meuvvit tttcrsxbttc. courant van MiEROfle rt ArRiL raeo ,Op 't Schip van Staat. XL \Ve vermeldden reeds, hoe Thor- hecke aanmerking maakte op de wijze, waarop in het tegenwoordige art. 9, vroeger art, 10 het recht van verceni- j ging en vergadering werd „geregeld en beperkt." Op die manier bleef er eigenlijk van het toegekende recht net zooveel of net zoo weinig over als de Regeering zelf zou verkiezen toe te staan. 't Was vooral het recht van vergade ring, dat deze redactie van ons artikel veroorzaakte. De woelige dagen van het revolutie jaar 1848 hadden bij de Tweede Ka mer ongerustheid doen ontstaan, dat het vergaderrecht een al te gevaarlijke toepassing bij het volk zou vinden en zoo moest de Regeering wel de be tee kenis van dat recht, al meer verklei nen. totdat zoo ten slotte de woorden „en beperkt" vooral dus met het oog op het vergaderrecht in dit artikel zijn opgenomen. Alle gedachten schenen dus in 1848 iwel uit te gaan naar politieke verga deringen. Toch bedoelde de Regeering daarmee ook iedere andere sarnen- komst, behalve godsdienstige samen- I komst, waarover art. 170 der Grond- j wet hader handelt Deze godsdienst- oefeningen worden dus allerminst ge- rekend tot wat de Grondwet onder ver gaderingen verstaat, i Volgens de reeds door ons genoemde Wet van 1855 is in het algemeen het houden van vergaderingen vrij. Tce- stemming van den burgemeester is al- i leen noodig voor openbare vergaderin- gen in de open lucht en voor bijeen- j komsten ter oefening in den wapen- i handel, wanneer deze worden gehou- Iden op plaatsen in den regel voor het publiek toegankelijk en wanneer ze door meer dan 10 personen worden bijgewoond. Misschien heeftop de laatste om- 1 schrijving de geschiedenis van de exer citie-genootschappen voor den Fran- schentijd wel invloed uitgeoefend. Er is in elk geval wel veel voor te zeggen ook wel in onze dagen, dat deze bepa ling toen zoo werd geformuleerd, al bezitten we hier nog geen beruchte ge nootschappen, als waarvan we uit Amerika en Italië hooren. In een der nieuwste werken over het Nederlandsch Staatsrecht wordt er op gewezen, hoe de indeeling van onze Grondwet lang niet onberispelijk mag 'heeten. En als daarvan ten bewijze verschillende dingen worden genoemd wordt ook gezegd: Van de z.g. „grond rechten" der burgers, zijn sommige b.v. 'de drukpersvrijheid, het petitierecht, het recht van vereeniging en vergade ring in Hdst I artt- 7, 8 en 9 te vin den, andere, als de vrjjheid van wo ning en het recht op het briefgeheim in Hdst. V, dat over de Justitie han delt. We kunnen dus maar niet in de Grondwet op een rijtje af, art. na art. de rechten der staatsburgers vinden i alS*in de behandelde artikelen. Toch kunnen we er hier even 'tbest j<onze aandacht aan geven en daarom, •slechts kort iets over de heel belang rijke rechten: vrijheid van woning en het briefgeheim. In aid. 158 der Grondwet vinden we Ihet eerst omschreven, in onmiddellijk verband met art. 157, dat het recht op j persoonlijke vrijheid waarborgt. Dat j lijkt en is, zoo gezegd nog belangrijker dan vrijheid van woning, maar omdat art. 157 handelt over het in hechtenis nemen van personen en we deze ge- /vangenisgedachte nu niet in de eerste iplaats bij ons voelen opkomen, achten /«we art. 158 van meer algemeen belang. 't Gaat over het binnentreden van een woning tegen den wil van den bewo- I ner. Men zal peggen, dat deze gedachte lal even ver te stellen is als die van (het in hechtenis nemen. Toch niet Denkt maar eens aan de „schatters" voor uw belastingaanslag. Dat is hl een heel gewoon geval. Men moet wel rechtsgeleerde wezen, om dan ook nog een juiste omschrij ving van het begrip „woning" te geven zooals in de wet is bedoeld. Maar dat is met meer wettelijke bepalingen het geval. Wel staat vast, dat fabrieken, werkplaatsen, zoo dikwijls door aller lei ambtenaren bezocht buiten het be- grip „woning" vallen. 't Gaat nï'et aan hier in den breede lover verschillende gevallen van dat 'binnentreden te schrijven. Jammer en lastig soms is het, dat de „bevoegd heid" zich op onrustbarende wijze uit breidt, zoodat geklaagd moest worden reeds van 1853 af, dat het huisrecht eigenlijk alleen volkomen afhankelijk is geworden van de bescheidenheid der ambtenaren. Alweer blijkt dus, dat de grondwettelijke waarborg dus eigenlijk niet veel meer is dan eene aanduiding j dat ook deze materie in een organieke i wet moest behandeld worden. De waarborg bestaat slechts in zoo- verre, dat de binnentredende ambte naar dat alleen mag doen in de geval len bij de wet bepaald, terwijl hij zich dan meestal moet doen vergezellen door burgemeester, commissaris van politie e.d. Hier schuilt dan ook de fout, dat aan steeds meer en allerlei i ambtenaren maar die bevoegdheid toe- j komt den huisvr&de te verbraken. Art. 159 waarborgt de veiligheid van den papieren bewoner in het papieren hui%je, den brief. De Stukken aan de post toevertrouwd heeten veilig voor schending der geheimen van den in houd. Hierop is maar een uitzonde ring, die van de Faillissementswet. Dan is de curator, bij wien alle stuk ken van den gefailleerde bezorgd mos ten worden, juist alweer gerechtigd tot opening. De reden daarvan ligt voor de hand. Het steeds uitbreidende telefonisch en telegraphisch verkeer heeft ook reeds staatscommissies doen voorstel len om ook het telefoon- en telegraaf geheim te waarborgen. Wat de bladen zeggen. De zomertijd. De Nederlander bepleit de invoering van den Midden-Europeeschen tijd durende het geheele jaar en zegt: „Aan de invoering van den Midden- Europeeschen tijd gedurende het ge heele jaar zouden o.i. de volgende .voor deden verbonden zijn: 1. de twistappel tusschen stad en dorp ware weggenomen; 2. van tweeërlei tijd, in den loop van een jaarkring ware geen sprake meer; 3. gedurende hèt gansche jaar, met uitzondering van de zonlooze maanden werd 40 minuten zonnelicht gewonnen; 4. gedurende den winter hadden wij met Duitschland en Zwitserland den zelfden tijd en met Engeland, België en Frankrijk precies éen uur verschil; 5. gedurende den zomer, wanneer voor de drie laatste landen ook de mid- den-Europeeschen tijd geldt, zou Neder land, met geheel West- en Midden- Europa een zelfde tijdregeling hebben. Nederland blijft zoeken naar een op lossing. Hetgeen in 1895 niet slaagde en in 1906 wonderlijk werd afgebroken, lijkt ons voor 1925 de oplossing". Arm maar eerlijk. Daar is klacht over de magerheid van ons program, waarop elke kostbare her vorming ontbreekt. En 't is waar, aldus De Rotterdam mer, wie zijn stem bepaalt naar de meest gunstige ofefrte, kan aan het anti revolutionair adres niet terecht. Hij ver voege zich aan het bolsjewis tisch kwartier en kieze den heer Wijn koop tot zijn patroon. Op diens program prijken allerhande toekomstige verrukkingen, die honder den millioenen van den staat vorderen. Bij zoo veel majestueuze pracht ver zinkt ons arirtzalig standje ,in het niet. We komen met geen klinkende leu zen en schitterende hervormingen, wij prediken geen ontevredenheid, stellen geen onvervulbare eischen. Zeker, stil zitten zullen wij niet. De reorganisatie der sociale verzekering moet haar beslag hebben, de invoering der ziekte-verzekering heeft al veel te lang getoefd, wat in den uitbouw van het collectief arbeidscontract rijp is, moet gegrepen worden en zoo zullen wij aan ons verleden getrouw be vorderen, dat gerechtigheid ook gerech tigheid in het économisch leven, ons volk verhoogt. Maar toch, struisvogelpolitiek baat niet; voor kostbare maatregeen is het thans niet de tijd. Aan den socialen compote-schotel kan niet; voor kostbare maatregelen is het slechts met mondjes-maat genoten wor den. Verwachtingen 'die niet bevredigd kunnen worden, worden onzerzijds niet gewekt. Arm zijn we, maar eerlijk. —r - En daarin zijn we rijk! HET MILLIOEN VOOR DE OLYMPIADE. De Memorie van Antwoord. In de Memorie van Antwoord in zake het wetsontwerp tot .verhooging van Hoofdstuk Va der Staatsbegroo- ting 1925 (subsidie Olympische spelen 1928) verklaart de minister van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, dat het voor de Regeering een ver klaarbare teleurstelling was, te moe ten ontwaren, dat het voorstel bij zoo- velen in en buiten het Parlement op bezwaren stuit. De uiteenzetting van verschillende dier bezwaren in het Voorloopig Ver slag heeft bij den Minister den indruk gevestigd, dat hij in zijn Memorie van Toelichting niet duidelijk en volledig genoeg geweest is. Ook is het hem in nadere bespre kingen met liet Nederlandsch Olym pisch Comité gelakt, aan verschillen de bedenkingen, iïn het Voorloopig Verslag opgenomen, tegemoet te ko men. Hij heeft er dus goede hoop op, dat een nadere bespreking van die bezwa ren alsnog vele tegenstanders zal over tuigen van het onmiskenbaar belang dat met het voorstel gemoeid is. Vóór alles heeft bij de indiening van dit ontwerp de verhouding met liet buitenland den doorslag gegeven. In 1928 zullen voor het eerst na den oorlog weer alle centrale mogendhe den tot deelneming aan dé Olympiade worden uitgenoodigd. Reeds daarom geldt het hier een in ternationaal belang van den eersten rang. Van grootdoenerij is hierbij geen sprake. Integendeel bestaat er voor ons land een moreele verplichting in 1928 de spelen hier te organiseeren. Indertijd is een lijst opgemaakt van de verschillende landen, die succes sievelijk zouden worden uitgenoodigd om de spelen binnen hun land te doen houden. Nederland heeft al twee maal, namelijk in 1920 en 1924, zijn beurt laten passeeren. Thans acht de Regeering het een zaak van internationaal fatsoen, dat ons land op zijn beurt den plicht der gastvrijheid zal betrachten. Dit is het standpunt niet slechts van den minis ter van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen, maar van het gansche Ka binet. De Olympiade hoe men liet doel er van ook moge beschouwen is een instelling, die internationaal is aanvaard, en als zoodanig verplichtin gen medebrengt. j Een ongelegen tijdstip? De Minister meent, dat er wat voor te zeggen valt, dat deze beslissing, nu wij den malaisètijd nog allerminst te boven zijn, op een ongelegen tijdstip aan de Staten-Generaal wordt voorge legd. Maar nu dit eenmaal zoo valt, brengt onze plaats onder de Natiën mede, dat wij deze verplichting tegen over het buitenland niet van ons af schuiven. Over het algemeen onder vinden deze natiën bovendien de ma laise in een mate, waarbij de toe stand in ons land gunstig afsteekt. Dat ons land een beroep op die ma laise wil doen, om zich aan een inter nationale verplichting te onttrekken, zal in het buitenland dan ook wellicht niet worden verstaan. Andere bezwaren welke werden aan gevoerd, waren van moreelen aard* Maar juist om ten aanzien van den moreelen kant medezeggenschap te hebben, acht de minister het verstan dige politiek, zich van overheidswege niet afzijdig te houden. Geen spel op Zondag. Ten aanzien van de vrees van ont heiliging van den Zondag -is de Regec: ring van meet af waakzaam geweest. Zij wenscht, dat tegenover eventu- eelen Regeeringssteun deze voorwaar de zal staan, dat in geen geval gedu rende den Zondag zal worden gespeeld Opdat echter velen van de Olympi ade zullen kunnen genieten, zullen in overleg met het Nederlandsch-Olym- pisch Comité maatregelen worden ge troffen, om te bewerken, dat geduren de de Zaterdagen, of althans gedu rende een deel daarvan door de werk gevers zooveel mogelijk aan hun per soneel vrijaf zal wprden gegeven. Be fmancieele kant. Alvorens in te gaan op de beschou wingen in het voorl. verslag betref fende de financiering der Olympiade, meent de minister een opmerking van algemeenen aard te moeten laten voor afgaan, naar aanleiding van de door eenige leden gehuldigde opvatting, dat hét niet op den weg van het Rijk ligt, de geheele burgerij voor deze sport- feesten te laten betalen, maar dat in tegendeel de sportliefhebbers en zij, die bij die feesten belang hebben, de daarvoor benoodigde sommen zelf bij een moeten brengen. Toen Amsterdam was aangewezen voor» de in 1928 te houden gpelen, heeft bet Nederlandsch Olympisch Comité al spoedig het fi- nancieele vraagstuk ter hand genomen Nadat allerlei voorstellen werden ver worpen, leidde een met eenige voor aanstaande bankiers gepleegd overleg er toe vast te stellen, dat het groote bedrag, noodig voor een behoorlijke regeling, door particulieren wel zou kunnen worden bijeengebracht, maar alleen, wanneer naar het voorbeeld van Zweden een loterij zou kunnen worden gehouden. Daarop volgde bet verzoek aan de Regeering de ingevolge de Loterijwei vereischte vergunning tot het doen houden van zulk een loterij te willen uitlokken. Wegens principieele bezwa ren is de Regeering op dat denkbèeld niet ingegaan, doch heeft zij in plaats daarvan hare medewerking in den vorm van Rijkssubsidie toegezegd. Juist door deze houding der Regeering kregen de Staten Generaal dus mede zeggenschap. Wanneer zij op het denk beeld eener loterij was ingegaan, liad de Regeering alleen beslist. Met voldoenden grond mag worden verwacht aanvankelijk is dit reeds in verblijdende mate gebleken dat, wanneer de overheid voorgaat, door middel van een subsidie, ook haar mo reelen steun aan dit plan te geven, vele particulieren hun aandeel zullen leveren om de kosten te bestrijden. Aanneming van het wetsontwerp zal dus voor liet Nederlandsch Olympisch Comité niet slechts een spoorslag zijn om met alle kracht voort te gaan van particuliere zijde gelden bijeen te krij gen, maar daarin zal voor het Comité eigenlijk de beste steun gelegen zijn om in dat pogen te slagen. Hoe beter dit gelukt, des te minder zal gebruik gemaakt behoeven te worden van het als maximum voorgestelde bedrag der Rijksbijdrage. In het kort staat de zaak', financieel gesproken zoo, dat er een waarborg fonds voor het volle bedrag der ge raamde uitgaven, dus van 2 millioen gulden, zal zijn, waarin door het Rijk voor 1/2, door provincie en gemeente te zamen voor 1/i en door particulie ren eveneens voor 1/4 zal worden ge participeerd. Voorts wijst 'de Minister er nog op, dat thans reeds van particuliere zijde de toezegging is gedaan van een ga rantie tot een bedrag van 1/2 millioen. Verder kan de verzekering worden ge geven, dat het Nederlandsch Comité nog drie jaar krachtig werkzaam zal zijn om op allerlei wijzen bijdragen in te zamelen. Een posftief antwoord op de vraag of, indien dit wetsontwerp afgesteihd wordt, bet houden van de Olympiade in ons land voorgoed van de baan is, kan natuurlijk niet worden gegeven. Maar de Regeering is er van overtuigd dat dit inderdaad het geval zal zijn. Resumeerend wijst de minister er dus nog eens op, dat: le. het voorstel tot het verleenen van Rijkssteun gedaan wordt, omdat ons land in 1928 voor het organiseeren der Olympiade aan de beurt is, dat dit een bijzondere beteekenis heeft, omdat dan voor bet eerst alle Cen trale Mogendheden worden uitgenoo digd vertegenwoordigers te zenden, en dat de Regeering het verstandig acht in de uitvoering van deze wereldge beurtenis medezeggenschap të hebben; 2e. op Zondagen niet zal worden ge speeld; 3e. de financieele steun des Rijks zich zal bepalen tot deelneming in het waarborgfonds tot een bedrag van ten hoogste een millioen, verdeeld over 4 jaren; 4e. op de gansche financieele gestie door een Regeeringscommissaris, bij gestaan door accountants, nauwlettend zal worden toegezien. Uit het Sociale Leven. Chr. Metaalbewerkersbcnd. De algemeene vergadering van den Chr. Metaalb e werkersbon d zal gehouden wor den te Utrecht op Vrijdag 22 en Zater dag 23 Mei, in het gebouw voor Chr. Sociale Belangen. O.m. stelt de afdeeling Utrecht de vól gende statutenwijziging voor „De Chr. Metaalbewerkersbond in Ne derland aanvaardt als grondslag de be ginselen vervat in Gods Woord en ver werpt mitsdien den klassenstrijd". De afdeeling Vlissingen stelt voor om bij het C. N. V. aan te dringen tot het verkrijgen van een centraal blad voor alle aangesloten organisaties. Daarnaast overwege het bestuur om dan te komen tot opheffing van ons eigen orgaan. De N.C.V.G.B. Wij ontvingen het zesde verslag van de werkzaamheden van onzen Nederland- schen Centralen Bond van Christelijke ar beiderspers) in de bedrijven van. voe- dings- en genotmiddelen. (N.C.V.G.B.) Handelende over het tweejaarlijkse!! tijd vak van 1 Januari tot 31' December 1924. Dit verslag spreekt van moeite en zor gen, van gevoerden strijd; ook van veel wat groote reden tot- dankbaarheid heeft gegeven. Helaas kon de teruggang in ledental nog niet gestuit worden. Ondanks allés, blijkt dat immer weer de gelederen der georganiseerde arbeidersbeweging, dun nen. Tal van arbeiders hebben de orga nisatie den rug toegekeerd. Zulks geldt naar verhouding ook voor dezen bond. Dat zijn en blijven dingen welke ont moedigen. En toch, aldus het H. B., we zullen voortgaan 1 Ondanks alles wat tegen ons ons is. Overtuigd van onze plicht en roe- ping. Omdat we weten dat we niet anders mogen! Omdat we weten dat we niet anders kunnenI Omdat we weten dat we niet anders willen 1 I Dan moge het leven in al zijn moeite en zorgen en strijd zich aans ons opdringen, we zullen staan in den arbeid. Het ledental van den bond bedroeg op 1 Januari 1923 1851, op 31 December 1924 1616 leden. De Bbnd telde op 1 Januari 1923 42 af deelingen. 'Op 31 December 1^24 be droeg het aantal af deelingen 41. Het Hoofdbestuur is als volgt samen gesteld: A. Hanemaaijer,x) Rotterdam, Voorzitter. J. Z. Kannegieter,1) Rotterdam, Secretaris. A. de Haan,x) Rotterdam', Penningmeester. P. Chr. "Simons, Rotterdam, 2de Voorzitter. M. Steussy, Utrecht, 2de Secretaris. D. den Braber, Rotterdam, 2de Penningmeester. J. Otten, Amsterdam, Bestuurslid. J. v. Konijnenburg, Rotterdam, Bestuurslid. X. Veenstra, Sneek, Bestuurslid. In deze samenstelling van het Hoofdbe stuur kwam tot uiting de vertegenwoordi ging der vakgroepen. Zoowel de bakkers de chocoladebewerkers, de slagers, als de drankbereiders vonBen in dit bestuurscol lege hun evenredige vertegenwoordigers. Lid Dagelijksch' Bestuur. UIT DE RADIO-WERELD. De Maasbode geeft interessante bij zonderheden omtrent de organisatie van den Radio-omroep in de Engelsche Koloniën en dominions, welks presta ties dezer overzeesche stations ii> alle opzichten met die van het moederland kunnen wedijveren. Onder de Dominions is Canada het beste met omroepstations bedeeld: op 't RECLAME. MIJNHARDT's Staal-Tabletien 90" ct Maag-Tableüen 75 ct Zenuw-Tabletten 75 ct Laxeer-Tabletten 60 ct Hoofdpijn-Tabletten 6a ct Bij Apoth. en Drogisten. oogenblik zijn er niet minder dan p;m. 50, waarvan 44 een geregeiden dienst onderhouden. Al deze zenders weiKen op een golfbereik, dat tusscnen 400 en 450 meter gelegen is. Exploitatie en oprichting dezer om roepstations zijn geheel aan het particu liere initiatief overgelaten: een zendver gunning, uit te reiken door het gouver nement is echter vereischt, terwijl de stations ook onder officieele controle staan. Wat dit betreft, maakt de staat Mani toba een uitzondering, aangezien daar die controle niet door het gouvernement van het Dominion, -doch door het pro vinciaal bestuur van Manitoba wordt uitgeoefend. Tevens bezit Winnipeg in dien staat gelegen een off.cieel omroepstation, dat evenals de particu liere zenders alle mogelijke program ma's ten beste geeft. De groote Canadeesche spoorwegen exploiteeren zelf niet minder dan zes stations, die aan de groote rantó's ge legen zijn. Zij werken speciaal ten be hoeve van de passagiers der groote ex- presstreinen. die alle van eerste klas ont vanginstallatie voorzien zijn Elke passagier heeft bij zijn zitplaats een stopcontact met behulp waarvan hij zijn telefoon kan inschakelen. Lipidspre- kersontvangst vindt in die treinen wei nig of geen toepassing, zoodat het luiste ren niet opgedrongen wordt aan passa giers die zulks niet wenschen. Natuurlijk lieeft Canada ook de noo- dige amateurzenders van k7ein vermo gen, die vergunning hebben om te sei nen, met beperkte en era", e tot een golf lengte van ongeveer 200 meter. Australië heeft zeven groote zenders welker goflengte wisselen tusschen 35(J en 1750 meter. Hier is de ontwikkeling van den om roep wel eenigszins tegengehouden door de wettelijke benafmg dat bli bet in bedrijf stellen van iederen omr ep- zender een waarborgsom van pd. st. 1000 gij het gouvernement gestor; moet wórden. Dit bedrag wordt na drie jaar geres- stitueerd, indien gedurende dat tijdsver loop geen klachten betreffende de uitzen dingen van het station zijn binnengeko men en gegrond bevonden. Voor de luistervergunningen moet 'n jaarlijksch bedrag betaald worden, dat, eigenaardig genoeg, afhankelijk blijkt te zijn van den afstand waarop de luiste raar zich van den omroepzender be vindt. De bezitters van ontvangtoestellen, die zich op meer dan 25 mijl afstand van den zender bevinden, betalen per jaar 35 shilling. Voor afstanden tus schen 250 en 150 mijl is dit bedrag 30 shilling en de luisteraar, die niet ver der dan 150 mijl van een zender woont komt er met 'n bijdrage van 25 shilling af, een en ander volgens de „Radio- Times". In Nieuw Zeeland is de omroep weer meer vrij gelaten: er zijn daar verschil lende stations welke geëxploiteerd wor den door radio-firma's die zich op deze wijze afnemers van ontvangtoestellen trachten te verschaffen. Pas is er een nieuwe maatschappij op gericht, die over eenigen tijd zenders in Auckland, Wellington Canterbury en Otago in bedrijf zal hebben. De jaar- lijksche bijdrage die in Nieuw Zeeland van de amateurs gevraagd wordt, is slechts 5 shilling. In 7uid-Afrika is de toestand weer eenigszins anders. De maatschappijen, die daar omroepstations exploiteeren, ontvangen een 5-jarige vergunning, die voor vernieuwing vatbaar is. Er zijn nu op het oogenblik vier zen ders, nl., te Johannesburg, Grahamston, Durban en Kaapstad: hun golflengten zijn analoog aan die der kleinere Engel sche stations nil tusschen 350 en 450 meter. In de omroepvergunning is een bepa ling opgenomen volgens welke het gou vernement het recht heeft het station ge durende drie uren per week voor het verspreiden van officieele publicaties te gebruiken. Zuid-Afrika is een van die weinige landen, waar het reclame n aken door middel van den omroep is toegestaan. Voor dit doel mag echter hoogstens 10 pet. der seintijden gebruikt worden, ter wijl een en ander gedurende niet lan ger dan zes achtereenvolgende minuten per uur mag geschieden. Behalve een retributie van 5 shilling per jaar aan het gouvernement betalen de-luisteraars ook nog een bijdrage voor een fonds waaruit de exploitatiekosten van de omroepstations worden bestre den. De lezer ziet dat ook buiten Europa de omroep zich in groote belangstelling mag verheugen en het is opmerkelijk, dat in een steeds toenemend aantal lan den de financieele betrekkingen tus schen luisteraars m exploitanten van omroepzenders officieel gereglemen teerd worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 10