NIEUWE LEID5CHE COURANT VAN ZATERDAG 11 APRIL 192E Past gij niet de stukken van iets kostbaars, dat brak, aan elkaar, en zegt ge niet: „Zoo heeft het gezeten"? en ziet, zoo keert de Magdaleensche terug, en dwaalt weer in den hof, en blikt in het graf om te zien hoe het geweest isl O breek dan niet den staf over Maria van Magdala. Zeker, het is ongelovigheid, dat zij den Levende zoekt bij de dooden. Ze ker, het is strikt genomen niet goed, dat zij zoo weent en klaagt, maar haar weenen het weenen der liefde, dat door uw Hei.and niet veracht wordt. Maria—Rabbouni In deze woorden trilt één verrijzenis- vreugd. Maria blijft niet weenen, want Je zus zoekt haar op. Hij, Die beloofd heeft, dat Hij de Zijnen geen weezen zal laten, keert in den morgen van Zijn levensover winning tot Zijn kudde weer, en dan vergadert de verrezen Herder de scha pen, die verstrooid waren, met won dere liefde. Hij openbaa t hun Zijn triomf over den dood. Hij toont hun, dat Hij de weeklage ve and.rt in een r i, want als Maria in den hof dwaalt, komt Jezus bij haar. Eerst kent ze Hem niet, zij 'ziet niet Zijn heerlijkheid. Zij meent, dat het de hovenier is. Zij wendt zich zeifs van Hem naar het graf, maar.1 daar ruischt haar ineens een welbe kende klank in de ooren. Daar hoort zij het ontroerende Ma ria, en die stem klinkt door in haar ziel. Zij doet alle snaren trillen. Zij verdrijft alle smart. Zij opent ineens haar ziel voor Christus g.orie, en in de overstelpende vreugde, die haar hart overweldigd, kan zij niet anders voortbrengen dan dit eene: Rabbouni, mijn Meester. Maria-Rabbouni. In die twee woorden ligt alles in. In het woord van Jezus, want daar in is de stem van den goeden Herder, Die Zijn schapen bij name kent, en weet wat ieder der Zijnen noodig heeft. Daarin is de stem Zijner iLfde, die hun smart verstaat, hiet hun zwak heden medelijden heeft, en de tra nen van hun oogen droogt. Maar daarin is ook de stem der ontdekking, die de ongelcovigheid niet vergeer ij t, doch zecht vérwij en l vraagt: waarom hebt gij Mij niet her kend, Maria? Waarom zijt gij op den derden dag zco bedroefd. Wat zoekt gij den Levende bij de dooden Waar om. En o, op al die stemmen die in het eene Maria klinken, geeft het eene Rabbouni het ont oerirgs- volle antwoord. Daarin belijd, zij h ar schuld over haar khingeloovigheid. Daarin erkent zij de zwakheid van haar ziel. Daarin vraagt zij om ver geving voor haar moedeloosheid, maar daarin jubelt zij ook van de vreugde die haar ziel (joorbeteft. Haar Jezus leeft. De dood kon Hem niet houden. Hij heeft getriomfee:d. Haar liefde heeft haar voorwerp weer, en de donkerheid der smart wijkt voor het licht der rijkste verheugenis, 't allerdcnkerst uur des lijdens mag in blijdschap ovegaan! want de Heer is opgestaan! MariaRabbouni. De Levensvorst. Toen Jezus met majesteit rees uit den dood, Het leven opnieuw uit den grafkuil ontsproot, Ontroerde heel d'aarde tot diep in haar schoot, En de Engel kwam neer die de gren delen ontsloot. Nu trad overwinnend de Levensvorst uit! Geen vijand, geen macht, die Zijn ze gepraal stuit; Wie toch, als Hij opent, wie is er die sluit? De dood is Zijn dienaar, dc helle Zijn buit. Maar eens komt Hij weder met schep- ter en kroon, Op wolken des hemels, Zijn glanzen- den troon, En dreunt door de graven Zijn krach tige toon: „Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doön!" Wanneer dan de Koning Zijn rechter stoel stelt, Zich neerzet en 't vonnis der eeuwig heid velt, Aan elk naar zijn werken rechtvaar dig vergeldt, Bij Wie wordt ik dan, och ik arme, geteld? Wat baat dan het roepen, waarheen men zich keer: O, heuvien bedekt ons! o hergen valt neer! Och, haast u nog heden, dan redt u de Heer! Zoo vreest gij uw Heiland als Rechter niet meer. WONDERE TIJDEN EN WONDERE MENSCHEN. Ds. J. Gispen schrijft in zijn veer- tiendaagschen brief in de Bazuin o.in.: De zomertijd blijft ook dit jaar ge handhaafd! Wat te verwachten was is geschied. De Eerste Kamer heeft verworpen het wetsvoorstel tot af schaffing van den zomertijd door de Tweede Kamer aangenomen. Velen zullen dit met blijdschap vernomen hebben en anderen zullen deze daad zeer kwalijk nemen. Een nuchter mensch zal er de con clusie uit trekken, dat belangenkwes ties niet in de politiek moeten betrok ken worden. Dat al of niet verzetten van de klok heeft toch al een bitter klein beetje met iemands .politieke overtuiging te maken. De een heeft voordeel en de ander last van den zo mertijd. De leden van de Tweede Kamer hangen van de kiezers af en die van de Eerste Kamer niet. Zoü hierin de verklaring liggen, dat wij ook dit jaaf den zomertijd weer aan de Éérste Ka mer te danken hébben? Daarom heb ben sommige van onze persorganen we! een weinig uit het oog verloren dat zonnetijd of -zomertijd toch niet een partijkwestie is en dat anti-revo lutionair staatsrecht er 'n bitter klein beetje mee te maken heeft. Wie terwille van den zonnetijd of van den zomertijd vp.n staatkundige partij verandert heeft toch wel bui tengewoon weinig inzicht in de groote beginselen, waarvan de politieke par tijen de dragers ziin. En toch vrees ik, dat de komende verkiezingsstrijd nog weieens wondere resultaten brengen kan juist door ge brek aan politiek inzicht. Er zijn de laatste maanden heel wat van die kleine partijtjes in het leven geroepen, die optreden met heel mooi klinkende leuzen. 'tZou mij niets ver wonderen of deze krijgen nog wel zoo grooten aanhang, dat er eenige veran dering komen zal in de samenstelling der Tweede Kamer en in de verhou ding der partijen. Beginselen beginnen in onze dagen iets van hun invloed op vele menschen te verliezen, vooral op hen, die door de vaak pijnlijke bezuinigingsmaatre gelen der regeering persoonlijk getrof fen zijn. Niet onmogelijk lijkt het me toe, dat zelfs in onze kringen hier en daar een enkele is, die meent dat hij belangen boven beginselen kiezen mag en zijn stem daardoor laat beheer- schen. Dat 30U te betreuren zijn. Onze partij zou vooral de dupe daar van worden, omdat voor de massa in den persoon van onzen Colijn samen- loopen al die maatregelen, die voor velen minder aangenaam zijn. Nu wil het er bij mij nog niet in, dat wie altoos uit overtuiging zijn stem op de anti-revolutionaire partij uitge bracht heeft, nu in eens zal overgaan op één der vele partijtjes, die*zich met het woord christelijk en neg een ander woord sieren. Maar de politiek is altijd een wonder ding geweest en we bele ven wondere tijden en er zijn heel wondere menschen. Daarom mag ook onder ons wel hard gewerkt worden zullen we bij de komende verkiezing houden wat we nu hebben. Trouwens op elk levensgebied is hard werken tegenwoordig de bood schap. Ik kom nog al eens met zakehmen- schen in aanraking en hoor ze dan vaak zeggen, dat er nog nooit in hun leven een tijd geweest is, dat ze zóó hard voor hun brood moesten werken als nu. En studiemenschen zeggen het zelfde. Toekomt voor al de bezitters van diploma's, acten en academische graden is er bijna niet meer. Wie al de beweringen hoort gaat met zorg de komende dagen tegemoet en kan weieens met medelijden op kin deren en kleinkinderen neerzien. Toch geldt ook in deze het: „Wees in geen ding bezorgd." Gelukkig wie alles kan overgeven in de machtige handen van den getrouwen God. Die blijft onder alles goedsmoeds. Die heeft maar één begeeren, namelijk te leven uit de kracht van dat heerlijke woord door den gekruisten Christus uitgeroepen: „Het is volbracht." En wie uit die kracht leeft, die zal niet vreezen maar als bij vernieuwing weder ervaren de groote blijdschap, die zeggen doet: De Heere is waarlijk opgestaan." Socialisme en revolutie. Onze sociaal democraten, aldus de N. Pr. Gr. Crt. zijn, nu er geen kans tot omverwerping van de maatschap pij, tot op zij schuiven van het wettig gezag is, uiterst rustig. Zij kennen geen geweld meer, z-ij spreken alleen maar van onwapening. Ontwapening van dé overheid. Nie mand denkt immers aan gewelddoe- ïlirig. Nu zijn er, die zich daardoor laten misleiden. Maar het gebeuren in der; Z.O. hoek van Friesland bewijst weer, hoe dwaas dit is. de sociaal-democraten hebben zoo grooten afschuw van de anarchisten. Maar als het woelen der anarchisti sche en communistische geesten dit gevolg heeft, dat de revolutionaire ar beiders in beweging komen, dan ont staat er groote onrust bij de sociaal democraten. Zij vreezen de leiding kwijt te worden. Zij beginnen er aan te denken om mee te doen. Sommige van hun mannen treden ook al op, op de stakingsvergaderingen. Zij stem men toe, dat de arbeiders toch wel re den hebben tot ontevredenheid. Ze vinden hun eischen niet kwaad. Zij keuren het krachtig optreden van de overheid af. En het zou zoo niet lang behoeven te duren, of zij stelden zich aan het hoofd van de beweging. Voor al als zij zouden zien, dat die bewe ging kans kreeg om heel een streek mee te sleuren. Ziedaar het groot, het ontzettend ge vaar van de sociaal democratie. Vooral als het haar gelukte de re geermacht te veroveren. Zij is tegenover elke revolutionaire actie uitermate zwak. Omdat haar be ginsel niet deugt. Zij laat het geweld zegevieren. Zij wil de overheid niet toestaan haar roeping te volbrengen. En als eindelijk op deze wijze heel het. leven in wanorde komt, dan stelt zij zich aan het hoofd dsr beweging, om de leiding in handen te krijgen. En de ellende is niet te overzien. Want al spoedig ziet zij zich door den com munist in den hoek gedrongen. Zoo is het gegaan in Rusland, zoo ging het een tijd lang in Duitsch- land, zoo zou het ook gaan in ons land als de sociaaldemocratie hier het heft in handen had. DERDE BLAD. Uit de Schriften, el u^,§^®8MSrtaiS8ai6..iai MARIA—RABBOUNI. Jezus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omke .rende, z.ide tot Hem: Rabbouni! Joh. 20:16. .-rj.anaRabbouni. Het zijn slechts twee woorden, maar in die enkele woorden stort zich al de vreugde der verrijzenis uit. De vreugde van den Herder, Die uit Zijn geslagenheid is verrezen, en Zijn verstrooide schapen opzoekt, en d e vreugde van de kudde, die den Herder weer ziet. Die vreugde heeft niet veel woor den noodig. In de weelde der ont moeting wordt niet meer gesproken. Ais twee, die elkander liefhebben, el kaar vinden, zeggen ze niet meer dan iet ééne woord. Als Jezus Zijn discipelen vindt, en ..ij Hem, wordt alle liefde vertolkt in dat ontroerende: MariaRabbouni. Wi t ge die vreugde nader verstaan? Wiit ge meer weten van de blijd schap der opstanding, die in deze en kele woorden tot uiting komt? Luister dan naar wat het evangelie zegt van haar, die door Jezus bijzon der beweldadigd is. De Hei'and h:eft uit haar zeven duivelen uitgeworpen, en i n haar hart, waaruit eens een sata nische macht alle vreugde bande, kreeg Jezus woning. Daarom kon zij zonder haar Ver losser niet, en die liefde tot Christus wordt nog versterkt döor de onstui migheid van haar temperament. Zij is onder de vrouwen, die Jezus volgen, de Petrus-figuur, die dezen dis cipel in impulsiviteit evenaart; een vrouw, met een warm, emotievol hart; een vrouw, met die spontaniteit, die aan het vrouwenleven zooveil schoon heid geeft, maar daarom ook een vrouw van een ietwat overspannen, onevenredig karakter, die haar even wicht spoedig verliest. Dat merkt ge in den opstandings morgen. Ook zij is naar het graf gegaan. Maar met een ziel vol smart. Haar Meester is gestorven. Zij heeft Hem zien sterven, zij heeft Hem mee begraven, en nu gaat zij uit om het graf te bezienMaar, wat is dat? De steen is van het graf ge wenteld; de wacht is er niet meer; en als zij haastig in het graf blikt, ziet ze geen lichaam van Jezus. Welk een teleurstelling! Ze wordt Maria te machtig, en impulsief als zij is, laat zij haar vriendinnen bij Let ledige graf, snelt naar de stad, spoedt zich naar Simon Petrus, en vertelt hem gejaagd, dat het lichaam van den Heiland is geroofd. Maar ook in Jeruzalem vindt de onstuimige vrouw geen rust. Wanneer zij aan Petrus en Johannes verslag heeft gedaan van haar bevinding, en deze jongeren naar Jozefs hof zijn ge gaan, kan zij in de tempelstad niet blijven. Haar liefde en smart voeren haar weer naar Jozefs hof, en zoo ziet ge haar in dien blijden morgen wee- nende bij het graf staan, en treurt zij als een wees, omdat zij Jezus mist. Maar, zoo zegt ge misschien, waar om keerde Maria naar 'c gra. t rug? Zij vond er toch niets meer! Zij kon Jezus hiet terugbrengen. Het graf bleef toch ledig ja.... maar kent ge dit wondere zoeken der smart niet Doet gij niet hetzelfde, moeder, die telkens weer het speelgoed van uw vroeggestorven kind in handen neemt, hoewel ge toch uw kind niet terug krijgt? Is het niet dezelfde spanning, die u leidt tot de plaats, waar uw vreugde onderging en uw lacht ver stierf FEUILLETON. De Loods van Zwaankreek. Een verhaal uit het verre Westen. 16) „Hij zal eeh harden dobber hebben", zei de Prins. Zijn toon was gemaakt luchthartig en prikkelde den Loods tot een verwijt. „Hij is niet gelukkig geweest in zijn vrienden" zei hij, den ander flink in jle oogen ziende. „Ieder mensch moet voor zichzelf weten, of hij te hard van stapel loopt" antwoordde de Prins een weinig hef- iger dan zijn gewoonte was. „Gij hadt alles van hem kunnen ma- en. Waarom hebt gij hem niet gehol pen?" Moore's stem klonk heel ernstig en t eng; en hij wendde den blik geen oogenblik van den ander af, maar het enig antwoord, dat hij ontving, was on onverschillig schouderophalen. Toen de grauwe morgenschemering nlichtte, stond de Prins op, rekte lich uit en zeide: „Ik ben hier verder overbodig. Ik zal vanavond terugko a." ging naar het bed en beschouw ijgend het van koortshitte gloei end gelaat. Toen keerde hij zich tot mij en vraagde: „Wat denk je er van?' „Ik kan er niets van zeggen. De ki nine heeft nog niet uitgewerkt. Hij heeft zijn gestel niet mee om gauw beter te worden." „Kan ik iets voor hem meebrengen?" Ik kende hem genoeg om te weten, dat hij in weerwil van zijn koele ma nieren heel ongerust was. „Ja, als je den dokter van het Fort woudt halen?" Hy knikte toestemmend en ging naar buiten. „Ontbijt toch eerst!" riep Moore hem na. „Dank u, dat zal ik wel in het Fort doen. Daar is niemand, dien ik kwaad kan doen," luidde het grimmige ant woord. Moore zette een heel verbaasd ge zicht. „Wat moet dat nu beduiden? vraagde hij mij. „Och, het doet hem meer aan, dan hij wil weten, en gij hebt het hem nog al ongezouten gzegd." „Heb ik iets gezegd, dat niet waar was?" „O neen, niets dat misschien niet waar is; maar het is met de waaiheid als met een drankje niet alriid lek ker om in te nemen." Waarop Moore zweeg, totdat zijn patient hem weer noodig had. 't Was een vermoeiende dag. De sner pende pijn in de wond en de hooge koorts door het gif in zijn bloed wa ren oorzaak, dat de arme jongen voort durend in zeer opgewonden toestand bleef verkeeren. Tegen den avond kwam de Prins terug met den Fort dokter. Jingo zag er uit alsof hij zóó zou neervallen en alleen staande werd gehouden door fieren trots. „Zeventig mijlen gereden" zei de Prins, uit het zadel springend. Da dokter was diep het land in. Hoe is 't er mee?" „Niet best", antwoordde ik, waarna hij zijn paard wegleidde, om afgewre ven en gevoederd te worden. Intusschen onderzocht de dokter, 'n officier van gezondheid, den zieke Met toenemende verbazing nam hij kennis van de verschillende verschijn selen. Eindelijk barstte hij los: „Wat hebben jullie toch met hem gedaan? Waarom is hij in zoo'n ellendigen toe stand? Deze vlooienbeet (op de wond wijzend) verklaart niet alles. Wij stonden er als ondeugende kin deren bij. Eindelijk zei de Prins: :„Ik vrees, dokter, dat dit leven niet voor hem deugde. Hij heeft een ergen ze- nuwachtigen aanval gehad zag van allerlei, weet u." „Ja, ja, ik weet er alles van", viel de oude dokter driftig uit. „Ik weet dat gij een ijzersterk hoofd hebt, en niet weet wat zenuwen zijn. Ik weet ook, hoe het met de anderen hier ge steld is en hoe ze u als schapen vol gen. Groote gekken! Eenmaal komt de beurt aan u, geloof dat vrij. 'tls niet voor 't eerst ,dat ik u waarschuw." Met een spotachtig lachje om de lip pen liet de Prins dezen storm over zijn hoofd gaan. Opeens verdwe^fll de glimlach, en wees hij naar het bed Bruce zat overeind, rustig en geheel bij kennis. Hij stak den prins de hand toe. „Laat hem maar praten", zti hü, zijn vriend aanziende met oogen vol oe- wonderende liefde. „Luidt hij mijn be grafenis in?., mijn begrafenis?., mis schien wel; wie weet?., ik voel er mij raar genoeg voor., maar, Prins, ont houd het^oed-.. het is mijn eigen schuld.. Stoor je niet aan wat die twee daar zeggen." (Hier keek hij Moore en den dokter aan). „Mijn eigen schuld., mijn eigen schuld." Zijn stem werd zwakker. De Prins Aan het Zoeklicht. Leiden, 10 April 1925.' De wethouderscrisis in Rotterdam is! opgelost door de benoeming van dei^ heer J. Schouten, van onzen Schouten, Dat is een felicitatie waard voor dei| benoemde, want het is toch altijd een eervolle onderscheiding als iemand op een critiek moment naar de comman dobrug wordt geroepen. Ook de gemeente Rotterdam is met zulk een wethouder te feliciteeren. En voor onze partij is 't al mee een eervolle onderscheiding. Maar tevens bekruipt me toch ook een gevoel van vrees. Zeker, we mogen dankbaar zijn dat onze beste mannen tot zulke gewich tige posten worden geroepen. Maar voor het inwendige partijleven en voor de propaganda naar buiten raken we ze kwijt en het valt steeds moeilijker deze verliezen aan te vul len. We mogen dan niet als de Vrijheids bond naar onlangs Mr. Dresselhuys kloeg, zonder kader zijn, gebrek aan kader hebben We toch wel. Zoo is mijn verheugenis dus met vreeze gemengd. Maar ik verheug me toch omdat on ze Schouten ook in dit gewichtige ambt zal blijken te zijn de rechte man op de rechte plaats en omdat hij ook in die functie onze beginselen zal kun nen dienen. OBSERVATOR. Het doet ons het groot gevaar der sociaal democratie zien, die niet al leen geen verweer tegenover de on dermijnende actie heeft, maar ten slotte er zich zelf door laat overmees teren. Hét gebeuren in Friesland en Drente heeft dit weer eens duidelijk doen zien. Veilig is het leven alleen als de overheid haar roeping kent en haar roeping kan vervullen. Maar dan moet de sociaal democratie verre gehouden worden van de overheidsmacht. Wij hopen dat, hetgeen nu voorviel, voor zeer velen, die nu nog wel eens het oor te luister leggen naar de vlei taal der sociaal democratie een goede les is geweest. AMUNESEN's POOLTOCHT. Ter aanvulling van liet reeds ver melde bericht, dat Ronld Amundsen en de Amerikaansche ingenieur E'ls- worth van Oslo naar Tromsoe ver trekken zijn, om zich daar bij de ove rige leden der Poolvluchbexpeditie te vergen, ter voortzetting van de reis naar Spitsbergen, wordt nog het vol gende medegedeeld: Lincoln Ellsworth, 'n Amerikaansch civiel-ingenieur, d;e groot beling s'elt in alles wat luchtvaart betreft, is de man, die door financieelen steun de expeditie mogelijk heeft gemaakt. Aan hem is het te danken geweest, dat een compromis kon worden ge sloten in het geschil tusscheiw de on dernemers van de tegenwoordige ex peditie en kapt. Aryundsen's 'schyld- eischerS, 'die trachtten bes'ag te doen leggen op het fonds voor de Pool- vlucht om aldus hun vo deringen we gens een vorigen Pooltocht betaald te krijgen. Nog in den loop van deze maand denkt men te kunnen beginnen met de noodige voorbereidingen om van Spitsbergen in Noordelijke richting een reeks hulpstations voor de vlie gers in te richten. Omstreeks 20 Juni hoo'pt Amund sen zijn vliegtocht naar de Noord pool te beginnen. Volgens zijn bere kening zou die vlucht van het Noor delijkste landingstation naar de Pool zeven uur duren. De vliegers zouden daar 24 uren blijven, om verschil lende wetenschappelijke waarnemin gen te doen en vervolgens naar he landingstation terugvliegen. sloeg zijn arm om hem heen en legde hem weer zachtkens neder. „Dank,*ouwe jongen, je hebt een goed hart. Ik zal het nooit vergeten. Houd je nu verder maar rustig, dan zal alles weer terechtkomen. Dit zeggende legde hij zijn koele hand op het gloeiend voorhoofd van den zieke, die hem dankbaar aanzag, en weinige oogenblikken later in slaap viel. Toen richtte de Prins zich op, wendde zich tot den dokter en zei op ijskouden toon: „Wat u daar zeidet, dokter, was meer waar dan gepast. Uw patient zal uwe zorgen behoeven, en wat mijn zieleleven betreft, daar voor heeft mijnheer Moore welwillend de zorg op zich genomen." „Ik wensch er hem veel geluk mee", riep de dokter driftig, en keerde zich weer tot den zieke, die opnieuw begon te ijlen. De herinnering aan die nachtwak© bleef mij nog- maandenlang bij, als een benauwende nachtmerrie. Moore lag op den grond en sliep van vermoeid heid De Prins was weggegaan, ik weet niet waarheen. De dokter en ik bleven waken. Den geheelen nacht lag de ar me Bruce in zware ijlende koortsen. (Wordt vervolgdK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 9