Schoonmaak
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 25 APRIL 1921
Wat de bladen zeggen.
Een waardeerënd oordeel.
Het liberale Utr. Dagblad
schrijft over de door Minister Colijn
gehouden Deputatenrede:
„De rede, waarmede Minister Co
lijn Donderdagmorgen de deputaten-
vergadering der A.-R. partij' heeft ge
opend munt uit door kloekheid van
bouw en kloekheid van gedachte. De
heer Colijn heeft alle politiek dilet
tantisme, waar ons volk beu van is,
als een waardeloos narrenpak in den
hoek geworpen, en het eene noodige
op den voorgrond gesteld: besef van
den ernst van onzen iijd.
Deze rede waarschuwt tegen de ont
zaglijke gevaren, die onze samenle
ving bedreigen door de uitwassen van
modernisme en demokratie. Zij wil
binden. Binden aan het gezag, binden
aan de zedewet, binden aan het ge
voel van verantwoordelijkheid. Zij ver
klaart den oorlog aan theorie en prac-
tijk, die de misdaad willen verhef
fen tot sociale „opvatting" en den
mensch lóswikkelen van zijn geweten,
aan het nieuw-malthusianisme, dat
ons volk in den wedstrijd met andere
volken verzwakt, aan het koketteeren
met sexueele afwijkingen, die, gelijk
in alle verziekte samenlevingen ge
schiedt, het-merg aantasten der natio
nale gezondheid.
De rede is geen raketspel met op
vattingen en meeningen, ze klimt stoer
en steil omhoog uit het beginsel en
ze snoert de noodzakelijke zorg voor
's lands financiën aan de noodzake
lijke nationale zelfbeheersching. Meer
dan aan technische methoden hecht zij
ter bestrijding der verwording, waar
de aan bezinning en verdieping de?
geestes. Zij plaatst tegenover de euge-
netika, de Christelijke ontferming, te
genover de bange verwachting van
den (omdergang van net avoncfTana
het rustig vertrouwen in God.
Deze rede is als een harnas dat de
daad ompantsert, en wie kritiek heb
ben op de onderdeelen van 's heeren
.Colijn's financieel beleid, mogen zich
afvragen of niet de vastheid van over
tuiging in dezen bewindsman, de fou
ten rijkelijk vergoedt. Meer dan ooit
foebben wij' in onze dagen de sterke
vuist noouig, aie regeert; are sterke
vuist worat nier geneven croor een
man, die heen wil gaan, zoodra hij'
kan worden gemist, door een man,
wiens bewindvoering voor hem, per
soonlijk, een dagelijksch offer be
duidt, door een man die het dictato
riaal begrip verwerpt, maar een ste
vig gezag beschouwt als de eenige
mogelijkheid der nationale redding.
De heer Colijïi onderschat zijn taak
niet. En hij deinst er evenmin voor
terug, de waarheid onder het oog te.
zien.
Hoezeer eindigt h'et.blad wij
van onze niet-leerstellige levensover
tuiging uit, de dingen anders formu
leeren en anders zien dan de heer
Colijn in zijn rede, er zijn momenten
in die rede die ook tot de liberale
harten hebben gesproken. En weer
houdt ons het verschil van stand
punt en de plicht dien wij' eerder
dan alle andere partijen juist door
onze minderheidspositie hebben, vóór
alles de critiek te hanteeren als een
instrument van publieke waakzaam
heid van een toezegging van steun
op de loyauteit in onze bestrijding
moge de heer Colijn niet te vergeefs
een beroep doen!"
Op 't Schip van Staat.
XIII.
De troonopvolging.
De eerste afdeeling van Hfst. II on
zer Grondwet handelt dus over de
troonopvolging (artt. 10—23). Zoo bij
geruchte wisten vele Nederlanders
wel, dat bij een mogelijk uitsterven
van het Oranjehuis de kans bestond,
dat volgens de grondwet van 1887 de
troon bezet zou kunnen worden door
zeer ver verwijderde familieleden van
onze Koningin en wie dat dan zou zijn
wist slechts een enkele te zeggen.
Alleen dit stond bij velen vast, dat
zulk een opvolger aan Nederland en
ons volk zoo vreemd, onmogelijk de
plaats in de harten van ons volk zou
kunnen innemen, eenmaal door de
Oranjes bezeten.
De Staatscommissie, waaraan in
December 1918 de voorbereiding der
herziening werd opgedragen, bleek <?r
ook zoo over te denken en toen zij
voorstelde de regeling der troonsop
volging te herzien vond zij ook bij de
Regeei ing instemming.
Deze zienswijze heeft tot gevolg ge
had dat een zoo ingrijpende wijziging
dezer artt. is tot stand gekomen, dat
thans de opvolging door een zoo ver-
vréemd opvolger is uitgesloten en
door de bepaling van art. 14 de troon
opvolging beperkt wordt „tot den man
of de vrouw, die den laatstoverleden
Koning, in de lijn der afstamming van
Hare Majesteit Koningin Wilhelmina,
liet naast, doch niet verder dan in den
derden graad van bloedverwantschap
bestaat", wat wil zeggen, dat uiterlijk
ooms of tantes van den laatst regee-
enden vorst, de afstammingslijn be
ginnende bij onze Koningin, in dat ge
val kunnen opvolgen.
D-: zal. naar we hoaai^ nog
RECLAME
bezorgt menige vrouw ruwe en roode werk
handen. Deze worden echter weer spoedig
gaaf, zacht en blank door Purol.
niet bet geval zijn, temeer waar deze
mogelijkheid weer verder op den ach
tergrond is geraakt door de geboorte
van onze Prinses.
De omstandigheid echter, dat zij
eenig kind bleef, deed ook in de da
gen der herziening de mogelijkheid
onder de oogen zien van een geheel
ontbreken van opvolgers. Wat dan?
In de Staatscommissie gingen stem
men op, dat de' Grondwet dan de ge
legenheid behoorde te openen in een
dergelijk geval te beslissen bij refe
rendum of wellicht een andere staats
vorm (de republikeinsche) de voor
keur verdient. Uit welken hoek deze
gedacht kwam, laat zich wel denken.
De Regeering stemde er allerminst
mee in en bleef van oordeel, dat, in
dien eenigszins mogelijk, de monar
chale regeeringsvorm moest behou
den blijven en dat de Grondwet in
geen geval een vingerwijzing moest
geven naar een anderen staatsvorm.
Dit laat zich verstaan, als men denkt,
hoe de Grondwet geheel als die van
een monarchalen staat gedacht is.
Toch moest een antwoord gegeven
op de vraag, wat er bij het geheel ont
breken van, bevoegde opvolgers behoor
de te geschieden. Die mogelijkheid is
reeds te voorzien jjij. het leven van den
laatstregeerenden vorst en zoo werd, ze
ker om den bestaanden regeerinsvorm
te gemakkelijker te bestendigen in art.
20 bepaald, dat die regeerende Ko
ningen) dan reeds een wetsontwerp
kan voordragen waarbij zijn (haar) op
volger benoemd wordt. Ovef dit wets
ontwerp moet dan heslist worden door
de Staten-Generaal, in dubbelen ge
tale daarvoor bijeengeroepen.
Maar ook moest het geval onder de
oogen gezien, dat de Koning kan ster
ven, zonder te voren zulk een wetsont
werp te hebben ingediend. Daarin
voorziet dan art. 21 dat den Staten-
Generaal het recht geeft, een Koning
te benoemen.
Zij worden dan dóór den Raad van
State daartoe binnen vier maanden
.bijeengeroepen in dubbelen getale en
in vereenigde vergadering.
Eigenaardig is, dat eerst in de her
ziening van 1922 voorkomt, dat de
bijeenroeping in dat geval door den
Raad van State zal geschieden en
eveneens valt op bij vergelijking dei-
herzieningen van 1887, 1917 en 1922 dat
de tijdsruimte voor bijeenroeping tel
kens verdubbeld werd; 1887 één
maand, 1917 twee maanden, 1922 vier
maanden.
Wat daarvan dë reden is, weten we
niet, misschien wel, dat gelijk bij de
uitvoering van andere wetten ook hier'
mee steeds meer werkzaamheden zul
len gemoeid 'zijn.
Art. 22 waarborgt dan dezelfde rech
ten aan bet nieuwe stamhuis als wel
ke het oude onder de bestaande Gr.
wet bezat.
Art. 23 brengt ons nog even in her
innering, hoe onze Koningen tegelij
kertijd groothertog van Luxemburg
konden zijn. Dat was in art. 23 van
1887 uitdrukkelijk vermeld. Het tegen
woordige artikel is verkort met de
woorden „met uitzondering van die
van Luxemburg" en luidt thans: „De
Koning kan geen vreemde Kroon dra
gen." En dan na de weggevallen woor
den: „In geen geval kan de zetel der
Regeering buiten het Rijk worden ver
plaatst."
Hierover dienen we evenwel nog na
der iets te zeggen. Ons artikel zou
daardoor nu te lang worden.
In het vorig artikel is een fout in-
'geslopen. In plaats van grond rech
ten, wordt daar gesproken van grond-
gedacditen. Onze lezers hebben ech
ter de fout voor zichzélf allicht reeds
verbeterd.
SCHAAKRUBRIEK.
Redacteur: J. Verstoep, Fred. Hen
drikstraat 37, Delft.
£airy-Chess problemen.
Het is vooral Sam Loyd, die op dit
gebied ontzaglijk veel heeft gecompo
neerd: zelfmats, helpmats, opgaven
met voorwaarden, schertsopgaven,
schaakpuzzles, enz. Zijn productiviteit
was buitengewoon. De volgende anec
dote illustreert dit aardig. In het jaar
1876 werd het Centennial Probleem-
Tournooi" uitgeschreven. Als lid der
jury wilde Loyd bepaald zien, dat
ieder inzender slechts ééne bewerking
mocht inzenden, teneinde te vcorko
men, dat een zeer knappe bol meer
dan één prijs behaalde. Loyd kreeg
hierin niet zijn zin: de andere jury
leden meenden, dat alleen iemand, die
zichzelf overschatte, kon denken, dat
hij meer dan één prijs zou kunnen be
halen. Loyd was woedend. Hij zond
voor dit tournooi 24 problemen in on
behaalde 10 prijzen! Loyd zei: „'klieb
dit alles in ééne week gecomponeerd!"
Om zooiets te kunnen, heeft men neg
iets meer noodig dan humor.
Eén der vele vormen van Fairy-
Chess problemen is het helpmat
Samuel Loyd componeerde in 1860
zijn eerste probleem in dit genre, wat
we hieronder laten volgen.
Helpmat in drie zetten.
Zwart.
abcdefgh
Wit.
Bij een hëlpmat-probleem speelt zw.
een veel grooter rol als bij gewone
problemen. Bij een gewone 3-zet b.v. is
de rol van zwart passief en onbelang
rijk; of hij al of niet tegenwerkt, in
hoogstens 3 zetten ontvangt hij den
doodsteek. Bij een helpmat daarente
gen werken wit en zwart samen cm
tot het mat te komen zwart pleegt
dus een soort zelfmoord. Als b.v. in
bovenstaande stelling zwart niet met
zich laat sollen, maar vinnig van zich
afbijt, kan wit onmogelijk tot een mat
komen.
Bij Loyd's problemen heeft het pi
kante, het meest onwaarschijnlijke, 't
verrassende den boventoon.
De oplossing van bovenstaand help-'
mat is bepaald gmistig, n.l. 1 Kf5
f6, Tg8a8! Juist deze zet zou men
allerminst verwachten, maar is dan
toch de eenig mogelijke. 2 Kf6g7,
Lf4b8!3 Kg7—h8, Lb8—e5f
Problemen, waarbij aan Zwart een
bepaalde dwang wordt opgelegd, n.l.
het steeds uitvoeren van den geome-
trisch-langsten zet, z.g.
Maximummers, zijn tegenwoordig
zeer geliefd. Wanneer op al een Dame
staat, kan deze b.v. gaan naar a2 en
legt dan 1 veld af of naar bl en legt
dan ook 1 veld af; gaat zij naar b2,
dan legt zij af de hypothenusa van den
rcehthoekigen driehoek al—a2—b2 en
dit is V2 of ongeveer 1,4. Gaat de Dame
dus van al naar a8 of lil, dan worden
7 velden afgelegd, terwijl de geomc-
trisch-langste zet js al—h8, n.l. 7 x
1,4 9,8' veld.
We laten hier een Maximummer vol
gen van T. R. Dawson.
Wit geeft mat in 5 zetten.
Als men bovenstaande stelling een
oogenhlik bekijkt, ziet men al spoedig
dat wit zal moeten trachten op C4 mat
te geven. Gezorgd moét natuurlijk wor
den, dat zwart niet weg kan loopen,
en zulks is onmogelijk, daar zwart
steeds met zijn paarden zal kunnen
spelen en daarmede een geometrisch-
langerë zet (n.l. 2, 23) als met zijn ko
ning (1,4) kan doen.
De sleutelzet is Pd5. Zwart is nu ver
plicht den geometrisch-langsten zet te
doen, n.l. Lb4—f8. 2 Pd5—e7. Zwart
mag het paard niet nemen, maar moet
Lf8h6 spelen (legt af 2 x 1,4 2.8,
dus meer als een sprong moet 't paard
cl of b5, wat 2.23 is).
3 Pe7d5, Lh6d2 (verplicht). 5
Pd5e3, Ld2b4. Nu heeft wit z'n doel
bereikt en geeft op c4 mat.
De heer Hartong, probleem-redac
teur van het tijdschrift v d N.S.B. zegt
in het laatste nummer over de Fairy-
Chess beweging o.a. 't volgende: De eer
ste omwenteling, die zich nu in de pro
bleemwereld voltrokken heeft, is het,
met vasthouden overigens aan de re
gels omtrent den loop der stukken,
veranderen van het doel, de matover-
winning. Het doel kan b.v. ook zijn de
matnederlaag, het zelfmat, helpmat,
enz. Dit zijn voorbeelden van nog
nauw bij de Schaakpartij zich aanslui
tende, doch niettemin er van afwijken
de doelstellingen, te bereiken met stuk
ken van zekere bewegingsrichting.
Maar niet alleen het doel der schaak
partij is een willekeurig iets. De op
stelling der stukken is dit evenzeer, de'
loop der stukken niet minder, de vorm
van slaan, kortom elke regel is wille
keur. En in al deze onderdeelen heeft
nu de nieuwste Marchenschach- of
Fairy-Cliess beweging een volkomen
vrijheid voor zich opgeëischt; zij wij
zigt alles naar goeddunken, voorloopig
nog uitgaande, en dit is eigenb k het
eenige punt van samenhang me: lie:
schaakspel, van de in de schaakpartij
gebruikelijke regels. De ongebonden-
li :»d, waartoe het Marchenschach zich
bezig is te ontwikkelen, is wel een
ideaal, doch misschien een onbereik
baar, omdat voor de ééne taal, die het
schaakspel sprak, er talloos vele ko
men, die. een spraakverwarring doen
vreezen, want het zijn wel zeer sterke
beenen, die de vrijheid kunnen dragen.
Raadshuisspel.
Gespeeld in den wedstrijd te Wies-
baden, 1925.
Wit: R. Spielmann. Zwart: M. Euwe.
1 e2—e4, e7e5; 2 Lflc4, Pg8f6; 3
d2d3, Pb8c6; 4 Pbl—c3, Lf8—b4; 5
Pgle2, d7d5; 6 e4 x d5, Pf6 x -d5;
7 0—0, Lc8—e6; 8*Pc3—e4, Lb4—p7; 9
c2—c3, f7—f5; 10 Ddl—b3, Pc6—a5; 11
Db3a4+, c7—c6; 12 Lei x d5; Le6 x
d5; 13 Pe4—g3, b7—b5; 14 Da4—c2,
0—0; 15 f2—f4!, e5 x f4; 16 Pe2 x f4,
g7—g6; 17 b2b4, Pa5—b7; 18 Lel—
b2, Le7—f6; 19 Tal—el, Dd8—d7; 20
c3—c4, Lf6 x b2; 21 c4 x d5, Lb2d4t
22 Kg2—hl, c6 x d5; *23 Dc2—b3, TfS
e8; 24 Pf4 x d5, Kg8—h8; 25 Pg3—
e2, Ld4g726 Pe2—£4, Te8 x el; 27
Tfl x el, Ta8e8; 28 Tel—cl; Pb7—
d8! 29 h2h3, Pd8—e6; 30 Pf4 x e6,
Dd7 x e6; 31 Pd5—c7, De6 x b3; 32 &2
x b3, Te8c8; 33 Tel—el, Lg7—c3; 34
Tel—e7, Lc3 x b4; 35 Te7—d7, Lb4—
d6! 36 Td7 x A6, Tc8 x c7; 37 b3— b4,
Kh8—g7; 38 Khl—h2, Tc7—c3! 39 g2
g4, f5 x g4; 40 h3 x g4, Tc3b3; 41
g4—g5, Kg7—f7! 42 Td6—d7f, Kf7—e6;
43 Td7 x h7, Tb3 x d3! 44 Th4 x aT,
Td3—d4; 45 Ta7—a3, Ke6—f5; 46 Ta3
b3, Kf5 x g5; 47 Kh2g3, Kgof5;
48 Kg3—f3, Kf5—e5; 49 Kf3—e3, Kc5—
d5; 50 Tb3—bl, g6—g5; 51 Tel—fl,
Td4 x b4; 52 Tfl—f5f, Kd5—c4; 53 Tf5
x g5, Tb4b2! 54 Tg5g8, b5b4; 55
Tg8c8f, Kc4b356 Ke3—d3, Tb2—
h2. Wit gaf op.
GEMENGD NIEUWS.
Noodlottige onvoorzichtigheid. Een
arbeider uit Heinsburg (D.) had zijn
kleedmg met benzine gereinigd. Toen
hij met kameraden van de fabriek huis
waarts keerde, had een hunner da
treurige gedachte een brandende luci
fer aan de werkkiel te houden.
In een minimum van lijd stond de
cngelukkige in lichte laaie. Wel wer
den de vlammen spoedig gedoofd, doch
dè brandwonden waren zoo ernstig,
dat de arbeider is overleden.
Een jeugdig moordenaar. In Amerika
(Pottsville) is een jeugdig moordenaar
veroordeeld om op 27 April in" den
electrischen stoel het leven te laten. Het
jongmensch vermoordde zijn grootmoe
der ten einde haar 58 dollar te kunnen
ontrooven.
Volgens den rechter zijn in den be-
treffenden staat nog nooit moorden of
aanslagen door een zoo jong persoon
gepleegd.
Er is een beroep gedaan op het Su
preme Court om den knaap van de,n
stoel te redden. Intusschen is ook een
wetsontwerp ingediend beoogend zwa
re straffen op personen beneden 16 jaar
te verbieden. Door dit wetsvoorstel, dat
reeds in het Huis van. Afgevaardigden
werd aangenomen, hoopt men 'den
knaap te redden, indien het beroep
mocht falen. v
Musschen met roode kojijes. Dieren
vrienden in Boston werden eenige we
ken geleden voor een natuurkundig
raadsel geplaatst, dat aanvankelijk on
oplosbaar leek. Men zag een aantal vo
gels door de lucht fladderen, welke
merkwaardig veel overeenkomst met
musschen toonden, doch roode kopjes
hadden.
Bij nader onderzoek bleek evenwel,
dat een meedoogenlooze grappenmaker
een aantal musschen gavangen had, die
hij alle roode mutsjes op den kop plak
le en daarna weer liet vliegen.
De vëreeniging voor dierenbescher
ming is tusschenbeide gekomen ten
einde verdere grappen te voorkomen.
Een dierenbeul. Iemand te Lemeler
veld kocht een paard dat niet wilde
trekken. Hij bond toen bossen stroo
aan de achterpooten van het dier en
stak die in brand. Het paard kreeg
zulke hevige brandwonden dat het aan
een paardenslachter aldaar moest wor
den verkocht.
De politie heeft 'den 'dierenbeul ge
arresteerd.
Brand. In de rietmattenfabriek te
Vianen is een brand uitgebroken, die
door de vrijwillige brandweer niet kon
gebluscht worden. De in de nabijheid
staande gebouwen kon men voor het
vuur vrijwaren doch de geheele riet
voorraad ging in vlammen op.
Te Erica is door onbekende oorzaak
de woning, bewoond door den heer E.
tot den grond toe afgebrand.
Moord in Drenthe. Te Dalen (Dr.),
had, de vorige week een vechtpartij
plaats, waarbij op beestachtige wijze
met messen werd gewerkt. Thans is
een der getroffenen aan de wonden
overleden.
LOns Babbelhoekje.
b ft ft a
Beste jongens en meisjes,
Mijn briefje kan kort zijn vandaag, daar
we de vorige weelc geen raadsels hebben
gehad, en daardoor ook' yanzelf de cor
respondentie ontbreekt.
We hebben daardoor en dat is een
voordeel meteen gelegenheid een niet
al te klein stukje van het verhaal te plaat
sen, wat jullie, naar ik vertrqüw, wel
goed zult vinden.
Volgens belofte geef ik nu weer een
■p r ij s r a a d s e 1, waaraan vier mooie prij
zen beschikbaar worden gesteld.
Ik reken, op een. groot aantal oplossin
gen. Laten alle nichtjes en neefjes nu weer
eens van de partij zijn. en mij met een
briefje verrassen.
Hier volgt het raadsel:
Mijn geheel bestaat uit 54 letters.
35. 4. 22. 42. 6. 32. 40 is een der
zonen van Jacob.
De Israëlieten hadden veel 49.45. 8.
3. 36. 31. 20. 5 is een berg.
15. 53. .30. 7 is een der stammen Israels.
Een 32. 44. 14. 18 is een vrucht.
De 19. 50. 25. 10. 39. 2. 23. 6 is een
der rivieren in *t paradijs.
36. 13. 31. 16 was een koning.
47. 27. 52. 33. 46 is de naam van een
volk uit 't boek Daniël.
24. 42. 54 was de vader van Jozua.
De 51. 48. 43 is een rivier.
De 36. 15. 29. 9. 21. 12. 31. 34 is een
berg bij Jeruzalem.
In de dalen van Palestina groeit ook'
de 17. 3,0- 38.
Op de 34. 37. 31. 1. 41. 11. 28 aanbaden
de Samaritanen.
Vele groeten,
OOM FELIX.
TABBY's TAFELLAKEN.
„Zeg eens, lief kind, kimt ge mij ook
zeggen, waar Daniël Bliss woont?" vroeg
de jongste, terwijl hij glimlachend groet-
Nu wist Tabby zeker, dat het Engel-
schen waren; zij hoorde het aan zijn stem
en de man, waar hij naar vroeg, was een
welbekend koningsgezinde. Zij toonde ech
ter niet de minste vreesalleen werd haar
blos misschien iets donkerder toen zij zei:
„Jawel, mijnheer, daarginds; nog een
klein eindje verder".
„Wel bedankt: daar zult ge een kus
voor hebben", zei de jonge man, en wilde
de daad bij het woord voegen. Maar dat
was mis: hij kreeg een fermen tik om de
ooren en hevig verontwaardigd zette Tab
by het op een loopen.
De mannen ^gingen lachend verder wei
nig denkend, dat het aardige republiekein.
tje intusschen plan maakte om voor spi-
oh. te spelen en hun te slim af te zijn.iZiij
snelde voort naar den diaken Hosmer en
deed haar boodschap, er bijvoegend, dat
zij twee onbekenden ontmoet had.
„Daar dienen wij meer van te weten*',
zei de (de diaken.
„Trek haar andere kleeren aan vrouw. 1
en stuur haar met de eieren naar juffrouw
Bliss. Wij hebben er genoeg en dan moet
Tabby goed uit haar oogen kijken, terwijl
zij daar wat uitrust en een praatje maakt.
Wij moeten dien Bliss in de gaten hou
den, want het is een schavuit, en als hij
ons kwaad kan doen, zal hij het niet
laten ook."
En Tabby ging op weg. nu me: een
blauwen mantel om en een blauw kapje
over het hoofd, en toen zij in de buurt
van het bewuste huis kwam, drong haar
een heerlijke geur van gebraden vleesch
en pannekoeken in den neus.
Zachtjes sloop zij naar de achterdeur
om door een klein venstertje te gluren en
toen zag zij, dat jufffrouw Bliss en haar
meid aan het klaarmaken van allerlei lek
kers waren en het veel te druk hadden,
om op het verspiedstertje te letten, dat
nu naar den voorkant van het huis liep,
om oolc daar alles terdege op te nemen.
Hetgeen zij zag, versterkte haar vermoe
den, want in dé mooie kamer was de tafel
buitengewoon netjes aangericht met het
beste tafelservies, glazen met zilveren voe
len en een prachtig damast tafellaken, dat
alleen bij plechtige gelegenheden vodr den
dag kwam. En toen zij een tweede kijkje 1
nam door het raam van de huiskamer,
zag zij de beide vreemdelingen zitten, ge
heel verdiept in een blijkbaar gewichtig
gesprek met den heer Blisszij praatten
echter zóó zacht, dat zij geen enkel woord I
ervan kon verstaan.
„Ik wil weten, wat zij in hun schild
voeren", dacht Tabby. „Iets goeds is het
zeker niet en ik wil die verre wandeling
niet voor niets gedaan hebben...." Zij
ging nu naar de keuken en bracht de eie-
ren aan juffrouw Bliss, met de ccxmplimen
ten van Juffrouw Hosmer.
„Die komen juist van pas, kind. Ik lieb
er zooveel gebruikt voor het gebak en
nu moet ik nog saus maken ook. Wij
hebben onverwacht gasten gekregen cn
mijn hoofd loopt om", zei juffrouw Bliss;
zij scheen echter nog met andere dingen
vervuld te zijn, behalve met de drukte voor
het deftige middagmaal en zij was te zeer
iin haar gedachten verdiept, om zich te
verbazen over de buitengewone beleefd
heid van juffrouw Hosmer; in den re
gel namen de buren heel weinig notitie
van hen en de arme vrouw had vrij wat
onrust uit te staan ter wille van haar man
want de familie was verdeeld de eene
broeder een Torvy en dc andere een re
publikein.
„Kan ik u o,ok helpen, juffrouw Ik"
heb 'hieel goed slag van eieren kloppen,
zegt tante Hefty. Ik ben moe, en zou wel j
een oogenblik'je willen uitrusten, als ik,
u niet in den weg zit", zei Tabby, die dol
graag iets meer zou willen te weten ko-
men, voordat zij weer heenging.
„Ja, gij zit ons wel in den weg, en wij
hebben volstrekt geen hulp noodig, ga
maar gauw naar huis wij willen liever hier
gèen verkliksters hebben", zei Gressy, de
meiid, een knorrige oude vrijster, die de
gezindheid van haar meester deelde en
openlijk verklaarde, dat de Engelschen
voor haar part die oproerige Yankees
eens duchtig de les mochten lezen.
Juffrouw Bliss was even naar de pro
visiekamer gegaan en had niets van de
schermutseling gemerktwant Tabby was
opgestoven, toen de meid haar een ver
klikster noemde, hoewel zij wist, dat de
twee mannen, daar ginds in de kamer,
niet d» eenige spionnen waren op het
erf.
„Als gij met uw alleu de stad uitge-
tromd en dit huis met den grond gelijk"
gemaakt wordt, zult gij nog wel eens ver
langen naar mijn hulp, oude zuurpruim',
riep Tabby -verontwaardigd.
Zij greep haar mand van de tafel en liep
met het hoofd in den nek de keuken uit.
(Wordt vervolgd);.