NIEUWE LEID5CHE COURANT VAN ZATERDAG 11 APRIL 192E
Past gij niet de stukken van iets
kostbaars, dat brak, aan elkaar, en
zegt ge niet: „Zoo heeft het gezeten"?
en ziet, zoo keert de Magdaleensche
terug, en dwaalt weer in den hof,
en blikt in het graf om te zien hoe
het geweest isl
O breek dan niet den staf over
Maria van Magdala.
Zeker, het is ongelovigheid, dat zij
den Levende zoekt bij de dooden. Ze
ker, het is strikt genomen niet goed,
dat zij zoo weent en klaagt, maar
haar weenen het weenen der liefde,
dat door uw Hei.and niet veracht
wordt.
Maria—Rabbouni
In deze woorden trilt één verrijzenis-
vreugd.
Maria blijft niet weenen, want Je
zus zoekt haar op.
Hij, Die beloofd heeft, dat Hij de
Zijnen geen weezen zal laten, keert
in den morgen van Zijn levensover
winning tot Zijn kudde weer, en dan
vergadert de verrezen Herder de scha
pen, die verstrooid waren, met won
dere liefde.
Hij openbaa t hun Zijn triomf over
den dood. Hij toont hun, dat Hij
de weeklage ve and.rt in een r i, want
als Maria in den hof dwaalt, komt
Jezus bij haar.
Eerst kent ze Hem niet, zij 'ziet niet
Zijn heerlijkheid. Zij meent, dat het
de hovenier is. Zij wendt zich zeifs
van Hem naar het graf, maar.1
daar ruischt haar ineens een welbe
kende klank in de ooren.
Daar hoort zij het ontroerende Ma
ria, en die stem klinkt door in haar
ziel. Zij doet alle snaren trillen. Zij
verdrijft alle smart. Zij opent ineens
haar ziel voor Christus g.orie, en in
de overstelpende vreugde, die haar
hart overweldigd, kan zij niet anders
voortbrengen dan dit eene: Rabbouni,
mijn Meester.
Maria-Rabbouni.
In die twee woorden ligt alles in.
In het woord van Jezus, want daar
in is de stem van den goeden Herder,
Die Zijn schapen bij name kent, en
weet wat ieder der Zijnen noodig
heeft. Daarin is de stem Zijner iLfde,
die hun smart verstaat, hiet hun zwak
heden medelijden heeft, en de tra
nen van hun oogen droogt.
Maar daarin is ook de stem der
ontdekking, die de ongelcovigheid
niet vergeer ij t, doch zecht vérwij en l
vraagt: waarom hebt gij Mij niet her
kend, Maria? Waarom zijt gij op den
derden dag zco bedroefd. Wat zoekt
gij den Levende bij de dooden Waar
om.
En o, op al die stemmen die in
het eene Maria klinken, geeft het
eene Rabbouni het ont oerirgs-
volle antwoord. Daarin belijd, zij h ar
schuld over haar khingeloovigheid.
Daarin erkent zij de zwakheid van
haar ziel. Daarin vraagt zij om ver
geving voor haar moedeloosheid, maar
daarin jubelt zij ook van de vreugde
die haar ziel (joorbeteft.
Haar Jezus leeft. De dood kon Hem
niet houden. Hij heeft getriomfee:d.
Haar liefde heeft haar voorwerp weer,
en de donkerheid der smart wijkt voor
het licht der rijkste verheugenis,
't allerdcnkerst uur des lijdens
mag in blijdschap ovegaan!
want de Heer is opgestaan!
MariaRabbouni.
De Levensvorst.
Toen Jezus met majesteit rees uit den
dood,
Het leven opnieuw uit den grafkuil
ontsproot,
Ontroerde heel d'aarde tot diep in
haar schoot,
En de Engel kwam neer die de gren
delen ontsloot.
Nu trad overwinnend de Levensvorst
uit!
Geen vijand, geen macht, die Zijn ze
gepraal stuit;
Wie toch, als Hij opent, wie is er die
sluit?
De dood is Zijn dienaar, dc helle Zijn
buit.
Maar eens komt Hij weder met schep-
ter en kroon,
Op wolken des hemels, Zijn glanzen-
den troon,
En dreunt door de graven Zijn krach
tige toon:
„Ontwaakt gij die slaapt en staat op
uit de doön!"
Wanneer dan de Koning Zijn rechter
stoel stelt,
Zich neerzet en 't vonnis der eeuwig
heid velt,
Aan elk naar zijn werken rechtvaar
dig vergeldt,
Bij Wie wordt ik dan, och ik arme,
geteld?
Wat baat dan het roepen, waarheen
men zich keer:
O, heuvien bedekt ons! o hergen
valt neer!
Och, haast u nog heden, dan redt u
de Heer!
Zoo vreest gij uw Heiland als Rechter
niet meer.
WONDERE TIJDEN EN WONDERE
MENSCHEN.
Ds. J. Gispen schrijft in zijn veer-
tiendaagschen brief in de Bazuin
o.in.:
De zomertijd blijft ook dit jaar ge
handhaafd! Wat te verwachten was
is geschied. De Eerste Kamer heeft
verworpen het wetsvoorstel tot af
schaffing van den zomertijd door de
Tweede Kamer aangenomen. Velen
zullen dit met blijdschap vernomen
hebben en anderen zullen deze daad
zeer kwalijk nemen.
Een nuchter mensch zal er de con
clusie uit trekken, dat belangenkwes
ties niet in de politiek moeten betrok
ken worden. Dat al of niet verzetten
van de klok heeft toch al een bitter
klein beetje met iemands .politieke
overtuiging te maken. De een heeft
voordeel en de ander last van den zo
mertijd.
De leden van de Tweede Kamer
hangen van de kiezers af en die van
de Eerste Kamer niet. Zoü hierin de
verklaring liggen, dat wij ook dit jaaf
den zomertijd weer aan de Éérste Ka
mer te danken hébben? Daarom heb
ben sommige van onze persorganen
we! een weinig uit het oog verloren
dat zonnetijd of -zomertijd toch niet
een partijkwestie is en dat anti-revo
lutionair staatsrecht er 'n bitter klein
beetje mee te maken heeft.
Wie terwille van den zonnetijd of
van den zomertijd vp.n staatkundige
partij verandert heeft toch wel bui
tengewoon weinig inzicht in de groote
beginselen, waarvan de politieke par
tijen de dragers ziin.
En toch vrees ik, dat de komende
verkiezingsstrijd nog weieens wondere
resultaten brengen kan juist door ge
brek aan politiek inzicht.
Er zijn de laatste maanden heel wat
van die kleine partijtjes in het leven
geroepen, die optreden met heel mooi
klinkende leuzen. 'tZou mij niets ver
wonderen of deze krijgen nog wel zoo
grooten aanhang, dat er eenige veran
dering komen zal in de samenstelling
der Tweede Kamer en in de verhou
ding der partijen.
Beginselen beginnen in onze dagen
iets van hun invloed op vele menschen
te verliezen, vooral op hen, die door
de vaak pijnlijke bezuinigingsmaatre
gelen der regeering persoonlijk getrof
fen zijn. Niet onmogelijk lijkt het me
toe, dat zelfs in onze kringen hier en
daar een enkele is, die meent dat hij
belangen boven beginselen kiezen mag
en zijn stem daardoor laat beheer-
schen.
Dat 30U te betreuren zijn.
Onze partij zou vooral de dupe daar
van worden, omdat voor de massa in
den persoon van onzen Colijn samen-
loopen al die maatregelen, die voor
velen minder aangenaam zijn.
Nu wil het er bij mij nog niet in, dat
wie altoos uit overtuiging zijn stem
op de anti-revolutionaire partij uitge
bracht heeft, nu in eens zal overgaan
op één der vele partijtjes, die*zich met
het woord christelijk en neg een ander
woord sieren. Maar de politiek is altijd
een wonder ding geweest en we bele
ven wondere tijden en er zijn heel
wondere menschen. Daarom mag ook
onder ons wel hard gewerkt worden
zullen we bij de komende verkiezing
houden wat we nu hebben.
Trouwens op elk levensgebied is
hard werken tegenwoordig de bood
schap.
Ik kom nog al eens met zakehmen-
schen in aanraking en hoor ze dan
vaak zeggen, dat er nog nooit in hun
leven een tijd geweest is, dat ze zóó
hard voor hun brood moesten werken
als nu. En studiemenschen zeggen het
zelfde. Toekomt voor al de bezitters
van diploma's, acten en academische
graden is er bijna niet meer.
Wie al de beweringen hoort gaat
met zorg de komende dagen tegemoet
en kan weieens met medelijden op kin
deren en kleinkinderen neerzien.
Toch geldt ook in deze het: „Wees
in geen ding bezorgd." Gelukkig wie
alles kan overgeven in de machtige
handen van den getrouwen God. Die
blijft onder alles goedsmoeds. Die
heeft maar één begeeren, namelijk te
leven uit de kracht van dat heerlijke
woord door den gekruisten Christus
uitgeroepen: „Het is volbracht."
En wie uit die kracht leeft, die zal
niet vreezen maar als bij vernieuwing
weder ervaren de groote blijdschap,
die zeggen doet: De Heere is waarlijk
opgestaan."
Socialisme en revolutie.
Onze sociaal democraten, aldus de
N. Pr. Gr. Crt. zijn, nu er geen kans
tot omverwerping van de maatschap
pij, tot op zij schuiven van het wettig
gezag is, uiterst rustig.
Zij kennen geen geweld meer, z-ij
spreken alleen maar van onwapening.
Ontwapening van dé overheid. Nie
mand denkt immers aan gewelddoe-
ïlirig.
Nu zijn er, die zich daardoor laten
misleiden. Maar het gebeuren in der;
Z.O. hoek van Friesland bewijst weer,
hoe dwaas dit is.
de sociaal-democraten hebben zoo
grooten afschuw van de anarchisten.
Maar als het woelen der anarchisti
sche en communistische geesten dit
gevolg heeft, dat de revolutionaire ar
beiders in beweging komen, dan ont
staat er groote onrust bij de sociaal
democraten. Zij vreezen de leiding
kwijt te worden. Zij beginnen er aan
te denken om mee te doen. Sommige
van hun mannen treden ook al op, op
de stakingsvergaderingen. Zij stem
men toe, dat de arbeiders toch wel re
den hebben tot ontevredenheid. Ze
vinden hun eischen niet kwaad. Zij
keuren het krachtig optreden van de
overheid af. En het zou zoo niet lang
behoeven te duren, of zij stelden zich
aan het hoofd van de beweging. Voor
al als zij zouden zien, dat die bewe
ging kans kreeg om heel een streek
mee te sleuren.
Ziedaar het groot, het ontzettend ge
vaar van de sociaal democratie.
Vooral als het haar gelukte de re
geermacht te veroveren.
Zij is tegenover elke revolutionaire
actie uitermate zwak. Omdat haar be
ginsel niet deugt. Zij laat het geweld
zegevieren. Zij wil de overheid niet
toestaan haar roeping te volbrengen.
En als eindelijk op deze wijze heel het.
leven in wanorde komt, dan stelt zij
zich aan het hoofd dsr beweging, om
de leiding in handen te krijgen. En
de ellende is niet te overzien. Want
al spoedig ziet zij zich door den com
munist in den hoek gedrongen.
Zoo is het gegaan in Rusland, zoo
ging het een tijd lang in Duitsch-
land, zoo zou het ook gaan in ons
land als de sociaaldemocratie hier het
heft in handen had.
DERDE BLAD.
Uit de Schriften, el
u^,§^®8MSrtaiS8ai6..iai
MARIA—RABBOUNI.
Jezus zeide tot haar: Maria!
Zij, zich omke .rende, z.ide tot
Hem: Rabbouni!
Joh. 20:16.
.-rj.anaRabbouni.
Het zijn slechts twee woorden, maar
in die enkele woorden stort zich al
de vreugde der verrijzenis uit.
De vreugde van den Herder, Die
uit Zijn geslagenheid is verrezen, en
Zijn verstrooide schapen opzoekt, en
d e vreugde van de kudde, die den
Herder weer ziet.
Die vreugde heeft niet veel woor
den noodig. In de weelde der ont
moeting wordt niet meer gesproken.
Ais twee, die elkander liefhebben, el
kaar vinden, zeggen ze niet meer dan
iet ééne woord.
Als Jezus Zijn discipelen vindt, en
..ij Hem, wordt alle liefde vertolkt
in dat ontroerende: MariaRabbouni.
Wi t ge die vreugde nader verstaan?
Wiit ge meer weten van de blijd
schap der opstanding, die in deze en
kele woorden tot uiting komt?
Luister dan naar wat het evangelie
zegt van haar, die door Jezus bijzon
der beweldadigd is. De Hei'and h:eft
uit haar zeven duivelen uitgeworpen,
en i n haar hart, waaruit eens een sata
nische macht alle vreugde bande,
kreeg Jezus woning.
Daarom kon zij zonder haar Ver
losser niet, en die liefde tot Christus
wordt nog versterkt döor de onstui
migheid van haar temperament.
Zij is onder de vrouwen, die Jezus
volgen, de Petrus-figuur, die dezen dis
cipel in impulsiviteit evenaart; een
vrouw, met een warm, emotievol hart;
een vrouw, met die spontaniteit, die
aan het vrouwenleven zooveil schoon
heid geeft, maar daarom ook een
vrouw van een ietwat overspannen,
onevenredig karakter, die haar even
wicht spoedig verliest.
Dat merkt ge in den opstandings
morgen.
Ook zij is naar het graf gegaan.
Maar met een ziel vol smart.
Haar Meester is gestorven.
Zij heeft Hem zien sterven, zij heeft
Hem mee begraven, en nu gaat zij uit
om het graf te bezienMaar, wat
is dat? De steen is van het graf ge
wenteld; de wacht is er niet meer;
en als zij haastig in het graf blikt,
ziet ze geen lichaam van Jezus.
Welk een teleurstelling! Ze wordt
Maria te machtig, en impulsief als
zij is, laat zij haar vriendinnen bij Let
ledige graf, snelt naar de stad, spoedt
zich naar Simon Petrus, en vertelt
hem gejaagd, dat het lichaam van
den Heiland is geroofd.
Maar ook in Jeruzalem vindt de
onstuimige vrouw geen rust. Wanneer
zij aan Petrus en Johannes verslag
heeft gedaan van haar bevinding, en
deze jongeren naar Jozefs hof zijn ge
gaan, kan zij in de tempelstad niet
blijven.
Haar liefde en smart voeren haar
weer naar Jozefs hof, en zoo ziet
ge haar in dien blijden morgen wee-
nende bij het graf staan, en treurt
zij als een wees, omdat zij Jezus mist.
Maar, zoo zegt ge misschien, waar
om keerde Maria naar 'c gra. t rug?
Zij vond er toch niets meer! Zij kon
Jezus hiet terugbrengen. Het graf
bleef toch ledig ja.... maar kent
ge dit wondere zoeken der smart niet
Doet gij niet hetzelfde, moeder, die
telkens weer het speelgoed van uw
vroeggestorven kind in handen neemt,
hoewel ge toch uw kind niet terug
krijgt? Is het niet dezelfde spanning,
die u leidt tot de plaats, waar uw
vreugde onderging en uw lacht ver
stierf
FEUILLETON.
De Loods van Zwaankreek.
Een verhaal uit het verre Westen.
16)
„Hij zal eeh harden dobber hebben",
zei de Prins. Zijn toon was gemaakt
luchthartig en prikkelde den Loods
tot een verwijt.
„Hij is niet gelukkig geweest in zijn
vrienden" zei hij, den ander flink in
jle oogen ziende.
„Ieder mensch moet voor zichzelf
weten, of hij te hard van stapel loopt"
antwoordde de Prins een weinig hef-
iger dan zijn gewoonte was.
„Gij hadt alles van hem kunnen ma-
en. Waarom hebt gij hem niet gehol
pen?"
Moore's stem klonk heel ernstig en
t eng; en hij wendde den blik geen
oogenblik van den ander af, maar het
enig antwoord, dat hij ontving, was
on onverschillig schouderophalen.
Toen de grauwe morgenschemering
nlichtte, stond de Prins op, rekte
lich uit en zeide: „Ik ben hier verder
overbodig. Ik zal vanavond terugko
a."
ging naar het bed en beschouw
ijgend het van koortshitte gloei
end gelaat. Toen keerde hij zich tot
mij en vraagde: „Wat denk je er van?'
„Ik kan er niets van zeggen. De ki
nine heeft nog niet uitgewerkt. Hij
heeft zijn gestel niet mee om gauw
beter te worden."
„Kan ik iets voor hem meebrengen?"
Ik kende hem genoeg om te weten,
dat hij in weerwil van zijn koele ma
nieren heel ongerust was.
„Ja, als je den dokter van het Fort
woudt halen?"
Hy knikte toestemmend en ging naar
buiten.
„Ontbijt toch eerst!" riep Moore hem
na.
„Dank u, dat zal ik wel in het Fort
doen. Daar is niemand, dien ik kwaad
kan doen," luidde het grimmige ant
woord.
Moore zette een heel verbaasd ge
zicht. „Wat moet dat nu beduiden?
vraagde hij mij.
„Och, het doet hem meer aan, dan
hij wil weten, en gij hebt het hem nog
al ongezouten gzegd."
„Heb ik iets gezegd, dat niet waar
was?"
„O neen, niets dat misschien niet
waar is; maar het is met de waaiheid
als met een drankje niet alriid lek
ker om in te nemen." Waarop Moore
zweeg, totdat zijn patient hem weer
noodig had.
't Was een vermoeiende dag. De sner
pende pijn in de wond en de hooge
koorts door het gif in zijn bloed wa
ren oorzaak, dat de arme jongen voort
durend in zeer opgewonden toestand
bleef verkeeren. Tegen den avond
kwam de Prins terug met den Fort
dokter. Jingo zag er uit alsof hij zóó
zou neervallen en alleen staande werd
gehouden door fieren trots.
„Zeventig mijlen gereden" zei de
Prins, uit het zadel springend. Da
dokter was diep het land in. Hoe is
't er mee?"
„Niet best", antwoordde ik, waarna
hij zijn paard wegleidde, om afgewre
ven en gevoederd te worden.
Intusschen onderzocht de dokter, 'n
officier van gezondheid, den zieke
Met toenemende verbazing nam hij
kennis van de verschillende verschijn
selen. Eindelijk barstte hij los: „Wat
hebben jullie toch met hem gedaan?
Waarom is hij in zoo'n ellendigen toe
stand? Deze vlooienbeet (op de wond
wijzend) verklaart niet alles.
Wij stonden er als ondeugende kin
deren bij. Eindelijk zei de Prins: :„Ik
vrees, dokter, dat dit leven niet voor
hem deugde. Hij heeft een ergen ze-
nuwachtigen aanval gehad zag van
allerlei, weet u."
„Ja, ja, ik weet er alles van", viel
de oude dokter driftig uit. „Ik weet
dat gij een ijzersterk hoofd hebt, en
niet weet wat zenuwen zijn. Ik weet
ook, hoe het met de anderen hier ge
steld is en hoe ze u als schapen vol
gen. Groote gekken! Eenmaal komt
de beurt aan u, geloof dat vrij. 'tls
niet voor 't eerst ,dat ik u waarschuw."
Met een spotachtig lachje om de lip
pen liet de Prins dezen storm over
zijn hoofd gaan. Opeens verdwe^fll de
glimlach, en wees hij naar het bed
Bruce zat overeind, rustig en geheel bij
kennis. Hij stak den prins de hand toe.
„Laat hem maar praten", zti hü, zijn
vriend aanziende met oogen vol oe-
wonderende liefde. „Luidt hij mijn be
grafenis in?., mijn begrafenis?., mis
schien wel; wie weet?., ik voel er mij
raar genoeg voor., maar, Prins, ont
houd het^oed-.. het is mijn eigen
schuld.. Stoor je niet aan wat die
twee daar zeggen." (Hier keek hij
Moore en den dokter aan). „Mijn eigen
schuld., mijn eigen schuld."
Zijn stem werd zwakker. De Prins
Aan het Zoeklicht.
Leiden, 10 April 1925.'
De wethouderscrisis in Rotterdam is!
opgelost door de benoeming van dei^
heer J. Schouten, van onzen Schouten,
Dat is een felicitatie waard voor dei|
benoemde, want het is toch altijd een
eervolle onderscheiding als iemand op
een critiek moment naar de comman
dobrug wordt geroepen.
Ook de gemeente Rotterdam is met
zulk een wethouder te feliciteeren.
En voor onze partij is 't al mee een
eervolle onderscheiding.
Maar tevens bekruipt me toch ook
een gevoel van vrees.
Zeker, we mogen dankbaar zijn dat
onze beste mannen tot zulke gewich
tige posten worden geroepen.
Maar voor het inwendige partijleven
en voor de propaganda naar buiten
raken we ze kwijt en het valt steeds
moeilijker deze verliezen aan te vul
len.
We mogen dan niet als de Vrijheids
bond naar onlangs Mr. Dresselhuys
kloeg, zonder kader zijn, gebrek aan
kader hebben We toch wel.
Zoo is mijn verheugenis dus met
vreeze gemengd.
Maar ik verheug me toch omdat on
ze Schouten ook in dit gewichtige
ambt zal blijken te zijn de rechte man
op de rechte plaats en omdat hij ook
in die functie onze beginselen zal kun
nen dienen.
OBSERVATOR.
Het doet ons het groot gevaar der
sociaal democratie zien, die niet al
leen geen verweer tegenover de on
dermijnende actie heeft, maar ten
slotte er zich zelf door laat overmees
teren.
Hét gebeuren in Friesland en Drente
heeft dit weer eens duidelijk doen
zien.
Veilig is het leven alleen als de
overheid haar roeping kent en haar
roeping kan vervullen. Maar dan moet
de sociaal democratie verre gehouden
worden van de overheidsmacht.
Wij hopen dat, hetgeen nu voorviel,
voor zeer velen, die nu nog wel eens
het oor te luister leggen naar de vlei
taal der sociaal democratie een goede
les is geweest.
AMUNESEN's POOLTOCHT.
Ter aanvulling van liet reeds ver
melde bericht, dat Ronld Amundsen
en de Amerikaansche ingenieur E'ls-
worth van Oslo naar Tromsoe ver
trekken zijn, om zich daar bij de ove
rige leden der Poolvluchbexpeditie te
vergen, ter voortzetting van de reis
naar Spitsbergen, wordt nog het vol
gende medegedeeld:
Lincoln Ellsworth, 'n Amerikaansch
civiel-ingenieur, d;e groot beling s'elt
in alles wat luchtvaart betreft, is de
man, die door financieelen steun de
expeditie mogelijk heeft gemaakt.
Aan hem is het te danken geweest,
dat een compromis kon worden ge
sloten in het geschil tusscheiw de on
dernemers van de tegenwoordige ex
peditie en kapt. Aryundsen's 'schyld-
eischerS, 'die trachtten bes'ag te doen
leggen op het fonds voor de Pool-
vlucht om aldus hun vo deringen we
gens een vorigen Pooltocht betaald
te krijgen.
Nog in den loop van deze maand
denkt men te kunnen beginnen met
de noodige voorbereidingen om van
Spitsbergen in Noordelijke richting
een reeks hulpstations voor de vlie
gers in te richten.
Omstreeks 20 Juni hoo'pt Amund
sen zijn vliegtocht naar de Noord
pool te beginnen. Volgens zijn bere
kening zou die vlucht van het Noor
delijkste landingstation naar de Pool
zeven uur duren. De vliegers zouden
daar 24 uren blijven, om verschil
lende wetenschappelijke waarnemin
gen te doen en vervolgens naar he
landingstation terugvliegen.
sloeg zijn arm om hem heen en legde
hem weer zachtkens neder.
„Dank,*ouwe jongen, je hebt een
goed hart. Ik zal het nooit vergeten.
Houd je nu verder maar rustig, dan
zal alles weer terechtkomen.
Dit zeggende legde hij zijn koele hand
op het gloeiend voorhoofd van den
zieke, die hem dankbaar aanzag, en
weinige oogenblikken later in slaap
viel. Toen richtte de Prins zich op,
wendde zich tot den dokter en zei op
ijskouden toon: „Wat u daar zeidet,
dokter, was meer waar dan gepast.
Uw patient zal uwe zorgen behoeven,
en wat mijn zieleleven betreft, daar
voor heeft mijnheer Moore welwillend
de zorg op zich genomen."
„Ik wensch er hem veel geluk mee",
riep de dokter driftig, en keerde zich
weer tot den zieke, die opnieuw begon
te ijlen.
De herinnering aan die nachtwak©
bleef mij nog- maandenlang bij, als een
benauwende nachtmerrie. Moore lag
op den grond en sliep van vermoeid
heid De Prins was weggegaan, ik weet
niet waarheen. De dokter en ik bleven
waken. Den geheelen nacht lag de ar
me Bruce in zware ijlende koortsen.
(Wordt vervolgdK