"NIEUWE"LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 11 APRIL 1925 UIT HET COMMUNISTISCHE PARADJS. Een verschrikkelijke terreur. Meermalen krijgt men den indruk dat in Rusland langzamerhand de toe stand weer meer normaal wordt en dat aan de schrikkelijke moordpartijen waardoor het revolutionair bewind zich aanvankelijk kenmerkte, een eind is gekomen. De waarheid is echter anders. Dat blijkt overduidelijk uit een de zer dagen verschenen boek van een zekeren Popoft die „in de klauwen van de Russische Tsjeka" heeft gezeten, en die daaromtrent blijkens een in „Het .Volk" overgenomen gedeelte o. m. het volgende vertelt: „Tegen een uur of zeven des avonds van dien onvergetelijken, moeilijken dag zoo verhaalt Popoff dan klonken hier in onze gang plotseling voetstappen. Sleutels rammelden. Een paar mannen spraken luid door elkaar.. Men hoorde vuile, gemeene scheld- woorden. In de richting van ons ver trek brulde iemand dat wij; niet naar buiten mochten kijken. Maar we deden het toch en zagen wat er gebeurde. Men had drie ter dood veroordeelden een soldaat, een"jonge man in bur- gerkleeren en een grijsaard uit hun cellen gehaald en in de gang geplaatst. Hier beval men hun zich te ontkleeden. Zij deden het haastig en druk alsof zij gaarne zoo vlug mogelijk het bevel van den bewaker wilden opvolgen. De soldaat en de grijsaard schenen vrij kalm, alleen de jonge man weende aanhoudend en viel een paar keer flauw, Met ruwe vuist werd hij over eind getrokken en daarop ging hij haastig voort met zijn kleeren uit te doen. „De mensch heeft genoeg ge leefd, nu moet hij sterven...", zéide de 'grijsaard met wijsgeerige*kalmte, maar zijn oude handen trilden, toen hij buk te om zijn veters los te maken. De 'soldaat rookte de eene sigaret na de ander. „De dood is nabij", zei hij met eên bitter lachje tot een der cipiers, „het dient eigenlijk nergens toe om zooveel te rooken..." Heel vreemde dingen zeggen de ter dood veroordeelden. „Nooit heb ik aan een God geloofd thans doe ik' het wel" zeggen eenigen. Anderen willen voor de laatste maal Gods Licht zien. Zij dringen naar het raam en zeggen: „Laat ons nog éénmaal den Hemel zien." Roerend van een voud, bijna kinderlijk naïef zijn die paar woorden, waaruit de smartelijke lijdzame „Russische ziel" spreekt, waarover Dostojewski en Tolstoi heb ben geschreven. Hoe geheel anders hoe geheel verschillend is de duivel- sche „Tartaarsche ziel" welke in het zelfde lichaam huist en in onverza- delïjke begeerte het bloed van- eigen broeders ten offer brengt... Het was een paar minuten voor ze- ven. Men wist, dat Shukoff, de Beul i stipt op tijd zijn „werk" begon. Daar om werd de opwinding der veroor- deelden bij de minuut grcoter. Die sloeg ook op ons. over, en wij meenden I door hard te praten en veel te roo- ken de gedachte te kunnen verjagen S aan het naderbij' sluipen van dat On- j vermijdelijke, Vreeselijke, dat achter de gewone ijzeren deur verborgen was. Het was tevergeefs: de doodsscha- duw van de Tsjeka is machtiger dan iedere menschelijke gedachte... Klokslag zeven uur ging de deur naar de „Machinekamer" open, een gladgeschoren schedel, waarvan de omtrekken door de duisternis niet te Zien waren, verscheen in de deurope ning, een ruwe stem zeide op zakelijk vkaimen toon: „Geef er een" en met een hevigen slag viel de deur weer dicht. Het verschijnen van dat geheim zinnige hoofd in de deuropening en de paai* vluchtige woorden hadden zelfs op de dienstdoende soldaten een verlammende uitwerking en brachten schrik teweeg. "De drie veroordeelden die bijna naakt stonden, drongen te- I gen elkaar en zagen met van doods- i, angst wijd open oogen de bewakers l aan. Wie zou het eerst den muil van dit onbekende, onbarmhartige nood lot binnen gaan Men zag, dat zij' elkaar als kinderen probeerden over te halen, als kinderen die bestraft wor den en niet naar voren durven te stap pen...' Het was zoo'n vreeselijk schouw spel, dat het boven menschelijke kracht uit ging, dit stil aan té zien; mijne medegevangenen en zelfs eën paar soldaten toonden hevige ontroe ring. „Kom, vooruit", riep daarop een der opzichters op ruwen toon, „het is eenerlei, wie het eerste gaat. Jëlui moeten er toch alle drie aan geloo- ven". Toen trad de oude man naar voren sloeg driemaal een kruis en ging heen. Dreunend viel de deur achter hem toe. In onze cel en in de gang heersch- te een doodsche stilte. Alleen buiten op de binnenplaats, hoorde men het brommen van een der onvermijdelijke „Zwarte Raven", de auto, welke de terechtgestelden naar de Morgue moet brengen. Het is hier de gewoonte om gedurende de avondterechtstellingen den motor van den auto te laten loo- oen, opdathet, geratel' en gebrom de creten van de ongelukkige slachtoffers m de schoten van den beul zal over stemmen. Maar in onze cel binnenin het „Doodenschip" hoorde men beidé duidelijk. Nauwelijks was dc oude man achter de Vreeselijke Deur 'ver dwenen, of er weerklonk een schol, en een paar oogenblikken later ver scheen weer de gladgeschoren sche del en dezelfde ruwe stem riep op denzelfden zakelijken toon: „Geef den volgende 1" Tégen onze verwachting in liep de soldaat met vasten tred naar de deur Hier gekomen, draaide hij zich nog éénmaal om, wierp met vasten zwaai de laatste sigarette welke hem in dit leven vergund was te rooken, weg, knikte ons allemaal bijna glimlachend toe, zeide „Vaarwel" en verdween in de „Machinekamer". Wéér klonk een schot, weer verlie pen een paar oogenblikke^, weer ver schijnt de glad geschoren schedel en wederom klinkt de stem van den beul: „Geef den laatsten!" Maar de jonge man, aan wien nu de beurt was, verroerde zich niet. Als versuft staarde hij voor zich uit. Dit gelaat „gilde" in stommen doodsangst. Een der bewakers stiet hem aan en riep hem op heeschen toon „ga!" toe. Op dat oogenblik wierp de jonge man zich languit op den grond. Op handen en voeten kroop hij van den eenen soldaat naar den anderen, om klemde hun voeten en smeekte op jammerenden toon al snikkend: „Laat mij leven, maak me niet dood, wat heb ik toch gedaan? Hebt erbarmen, laat mij leven..." Maar een der sol daten sloeg een paar maal met de kolf van den revolver op het hoofd van den ongelukkige, die met bloed overdekt ineen zonk. Daarop pakten twee bewakers hem beet en duwden het halfdoode, willooze lichaam, als een baal door de noodlottige deur, waar de Dood hem wachtte. Een paar oogenblikken later klonk het derde schot. En een kwartier later hoorden wij duidelijk., hoe de op de plaats wachtende auto het Doodenschip" verliet: die bracht de lijken der drie terechtgestelden naar de Morgue... Er was alweer een dagtaak van de Tsjeka volbracht!" SCHAAKRUBRIEK. Redacteur:J. Verstoep Jzn. Fr ede- rik Hendrikstraat 37, Delft. Schaak is naar zijn wezen een spel. naar zijn vorm een knnst, naar zijn omvang een wetenschap. Excentriciteit. Auteur: J. J. Colpa („Fern vom Alltag") abc defgh a. Bord in gewonen stand: mat 1 zet. b. Bord 90° n; rechts gedraaid; mat in 2 zetten. c. Bord 180° n. rechts gedraaid: mat in 3 zetten. d. Bord 270° n. rechts gedraaid: mat in 4 zetten. Raadsel. Auteur: G. Hume („F. v. 'A.*J Zwart: 3 stukken. Wit: 3 stukken. Zwart. i Wit. Waar moeten heide koningen staan, opdat wit in 1 zet mat geven kan?? Het tournooi te Wiesbaden. 4 April begon te Wiesbaden het 10- daagsche Schaaktournooi, waaraan onze nationale kampioen deel neemt. Euwe speelt een dubbele ronde met Samisch, Spieimann en Schories. Scho ries is wel de minst bekende van het 4-tal. Hij verwierf in 1906 den eersten prijs in den hoofdklasse-wedstrijd te Ostende en behoort op 't oogenblik tot de sterkste Berlijnsche schakers. Het debuut van Samisch. is schitterend. In 1921 behaalde hij n.l. op het inter nationaal tournooi te Weenen den eersten prijs. Daarna zakte hij echter weer af en in 1923 bengelde hij bij het tournooi te Karlsbad onder aan de ranglijst met 6 punten uit 17 partijen. In hetzelfde tournooi veren Spiei mann an Ghajes (Amerika), Jfeder met 5 punten de hekkesluiters. Ter ken nismaking met do speelwijzen van piclmaim cn Samisch geven wc hier hun partij weer uit liet tournooi te Karlsbad 1923. Wit: Spieimann. Zwart: Samisch. 1 e2e4 c7—c5 2 b2—bi c5 x b4 3 a2a3 b4 x a3 d7d5 is wellicht beter hier. 4 Pbl x a3 d7d5 5 e4 x d5 Dd8 x d5 6 Lel—b2 Pb8c6 7 Pa3b5 Dd5—d8 8 Ddl—f3 e7e5? 9 Lfl—c4 Pg8—f6 10 Df3b3 Lf8—co Wat zal zwart doen? Of Dd8—d7 volgt Pglf3 met de dreiging Pf3 x eo of go. Zwart is zoo vroeg reeds verloren! 11 Lc4 x f7f Ke8—f8 12 Pgl—f3 Dd8e7 13 Lf7—c4 Pc6d4 14 Pb5 x d4 e5 x d4f 15 Kei—fl Lc8—g4 16 Tal—el De7—c7 17 Pf3 x d4 Ta8d8 18 Lb2—a3! Een mooie zet, maar misschien niet de sterkste. 18 Lc5 x a3 Op Td8 x d4? wint wit met Db3 x b7. 19 Db3 x a3f Dc7—d6 20 Da3 x d6f Td8 x d6 21 c2c3 a7a6 22 f2—f3 Lg4d7 23 Kfl—f2 g7—g6 24 g2g4 h7—hl 25 Tel—e2 b7—b5 26 Lc4b3 Th8h7 27 Thlel a6a5 28 Te2e5 a5a4 29 Lb3—c2 Th7—f7 Dreigt Pf6 x g4f 30 Kf2g3 Kf8g7 31 Pd4 x b5 Td6 x d2 32 Lc2 x ai Pf6—d5 Zwart heeft nu nog zeer goede kansen. 33 La4—b3 Pd5—f4 De eenige kans. 34 Lb3 x f7 g6g5! 35 Tel—gl Ld7 x b5 36 Te5 x b5 Pf4—e2f 37 Kg3—f2 Pe2 x gif 38 Kf 2x gl Kg7 x f7 Nu is het eindspel voor wit toch nog gewonnen. 39 Tb5b6 Kf7—g7 40 c3c4 Td2c2 41 Tb6c6' Kg7h7 42 c4—c5 Kh7g7 43 h2h3 Kg7h7 44 Tc6c8 Kh7g7 45 c5—c6. Kg7h7 46 Kgl—fl Opgegeven. Offeren. „Een briljante offercombinatie kan een juweel of.een „Schwindel" zijn." Marshall. „Wanneer het slechts den schijn van correctheid heeft, is het moreel effect van een offer reeds groot. Want de psychische schok grijpt den tegen stander aan, verstoort zijn geestelijk evenwicht, waarop de invloed van nieuwe gezichtspunten, welke zich ge woonlijk na een offer voordoen, hem totaal in verwarring brengen; dan ein" delijk komt nog het spoken zien, en de catastrophe treedt in." Tarrash. „Wees voorzichtig, wanneer uw te genstander u een offer aanbiedt, steek de handen dan in uw zakken en haal ze er niet spoedig uit, want voor het aannemen hebt ge nog steeds den tijd. Drijf de voorzichtigheid echter ook niet te ver, anders overkomt het u nog, dat u voor een moordkuil aan ziet, wat slechts een vogelverschrik ker is aan den rand van een bloei end graanveld. Neemt ge voor zulk een afschrikwekkend vod de vlucht, zoo hebt ge er niet alleen schade van, maar wordt ge bovendien bespot." Marco (T.N.S.) Tournooi ie Baden-Baden. Aan dit internationaal schaaktour nooi, dat van 16 April tot 4 Mei zal duren, nemen deel: Marshall (Ame rika), Torre (Mexico), Mieses, Samisch en Spieimann (Duitschland), Johner (Zwitserl.), Te Kolsté (Holland), Nils- son (Zweden), Niemzowitsch (Let land), Rubinstein (Polen), Roselli del Turco (Italië), Treybal (Tsjecho-Slo- kwaije), Réti, Grünfeld, Tartakower (Oostenrijk), Thomas en Yates (Enge land), Al je chin en Renaud (Frankr). Gezien de deelnemers een tournooi van beteekeenis, al ontbreken enkele corypheeën op schaakgebied, zooals Capablanca, dr. E. Lasker, Bogoljubow Maroczy en dr. Vidmar. Het verheugt ons, dat ook Holland een vertegenwoor diger zal hebben, al is het niet de sterkste. BINNENLAND. DE RAMP IN DE WIELINGEN. Vijf personen verongelukt. Het Nederlandsche stoomschip „de Jonge Catharina", metende 1753 ton, van de reederij A. v. Hoboken te Rotterdam, met een lading stukgoe deren op weg van Antwerpen naar Barcelona, is Donderdagochtend 4 uur in de Wielingen in aanvaring geko men met het Engelsche stoomschip tfi&A Monroe", RECLAME. „De Jonge Catharina" werd mid scheeps geraakt en dwars door mid den gevaren. Van de bemanning, be staande uit 27 personen, zijn er 21 gered en te Vlissingen geland. Ook zijn daar 5 lijken aangebracht en één zwaar gewonde, die later gestorven is. De „Glan Monroe" had geen be langrijke schade opgeloopen en is naar Antwerpen opgestoomd. Omtrent deze ramp werden door den kapitein de volgende bijzonderheden medegedeeld „Wij waren van Antwerpen op weg naar Barcelona met 205 ton .stukgoed. Ik had van Antwerpen af op de brug gestaan en was daarom vannacht te gen drie uur naar beneden gegaan om een kop koffie te drinken. De tweede stuurman, J. de Boer bleef toen op de brug. Voor ik naar beneden was gegaan, had ik geconsta teerd, dat het zicht vrij goed was. De maan scheen, hetgeen het uitzicht ten goede kwam. Wij ontmoetten ver scheidene vaartuigen. Van Vlissingen af hadden wij al een loods meegeno men en deze bevond zich ook op de brug. Toen ik beneden was, hoorde ik plotseling een stoot op de fluit. Ik vloog aan dek en zag toen op een af stand van 300 M. de toplichten van een vaartuig. De stoot op de fluit dien wij gegeven hadden, werd niet beantwoord. Ook zag ik, dat met de telegraaf was geseind om de machine te laten stoppen. Een oogenblik later gaf het schip, dat op ons toevoer, drie korte stooten, hetgeen beteekende volle kracht achteruit, doch in plaats daarvan kwam de boot steeds dichter naar ons toe. Op de drie korte stooten had ik: stuurboord, volle kracht, voor uit, gegeven. Ten gevolge van de ver keerde manoeuvre van het op ons toekomende schip, voer dit met volle kracht op ons toe en trof ons ter hoogte van luik 3. Het vaartuig liep als het. ware tot op de helft in ons schip. Onmiddellijk begon ons vaartuig te zinken. Ik was nog niet van de brug af, of ons achterdek stond al' onder water. Even ben ik nog met de red dingsboot bezig geweest, maar er was geen doen.'aan. Wij hebben dan ook geen enkele boot weggekregen. Later is mij opgegeven, dat he* aanvarende stoomschip was het Engelsche s.s, „Glan Monroe". Ik meende ook al een der Glanbooten te herkennen. De geheele bemanning is te water geraakt. Verscheidene zijn over boord gesprongen en zelf heb ik dat ook gedaan. Stèl'u Voor, dat mijn vrouw deze reis zou meemaken. Gelukkig is mij"1 dat geweigerd. Er zou zeker niets van terecht zijn gekomen, als zij dit avontuur had meegemaakt, want nadat mijn geheele bemanning te water was geraakt, moesten wij ons zoo goed en zoo kwaad als dat ging, drijvende houden op wrakhout en drijvende voor werpen. Ik kan niet zeggen, hoe lang wij in het water hebben gelegen. Mis schien is het wel' anderhalf uur ge weest, maar je hebt in dergelijke om standigheden maar weinig idee van den tijd. Wij' hieven zooveel mogelijk bij elkander en schreeuwden onophou delijk om de aandacht te trekken. Ik ben opgepikt door een bloot van 'de „Glan Monroe" en verscheidene leden van de 'bemanning zijn eveneens op gepikt. De „Glan Monroe" zoo Koorde ik later, was direct na het ongeval voor anker gegaan en heeft twee booten uitgezet om ons te gaan zoeken, maar dat heeft allemaal lang geduurd. Door ons schreeuwen opmerkzaam geworden, wisten de twee redding booten van de „Glan Monroe" ons ten slotte te bereiken en zoo izijn 21' man van ons opgepikt. De beman ning van „De Jonge Catharina" be stond uit -25 man. Vier van de ver misten heb ik niet meer gezien. Ik vermoed, dat de eerste machinist, J, B. H. Sissele, in de machinekamer is gebleven en niet meer tijdig aan dék wist te komen. De reddingsbooten van de „Glan Monroe" hebben ons overgegeven aan het Duitsche bergingsvaartuig „Lowe" Dit vaartuig lag in de haven van Vlissingen en- is op draadloos geroep om hulp van de „Glan Monroe" in zee gestoken. Ik heb onmiddellijk, toen ik' aan boord van de „Lowe" .was, appèl gehouden en bemerkte toen, dat vermist zijn: de le machinist J. B. H. Sissele, uit Den Haag, de lichtma- tro.QA Reind^rs en jd$ Kubang. Al de overige mannen w v ren goed aan boord van de sleepbo ;t gekomen. Onderweg zijn er zes 'gestorve?., meest door uitputting en door koude. Toen wij in de reddingboot kwa men, heb ik direct de riemen gepaljt en ik trachtte ook de andere schip breukelingen aan de riemen te kra gen, opdat zij; in beweging zoud? ft. komen. Doch bij sommigen was >}r geen beweging meer in te krijgeï. De wethouderscrisis te Botterdam. In de Donderdag te Rotterdam g e houden raadsvergadering, werd c heer J. Schouten, lid van de Tweede Kamer en voorzitter van de A. 1 Raadsfractie tot wethouder gekozen. De heer Schouten heeft deze beno<> ming, waarvan hij verklaarde dat ij een abnormaal karakter draagt, aai r genomen. Deze benoeming, zegt de liberale 11. R. Crt. belooft een aanwinst te wo den voor het college van burgemeesti en wethouders. Met den heer Schout? a zal een der bekwaamste en krachtig ste leden van den raad naar den kant van het dagelijkscli bestuur, dat een dergelijke versterking zeer van noode heeft, overgaan. Wat de beteekenis daarvan verhoogt is, dat de nieuwbe noemde den belangrijksten post, dien van financiën, zal bezetten. UIT DE OMGEVING. "njrif-cr-h*» ctv-JrtaTï iaefiÜJ Gemeenteraad. HILLEGOM. In de Donderdagmiddag gehouden ver gadering waren alle leden aanwezig. Burgemeester Wentholt presideerde. Onder de ingekomen stukken was een mededeeling, dat de heer G. Versteeg, politieagent-rechercheur te Rotterdam is benoemd' tot gemeenteveldwachter alhier. Op een vraag van den heer F ij m a of de raad oök nog verhinderen kon. dat de huurcommissie wordt opgeheven, ant woordde de voorzitter ontkennend. Het geldt hier een Kon. Besluit. Den heer H. J. Koning werd op zijn verzoek eervol ontslag verleend als lid van het Burgerlijk Armbestuur, en in zijn plaats benoemd de heer W. J. Buurman, No. ,i van de -door B. en W. opgemaakte voordracht. In de plaats van wijlen den heer R. A. v. d'. Schoot werd tot lid van de schat tingscommissie van de Rijksinkomstenbe- lasting benoemd de heer Joh. v. Houten Jzn. Tot leden van de commissie tot wering van schoolverzuim, die in haar geheel af treedt, werden herbenoemd de heeren H. Veldhuyzen v. Zanten, A. M. v. d. Jagt, W. A. v. d. Wal, E. A. Janssen, J. C. Bol, J. J. A. v. d. Starre, J. H. A Vooren en A. Z. Goemans. In de plaats van den heer v. d. Poll werd na twee vrije stemmingen bij her stemming benoemd de heer C. J. Bakker. Van den aanvang der stemming had de heer F ij m a er zijn afkeuring over uitge sproken, dat B. en W. alleen de S.D.A.P. van deze voordracht hadden uitgezonderd, terwijl zij toch een der grootste partijen is. Spr hoopte, dat B. en W. voortaan anders zullen handelen. Bij de stemming voor de negende vacature bleek, nadat driemaal de briefjes waren overgeteld, dat de heer Hoogmoed in het geheel niet had meege- stemd. Op aanvragen om voorschotten op dc gemeentelijke vergoeding aan bijzondere scholen werd gunstig beschikt, eveneens op een subsidieaanvrage van de Benne- broeksche R. K. Bijzondere schooL Het voorstel van B. en W. om f ico (niet f 3C0 zooals gevraagd werd) te ver strekken aan de Hillegomsche Harmonie- kapel lokte nogal heel wat bespreking uit. De heer Schrama, hoewel voor ver mindering van kosten en belasting, meen de, dat f 300 niet te veel was. Ten slotte stelde spr. voor f 200 te geven. Hij werd gesteund door den heer Jansen, die wees op de vele kosten, die de vereeniging heeft te dragen. Spr stelde voor f 150 te geven, (gelach, stemmen: wie biedt er meer). De heer Klaver waarschuwde tegen het scheppen van het beruchte precedent. Op een vraag van den heer Vermeer of de vereeniging 't vorig jaar ook f 100 heeft gehad, werd toestemmend geant woord, waaruit spr concludeerde, dat dan de rekening niet klopt. Spr verlangde na dere motiveering van de heeren Schrama en Jansen, Waarom stellen zij niet voor f 300 te geven? Zonder nadere toelichting zal spreker het voorstel van B. en W. moeten steunen. De heer Jansen ver klaarde slechts een tusschenvoorstel te hebben gedaan om geen al te groot pre cedent te maken. Het voorstel van den heer Schrama werd met 76 st. ver worpen, dat van den heer Jansen met een zelfde stemmenverhouding aangenomen. Aan A. Th. Kroone werd vergunning verleend om een hek te plaatsen aan de Leddsche straat, aan de Wed. J. Wiede- meyer idem voor den Stationsweg. Bij dit punt drong de heer Schrama aan op een andere regeling voor het plaat sen van hekken aan den Stationsweg. De weg is eigenlijk te smaL Is het te ver antwoorden, zoo vroeg hij, dat we de menschep, mooie hekken laten plaatsen, ter wijl binnen afzienbaren tijd de weg zal moeten worden verlegd. Spr wil beginnen, met enkele hekken terug te zetten. Wethouder de Vreugd zea, dat de zaak daarmede niet is opge lost. Het ging moeilijk, deze aanvragen af te wijzen, en de eigenaars -weten, dat dc vergunning slechts geldt tot wederopzeg- gens toe. 't Afwijzend advies op 'n dergelijke aan vrage van den heer J. Keyzer Czn au een h^k aan de Leidsche straat lokte pro test uit van 'den heer F ij ma, die hier bevoordeeling van den een boven citsi ander meende te zien. Wethouder d e Vreuigd had gaarne de aanvrage ver dedigd, maar de hoofdingenieur van Wa- beaww jtetaaak: onadat ter

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6