meuvvit tttcrsxbttc. courant van MiEROfle rt ArRiL raeo
,Op 't Schip van Staat.
XL
\Ve vermeldden reeds, hoe Thor-
hecke aanmerking maakte op de wijze,
waarop in het tegenwoordige art. 9,
vroeger art, 10 het recht van verceni-
j ging en vergadering werd „geregeld en
beperkt."
Op die manier bleef er eigenlijk van
het toegekende recht net zooveel of net
zoo weinig over als de Regeering zelf
zou verkiezen toe te staan.
't Was vooral het recht van vergade
ring, dat deze redactie van ons artikel
veroorzaakte.
De woelige dagen van het revolutie
jaar 1848 hadden bij de Tweede Ka
mer ongerustheid doen ontstaan, dat
het vergaderrecht een al te gevaarlijke
toepassing bij het volk zou vinden en
zoo moest de Regeering wel de be tee
kenis van dat recht, al meer verklei
nen. totdat zoo ten slotte de woorden
„en beperkt" vooral dus met het oog
op het vergaderrecht in dit artikel zijn
opgenomen.
Alle gedachten schenen dus in 1848
iwel uit te gaan naar politieke verga
deringen. Toch bedoelde de Regeering
daarmee ook iedere andere sarnen-
komst, behalve godsdienstige samen-
I komst, waarover art. 170 der Grond-
j wet hader handelt Deze godsdienst-
oefeningen worden dus allerminst ge-
rekend tot wat de Grondwet onder ver
gaderingen verstaat,
i Volgens de reeds door ons genoemde
Wet van 1855 is in het algemeen het
houden van vergaderingen vrij. Tce-
stemming van den burgemeester is al-
i leen noodig voor openbare vergaderin-
gen in de open lucht en voor bijeen-
j komsten ter oefening in den wapen-
i handel, wanneer deze worden gehou-
Iden op plaatsen in den regel voor het
publiek toegankelijk en wanneer ze
door meer dan 10 personen worden
bijgewoond.
Misschien heeftop de laatste om-
1 schrijving de geschiedenis van de exer
citie-genootschappen voor den Fran-
schentijd wel invloed uitgeoefend. Er
is in elk geval wel veel voor te zeggen
ook wel in onze dagen, dat deze bepa
ling toen zoo werd geformuleerd, al
bezitten we hier nog geen beruchte ge
nootschappen, als waarvan we uit
Amerika en Italië hooren.
In een der nieuwste werken over het
Nederlandsch Staatsrecht wordt er op
gewezen, hoe de indeeling van onze
Grondwet lang niet onberispelijk mag
'heeten. En als daarvan ten bewijze
verschillende dingen worden genoemd
wordt ook gezegd: Van de z.g. „grond
rechten" der burgers, zijn sommige b.v.
'de drukpersvrijheid, het petitierecht,
het recht van vereeniging en vergade
ring in Hdst I artt- 7, 8 en 9 te vin
den, andere, als de vrjjheid van wo
ning en het recht op het briefgeheim
in Hdst. V, dat over de Justitie han
delt.
We kunnen dus maar niet in de
Grondwet op een rijtje af, art. na art.
de rechten der staatsburgers vinden
i alS*in de behandelde artikelen.
Toch kunnen we er hier even 'tbest
j<onze aandacht aan geven en daarom,
•slechts kort iets over de heel belang
rijke rechten: vrijheid van woning en
het briefgeheim.
In aid. 158 der Grondwet vinden we
Ihet eerst omschreven, in onmiddellijk
verband met art. 157, dat het recht op
j persoonlijke vrijheid waarborgt. Dat
j lijkt en is, zoo gezegd nog belangrijker
dan vrijheid van woning, maar omdat
art. 157 handelt over het in hechtenis
nemen van personen en we deze ge-
/vangenisgedachte nu niet in de eerste
iplaats bij ons voelen opkomen, achten
/«we art. 158 van meer algemeen belang.
't Gaat over het binnentreden van een
woning tegen den wil van den bewo-
I ner. Men zal peggen, dat deze gedachte
lal even ver te stellen is als die van
(het in hechtenis nemen. Toch niet
Denkt maar eens aan de „schatters"
voor uw belastingaanslag. Dat is hl
een heel gewoon geval.
Men moet wel rechtsgeleerde wezen,
om dan ook nog een juiste omschrij
ving van het begrip „woning" te geven
zooals in de wet is bedoeld. Maar dat
is met meer wettelijke bepalingen het
geval. Wel staat vast, dat fabrieken,
werkplaatsen, zoo dikwijls door aller
lei ambtenaren bezocht buiten het be-
grip „woning" vallen.
't Gaat nï'et aan hier in den breede
lover verschillende gevallen van dat
'binnentreden te schrijven. Jammer en
lastig soms is het, dat de „bevoegd
heid" zich op onrustbarende wijze uit
breidt, zoodat geklaagd moest worden
reeds van 1853 af, dat het huisrecht
eigenlijk alleen volkomen afhankelijk
is geworden van de bescheidenheid der
ambtenaren. Alweer blijkt dus, dat de
grondwettelijke waarborg dus eigenlijk
niet veel meer is dan eene aanduiding
j dat ook deze materie in een organieke
i wet moest behandeld worden.
De waarborg bestaat slechts in zoo-
verre, dat de binnentredende ambte
naar dat alleen mag doen in de geval
len bij de wet bepaald, terwijl hij zich
dan meestal moet doen vergezellen
door burgemeester, commissaris van
politie e.d. Hier schuilt dan ook de
fout, dat aan steeds meer en allerlei
i ambtenaren maar die bevoegdheid toe-
j komt den huisvr&de te verbraken.
Art. 159 waarborgt de veiligheid van
den papieren bewoner in het papieren
hui%je, den brief. De Stukken aan de
post toevertrouwd heeten veilig voor
schending der geheimen van den in
houd. Hierop is maar een uitzonde
ring, die van de Faillissementswet.
Dan is de curator, bij wien alle stuk
ken van den gefailleerde bezorgd mos
ten worden, juist alweer gerechtigd
tot opening. De reden daarvan ligt
voor de hand.
Het steeds uitbreidende telefonisch
en telegraphisch verkeer heeft ook
reeds staatscommissies doen voorstel
len om ook het telefoon- en telegraaf
geheim te waarborgen.
Wat de bladen zeggen.
De zomertijd.
De Nederlander bepleit de invoering
van den Midden-Europeeschen tijd
durende het geheele jaar en zegt:
„Aan de invoering van den Midden-
Europeeschen tijd gedurende het ge
heele jaar zouden o.i. de volgende .voor
deden verbonden zijn:
1. de twistappel tusschen stad en dorp
ware weggenomen;
2. van tweeërlei tijd, in den loop van
een jaarkring ware geen sprake meer;
3. gedurende hèt gansche jaar, met
uitzondering van de zonlooze maanden
werd 40 minuten zonnelicht gewonnen;
4. gedurende den winter hadden wij
met Duitschland en Zwitserland den
zelfden tijd en met Engeland, België en
Frankrijk precies éen uur verschil;
5. gedurende den zomer, wanneer
voor de drie laatste landen ook de mid-
den-Europeeschen tijd geldt, zou Neder
land, met geheel West- en Midden-
Europa een zelfde tijdregeling hebben.
Nederland blijft zoeken naar een op
lossing. Hetgeen in 1895 niet slaagde en
in 1906 wonderlijk werd afgebroken,
lijkt ons voor 1925 de oplossing".
Arm maar eerlijk.
Daar is klacht over de magerheid van
ons program, waarop elke kostbare her
vorming ontbreekt.
En 't is waar, aldus De Rotterdam
mer, wie zijn stem bepaalt naar de
meest gunstige ofefrte, kan aan het anti
revolutionair adres niet terecht.
Hij ver voege zich aan het bolsjewis
tisch kwartier en kieze den heer Wijn
koop tot zijn patroon.
Op diens program prijken allerhande
toekomstige verrukkingen, die honder
den millioenen van den staat vorderen.
Bij zoo veel majestueuze pracht ver
zinkt ons arirtzalig standje ,in het niet.
We komen met geen klinkende leu
zen en schitterende hervormingen, wij
prediken geen ontevredenheid, stellen
geen onvervulbare eischen.
Zeker, stil zitten zullen wij niet. De
reorganisatie der sociale verzekering
moet haar beslag hebben, de invoering
der ziekte-verzekering heeft al veel te
lang getoefd, wat in den uitbouw van
het collectief arbeidscontract rijp is,
moet gegrepen worden en zoo zullen
wij aan ons verleden getrouw be
vorderen, dat gerechtigheid ook gerech
tigheid in het économisch leven, ons
volk verhoogt.
Maar toch, struisvogelpolitiek baat
niet; voor kostbare maatregeen is het
thans niet de tijd.
Aan den socialen compote-schotel kan
niet; voor kostbare maatregelen is het
slechts met mondjes-maat genoten wor
den.
Verwachtingen 'die niet bevredigd
kunnen worden, worden onzerzijds niet
gewekt.
Arm zijn we, maar eerlijk. —r -
En daarin zijn we rijk!
HET MILLIOEN VOOR DE
OLYMPIADE.
De Memorie van Antwoord.
In de Memorie van Antwoord in
zake het wetsontwerp tot .verhooging
van Hoofdstuk Va der Staatsbegroo-
ting 1925 (subsidie Olympische spelen
1928) verklaart de minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen,
dat het voor de Regeering een ver
klaarbare teleurstelling was, te moe
ten ontwaren, dat het voorstel bij zoo-
velen in en buiten het Parlement op
bezwaren stuit.
De uiteenzetting van verschillende
dier bezwaren in het Voorloopig Ver
slag heeft bij den Minister den indruk
gevestigd, dat hij in zijn Memorie van
Toelichting niet duidelijk en volledig
genoeg geweest is.
Ook is het hem in nadere bespre
kingen met liet Nederlandsch Olym
pisch Comité gelakt, aan verschillen
de bedenkingen, iïn het Voorloopig
Verslag opgenomen, tegemoet te ko
men.
Hij heeft er dus goede hoop op, dat
een nadere bespreking van die bezwa
ren alsnog vele tegenstanders zal over
tuigen van het onmiskenbaar belang
dat met het voorstel gemoeid is.
Vóór alles heeft bij de indiening
van dit ontwerp de verhouding met
liet buitenland den doorslag gegeven.
In 1928 zullen voor het eerst na den
oorlog weer alle centrale mogendhe
den tot deelneming aan dé Olympiade
worden uitgenoodigd.
Reeds daarom geldt het hier een in
ternationaal belang van den eersten
rang. Van grootdoenerij is hierbij
geen sprake.
Integendeel bestaat er voor ons land
een moreele verplichting in 1928 de
spelen hier te organiseeren.
Indertijd is een lijst opgemaakt van
de verschillende landen, die succes
sievelijk zouden worden uitgenoodigd
om de spelen binnen hun land te doen
houden. Nederland heeft al twee maal,
namelijk in 1920 en 1924, zijn beurt
laten passeeren.
Thans acht de Regeering het een
zaak van internationaal fatsoen, dat
ons land op zijn beurt den plicht der
gastvrijheid zal betrachten. Dit is het
standpunt niet slechts van den minis
ter van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, maar van het gansche Ka
binet.
De Olympiade hoe men liet doel
er van ook moge beschouwen is
een instelling, die internationaal is
aanvaard, en als zoodanig verplichtin
gen medebrengt. j
Een ongelegen tijdstip?
De Minister meent, dat er wat voor
te zeggen valt, dat deze beslissing, nu
wij den malaisètijd nog allerminst te
boven zijn, op een ongelegen tijdstip
aan de Staten-Generaal wordt voorge
legd. Maar nu dit eenmaal zoo valt,
brengt onze plaats onder de Natiën
mede, dat wij deze verplichting tegen
over het buitenland niet van ons af
schuiven. Over het algemeen onder
vinden deze natiën bovendien de ma
laise in een mate, waarbij de toe
stand in ons land gunstig afsteekt.
Dat ons land een beroep op die ma
laise wil doen, om zich aan een inter
nationale verplichting te onttrekken,
zal in het buitenland dan ook wellicht
niet worden verstaan.
Andere bezwaren welke werden aan
gevoerd, waren van moreelen aard*
Maar juist om ten aanzien van den
moreelen kant medezeggenschap te
hebben, acht de minister het verstan
dige politiek, zich van overheidswege
niet afzijdig te houden.
Geen spel op Zondag.
Ten aanzien van de vrees van ont
heiliging van den Zondag -is de Regec:
ring van meet af waakzaam geweest.
Zij wenscht, dat tegenover eventu-
eelen Regeeringssteun deze voorwaar
de zal staan, dat in geen geval gedu
rende den Zondag zal worden gespeeld
Opdat echter velen van de Olympi
ade zullen kunnen genieten, zullen in
overleg met het Nederlandsch-Olym-
pisch Comité maatregelen worden ge
troffen, om te bewerken, dat geduren
de de Zaterdagen, of althans gedu
rende een deel daarvan door de werk
gevers zooveel mogelijk aan hun per
soneel vrijaf zal wprden gegeven.
Be fmancieele kant.
Alvorens in te gaan op de beschou
wingen in het voorl. verslag betref
fende de financiering der Olympiade,
meent de minister een opmerking van
algemeenen aard te moeten laten voor
afgaan, naar aanleiding van de door
eenige leden gehuldigde opvatting, dat
hét niet op den weg van het Rijk ligt,
de geheele burgerij voor deze sport-
feesten te laten betalen, maar dat in
tegendeel de sportliefhebbers en zij,
die bij die feesten belang hebben, de
daarvoor benoodigde sommen zelf bij
een moeten brengen. Toen Amsterdam
was aangewezen voor» de in 1928 te
houden gpelen, heeft bet Nederlandsch
Olympisch Comité al spoedig het fi-
nancieele vraagstuk ter hand genomen
Nadat allerlei voorstellen werden ver
worpen, leidde een met eenige voor
aanstaande bankiers gepleegd overleg
er toe vast te stellen, dat het groote
bedrag, noodig voor een behoorlijke
regeling, door particulieren wel zou
kunnen worden bijeengebracht, maar
alleen, wanneer naar het voorbeeld
van Zweden een loterij zou kunnen
worden gehouden.
Daarop volgde bet verzoek aan de
Regeering de ingevolge de Loterijwei
vereischte vergunning tot het doen
houden van zulk een loterij te willen
uitlokken. Wegens principieele bezwa
ren is de Regeering op dat denkbèeld
niet ingegaan, doch heeft zij in plaats
daarvan hare medewerking in den
vorm van Rijkssubsidie toegezegd.
Juist door deze houding der Regeering
kregen de Staten Generaal dus mede
zeggenschap. Wanneer zij op het denk
beeld eener loterij was ingegaan, liad
de Regeering alleen beslist.
Met voldoenden grond mag worden
verwacht aanvankelijk is dit reeds
in verblijdende mate gebleken dat,
wanneer de overheid voorgaat, door
middel van een subsidie, ook haar mo
reelen steun aan dit plan te geven,
vele particulieren hun aandeel zullen
leveren om de kosten te bestrijden.
Aanneming van het wetsontwerp zal
dus voor liet Nederlandsch Olympisch
Comité niet slechts een spoorslag zijn
om met alle kracht voort te gaan van
particuliere zijde gelden bijeen te krij
gen, maar daarin zal voor het Comité
eigenlijk de beste steun gelegen zijn
om in dat pogen te slagen. Hoe beter
dit gelukt, des te minder zal gebruik
gemaakt behoeven te worden van het
als maximum voorgestelde bedrag der
Rijksbijdrage.
In het kort staat de zaak', financieel
gesproken zoo, dat er een waarborg
fonds voor het volle bedrag der ge
raamde uitgaven, dus van 2 millioen
gulden, zal zijn, waarin door het Rijk
voor 1/2, door provincie en gemeente
te zamen voor 1/i en door particulie
ren eveneens voor 1/4 zal worden ge
participeerd.
Voorts wijst 'de Minister er nog op,
dat thans reeds van particuliere zijde
de toezegging is gedaan van een ga
rantie tot een bedrag van 1/2 millioen.
Verder kan de verzekering worden ge
geven, dat het Nederlandsch Comité
nog drie jaar krachtig werkzaam zal
zijn om op allerlei wijzen bijdragen in
te zamelen.
Een posftief antwoord op de vraag
of, indien dit wetsontwerp afgesteihd
wordt, bet houden van de Olympiade
in ons land voorgoed van de baan is,
kan natuurlijk niet worden gegeven.
Maar de Regeering is er van overtuigd
dat dit inderdaad het geval zal zijn.
Resumeerend wijst de minister er
dus nog eens op, dat:
le. het voorstel tot het verleenen
van Rijkssteun gedaan wordt, omdat
ons land in 1928 voor het organiseeren
der Olympiade aan de beurt is, dat
dit een bijzondere beteekenis heeft,
omdat dan voor bet eerst alle Cen
trale Mogendheden worden uitgenoo
digd vertegenwoordigers te zenden, en
dat de Regeering het verstandig acht
in de uitvoering van deze wereldge
beurtenis medezeggenschap të hebben;
2e. op Zondagen niet zal worden ge
speeld;
3e. de financieele steun des Rijks
zich zal bepalen tot deelneming in het
waarborgfonds tot een bedrag van ten
hoogste een millioen, verdeeld over 4
jaren;
4e. op de gansche financieele gestie
door een Regeeringscommissaris, bij
gestaan door accountants, nauwlettend
zal worden toegezien.
Uit het Sociale Leven.
Chr. Metaalbewerkersbcnd.
De algemeene vergadering van den Chr.
Metaalb e werkersbon d zal gehouden wor
den te Utrecht op Vrijdag 22 en Zater
dag 23 Mei, in het gebouw voor Chr.
Sociale Belangen.
O.m. stelt de afdeeling Utrecht de vól
gende statutenwijziging voor
„De Chr. Metaalbewerkersbond in Ne
derland aanvaardt als grondslag de be
ginselen vervat in Gods Woord en ver
werpt mitsdien den klassenstrijd".
De afdeeling Vlissingen stelt voor om
bij het C. N. V. aan te dringen tot het
verkrijgen van een centraal blad voor alle
aangesloten organisaties.
Daarnaast overwege het bestuur om dan
te komen tot opheffing van ons eigen
orgaan.
De N.C.V.G.B.
Wij ontvingen het zesde verslag van de
werkzaamheden van onzen Nederland-
schen Centralen Bond van Christelijke ar
beiderspers) in de bedrijven van. voe-
dings- en genotmiddelen. (N.C.V.G.B.)
Handelende over het tweejaarlijkse!! tijd
vak van 1 Januari tot 31' December 1924.
Dit verslag spreekt van moeite en zor
gen, van gevoerden strijd; ook van veel
wat groote reden tot- dankbaarheid heeft
gegeven.
Helaas kon de teruggang in ledental
nog niet gestuit worden. Ondanks allés,
blijkt dat immer weer de gelederen der
georganiseerde arbeidersbeweging, dun
nen. Tal van arbeiders hebben de orga
nisatie den rug toegekeerd. Zulks geldt
naar verhouding ook voor dezen bond.
Dat zijn en blijven dingen welke ont
moedigen.
En toch, aldus het H. B., we zullen
voortgaan 1 Ondanks alles wat tegen ons
ons is. Overtuigd van onze plicht en roe-
ping.
Omdat we weten dat we niet anders
mogen!
Omdat we weten dat we niet anders
kunnenI
Omdat we weten dat we niet anders
willen 1
I Dan moge het leven in al zijn moeite en
zorgen en strijd zich aans ons opdringen,
we zullen staan in den arbeid.
Het ledental van den bond bedroeg op
1 Januari 1923 1851, op 31 December 1924
1616 leden.
De Bbnd telde op 1 Januari 1923 42
af deelingen. 'Op 31 December 1^24 be
droeg het aantal af deelingen 41.
Het Hoofdbestuur is als volgt samen
gesteld:
A. Hanemaaijer,x) Rotterdam,
Voorzitter.
J. Z. Kannegieter,1) Rotterdam,
Secretaris.
A. de Haan,x) Rotterdam',
Penningmeester.
P. Chr. "Simons, Rotterdam,
2de Voorzitter.
M. Steussy, Utrecht,
2de Secretaris.
D. den Braber, Rotterdam,
2de Penningmeester.
J. Otten, Amsterdam,
Bestuurslid.
J. v. Konijnenburg, Rotterdam,
Bestuurslid.
X. Veenstra, Sneek,
Bestuurslid.
In deze samenstelling van het Hoofdbe
stuur kwam tot uiting de vertegenwoordi
ging der vakgroepen. Zoowel de bakkers
de chocoladebewerkers, de slagers, als de
drankbereiders vonBen in dit bestuurscol
lege hun evenredige vertegenwoordigers.
Lid Dagelijksch' Bestuur.
UIT DE RADIO-WERELD.
De Maasbode geeft interessante bij
zonderheden omtrent de organisatie
van den Radio-omroep in de Engelsche
Koloniën en dominions, welks presta
ties dezer overzeesche stations ii> alle
opzichten met die van het moederland
kunnen wedijveren.
Onder de Dominions is Canada het
beste met omroepstations bedeeld: op 't
RECLAME.
MIJNHARDT's
Staal-Tabletien 90" ct
Maag-Tableüen 75 ct
Zenuw-Tabletten 75 ct
Laxeer-Tabletten 60 ct
Hoofdpijn-Tabletten 6a ct
Bij Apoth. en Drogisten.
oogenblik zijn er niet minder dan p;m.
50, waarvan 44 een geregeiden dienst
onderhouden. Al deze zenders weiKen
op een golfbereik, dat tusscnen 400 en
450 meter gelegen is.
Exploitatie en oprichting dezer om
roepstations zijn geheel aan het particu
liere initiatief overgelaten: een zendver
gunning, uit te reiken door het gouver
nement is echter vereischt, terwijl de
stations ook onder officieele controle
staan.
Wat dit betreft, maakt de staat Mani
toba een uitzondering, aangezien daar
die controle niet door het gouvernement
van het Dominion, -doch door het pro
vinciaal bestuur van Manitoba wordt
uitgeoefend. Tevens bezit Winnipeg
in dien staat gelegen een off.cieel
omroepstation, dat evenals de particu
liere zenders alle mogelijke program
ma's ten beste geeft.
De groote Canadeesche spoorwegen
exploiteeren zelf niet minder dan zes
stations, die aan de groote rantó's ge
legen zijn. Zij werken speciaal ten be
hoeve van de passagiers der groote ex-
presstreinen. die alle van eerste klas ont
vanginstallatie voorzien zijn
Elke passagier heeft bij zijn zitplaats
een stopcontact met behulp waarvan hij
zijn telefoon kan inschakelen. Lipidspre-
kersontvangst vindt in die treinen wei
nig of geen toepassing, zoodat het luiste
ren niet opgedrongen wordt aan passa
giers die zulks niet wenschen.
Natuurlijk lieeft Canada ook de noo-
dige amateurzenders van k7ein vermo
gen, die vergunning hebben om te sei
nen, met beperkte en era", e tot een golf
lengte van ongeveer 200 meter.
Australië heeft zeven groote zenders
welker goflengte wisselen tusschen 35(J
en 1750 meter.
Hier is de ontwikkeling van den om
roep wel eenigszins tegengehouden
door de wettelijke benafmg dat bli bet
in bedrijf stellen van iederen omr ep-
zender een waarborgsom van pd. st.
1000 gij het gouvernement gestor; moet
wórden.
Dit bedrag wordt na drie jaar geres-
stitueerd, indien gedurende dat tijdsver
loop geen klachten betreffende de uitzen
dingen van het station zijn binnengeko
men en gegrond bevonden.
Voor de luistervergunningen moet 'n
jaarlijksch bedrag betaald worden, dat,
eigenaardig genoeg, afhankelijk blijkt te
zijn van den afstand waarop de luiste
raar zich van den omroepzender be
vindt.
De bezitters van ontvangtoestellen,
die zich op meer dan 25 mijl afstand
van den zender bevinden, betalen per
jaar 35 shilling. Voor afstanden tus
schen 250 en 150 mijl is dit bedrag 30
shilling en de luisteraar, die niet ver
der dan 150 mijl van een zender woont
komt er met 'n bijdrage van 25 shilling
af, een en ander volgens de „Radio-
Times".
In Nieuw Zeeland is de omroep weer
meer vrij gelaten: er zijn daar verschil
lende stations welke geëxploiteerd wor
den door radio-firma's die zich op deze
wijze afnemers van ontvangtoestellen
trachten te verschaffen.
Pas is er een nieuwe maatschappij op
gericht, die over eenigen tijd zenders in
Auckland, Wellington Canterbury en
Otago in bedrijf zal hebben. De jaar-
lijksche bijdrage die in Nieuw Zeeland
van de amateurs gevraagd wordt, is
slechts 5 shilling.
In 7uid-Afrika is de toestand weer
eenigszins anders. De maatschappijen,
die daar omroepstations exploiteeren,
ontvangen een 5-jarige vergunning, die
voor vernieuwing vatbaar is.
Er zijn nu op het oogenblik vier zen
ders, nl., te Johannesburg, Grahamston,
Durban en Kaapstad: hun golflengten
zijn analoog aan die der kleinere Engel
sche stations nil tusschen 350 en 450
meter.
In de omroepvergunning is een bepa
ling opgenomen volgens welke het gou
vernement het recht heeft het station ge
durende drie uren per week voor het
verspreiden van officieele publicaties te
gebruiken.
Zuid-Afrika is een van die weinige
landen, waar het reclame n aken door
middel van den omroep is toegestaan.
Voor dit doel mag echter hoogstens 10
pet. der seintijden gebruikt worden, ter
wijl een en ander gedurende niet lan
ger dan zes achtereenvolgende minuten
per uur mag geschieden.
Behalve een retributie van 5 shilling
per jaar aan het gouvernement betalen
de-luisteraars ook nog een bijdrage voor
een fonds waaruit de exploitatiekosten
van de omroepstations worden bestre
den.
De lezer ziet dat ook buiten Europa
de omroep zich in groote belangstelling
mag verheugen en het is opmerkelijk,
dat in een steeds toenemend aantal lan
den de financieele betrekkingen tus
schen luisteraars m exploitanten van
omroepzenders officieel gereglemen
teerd worden.