NIEUWE LEIOSCHE COURANT VAN 2ATER5ÏG 2 MEt
TWEEDE BLAD.
RUST VOOR RET VOLK GODS.
Er blijft dan een rust over vojor
het volk Oods.
Hebr. 49.
De mensch, die door de zonde on
rustig is geworden, zoekt naar rust.
Doch de ware ru9t, de volle bevre
diging der ziel is hier op aarde niet
te vinden. Hier beneden komt het
niet tot de zuivere levensharmonie,
waarin alle krachten evenredig wor
den ontplooid.
Ook niet voor het volk van God,
voor diegenen, die in Christus ge
looven. Wel hebben zij vrede door
Zijn bloed, wel genieten zij het be
ginsel, den voorsmaak van "de ware
rust, maar die zelve verwachten zij
toch eerst na dit leven.
Diepe vrede en kalme, rust, zoo
als die alleen afdaalt van het kruis
van Golgotha, wordt er vaak in het
hart van Gods kindeten gevonden»
Een stil verzekerd geloof onder soms
drukkende levensomstandigheden. Een
blijde hoop in het hart, al moeten
zij menigmaal omdwalen in de woes
tijn. Ja zelfs psalmen in den nacht
van het bitterste lijden.
Doch dat zijn maar oogenblikken.
Het is nog niet het sabbatsleven der
eeuwige gemeenschap met God. Zul
ke oogenblikken zijn als een vertoeven
op de berghoogte, vanwaar we het
einddoel van de reis in de verte zien
schemeren. Maar dan moeten we het
leven weer in. En dat leven is izoö bn-
rustig. Het is zoo gejaagd. Maar diep
in de ziel leeft dan het Woofrd Van
God, dat ons in moeilijke dagen troost
dat Ons het hoofd doet opheffen naar
omhoog: er blijft dan een rUst over
voor het volk Gods.
W,as het wonder, dat het volk van
Israël, gekomen aan het einde van
den afmattenden woestijntocht, ver
langde in te gaan in het beloofde
land? Acht en dertig jaar hadden ze
nu rondgezworven en reikhalzehd za
gen ze uit naar een woonplaats, waar
rust zou worden genoten. Het vorige
geslacht, dat tegen den Heere gezon
digd had, was omgekomen. De Heere
had gezworen in zijnen toorn: „In
dien zij in mijne rust zullen ingaan".
Mozes moest om zijn zonde ook ster
ven buiten het land, den vaderen toe
gezegd. Jozua (h/eeft het nieuwe ge
slacht tót de erfenis ingeleid.
Zijn ze daar nu tot de ware rust
gekomen? Neën, zegt de heilige schrij
ver in ons hoofdstuk. Ze hebben het
land Kanaan aangezien, alsof dat de
ware rust was. Maar dan zou de
Heere toch niet hebben gesproken
van een anderen dag. Dan zou Hij
niet meer behoeven te vermanen, om
toch tot de rust in te gaan, zcoals
Hij later doet door David in den
psalm: Heden indien gij Mijne stem
stem hoort, verhardt uwe harten niet,
d.w.z. komt tot Mijne rust.
Er blijft dus nog een rust over Voor
het volk van God, al heeft Israël
dat niet verstaan. Dat Werd den He-
breeuwschen Christenen voorgehou
den, die dit ook nog niet goed konden
vatten en te veel hingen aan het aard-
sche Kanaan en het Jeruzalem dat
beneden is, met zijn tempel en cere
moniën.
Dat alles heeft afgedaan. De rust
is 'bij Christus. 'Hier bij aanvang. *Een
maal in den hemel volmaakt. En wan
neer Zijn rijk aan het eind der dagen
zal komen, dan zullen hemel en aarde
weer vervuld zijn van die groote rust
Dan wordt de eeuwige Sabbat inge
luid. Want er blijft een rust over (voor
het volk van God.
Dit woord wordt ook u voorgehou
Loods van Zwaankreek.
Een verhaal uit het verre Westen.
Toen sprak de Meester tot de vogels,
en zij brachten zaden Van allerlei
bloemsoorten en strooiden ze naar alle
kanten, en bet duurde niet lang, ol de
prairie was tjedekt met crocussen, wil
de rozen, klaver, ranonkels, roode le
lies, die den geheelen zomer groeiden
en bloeiden.
Toen de Meester terugkwam toonde
hij zich zeer voldaan; maar hij miste
de bloemen, die bij bovenal liefhad,
en hij zeide tot de prairie: Waar zijn
de klokbloemen en clematis, de vrien
delijke viooltjes en anemonen, de va
rens en bloeiende struiken!
En weder sprak hij tot de vogels,
die ook ditmaal allerlei zaden aan
droegen en die ze naar alle kanten
uitstrooiden.
Toen de Meester na verloop van tijd
de prairie nogmaals bezocht, vond hij
nergens de bloemen, die hij boven alle
liefhad, en hij vraagde: Waar zijn zij
toch, mijn liefste bloemen? en de
prairie riep droevig: U Meester, ik kan
den. Christenen van dezen tegemvoor-
digen. veelbewogen tijd. De mensch-
jheid buiten God zoekt de rust, den.
wereldvrede, dén heilstaat hier bene
den te verwerven en er in dit leven
van te genieten. De werkers en zwoe
gers van eiken dag, de tobbers on
der de moeilijkheden van het dage-
lijksche leven, zij zien er, o zoo |naar
uit, dat er eens rust in hun leven
zal komen. De voortgejaagden in den
tredmolen van het drukke zakenle
ven, die meenen te bouwen aan het
huis van hun geluk, zij verwachten
er alles van als zij maar eens kun
nen komen tot het nemen van rust.,
En velen, die hun dierbaren brengen
naar het graf, maar die nimmer vra
gen naar het licht van Gods woord
en den troost van het kruis, zij (droo-
men nog van een rusten in der harde
koelen schoot.
Alzoo 5s uw rustverwachting niet,
mijn christen. Maar toch, de wereld
geest gaat niet zóó voorbij, of gij
wordt er wel eenigszitts door bein-
vloed. Zeker, wij mogen het leven,
hier op aarde niet geringschatten.
Wij hebben onze roeping te verstaan
en daarbij moet ons leven doorademd
zijn van den vrede Gods.
Is eehter hét gevaar in onzen tijd
niet groot, dat wij den nadruk al te
zeer leggen op dit tijdelijk leven Dat
het er op gaat lijken of ons burger
schap instede van in den hemel op'de
aarde moet zijn Dat wij de ware rust
Pgaan zoeken in het Kanaan der
Godsgemeenschap, dat ons hier in
deze wereld geschonken wordt, voor
zoover wij behooren tot het volk van
God Een Kanaan, ons dooi' den be
teren 'Jozua bereid, waar wij als een
priesterlijk volk het gansche leven op-
eischen voor de eer van God?
Het is goed, dat wij zulks doen.
Het is goed, dat wij hët in (getrouw,
heid en Waarheid doen. Het is zelfs
goed, dat wij genietén van het leven.
Indien we maar niet denken, dat het
de ware rust is. Want die blijft er
nog over.
Dat leert de Heere u trouwens wel
op Zijn tijd. Dan gaat Hij ook in uw
leven spreken v'an een anderen dag,
van de eigenlijke rust, die hier nog
niet kan genoten wórden.
Daar grijpt de hand des Heeren
in uw leven in. Krankheid en ellende
komen in uw wonjng. De dood klimt
in uw vensteren en met een ver
scheurd hart, moet ge een deel van
uw levensgeluk, zoo al wat uw gelukv
hier op aarde uitmaakte aittaan aan
de groeve der vertering.
Daar zit ge op den aSchhoOp van
uw neergebrande levenspaleis. Ver
broken zijn uw idealèri. Door smart
terneergedrukt is uw ziel. Weg is de
vreugde, weg is het licht van uw lieven
weg is de vredede rust.
O neen, dat niet. Een oogenblik
mag de vrede, mag het evenwicht der
ziel worden verstoord maar dan leert
ge toch ook inzien, dat de ware, blij
vende rust eerst later komt. Indien
ge behoort tot het volk van God, in
dien ge door genade werd gebracht
in het land van den vrede met 'God,
dan zult ge in die donkere tijden bok
vol heimwee uitzien naar de eigen
lijke rust, die er overblijft. De rust,
straks u geschonken in het leven der
hemelsche zaligheid, kan nooit meer
worden weggenomen.
En dan waakt de hope op. Dan
komt er licht van boven over uw don
kere pad. Dan wordt Jezus bij ver
nieuwing dierbaar voor uw hart.
Dan is het u niet als een biets zeg
gende gemeenplaats, maar een kracht
Gods in uw ziel, wanneer ge bij het
denken aan die heerlijkheid, spreekt:
daar blijft een rust over voor het
volk van God.
Nu weet gij het; hier beneden isjiet
niet. Maar dan ook: het hart naar
'boven, het oog op die toekomst ge
richt. Daar wordt de ware rust ge
schonken.
die bloemen niet bewaren, want die
winden Waaien zoo hard en de zon
zendt haar stralen zoo verschroeiend
op mij neder, dat de bloemen knak
ken of verdorren.
Toen sprak de Meester tot het On-
weder, en een felle bliksemflits kloof
de met één slag de prairie tot in het
hart. Ën de prairie schommelde en
kermde als in hevige pijn, en klaagde
vele dagen lang bitterlijk over haar
zwarte, ingekorven, gapende wond.
Maar het Zwaantje deed zijn water
door de engte stroomen en voerde
vruchtbare aarde aan, en wederom
brachten de vogels zaden en strooiden
ze uit in de Rotsvallei. En na gerui-
men tijd .werden de ruwe wanden over
dekt met zacht mos en afhangende
wingerdranken, en in alle denkbare
hoekjes bloeiden klokbloemen én cle
matis. Prachtige olmen hieven hun
toppen hoog op naar het zonlicht, ter
wijl aan hun voet lage ceders en ter-
pentijnboomen in menigte opschoten.
Waar maar een plekje vrij was, groei
den en bloeiden viooltjes en winde
kelken en fijne varens, todat de Rots
vallei een Bloementuin geworden was,
een plaats van rust en vrede en vceug-
de voor den Meester-
MOEDER.
Moeder, komt ge in mijn gedacht,
zingt zoo waar mijn hart hier binnen
en ik voel, met wond're macht,
eindloos teeder, naamloos zacht,
stille weemoed mij verwinnen
Moeder! als in morgenrood
rijst mijn jeugd in licht en luister:
'k Sta als kind Weer aan uw schoot,
'kZie een huieeke dat staat
midden hooge sombre wallen,
waar gij zingend ommegaat,
met een rustig blij gelaat,
en een vriendelijk woord voor allen
'kZie den kleinen sombren haard,
door uw kalm en lieflijk wezen
opgehelderd, opgeklaard:
moedei-, moeder uitgelezenI....
Moeder! bracht de levensbaan,
zorg en nood ons, wee en smarte,
gij hebt ons ter zij gestaan,
troostend zijt ge ons voorgegaan
met uw mild, uw moedig harte.
Onze Vreugdedagen steeds
waren uwe blijdste dagen,
aan don zwaren last des leeds
hebt gij 't zwaarste steeds gedragen
hoop- en moedvol, zonder klagen.
Moederl inoederl denk aan mij
Ben ik wijd, op vreemde wegen,
denk dat wat mijn lot Ook zij,
ik u steeds gebenedijd
dank en liefheb, dank en zegen!
Moeder! 'kroep u uit de vert',
van uw zijde- Voortgedreven:
ben ik in den stTijd om 't leven,
worst'lend tot een man gehard:
'kBen uw kind, uw kind gebleven!
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Drietal: Te Zeist (vac. B. Batelaan)
K. J. van den Berg te Amersfoort, P.
van Toorn, te Rotterdam, G. .Benes te
Monster.
Beroepen: Té Spanbroek' en Op
meer, F. J. Los te Wommels. Te Ber-
gentheim (toez.), J. J. Oosterzee te Hien
en Dodewaard.
Aangenomen: Na'ir Mark'eloo, |G.
O. Schellenberg te Eierland.
Bedankt; Voor Lekkërkerk, doorDs.
J. Eikema te Benningbroek.
GEREF. KERK.
Bedankt: Voor Hillegersbefg, J. Mei)
er te Fijnaart.
Theol. Schooldag.
De Schooldag der Chr. Geivf. Kerk'
zal 4 Juni te Apeldoorn worden gehouden;
De predikanten B ijle veld van Haarlem
v. d. Zaal van Deventer, en de Bruin van
Veenendaal zullen het woord voeren.
De Geref. Predikantenconferentie.
Dr. J. C. de Moor bespreekt in de „Utr.
Kerkbode" de pas gehouden Geref. Pre
dikantenconferentie, en naar aanleiding
daarvan teekent hij Prof. Grosheide, den
voorzitter -der conferentie, en Prof. Hepp,
die een rede hield over de theologische
denkbeelden van den Duitschen hoogleer
aar Karl Barth.
Dr. de Moor begint met iets te zeggen
omtrent Prof. Lindeboom, den vroegeren
voorzitter. Deze kon soms geweldig op
treden en de predikanten beknorren als
een troep stoute jongens. Ik' wil niet zeg
gen, dat zij er soms geen reden toe ga
ven. Van dezen grijsaard liet men zich dit
gaarne welgevallen, niet alleen omdat
men eerbied voor hem had én achting
voor zijn groote verdiensten op velerlei
gebied, doch ook, omdat hij voor een
belangrijk déél der aanwezigen hun oud-
hoogleeraar wa's, aan wiens voeten ze
eenmaal hadden, gezeten, en - die hen nu
nog menigmaal zoo'n beetje als zijn stu
denten beschouwde en behandelde. Gros
heide zoii dat op dezelfde wijze niet kun
nen doen. Daarvoor mist hij de jaren
en het patriarchaal gezag; hij behoort
nog tot de jongeren. Bovendien is hij voor
zoo iets volstrekt de man niet; het ligt
allerminst in zijn aard. Het gelukkige
van zijn leiding vond ik juist, dat hij
zichzelf bleef en niet .slaafsch zijn voor
beeld volgde. 1
In één ding deed hij dat (gelukkig)' wel
het stipt handhaven van ae aangegeven
tijdsorde. Wanneer de spreker op zich
liet wachten, zooals den eersten middag,
kon hij dit beginsel natuurlijk' niet door
voeren; maar overigens heeft hij niet los
De verteller zweeg en Gwen lag
een paar minuten heel- stil; toen zeide
zij zaclit: „Ja, de bloemen in de Rots
vallei zijn verreweg de mooiste van
alle. Zeg; wat bedeelt er mee?"
De Loods sloeg baar moeders bijbei
op en las: „De vruebt des Geestes....
maar, Gwen, we willen ons voorstel
len, dat in plaats van vrucht bloemen
staat., die bloemen dan zijn: liefde,
blijdschap, vréde, lankmoèdigheid, goe
dertierenheid, goed.ieid, geloof, zacht
moedigheid, matigheid..... lees: zelf-
beheersching. Sommige van deze bloe
men groeien alleen in de Rotsvallei."
„Welke bloemen g.'oeien in de Rots
vallei?" vraagde Gwen zacht, en de
Loods antwoordde: „Goedheid, zacht
moedigheid, zelfbeheerscjiing; en ner
gens bloeien zij zoo rijk en versprei
den zulke zoete geurer., als juist daar."
Het verhaal was t«n einde. Gwen
keek zwijgend v zich. Eindelijk
zeide zij droevig en nist trillende lip
pen: „Bij mij is geen bloementuin;
niets dan kale rotsen."
„Te eeniger tijd zullen er bloemen
bloeien, Gwenlicf. Pe Meester zal ze
er eenmaal vinden, en' wij ook zullen
er van genu
Daarop 44 en wenkte
gelaten en zich streng aan het program
ma gehouden.
Doch verder openbaarde hij de vrien
delijkheid en het gemoedelijke, die hem
steeds kenmerken en tot eere verstrekken.
Het bleek, dat ook o|p deze manier het
foed ging. Met een kwinkslag of een
escKeiden opmerking wist hij op een
gegeven oogenblik steeds weer te zorgen,
dat p^ebeurde, wat voor de vergadering
noodig was. De teugels hingen wat losser,
vopral den eersten dag. De groote ach
ting en sympathie, welk© de hoogleeraar
onder ons geniet, maakten echter, dat
dit geen bezwaar werd. Allen onderwierpen
zich gewillig aan zijn leiding. Ik meen
dat de vereeniging met dezen nieuwen
voorzitter gelükgeweilsoht kan worden."
Prof. Hepp lcomt er minder goed af,
dan zijn collega Grosheide. Over hem
schrijft de Utrechtsche predikant:
„Prof. Hepp verwees voortdurend naar
zijn boek over Barth, dat „binnenkort ter
perse zal gaan'*. Ild hoop en verwacht,
'dat dit meer bezonken en,evenredig zal
zijn, dan wat" we Woensdagmiddag te
hooren kregen. Intusschen rees de vraag
leen aantal zeer belangrijke boeken is ons
successievelijk reeds door den hoogleeraar
toegezegd, waarvan er intusschen nog niet
één is verschenen. Die boeken zullen, ie
der in het zijne, zeer veel vragen van zijn
werkkracht, en ook van den studiezin
,der lezers. Wordt het niet wat veel?
.We moesten met pnze groote mannen
zuinig zijn en hun kracht moet liggen in
de concentratie van hun arbeid. Het tot
drusverre door Prof. Hepp toegezegde is
voor een gewoon theoloog reeds meer
dan een levenswerk. Nu is het zeker, dat
Prof. JJepp ver boiven een gewoon the
oloog gesteld moet wordenook het min
der gelukkig referaat over Barth bewees
dit wel. Zelfs ook een zeer buitengewoon
man moet echter oppassen, dat hij eco
nomisch met zijn werkkracht omgaat. Met
(gepaste bescheidenheid mogen ,we in het
belang der goede zaak deze opmerking
zeker wel maken, waartoe deze nieuwe
belofte anderen en mij bracht.".
Predikanten-bezoek.
Ds. Datema, de bekende schrijver in
„De Wachter", schreef dezer dagen: „Is
het nu zoo'n reuzentaak om dit gemeen
woord eens te gebruiken, om een kleine
of een paar goede duizend zielen eens
in de 18 maanden te bezoeken? Is het nu
zoo geheel onmogelijk, dat in normale
tijden een dominé per week in zeg dertig
gezinnen kómt, hetzij om met kranken of
met anderen te spreken, dan wel anders
zins het goéde voor de schapen te zoe
ken? Moet 4? studie daaronder lijden?"
Ds. Laman te Assen schrijft naar aan
leiding daarvan in het Kerkblad voor
Overijsel en Drenthe, dat hij vaak' de op
merkingen van Sufridus (Ds. Datema)
deelt, doch het met het bovenstaande
niet eens is.
Ik ben het hierin iïiet met hem eens, dat
een dominé per1 week in dertig gezinnen
kan komen met iets meer dan zijn neus
om het hoekje van de deur.
Dat er weken kunnen zijn van dertig
bezoeken, geven we gaarne toe. In den
grieptijd van 1918 heb ik er nog wel meer
dan dertig jn de wèek afgelegd.
Doch geregeld, week' in, week' uit, jaar
in, jaar uit, dertig bezoeken per week te
doen, serieuze, effectieve bezoeken, niet
op de punt van een stoel. We erkennen
gaarne, daar zijn we niet toe bekwaam,
al meenén we toch, dat we ons in 't be
zoeken van de menschen niet onbetuigd,
hebben gelaten. We zijn al heel dankbaar,
als we in een jaar het gemiddeld tot
20 hebben gebracht. In normale tijden
komt het daar niet dan met veel moeite
toe.
Niet alleen, dat de tijd er voor ontbreekt
voor dertig bezoeken per week; want der
tig bezoeken, als ze dien naam waard
zijn, kosten zekér tusschen de 20 en 25
uur per week; maar dertig bezoeken af
leggen, altijd maar door, van week tot
week', is afmattend, wanneer zoio'n b'ezoèk,
meer is dan eventjes tong uitsteken en
polsvo'elen. Wanneer men het zoo op het
papier zet, dan lijkt het niet zoo erg,
maar Wanneer men het tracht te beleven,
dan ondergaat men de vermoeienis; niet
voior een keer; voor een këer is het soms
even (««wekkend als em wandeling tegen
den stormwind in; maa: geregeld, op den
duur, zinkt men er van in.
Er is immers in het' domineeö-lelven
meer te doen dan dit, al zeggen sommigen
dat de 'dominees tóch maar een gemakke
lijk leventje hébben.
Hoé het anderen gaat, weet ik' zoo niet
maar de Zondag was voor mij altijd de
vermoeiendste dag; en hoe lichter en ge
makkelijker ik gepredikt had, des te ver
moeider was ik' daags daarna.
Dan de vóórmiddagen. Die zijh voor de
mij om met hem mee te gaan. Voor
heden was zijn Werk gedaan.
Wij reden door de groote poort, den
heuvel af, langs het licht bewogen
meertje en weer naar heneden, uit
den vollen zonneschijn in de schadu
wen en het getemperde licht van den
hollen weg. Wij volgden het pad, dat
tusschen de olmen en ceders liep, en
hadden den indruk, alsof zelfs de at
mosfeer rondom ons indommelde. On
der het voortgaan schenen wij de aan
raking te voelen van liefhebbende
handen, en was het ons, alsof bloemen,
boomen en struiken, ranken, plukjes
mos en varens ons woorden toefluis
terden %van liefde, vrede, vreugde.
De Prins was een en al verbazing,
want naarmate de dagen kortten,
werd het binnenshuis helderder. Meer
en meer werd Gwens kamer het aan-
trekkingspunt voor iedereen, en toen
hij op zekeren dag* den Loods tegen
kwam, hield hij hem staande met dé
vraag: „Hoe hebt ge het toch gedaan
gekregen ons Prinsesje zoo in een an
der vaarwater te brengen? en wat be-
teekeningen toch die zinspelingen op
den bloementuin in de Rotsvallei?"
Do Loods zag hem ernstig aan en
antwoordde: „De vrucht des Geestes
I pen en de boeken. Wat men op zöp'n.
mooien morgen doet, gaat ook niet in
de Ideeren zitten, al heeft men er niet
bijgetranspireerd. Die voormiddagen zijn
voor een dominé kostbaar. Er rijn et
maar zes in de week, e«i daar moet heéi
wat in gebeuren.
In die namiddagen volgt he: afleggen
van bezoeken.
En 's avonds rijn de catechisaties en de
vergaderingen.
Schiet nog over de voornacht, tot een
uur of één, twee, die men, jong en oei*
bezonnen, als men dikwijls is, ook nog
gebruikt om te werken, in plaats van rtjJ.
tig te slapen
Me dunkt, zoo'n dag is lang genoeg.
Wanneer men dan eindelijk naar bed gaa|
behoeft men waarlijk niet om vergeving
te vragen voor zijn luiheid; misschien wöï
hiervoor, dat men meer met ijver dan meiE
verstand heeft gearbeid.
Natuurlijk kan men, den geheelen dag
werkende, bij alles, wat men doet, al
meer gas geven als bij een motor. Maas:
dan geoeare er ten slotte een ongeluk
Het zou mij spijten, wanneer de men
schen, lezende het smakelijke stukje vaa
Ds. Datema over die dertig bezoeken
gingen denken: het kan heel best met die
dertig visitesper weekwant het irari
heelemaal niet best: als het gebeurt, dan
moet er iets onder lijden, en dat zal dan
bij den een dit, en bij den ander weer
wat anders zijn.
Ik heb gezien, dat ik niet de eenige
ben, die het in dit geval niet met onzen
Datema eens is. Be denk, dat de meeste
ijverige collega's zeggen zullen: de vaar
dige pen van den schrijver is hier dartel
aan het springen gegaan, en zijn opti
misme heeft hem parten gespeeld. We
kijken er hem niet kwaad om aan, maa:
houden ons toch maar üefst aan de les
sen van de eigen practijk.
Een gzootsehe kathedraal.
In de Vereenigde Staten wordt süuk
geruimen tijd een geldinzameling gehou
den voor het bouwfonds van de kathe
draal van St. Johannes de Deo, in Nev..
lork (stad), die op twee na de grootst
kerk ter wereld zal worden. Er staal
al een groot stuk van het machtige bouv
werk en daarin wordt al jarenlang diens
gedaan; maar voor de voltooiing, die pa
de kathedraal haar volle, geweldige af
metingen zal verleenen, moest nog eej
groote som worden bijeengebracht.
Thans kon het werk beginnen en reedt
Woensdag zijn arbeiders begonnen me;
het delven, voor het leggen van de fun
damenten ter vergrooting.
De inzameling had aan giften en toezeg
gingen f 10.000.000 dollar opgebracht. I:
de kathedraal eenmaal voltooid, dan zul
len enkel de St Pieter te Rome en dc
kathedraal van Sevilla nog grooter zijr
dan de kathedraal van St. Johannes ti
New-York.
Nagel in een vaste plaats.
„Timotheus", het bekende Chr. ge
ïllustreerd weekblad, bevat in de rt
briek „Tot bevordering der Bi,L>c-
kennis" onder het kopje „Nagel i'
een vaste plaats", met verwijzing naa
Jesaja 22 23 de volgende verklaring
De muren van de Oostersche huize:
zijn aaii de binnenzijde niet beplak,
métbehangelselpapier, zooals de onzt
In de eenvoudige woningen blijve
de muren onbekleed; in de huize
der rijken behangt men de wande
met tapijten en kleeden. Om dat b
kleeden mogelijk te maken, worde
in den muur groote nagels geslagei
die tevens moeten dienen om aan h.
gebouw stevigheid te geven. Een re
ziger in het Oosten (Chardim gee
daarvan het volgende verslag.
„Men drijft niet met een hamer t
nagels in, die in een muur in h
Posten geslagen worden; want zc
de muur van tegels is, is hij daartr
te hard; of zoo hij van leem is tebro
maar zij bevestigen die onder h
bouwen in het metselwerk. Het zi
groote nagels, met vierkante koppe
als een dobbelsteen, en goed g
maakt; de randen er van zijn geboge
zoodat ze als het ware krammen zij
Gewoonlijk plaatst men ze bij de ve:
sters en deuren, teneinde er desverk:
zende sluiers en gordijnen aan te ku
nen hangen."
Als zoo'n nagel, die dient om stevi
heid en sieraad te geven, zoo z<
de Heere Eljakim, den zoon va
Hilkia, doen zijn tot een stoel der et
voor het huis zijns vaders.
ismaar eigenlijk liet ik Gwr
bloemen lezen in plaats van VT;;ch
Die bloemen dan zijn: liefde, vred
lankmoedigheid, goedertierenheid,
goedheid, geloof, zachtmoedigheid, me
tigheid.... zegge zelfbeheersching; ei
enkele van deze zijn alleen in de Rots
vallei te vinden."
De Prins haalde diep adem, keel
den Loods diep in de oogen en reikt;
hem de hand, zeggende: „Wilt gij he
wel gelooven, ik ga waarlijk denke:
dat gij het aan 't rechte eind hebt."
„Daar ben ik zelf vast van over
tuigd", antwoordde de Loods eenvou
dig. En de hand van den Prins in dt
zijne houdende, zooals een vriend dat
zijn vriend zou doen, voegde hij er bij:
„Wanneer gij uw eigen tuin gaat be
zien, denk er dan aan."
„Mijn eigen tuin bezien?" herhaalde
de ander en een schaduw gleed over
zijn gelaat, „nu met Gods hulp zal
dat niet zoo heel lang meer duren",
en daarop, met zijn gewoon innemend
lachje: „Ja, gij hebt gelijk; want van'
alle bloemen, die ik gezien heb, zijn
die in Gwens tuintje de mooiste eni
liefelijkste."
(Wordt vtrvolgd-.