NIEUWE LEIOSCHE COURANT VAN 2ATER5ÏG 2 MEt TWEEDE BLAD. RUST VOOR RET VOLK GODS. Er blijft dan een rust over vojor het volk Oods. Hebr. 49. De mensch, die door de zonde on rustig is geworden, zoekt naar rust. Doch de ware ru9t, de volle bevre diging der ziel is hier op aarde niet te vinden. Hier beneden komt het niet tot de zuivere levensharmonie, waarin alle krachten evenredig wor den ontplooid. Ook niet voor het volk van God, voor diegenen, die in Christus ge looven. Wel hebben zij vrede door Zijn bloed, wel genieten zij het be ginsel, den voorsmaak van "de ware rust, maar die zelve verwachten zij toch eerst na dit leven. Diepe vrede en kalme, rust, zoo als die alleen afdaalt van het kruis van Golgotha, wordt er vaak in het hart van Gods kindeten gevonden» Een stil verzekerd geloof onder soms drukkende levensomstandigheden. Een blijde hoop in het hart, al moeten zij menigmaal omdwalen in de woes tijn. Ja zelfs psalmen in den nacht van het bitterste lijden. Doch dat zijn maar oogenblikken. Het is nog niet het sabbatsleven der eeuwige gemeenschap met God. Zul ke oogenblikken zijn als een vertoeven op de berghoogte, vanwaar we het einddoel van de reis in de verte zien schemeren. Maar dan moeten we het leven weer in. En dat leven is izoö bn- rustig. Het is zoo gejaagd. Maar diep in de ziel leeft dan het Woofrd Van God, dat ons in moeilijke dagen troost dat Ons het hoofd doet opheffen naar omhoog: er blijft dan een rUst over voor het volk Gods. W,as het wonder, dat het volk van Israël, gekomen aan het einde van den afmattenden woestijntocht, ver langde in te gaan in het beloofde land? Acht en dertig jaar hadden ze nu rondgezworven en reikhalzehd za gen ze uit naar een woonplaats, waar rust zou worden genoten. Het vorige geslacht, dat tegen den Heere gezon digd had, was omgekomen. De Heere had gezworen in zijnen toorn: „In dien zij in mijne rust zullen ingaan". Mozes moest om zijn zonde ook ster ven buiten het land, den vaderen toe gezegd. Jozua (h/eeft het nieuwe ge slacht tót de erfenis ingeleid. Zijn ze daar nu tot de ware rust gekomen? Neën, zegt de heilige schrij ver in ons hoofdstuk. Ze hebben het land Kanaan aangezien, alsof dat de ware rust was. Maar dan zou de Heere toch niet hebben gesproken van een anderen dag. Dan zou Hij niet meer behoeven te vermanen, om toch tot de rust in te gaan, zcoals Hij later doet door David in den psalm: Heden indien gij Mijne stem stem hoort, verhardt uwe harten niet, d.w.z. komt tot Mijne rust. Er blijft dus nog een rust over Voor het volk van God, al heeft Israël dat niet verstaan. Dat Werd den He- breeuwschen Christenen voorgehou den, die dit ook nog niet goed konden vatten en te veel hingen aan het aard- sche Kanaan en het Jeruzalem dat beneden is, met zijn tempel en cere moniën. Dat alles heeft afgedaan. De rust is 'bij Christus. 'Hier bij aanvang. *Een maal in den hemel volmaakt. En wan neer Zijn rijk aan het eind der dagen zal komen, dan zullen hemel en aarde weer vervuld zijn van die groote rust Dan wordt de eeuwige Sabbat inge luid. Want er blijft een rust over (voor het volk van God. Dit woord wordt ook u voorgehou Loods van Zwaankreek. Een verhaal uit het verre Westen. Toen sprak de Meester tot de vogels, en zij brachten zaden Van allerlei bloemsoorten en strooiden ze naar alle kanten, en bet duurde niet lang, ol de prairie was tjedekt met crocussen, wil de rozen, klaver, ranonkels, roode le lies, die den geheelen zomer groeiden en bloeiden. Toen de Meester terugkwam toonde hij zich zeer voldaan; maar hij miste de bloemen, die bij bovenal liefhad, en hij zeide tot de prairie: Waar zijn de klokbloemen en clematis, de vrien delijke viooltjes en anemonen, de va rens en bloeiende struiken! En weder sprak hij tot de vogels, die ook ditmaal allerlei zaden aan droegen en die ze naar alle kanten uitstrooiden. Toen de Meester na verloop van tijd de prairie nogmaals bezocht, vond hij nergens de bloemen, die hij boven alle liefhad, en hij vraagde: Waar zijn zij toch, mijn liefste bloemen? en de prairie riep droevig: U Meester, ik kan den. Christenen van dezen tegemvoor- digen. veelbewogen tijd. De mensch- jheid buiten God zoekt de rust, den. wereldvrede, dén heilstaat hier bene den te verwerven en er in dit leven van te genieten. De werkers en zwoe gers van eiken dag, de tobbers on der de moeilijkheden van het dage- lijksche leven, zij zien er, o zoo |naar uit, dat er eens rust in hun leven zal komen. De voortgejaagden in den tredmolen van het drukke zakenle ven, die meenen te bouwen aan het huis van hun geluk, zij verwachten er alles van als zij maar eens kun nen komen tot het nemen van rust., En velen, die hun dierbaren brengen naar het graf, maar die nimmer vra gen naar het licht van Gods woord en den troost van het kruis, zij (droo- men nog van een rusten in der harde koelen schoot. Alzoo 5s uw rustverwachting niet, mijn christen. Maar toch, de wereld geest gaat niet zóó voorbij, of gij wordt er wel eenigszitts door bein- vloed. Zeker, wij mogen het leven, hier op aarde niet geringschatten. Wij hebben onze roeping te verstaan en daarbij moet ons leven doorademd zijn van den vrede Gods. Is eehter hét gevaar in onzen tijd niet groot, dat wij den nadruk al te zeer leggen op dit tijdelijk leven Dat het er op gaat lijken of ons burger schap instede van in den hemel op'de aarde moet zijn Dat wij de ware rust Pgaan zoeken in het Kanaan der Godsgemeenschap, dat ons hier in deze wereld geschonken wordt, voor zoover wij behooren tot het volk van God Een Kanaan, ons dooi' den be teren 'Jozua bereid, waar wij als een priesterlijk volk het gansche leven op- eischen voor de eer van God? Het is goed, dat wij zulks doen. Het is goed, dat wij hët in (getrouw, heid en Waarheid doen. Het is zelfs goed, dat wij genietén van het leven. Indien we maar niet denken, dat het de ware rust is. Want die blijft er nog over. Dat leert de Heere u trouwens wel op Zijn tijd. Dan gaat Hij ook in uw leven spreken v'an een anderen dag, van de eigenlijke rust, die hier nog niet kan genoten wórden. Daar grijpt de hand des Heeren in uw leven in. Krankheid en ellende komen in uw wonjng. De dood klimt in uw vensteren en met een ver scheurd hart, moet ge een deel van uw levensgeluk, zoo al wat uw gelukv hier op aarde uitmaakte aittaan aan de groeve der vertering. Daar zit ge op den aSchhoOp van uw neergebrande levenspaleis. Ver broken zijn uw idealèri. Door smart terneergedrukt is uw ziel. Weg is de vreugde, weg is het licht van uw lieven weg is de vredede rust. O neen, dat niet. Een oogenblik mag de vrede, mag het evenwicht der ziel worden verstoord maar dan leert ge toch ook inzien, dat de ware, blij vende rust eerst later komt. Indien ge behoort tot het volk van God, in dien ge door genade werd gebracht in het land van den vrede met 'God, dan zult ge in die donkere tijden bok vol heimwee uitzien naar de eigen lijke rust, die er overblijft. De rust, straks u geschonken in het leven der hemelsche zaligheid, kan nooit meer worden weggenomen. En dan waakt de hope op. Dan komt er licht van boven over uw don kere pad. Dan wordt Jezus bij ver nieuwing dierbaar voor uw hart. Dan is het u niet als een biets zeg gende gemeenplaats, maar een kracht Gods in uw ziel, wanneer ge bij het denken aan die heerlijkheid, spreekt: daar blijft een rust over voor het volk van God. Nu weet gij het; hier beneden isjiet niet. Maar dan ook: het hart naar 'boven, het oog op die toekomst ge richt. Daar wordt de ware rust ge schonken. die bloemen niet bewaren, want die winden Waaien zoo hard en de zon zendt haar stralen zoo verschroeiend op mij neder, dat de bloemen knak ken of verdorren. Toen sprak de Meester tot het On- weder, en een felle bliksemflits kloof de met één slag de prairie tot in het hart. Ën de prairie schommelde en kermde als in hevige pijn, en klaagde vele dagen lang bitterlijk over haar zwarte, ingekorven, gapende wond. Maar het Zwaantje deed zijn water door de engte stroomen en voerde vruchtbare aarde aan, en wederom brachten de vogels zaden en strooiden ze uit in de Rotsvallei. En na gerui- men tijd .werden de ruwe wanden over dekt met zacht mos en afhangende wingerdranken, en in alle denkbare hoekjes bloeiden klokbloemen én cle matis. Prachtige olmen hieven hun toppen hoog op naar het zonlicht, ter wijl aan hun voet lage ceders en ter- pentijnboomen in menigte opschoten. Waar maar een plekje vrij was, groei den en bloeiden viooltjes en winde kelken en fijne varens, todat de Rots vallei een Bloementuin geworden was, een plaats van rust en vrede en vceug- de voor den Meester- MOEDER. Moeder, komt ge in mijn gedacht, zingt zoo waar mijn hart hier binnen en ik voel, met wond're macht, eindloos teeder, naamloos zacht, stille weemoed mij verwinnen Moeder! als in morgenrood rijst mijn jeugd in licht en luister: 'k Sta als kind Weer aan uw schoot, 'kZie een huieeke dat staat midden hooge sombre wallen, waar gij zingend ommegaat, met een rustig blij gelaat, en een vriendelijk woord voor allen 'kZie den kleinen sombren haard, door uw kalm en lieflijk wezen opgehelderd, opgeklaard: moedei-, moeder uitgelezenI.... Moeder! bracht de levensbaan, zorg en nood ons, wee en smarte, gij hebt ons ter zij gestaan, troostend zijt ge ons voorgegaan met uw mild, uw moedig harte. Onze Vreugdedagen steeds waren uwe blijdste dagen, aan don zwaren last des leeds hebt gij 't zwaarste steeds gedragen hoop- en moedvol, zonder klagen. Moederl inoederl denk aan mij Ben ik wijd, op vreemde wegen, denk dat wat mijn lot Ook zij, ik u steeds gebenedijd dank en liefheb, dank en zegen! Moeder! 'kroep u uit de vert', van uw zijde- Voortgedreven: ben ik in den stTijd om 't leven, worst'lend tot een man gehard: 'kBen uw kind, uw kind gebleven! KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal: Te Zeist (vac. B. Batelaan) K. J. van den Berg te Amersfoort, P. van Toorn, te Rotterdam, G. .Benes te Monster. Beroepen: Té Spanbroek' en Op meer, F. J. Los te Wommels. Te Ber- gentheim (toez.), J. J. Oosterzee te Hien en Dodewaard. Aangenomen: Na'ir Mark'eloo, |G. O. Schellenberg te Eierland. Bedankt; Voor Lekkërkerk, doorDs. J. Eikema te Benningbroek. GEREF. KERK. Bedankt: Voor Hillegersbefg, J. Mei) er te Fijnaart. Theol. Schooldag. De Schooldag der Chr. Geivf. Kerk' zal 4 Juni te Apeldoorn worden gehouden; De predikanten B ijle veld van Haarlem v. d. Zaal van Deventer, en de Bruin van Veenendaal zullen het woord voeren. De Geref. Predikantenconferentie. Dr. J. C. de Moor bespreekt in de „Utr. Kerkbode" de pas gehouden Geref. Pre dikantenconferentie, en naar aanleiding daarvan teekent hij Prof. Grosheide, den voorzitter -der conferentie, en Prof. Hepp, die een rede hield over de theologische denkbeelden van den Duitschen hoogleer aar Karl Barth. Dr. de Moor begint met iets te zeggen omtrent Prof. Lindeboom, den vroegeren voorzitter. Deze kon soms geweldig op treden en de predikanten beknorren als een troep stoute jongens. Ik' wil niet zeg gen, dat zij er soms geen reden toe ga ven. Van dezen grijsaard liet men zich dit gaarne welgevallen, niet alleen omdat men eerbied voor hem had én achting voor zijn groote verdiensten op velerlei gebied, doch ook, omdat hij voor een belangrijk déél der aanwezigen hun oud- hoogleeraar wa's, aan wiens voeten ze eenmaal hadden, gezeten, en - die hen nu nog menigmaal zoo'n beetje als zijn stu denten beschouwde en behandelde. Gros heide zoii dat op dezelfde wijze niet kun nen doen. Daarvoor mist hij de jaren en het patriarchaal gezag; hij behoort nog tot de jongeren. Bovendien is hij voor zoo iets volstrekt de man niet; het ligt allerminst in zijn aard. Het gelukkige van zijn leiding vond ik juist, dat hij zichzelf bleef en niet .slaafsch zijn voor beeld volgde. 1 In één ding deed hij dat (gelukkig)' wel het stipt handhaven van ae aangegeven tijdsorde. Wanneer de spreker op zich liet wachten, zooals den eersten middag, kon hij dit beginsel natuurlijk' niet door voeren; maar overigens heeft hij niet los De verteller zweeg en Gwen lag een paar minuten heel- stil; toen zeide zij zaclit: „Ja, de bloemen in de Rots vallei zijn verreweg de mooiste van alle. Zeg; wat bedeelt er mee?" De Loods sloeg baar moeders bijbei op en las: „De vruebt des Geestes.... maar, Gwen, we willen ons voorstel len, dat in plaats van vrucht bloemen staat., die bloemen dan zijn: liefde, blijdschap, vréde, lankmoèdigheid, goe dertierenheid, goed.ieid, geloof, zacht moedigheid, matigheid..... lees: zelf- beheersching. Sommige van deze bloe men groeien alleen in de Rotsvallei." „Welke bloemen g.'oeien in de Rots vallei?" vraagde Gwen zacht, en de Loods antwoordde: „Goedheid, zacht moedigheid, zelfbeheerscjiing; en ner gens bloeien zij zoo rijk en versprei den zulke zoete geurer., als juist daar." Het verhaal was t«n einde. Gwen keek zwijgend v zich. Eindelijk zeide zij droevig en nist trillende lip pen: „Bij mij is geen bloementuin; niets dan kale rotsen." „Te eeniger tijd zullen er bloemen bloeien, Gwenlicf. Pe Meester zal ze er eenmaal vinden, en' wij ook zullen er van genu Daarop 44 en wenkte gelaten en zich streng aan het program ma gehouden. Doch verder openbaarde hij de vrien delijkheid en het gemoedelijke, die hem steeds kenmerken en tot eere verstrekken. Het bleek, dat ook o|p deze manier het foed ging. Met een kwinkslag of een escKeiden opmerking wist hij op een gegeven oogenblik steeds weer te zorgen, dat p^ebeurde, wat voor de vergadering noodig was. De teugels hingen wat losser, vopral den eersten dag. De groote ach ting en sympathie, welk© de hoogleeraar onder ons geniet, maakten echter, dat dit geen bezwaar werd. Allen onderwierpen zich gewillig aan zijn leiding. Ik meen dat de vereeniging met dezen nieuwen voorzitter gelükgeweilsoht kan worden." Prof. Hepp lcomt er minder goed af, dan zijn collega Grosheide. Over hem schrijft de Utrechtsche predikant: „Prof. Hepp verwees voortdurend naar zijn boek over Barth, dat „binnenkort ter perse zal gaan'*. Ild hoop en verwacht, 'dat dit meer bezonken en,evenredig zal zijn, dan wat" we Woensdagmiddag te hooren kregen. Intusschen rees de vraag leen aantal zeer belangrijke boeken is ons successievelijk reeds door den hoogleeraar toegezegd, waarvan er intusschen nog niet één is verschenen. Die boeken zullen, ie der in het zijne, zeer veel vragen van zijn werkkracht, en ook van den studiezin ,der lezers. Wordt het niet wat veel? .We moesten met pnze groote mannen zuinig zijn en hun kracht moet liggen in de concentratie van hun arbeid. Het tot drusverre door Prof. Hepp toegezegde is voor een gewoon theoloog reeds meer dan een levenswerk. Nu is het zeker, dat Prof. JJepp ver boiven een gewoon the oloog gesteld moet wordenook het min der gelukkig referaat over Barth bewees dit wel. Zelfs ook een zeer buitengewoon man moet echter oppassen, dat hij eco nomisch met zijn werkkracht omgaat. Met (gepaste bescheidenheid mogen ,we in het belang der goede zaak deze opmerking zeker wel maken, waartoe deze nieuwe belofte anderen en mij bracht.". Predikanten-bezoek. Ds. Datema, de bekende schrijver in „De Wachter", schreef dezer dagen: „Is het nu zoo'n reuzentaak om dit gemeen woord eens te gebruiken, om een kleine of een paar goede duizend zielen eens in de 18 maanden te bezoeken? Is het nu zoo geheel onmogelijk, dat in normale tijden een dominé per week in zeg dertig gezinnen kómt, hetzij om met kranken of met anderen te spreken, dan wel anders zins het goéde voor de schapen te zoe ken? Moet 4? studie daaronder lijden?" Ds. Laman te Assen schrijft naar aan leiding daarvan in het Kerkblad voor Overijsel en Drenthe, dat hij vaak' de op merkingen van Sufridus (Ds. Datema) deelt, doch het met het bovenstaande niet eens is. Ik ben het hierin iïiet met hem eens, dat een dominé per1 week in dertig gezinnen kan komen met iets meer dan zijn neus om het hoekje van de deur. Dat er weken kunnen zijn van dertig bezoeken, geven we gaarne toe. In den grieptijd van 1918 heb ik er nog wel meer dan dertig jn de wèek afgelegd. Doch geregeld, week' in, week' uit, jaar in, jaar uit, dertig bezoeken per week te doen, serieuze, effectieve bezoeken, niet op de punt van een stoel. We erkennen gaarne, daar zijn we niet toe bekwaam, al meenén we toch, dat we ons in 't be zoeken van de menschen niet onbetuigd, hebben gelaten. We zijn al heel dankbaar, als we in een jaar het gemiddeld tot 20 hebben gebracht. In normale tijden komt het daar niet dan met veel moeite toe. Niet alleen, dat de tijd er voor ontbreekt voor dertig bezoeken per week; want der tig bezoeken, als ze dien naam waard zijn, kosten zekér tusschen de 20 en 25 uur per week; maar dertig bezoeken af leggen, altijd maar door, van week tot week', is afmattend, wanneer zoio'n b'ezoèk, meer is dan eventjes tong uitsteken en polsvo'elen. Wanneer men het zoo op het papier zet, dan lijkt het niet zoo erg, maar Wanneer men het tracht te beleven, dan ondergaat men de vermoeienis; niet voior een keer; voor een këer is het soms even (««wekkend als em wandeling tegen den stormwind in; maa: geregeld, op den duur, zinkt men er van in. Er is immers in het' domineeö-lelven meer te doen dan dit, al zeggen sommigen dat de 'dominees tóch maar een gemakke lijk leventje hébben. Hoé het anderen gaat, weet ik' zoo niet maar de Zondag was voor mij altijd de vermoeiendste dag; en hoe lichter en ge makkelijker ik gepredikt had, des te ver moeider was ik' daags daarna. Dan de vóórmiddagen. Die zijh voor de mij om met hem mee te gaan. Voor heden was zijn Werk gedaan. Wij reden door de groote poort, den heuvel af, langs het licht bewogen meertje en weer naar heneden, uit den vollen zonneschijn in de schadu wen en het getemperde licht van den hollen weg. Wij volgden het pad, dat tusschen de olmen en ceders liep, en hadden den indruk, alsof zelfs de at mosfeer rondom ons indommelde. On der het voortgaan schenen wij de aan raking te voelen van liefhebbende handen, en was het ons, alsof bloemen, boomen en struiken, ranken, plukjes mos en varens ons woorden toefluis terden %van liefde, vrede, vreugde. De Prins was een en al verbazing, want naarmate de dagen kortten, werd het binnenshuis helderder. Meer en meer werd Gwens kamer het aan- trekkingspunt voor iedereen, en toen hij op zekeren dag* den Loods tegen kwam, hield hij hem staande met dé vraag: „Hoe hebt ge het toch gedaan gekregen ons Prinsesje zoo in een an der vaarwater te brengen? en wat be- teekeningen toch die zinspelingen op den bloementuin in de Rotsvallei?" Do Loods zag hem ernstig aan en antwoordde: „De vrucht des Geestes I pen en de boeken. Wat men op zöp'n. mooien morgen doet, gaat ook niet in de Ideeren zitten, al heeft men er niet bijgetranspireerd. Die voormiddagen zijn voor een dominé kostbaar. Er rijn et maar zes in de week, e«i daar moet heéi wat in gebeuren. In die namiddagen volgt he: afleggen van bezoeken. En 's avonds rijn de catechisaties en de vergaderingen. Schiet nog over de voornacht, tot een uur of één, twee, die men, jong en oei* bezonnen, als men dikwijls is, ook nog gebruikt om te werken, in plaats van rtjJ. tig te slapen Me dunkt, zoo'n dag is lang genoeg. Wanneer men dan eindelijk naar bed gaa| behoeft men waarlijk niet om vergeving te vragen voor zijn luiheid; misschien wöï hiervoor, dat men meer met ijver dan meiE verstand heeft gearbeid. Natuurlijk kan men, den geheelen dag werkende, bij alles, wat men doet, al meer gas geven als bij een motor. Maas: dan geoeare er ten slotte een ongeluk Het zou mij spijten, wanneer de men schen, lezende het smakelijke stukje vaa Ds. Datema over die dertig bezoeken gingen denken: het kan heel best met die dertig visitesper weekwant het irari heelemaal niet best: als het gebeurt, dan moet er iets onder lijden, en dat zal dan bij den een dit, en bij den ander weer wat anders zijn. Ik heb gezien, dat ik niet de eenige ben, die het in dit geval niet met onzen Datema eens is. Be denk, dat de meeste ijverige collega's zeggen zullen: de vaar dige pen van den schrijver is hier dartel aan het springen gegaan, en zijn opti misme heeft hem parten gespeeld. We kijken er hem niet kwaad om aan, maa: houden ons toch maar üefst aan de les sen van de eigen practijk. Een gzootsehe kathedraal. In de Vereenigde Staten wordt süuk geruimen tijd een geldinzameling gehou den voor het bouwfonds van de kathe draal van St. Johannes de Deo, in Nev.. lork (stad), die op twee na de grootst kerk ter wereld zal worden. Er staal al een groot stuk van het machtige bouv werk en daarin wordt al jarenlang diens gedaan; maar voor de voltooiing, die pa de kathedraal haar volle, geweldige af metingen zal verleenen, moest nog eej groote som worden bijeengebracht. Thans kon het werk beginnen en reedt Woensdag zijn arbeiders begonnen me; het delven, voor het leggen van de fun damenten ter vergrooting. De inzameling had aan giften en toezeg gingen f 10.000.000 dollar opgebracht. I: de kathedraal eenmaal voltooid, dan zul len enkel de St Pieter te Rome en dc kathedraal van Sevilla nog grooter zijr dan de kathedraal van St. Johannes ti New-York. Nagel in een vaste plaats. „Timotheus", het bekende Chr. ge ïllustreerd weekblad, bevat in de rt briek „Tot bevordering der Bi,L>c- kennis" onder het kopje „Nagel i' een vaste plaats", met verwijzing naa Jesaja 22 23 de volgende verklaring De muren van de Oostersche huize: zijn aaii de binnenzijde niet beplak, métbehangelselpapier, zooals de onzt In de eenvoudige woningen blijve de muren onbekleed; in de huize der rijken behangt men de wande met tapijten en kleeden. Om dat b kleeden mogelijk te maken, worde in den muur groote nagels geslagei die tevens moeten dienen om aan h. gebouw stevigheid te geven. Een re ziger in het Oosten (Chardim gee daarvan het volgende verslag. „Men drijft niet met een hamer t nagels in, die in een muur in h Posten geslagen worden; want zc de muur van tegels is, is hij daartr te hard; of zoo hij van leem is tebro maar zij bevestigen die onder h bouwen in het metselwerk. Het zi groote nagels, met vierkante koppe als een dobbelsteen, en goed g maakt; de randen er van zijn geboge zoodat ze als het ware krammen zij Gewoonlijk plaatst men ze bij de ve: sters en deuren, teneinde er desverk: zende sluiers en gordijnen aan te ku nen hangen." Als zoo'n nagel, die dient om stevi heid en sieraad te geven, zoo z< de Heere Eljakim, den zoon va Hilkia, doen zijn tot een stoel der et voor het huis zijns vaders. ismaar eigenlijk liet ik Gwr bloemen lezen in plaats van VT;;ch Die bloemen dan zijn: liefde, vred lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, me tigheid.... zegge zelfbeheersching; ei enkele van deze zijn alleen in de Rots vallei te vinden." De Prins haalde diep adem, keel den Loods diep in de oogen en reikt; hem de hand, zeggende: „Wilt gij he wel gelooven, ik ga waarlijk denke: dat gij het aan 't rechte eind hebt." „Daar ben ik zelf vast van over tuigd", antwoordde de Loods eenvou dig. En de hand van den Prins in dt zijne houdende, zooals een vriend dat zijn vriend zou doen, voegde hij er bij: „Wanneer gij uw eigen tuin gaat be zien, denk er dan aan." „Mijn eigen tuin bezien?" herhaalde de ander en een schaduw gleed over zijn gelaat, „nu met Gods hulp zal dat niet zoo heel lang meer duren", en daarop, met zijn gewoon innemend lachje: „Ja, gij hebt gelijk; want van' alle bloemen, die ik gezien heb, zijn die in Gwens tuintje de mooiste eni liefelijkste." (Wordt vtrvolgd-.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5