Z&S&sgSFSS,
ïïaRïifSfK
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 11 APRIL 1925
TWEEDE BLAD.
Aan het einde der Week.
De buitenlandsche politiek heeft de
.igeloopen week weer voor een groote
errassing gestaan, n.l. de candidatuur-
iiindenburg voor het Duitsche Rijks;
presidentschap.
Na een emdeloozen „Ruilhandel" is
ie rechterzijde ten slotte met deze can-
d.datuur voor den dag gekomen en is
net haar gelukt den grijzen veldmaar
schalk te bewegen zijn toestemming
daartoe te geven.
Jarres, die verklaard heeft „thans ge
noeg van het gesjacher" te hebben,
heeft zich teruggetrokken, zoodat de
strijd nu gaan zal tusschen Marx en
Hindenburg.
De verkiezing van Marx, die vrijwel
verzekerd scheen, wordt nu weer twij
felachtig, want Hindenburg is nog
steeds zeer populair m Duitschland,
wat wel daaraan te danken is, dat hij
nooit, zooals zijn collega Ludendorff,
onbezonnen dingen heeft gedaan.
Doch het is aan den anderen kant
ook niet aan twijfel onderhevig, dat
Hindenburg, als heeft hij nooit een aan
slag op de republiek beraamd, in hart
cn meren monarchist is.
Het is de vraag, of inderdaad zoo
als van verschillende zijden beweerd
wordt, de gewezen Duitsche keizer
de hand in deze zaak heeft, doch er
zou voor de Hohenzollern3 wel geen
verblijdender feit zijn, dan indien Hin
denburg mocht gekozen worden Dan
schijnen de dagen der republiek gete1
en misschien ook de dagen van den
Europeesclien vrede.
Alles wat het laatste jaar bereikt is
aan het scheppen van een betere ver
standhouding tuschen de volken, het
schijnt dan eensklaps te niet gedaan te
ziin
Want de naam Hindenburg is een
symbool: hij symboliseert het oude im
perialistische Duitschland van voor de
Revolutie.
Het lijdt geen twijfel dat men Hinden
burg ook alleen daarom (als symbool
en om zijn populariteit) vooruitschu ft.
Niemand, ook ter recnterzijde niet,
zal in hemtfcthe right man on the right
place" z.cn.
llij is een stokoude man, van 77 a 78
jaar en daarbij iemand, die zich nooit
met de politiek heeft ingelaten en daar
ook geen verstand van heeft; hij is mi
litair, een goed militair en niets anders
Zoo staat dan Duitschland op der
26sten April voor een u terst hela-
rijke beslissing, die van vèr strekkende
gevolgen kan zijn voor den toestand" in
ons werelddeel in de komende periode.
Monarchie of republiek, wie zal het
winnen?
Het minislerie-Herriot in Frankrijk
heeft in de afgeloopen week moeilijke
dagen doorleefd.
Een post van de onder wij sbegroo-
ting, waarbij Herriot de vertrouwens
kwestie gesteld had, werd met slechts
2 stemmen meerderheid in den Senaat
aangenomen. En naar bleek, was deze
toch reeds kleine meerderheid het ge
volg van een vergissing van twee Sena
toren, die verkeerd gestemd hadden
De moeilijkheden van Herriot zijn
velerlei, doch liggen vooral op het ge
bied der f'nancieele politiek. Herriot's
standpunt is: tot geen prijs inflatie, en
toen zijn minister van financiën Clé-
mentel de noodzakelijkheid aantoonde
van het lrden bijdrukken van bankbil
jetten ,.om aan de behoeften van den
handel tegemoet te komen", heeft hij
onn-pr.fPor/1 pn werd deze ver
va^e-pn door D" Monzie.
Ook zoo heeft bet Herr'ot evenwel
niet moTen gelukken, zich te handha
ven. want na een interpellatie van Mar-
sal nopens de financieele politiek der
regeering, werd Herriot in den Senaat
verslagen, waarna hij het ontslag van
zijn kabinet, aanbood, hetgeen door de
president der republiek Doumergua
werd aanvaard.
Uit het grijs verleden.
PIëTEIT.
Het huwelijk gold bij de Ouden, al
thans in die oudste tijden, toen de re
ligie der huisgoden nog in volle kracht
heerschte, als heilig en onverbreek
baar. Een opvatting, die steun vond
in de menschelijke ziel, waar de her
innering aan de scheppingsordinantie
nog niet geheel was uitgewischt, doch
die tevens gestut werd door de reli
gieuze opvattingen dier dagen.
Nog andere plichten schreef de mo
raal, die uit dezen godsdienst voort
vloeide, voor. Zij bepaalde, dat de
vrouw moest gehoorzamen en de man
bevelen. Zij wees ieder van hen zijn
eigen plaats aan en leerde hen elkan
der wederkeerig te respecteeren.
Ook de vrouw had haar rechten,
want ook zij had haar plaats aan den
haard: zij moest er voor waken, dat
het heilige vuur nooit uitging. Zij
vooral moest er voor zorgen, dat het
•rein bleef; zij riep het aan en offerde
er aan.
Ook zij had alzoo haar priesterschap
waar zij niet was, was de eeredienst
onvolledig en onvoldoende.
Daarom was het voor een Griek zoo
ongelukkig, wanneer hij had „een
haard, beroofd van echtgenoote."
En bij de Romeinen was de tegen
woordigheid der vrouw bij het offeren
zoo noodzakelijk, dat de priester als
hij weduwnaar werd, zijn ambt ver
loor.
Aan de rol, die zij bij het offeren
aan de huisgoden vervulde, dankte de
vrouw de vereering, die zij in de
Grieksch-Romeinsche maatschappij ge
noot. Zij droeg dan ook denzelfden ti
tel als haar man. De Romeinen noem
den den vader en de moeder des hui
zes paterfamilias en maierfamilias, de
Grieken oikodespoiês en oikcdespoina,
de Hindoes grihapati en g^ihapatni.
Hiermee stemt ook overeen de for
mule, die de vrouw bij de Romeinsclie
huwelijkssluiting uitsprak: „Ubi tu
Caius, ego Caia" d.w.z. „Waar gij Ga
jus zijt, ben ik Gaja", een uitdrukking,
waarmee te kennen gegeven wordt,
dat man en vrouw in het huis wel
geen gelijk gezag, doch tenminste ge
lijke waardigheid hadden.
Ook de zoon, hoezeer ook aan het
gezag van den vader, die hem kon
verkoopen en ter dood veroordeelen,
onderworpen, vervulde een rol in den
godsdienst. Ook hij had een functie
bij de uitoefening der ceremoniën;
zijn aanwezigheid was op sommige
dagen zoo noodzakelijk, dat de Ro
mein, die geen zoon had, er voor die
dagen een moest aannemen, opdat de
plechtigheden konden plaats vinden.
En op hoe nauwe wijze verbond de
religie vader en" zoon.
Immers men geloofde aan 'n tweede
leven in het graf, dat gelukkig en
rustig was, indien de doodenmaaltij-
den geregeld aangeboden werden. De
vader was er alzoo overtuigd van, dat
zijn lot na dit leven af zou hangen
van de zorg, die zijn zoon zou hebben
voor zijn graf en de zoon van zijn
kant was overtuigd, dat zijn vader na
zijn dood een god zou worden, dien
hij zou hebben aan te roepen.
Het is begrijpelijk, dat deze opvat
tingen een verhouding van wederkee-
rigen eerbied en toegenegenheid bevor
derden.
De Ouden noemden dat piëteit
(pietas).
De gehoorzaamheid van den zoon
jegens zijn vader en de liefde, die hij
toedroeg aan zijn moeder, noemden zij
pietas erga parentes (piëteit jegens de
ouders), de genegenheid van den va
der, de teederheid van de moeder voor
hun kinderen pietas erga liberos (pië
teit jegens de kinderen).
Dit begrip piëteit was veelomvat
tend; de Romein duidde met dit woord
aan, dat hij al zijn plichten tegenover
godheid en medemenschen in vollen
omvang en in elk opzcht vervult. Zij
spraken ook van pietas erga deos
(pieteit jegens de goden), hetgeen vrij
wel synoniem is met religio (gods
dienst).
Doch in dien oudsten tijd onder
scheidde de mensch nog niet precies:
plichtsgevoel, natuurlijke genegenheid
en godsdienstige opvattingen, het zat
alles in elkaar geweven en werd daar
om door een en hetzelfde woord uit
gedrukt.
Het begrip pieteit omvatte niet
slechts des menschen verhouding tot
de goden en tot zijn bloedverwanten,
er zat ook nog een derde element in,
nauw aan de vorige verbonden, n.l. de
liefde tot het vaderland, die in dien
oudsten tijd nog den vorm had van
gehechtheid aan het huis.
Welk een groote beteekenis het huis
in het gevoels- en gedachtenleveu der
Ouden innam, blijkt b.v. uit de geschie
denis van Anchises, die al ziet hij
Troje reeds in brand staan, toch zijn
woning niet verlaten wil, en van Odys
seus, die al worden hem alle schatten
der werd aangeboden, zelfs de onster
felijkheid, toch slechts één verlangen
heeft: de vlam van zijn haard weer te
zien.
Wij menschen van den nieuw eren
tijd zijn in 't algemeen minder aan een
bepaald huis gehecht: hoe weinig moei
te kost 'tons veelal om er van te schei
den en een ander te betrekken. En als
wij er aan gehecht zijn, dan is 'tom
de herinneringen die er aan verbon
den zijn en om hetgeen we er door
leefd hebben.
Maar onze religie is niet aan een be
paald huis gebonden, wij weten, dat
onze God overal is, „op bergen en in
dalen."
De Ouden dachten hier anders over;
voor hen woonde de godheid in het
vuur dat gloeide op den haard; .'^ar
was de voorzienigheid, die over hen
waakte, die hun gebeden hoorde en
hun wenschen verhoorde.
En verkeerde de mensch buiten zijn
woning, dan voelde hij zich buiten de
tegenwoordigheid van zijn God; van
daar de nauwe band die hem aan zijn
huis verbond.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Rouvcen, A. F. P.
Pop te Maassluis. Te Hoorn, H v. Lun
zen te Peperga.
Bedankt: Voor Jutphaas, J. Vermeu
len te Noordwijk aan Zee. Voor Hijlaard
E. A. A. Snijdelaar te IJhorst—de Wijk.
GEREF. KERK.
Beroepen: Te Zuidwolde, J. Dijkstra
te Warns.
CHR. QEREF. KERK.
Tweetal: Te Arnhem, W. Bijleveld
te Haarlem en C. S. v. d. Ven të Lisse.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
De bevestiging van den heer H. S t o 1 k
cand. t. d. H. D. uit Utrecht, als Herv.
Pred. te Brielsch-Nieuwland, zal piaa.s
hebben den I9den April, waar zal voor
gaan Prof. Dr. G. A. v. d. Bergh v.
Eysinga, hoogleeraar te Utrecht.
i namiddags hoont Dc q»*oi
".aotdan zijn' intrede .e'tuden
door Dr AI Tlf"5 b\'es"Sd W
predikatie over Hand Toh'Sf Jmtt een
j.V Ds Tl, j vf f 9b> deed Zondag
trede bij de Ned Herv T*" 2'Jn
Predik antsvacatnre
In de Ned. Herv. Gemeentp v n
tenrande. 2Do meldt heT^d 'f" u S"
gemvoordig heel wat beroertog De nre"
ter/Mr TB^tVTek nd bur^«S'
rm ra Tni^ bfk>e,m= hsn censu™.
SSSsra; ïi-1—c
Dr r H r,m! t gehoor geweest van
ÉpesiufcTïs
bmnen te gaan, omdat door de opeenre
dPen
De kerk en de kinderen.
aigemeene veering6 ,»e
Geref. predikanten, "af Ds HSR
Si"1 'oX
wasser?»*
van de Belien^ïs'TvtrlT
met hun 1«3^
huiscatechisatie. d,jk wel verdwenen
Geref. Bond.
Verzekerdheden.
'"OOM V«"feSCvha^ in"D£
Bijbef hef onderwerp dt fen^
der venvo°s-er"
staat, er behoort nojTlne^ L8!? punt
De tekst luidt: de tenteneer 2ln'
hebbep rust en difr™/" verwoestters
en dle God t rgen hebben
OPSTANDING.
De verwiiinaar is verwonnen,
Eindde 't leven in den dood
Als de vloek na de overtreding,
Jezus was den dood te groot:
Als een zondaar moest Hij sterven,
Weggevoerd naar somber graf;
Als Gods Zoon kon Hij ontwaken,
Leggen dood voor 't leven af.
Gods mpsterie! Hoe de krachten
Der vei'dorvene natuur
Door Zijn woord zijn uitgevezeld
En verkort zijn in haar duur.
Eeuwig zal de stof niet drukken
En al vvisslend verder gaan:
Jezus sprak en greep de machten
In haar nauwe omklemming aan.
Hij weerbaart de vleescben 9pieren
Door een Goddelijken gloed
En het lichaam wordt geheiligd
En gereinigd het gemoed.
Smart en dood zijn mee gekruisigd;
'tKorte uur wordt eeuwigheid;
Leven als uit 's werelds morgen
Wordt Zijn kinderen toebereid.
Meerder, heiliger dan 't leven
Na de zonde in Edens gaard,
Danken wij den Zoon des menschen,
Die Zijn ziel niet heeft gespaard;
Danken wij den Zoon des Vaders,
Die den steen verstiet van 'tgraf:
Door Hem leggen wij het lijdend
Voor een lichtend lichaam af.
J. P. VERGOUWEN.
verzekerdheden om hetgeen dat God met
Zijn hand toebrengt. Welke menschen wor
den hier bedoeld? Dezelfde als van wie
in Psalm 73:10 sprake is in de woorden:
„zie, dezen zijn goddeloos, nochtans heb
ben zij rust in de wereld, zij vermenigvul
digen het vermogen". Job spreekt van de
menschen, die alles wat zij bezitten van
God ontvangen, en nochtans er in roemen
en hun heil er in zoeken, en er op bour
wen alsof ze het zichzelve gegeven hebben.
Men voelt, dit heeft met verzekering niets
te maken. Het gaat hier over menschen,
diie Gode vijandig zijnf en toch nog zoo
veel voorspoed genieten, waarin ze roemen
alsof ze er huizen op konden bouwen. En
zoo zijn er meer uitspraken".
Tot zoover Ds. Bosch.
Het blijkt alweer, zegt Ds. Schilder in
„De Bazuin", ook uit deze kleinigheid,
dat een nieuwe Bijbelvertaling geen weel
de zou zijnen ook, dat in het algemeen
over de methode van Schriftuiüegging
iin verband met normatief en historisch
gezag nog niet iedereen even sterk het
onderwijs der theologie van ouderen en
nieuweren tijd gevolgd heeft.
De Protestanten in Rnsland.
Het kerkelijk leven der Protestanten in
Rusland heeft in de laatste maanden vol
gens „Das Evang. Deutschland" een groo
te opwekking beleefd.
In vele gemeenten worden 'de godsdienst
oefeningen druk bezocht en het aantal
gemeentegelden neemt door overgang uit
de Grieksch Katholieke Kerk zeer toe.
Het aantal Protestanten wordt geschat op
1.200.000. Merkwaardig is, dat de regee
ring een zooveel vriendelijker houding te
genover de protestanten aanneemt.
Tot voor korten tijd mochten in Rusland
geen Bijbels gedrukt worden, terwijl de
invoer van Bijbels uit het buitenland door
buitensporig hooge invoerrechten prac-
tisth onmogelijk gemaakt werd. Nu zijn
drie steden aangewezen, waar Bijbels ge
drukt mogen worden. Eveneens mogen
protestantsche tijdschriften weer gedrukt
en verspreid worden.
De anti-godsdienstige propaganda van
de zijde der regeering gaat door, maar de
„vrijheid" van den godsdienst wordt ge
waarborgd. De nieuwe regeering had be
paald, dat godsdienstonderricht alleen ge
geven mocht worden aan personen boven
18 jaar; op dien regel was een uitzonde
ring gelaten, n.l., dat men niet meer dan
drie kinderen tegelijk mocht onderwijzen.
De niet-Grieksch Katholieken hebben
nu aan de regeering het verzoek gericht
deze bepalingen wat ruimer te willen ma
ken.
Leidsche Penkrassem.
Amice,
De lijdensweken zijn ten einde en we
staan weer aan den vooravond van
het Paaschfeest, waarop we herdenken
de opstanding van Jezus Christus uit
dc dooden, hot heerlijke feest, 't welk
on? predikt dat de dood wel een ont-
z-ttendè macht is, maar dat het laat
ste woord toch niet is aan den dood,
't**»ir aan den Levensvorst, die de
macht dood en hel heeft gebroken
feit van wondere beteekenis is
dat.
w an* overal waart de dood rond.
heel de natuur, als in deze
9ci><*one voorjaarsdagen, schijnt te
aurnken van levensvernieuwing, en le-
veaHvrMugde en levenskracht, ziet men
rouwklagers door de straten rond-
en wordt het oog van den wan-
del»-r getroffen door de sogibere sta
ll" s di« voeren naar het graf.
De dood is in het menschelijk be-
R'a&ri een geweldige macht, zoo zelfs,
<b»t hoe paradoxaal het ook mag klin
ken, ens «leven feitelijk niets anders
i> dan «*en gestadig sterven.
Maar nu, Christus is opgestaan.
Het graf kon Hem niet houden. Hij
brak de banden des doods. De Levens-
vorst heeft door zijn kracht, den dood
den doodsteek toegebracht.
En wie in Jezus gelooven als hun
Borg en Zaligmaker, die door zijn ver
zoenend lijden en sterven een eeuwige
verlossing heeft teweeggebracht, mo
gen het in deze dagen zingen:
Hij, die voor ons zijn leven gaf,
Voor ons de kluisters brak van 't graf,
Hij heeft voor ons den strijd volstre-
den:
Nu zijn wij met Hem opgestaan,
Nu vangt het nieuwe leven aan,
Dat w' eeuwig in zijn dienst besteden.
Als nu het Paaschfeest voor ons
eenige vrucht heeft, dan zal van die
levensvernieuwing ook in heel ons op
treden moeten blijken. Dat is 't waar
toe ook dit feest ons weer roept.
Van die levensvernieuwing blijkt
vaak zoo weinig, ook al mag gezegd
dat het roer van ons levensscheepko
door Gods genade radicaal is omge
wend. Wij drijven nog zoo gemakke
lijk met den stroom mee.
We zijn zoo weinig actief menig
maal en ook al kunnen we niet zonder
meer tot de onwillige dienstknechten
worden gerekend, dan kunnen we toch
wel onder de onhandige dienstknech
ten worden geteld, die met goede
bedoelingen soms de zaak van don
Christus schade doen.
Wie het Christendom beoordeelt naar
het optreden der Christenen krijgt dan
ook een weinig verheffenden indruk.
Er is zoo weinig opstandingsvreugde
en zoo weinig waarachtig opstandings
leven.
Dat komt omdat het vuur der liefde
niet gloeit in onze harten en ook om
dat we er niet van doordrongen zijn
welke groote belangen hier op het spel
staan.
't Is daarom amice, dat ik mij ver
heug op de vergadering die hier a.s.
Maandag gehouden zal worden.
Er wordt van het opgroeiend ge
slacht vaak heel wat kwaad gezegd en
ouderen verkeeren menigmaal onder
den indruk dat het tegenwoordige ge
slacht bij vroegere geslachten wel heel
ver achterstaat.
Ik wil dat niet heoordeelen. Wij le
ven in een heel anderen tijd, dan een
veertig, vijftig jaar geleden. Het leven
is heel anders geworden en het open
baart zich anders. Er zijn andere ge
varen die nu de jeugd bedreigen, en
andere moeiten waarmee de jonge men
schen hebben te worstelen, veel meer
misschien dan vroeger het geval was.
Voorzichtigheid in het heoordeelen is
daarom wel gewenscht.
Maar hoe dit ook zij amice, het blijft
een verheugend verschijnsel dat door
heel het land duizenden jongelingen
zich Opmaken om bijeen te komen,
niet voor pret of vermaak, al zullen
de gezichten dan wel niet altijd in een
ernstige plooi zijn, maar om ernstige
onderwerpen te hooren bespreken cn
daarover te handelen.
Er is naar ik vernam voor de verga
dering die hier Maandag gehouden zal
worden zeer groote belangstelling. Dc
Graanbcurs die aanvankelijk voor dc
morgenvergadering was afgehuurd
bleek veel te klein evenals de Hooi-
grachtkerk, waar de middagvergade
ring zou worden gehouden.
Een verblijdend en moedgevend ver
schijnsel is dat. Neen amice, ik wil
dergelijke dingen niet overschatten.
Toen ik ook nog de eer en het genoe
gen had lid van een Jongelingsvereeni
ging te zijn en ook weieens aanwezig
was bij wat genoemd werd de „aan
groeiende Deputatenvergadering" had
ik soms den indruk dat we in de toe
komst zouden voortgaan van kracht
tot kracht.
De Christelijke scholen, zoo meende
ik zouden een nieuw geslacht afleve
ren, vervuld met liefde voor de Chris
telijke beginselen, de jongelingsver-
eenigingen zouden het hunne doen om
de jongelingen strijdvaardig te maken
en ze te bekwamen voor hun taak,
vereenigingen als „Patrimonium" en
de Christelijke vakorganisaties zouden
hun invloed laten gelden en zoo zou
stormenderhand op heel het leven van
ons volk beslag worden gelegd.
Langzamerhand ben ik wat ouder en
ook wat nuchterder geworden. Ik heb
ingezien dat het zóó gemakkelijk niet
gaat en dat er ook op dit gebied heel
wat mooie verwachtingen worden be
schaamd en heel wat teleurstellingen
moeten worden geboekt.
Maar toch amice, als ik dan weer
zie op wat er in andere landen gebeurt
hoe weinig daar van een positief op
treden en van een varen onder eigen
vlag van de Christusbelijders sprake
is, dan zeg ik toch: wat zijn we een
in vele opzichten rijk en gezegend volk
En met blijdschap begroet ik dan
ook a.s. Maandag de jongelingen, dio
heerheen komen en daardoor biijk ge
ven dat zij den Naam van den opge-
stanen Heiland wenschen te belijden
en dat zij zich onder zijn banier wen
schen te scharen.
Erkend moet worden dat men in de
keuze der sprekers zeer gelukkig is
geweest. Dr. Waterink van Amsterdam
is een gevierd spreker, die op het ge
bied van de jeugdactie zijne sporen
verdiend heeft en bovendien heeft Mi
nister Colijn toegezegd een opwekkend
woord te willen 'spreken.
Eigenlijk een wonderlijke zaak ami
ce. Als ik zie wat er de laatste maan
den gebeurd is, hoe de beer Colijn ge-
hoond is en gesmaad en verdacht ge
maakt, dan zou ik zeggen: hij mo9t:
veel meer behoefte hebben een opwek
kend woord te hooren, dan dat hij
in staat is anderen te bezielen. Dat hij
toch hierheen komt bewijst dat hij
zich door de moeilijkheden aan zijn
ambt verbonden niet laat neerslaan,
maar dat het beginsel waaruit hij leeft
hem kracht geeft om met opgewekt
heid voort te arbeiden.
Ik hoop van harte dat het voor onze
jongeren een heerlijke dag zal zijn en
ik zou zeggen: als het in verband met
de beperkte ruimte nog mogelijk is
tracht u dan ook van een plaatsje te
verzekeren om met de jongeren te ge
nieten en door hun jeugdige geestdrift
te worden gesterkt en bemoedigd en
daaruit nieuwe kracht te putten om
straks met frisschen moed er zelf op
los te gaan.
VERITAS.