetroffen, ale
juist daar in het verre Westen.
(Wordt vervolgd).
- -