NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN WOENSDAG 8 APRIL 1925
diger gedaan en zijh positie zuiverder
gehouden, indien hij elk Amendement
dat handhaving van delï stemplicht
beteekende, had afgewezen én de Ka
mer had uitgenoodjgd om, wanneer
zij' den stemplicht wilde behouden, de
bepalingen van het wetsontwerp, die
dezen schrapten, daaruit te lichten.
Alles was dan bij; het oude gebleven
ook formeel en de Minister had niet
met een wetsontwerp naar de Eerste
Kamer behoeven te gaan, dat precies
het omgekeerde inhoudt van hetgeen
hij had voorgesteld. De heeren Winter-
mans c.s. hadden dan, zooals de so
ciaaldemocraten ten aanzien van den
zomertijd doen, met een eigen voor
stel kunnen komen tot wijziging van
de sanctiebepaling. Zij, die het een-
denei hadden gelegd, hadden het dan
zelf uitgebroed.
Op de Raadstribune.
De belangstelling op de Raadstribu
ne was heel wat minder groot dan in
de vorige vergadering toen de tuinders
in grooten getale waren opgekomen
om bij de behandeling van de veiling
kwestie aanwezig te zijn. Ditmaal was
het bezoek gering; slechts enkele be
langhebbenden bij den melkverkoop
waren aanwezig om het lot van de ver
ordening inzake de melkbezorging op
Zondag af te wachten.
De ingekomen stukken waren van
weinig beteekenis. Alleen bevatten ze
de aankondiging van een tweetal in
terpellaties uit den rooden hoek.
De eerste punten passeerden zeer ge
makkelijk den voorzitterlijken hamer
en er werd reeds van een extra-vroe
gertje gefluisterd, toen punt 17, de
vaststelling van het voorschot op de
vergoeding van bijzondere scholen een
niet onbelangrijk oponthoud bracht.
Door den heer Oostdam werd er op
aangedrongen de schoolbesturen bij
het vaststellen der vergoedingen gele
genheid te geven zich daarover uit te
spreken, zooals dat ook in andere
plaatsen \yel schijnt te bestaan. Een
denkbeeld dat door den wethouder
niet zonder meer werdafgewezen en
welks verwezenlijking er zeker toe zou
kunnen bijdragen de thans in vele op
zichten onbevredigende bevrediging
meer bevredigend te maken en in elk
geval de schoolbesturen méér voldoe
ning. te schenken.
De bedragen die thans door de ge
meente worden uitgekeerd zijn het
werd door den wethouder volmondig
toegegeven vaak onvoldoende om
de uitgaven te bestrijden. Dit is voor
de schoolbesturen ver van prettig en
een bron van veel zorg en moeite.
Worden ze nu in de gelegenheid ge
steld de vaststelling van de vergoe
dingsbedragen van nabij mee te ma
ken en daarbij him invloed te laten
gelden, dan zal dat misschien aan do
uit te keeren bedragen niets verande
ren, maar dan zal de last dien men
heeft te torsen toch gemakkelijker zijn
te dragen omdat men dan meer dan
nu de overtuiging heeft dat het niet
anders kan. Wij hopen dan ook, dat
aan het verzoek van den heer Oost-
dam volle aandacht zal worden ge
schonken.
De heer Zuidema bracht ter sprake
wat door Minister de Visser omtrent
de vergoeding der administratiekosten
werd opgemerkt en waarop reeds in
dit blad de aandacht werd gevestigd.
De wethouder vermocht natuurlijk
niet de tegenstrijdigheid in het optre
den van den Minister te verklaren,
maar allicht zal hij gelegenheid vin
den om zich hieromtrent nader op de
hoogte te stellen.
Voorts werden ter sprake gebracht
de in dit blad opgenomen ingezonden
stukken van den heer G. waarin de
houding van het Gemeentebestuur op
scherpe wijze werd gelaakt en die in
de kringen van de voorstanders van
het bijzonder onderwijs een zekere on
rust hebben gewekt..
Breedvoerig werd hierop door den
wethouder geantwoord en naar het
ons voorkomt is hij er ook in geslaagd
de houding van het gemeentebestuur
te rechtvaardigen.
Wij gaan hierop thans niet nader
in; een ieder is in de gelegenheid de
rede van den wethouder na te lezen.
Bovendien zijn bijna al de daarin ge
noemde punten in hooger beroep aan
hangig, waarom het aanbeveling ver
dient den uitslag daarvan af te wach
ten.
Het slot van het overigens krachtige
betoog van den wethouder zouden we
gaarne anders hebben gezien Het geldt
hier toch niet een zaak alleen voor het
anti-revolutionaire volksdeel van be
lang, maar het is hier een zaak van
nationale beteekenis." De financieele
gelijkstelling is nu eenmaal aanvaard
en daarom mag v$n alle partijen wor
den verwacht dat zij daartoe van har
te zullen meewerken en dat zij op weg
neming van gebleken fouten in de uit
werking zullen aandringen.
De bedoeling van den wethouder
was natuurlijk aan te geven dat de
correctie niet van de gemeentebestu
ren mag worden gevergd, maar door
d. slotzin zou men den indruk krijgen
dat het hier een partijzaak geldt, wat
niet het geval is en wat ook niet de
bedoeling van den heer Meynen kan
zijn geweest.
Waar het hier slechts de toekenning
van voorschotten gold, is het te ver
klaren dat deze discussie met de ver
strekking van de gevraagde inlichtin
gen eindigde.
Het contract met de Zwemvereeni-
ging „De Zijl" werd na een weinig be-
teekenende discussie aangenomen,
waarna aan de orde kwam het verbod
van aflevering van melk op Zondag
en de beperking van den melkver
koop. Volgens de voorgestelde veror
dening zou verkocht mogen worden op
Zondag 's morgens van 7.30 tot 8.30;
's middags van 12 tot 2 en 's avonds
van 6 tot 8. In verband met aangevoer
de bezwaren stelden de heeren Zuide
ma en Eikerbout. voor den verkooptijd
'smorgens eenigermate te verlengen,
maar dan ook de overige verkoopuren
te doen vervallen. Een soortgelijk voor
stel werd door Mevr. van Itallie inge
diend, terwijl de heer Deumer niet al
leen den verkoop 's morgens een uur
langer wilde toestaan, maar ook de
overige verkoopuren behouden.
Toen eenmaal besloten was ook des
avonds gelegenheid tot den verkoop
te geven trokken de voorstellers hunne
amendementen in, waarna dat van
Mevr. v. Itallie door den heer Heems^
kerk overgenomen, met 16 tegen 15
stemmen werd aangenomen.
De üielkbezorging en dat was in dit
geval de hoofdzaak, blijft echter ver
boden.
Met de verzoeken van de slachtta-
Met de verzoeken om de slachtta-
rieven van dé gemeentelijke slacht
plaats te verlagen liep het ietwat
eigenaardig daar het afwijzend advies,
dat ondanks vrij scherpe bestrijding
toch z.h.s, werd aangenomen.
Bij. de bespreking van dit punt be
zorgde de heer Zuidema den Soc. De
mocraten eenige zeer onaangename
oogenblikken, door na dé uitspraak
van den heer v. Eek, dat winst op.
gemeentelijke bedrijven van die zijde
niet toelaatbaar wordt geacht ie wij
zen op wat de heer 'Wibaut in de Eer
ste Kamer verklaarde, n.l. dat hij door
wat dieper na te denken, tot beter in
zicht was gekomen.
In de avondvergadering, die tegen
Veler verwachting in, nog noodig bleek
interpelleerde de heer Knuttel over de
werkstaking de heer Sanders noem
de het een weigering van steun aan
de stedelijke werkinrichting, welke
staking met uitzondering van den heer
Knutel door niemand in bescherming
werd genomen. De overbodigheid van
deze interpellatie werd door den in-
terpellant zelf aangetoond toen hij de
verwachting uitsprak dat in de 'vol
gende vergadering een door hem inge
diend voorstel inzake de „loonen" aan
de orde zal worden gesteld.
De heer v. Stralen interpelleerde
over een advies van de Comm. van
Sociale Zaken aan B. en W. on\ be
paalde groepen van steuntrekkenden
uit te sluiten, wat hij in strijd achtte
met de voorschriften. Veel succes had
hij hiermee niet, daar 5e wethouder
verklaarde dat als deze voorstelling
juist is, een voorstel zal worden ge
daan om ze te wijzigen, terwijl overi
gens het advies zooals vanzelf spreekt,
door B. en W. zal worden beoordeeld.
Nog enkele opmerkingen bij de rond
vraag volgden en toen was het uit,
althans voor de raadstribune-bezoe-
kers. De Raad zelf ging een tijdlang
met gesloten deuren vergaderen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Lage Zwaluwe, H. P.
Brandt te Molk'werum (Fr.). Te Utrecht,
S. F. H. J. Berkélbach v. d. Sprenkel te
Haarlem.
Aangenomen: Naar Spaarndam", A'.
Snethlage te Heemskerk.
Bedankt: Voor Lekkerkerk, H. Ww
Bloemhoff, te Harkstede-Scharnier.
GEREF. KERK.
Beroepen: Te Serooskerke (W.), A.
B. W. M. Kok te Wommels.
Bedankt: Voor Werkendam, P. van
Dijk te Zaamslag. Voor Kollum, D. van
Dijk te Groningen.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Na des morgens bevestigd te zijn door
Prof. Dr. Hoekstra van Kampen, met
een predicatie over Joh. 30:19 (middel
ste gedeelte) deed Zondag j.l. Ds. J.
Snoek, gekomen van Nieuwlande (Dr.)
zijn intrede bij de Geref. Kerk te Vrij
hoeve-Grevel duin Kapelle (N.-Br.) spre
kende naar aanleiding van Ps. 71:16.
Zondagavond 5 April deed Dr. H.
A. M i s k' o 11 e, overgekomen van Kort-
gene, zijn intrede te Meppel, naar aan
leiding van Ex. 3: 5.
Ds. H. H. Schoemaker te Zwart
sluis, hoopt Zondag den 3den Mei a.s.
afscheid te nemen van de Geref. Kerk
aldaar en Zondag den I7den Mei zijn
intrede te doen te Enumatü, na bevestigd
te zijn door H. Scholten van Zuidhorn.
Na bevestigd te zijn door Ds. H.
Scholten, deed Ds. N. IJ. van G o 0 r,
overgekomen van Groningen (A.), j.l. Zon
dag zijn intrede bij de Geref. Kerk van
Zuidhorn,- sprekende naar aanleiding van
2 Cor. 4:7.
Ds. H. Hummelen, nam Zondag
afscheid, sprekende naar aanleiding van
Habakuk 3:2b.
De naar Zutfen vertrekkende predikant,
werd toegesproken door den' heer Velt
huis, namens kerkeraad en gemeente, door
Ds. Enserink van Zuidwolde, Ds. van Mou
rik van Thesinge, den burgemeester en
de hoofden van Scholen.
Zondag werd Ds. G. J. Wis sink
bevestigd als pred. der Geref. Kerk van
Zwammerdam, door den, consulent, Ds.
J. Dam, van Bodegraven, met een predi
katie over 1 Thimotheus 6:1314. De
bevestigde werd Ps. 134:3 toegezongen.
Ds. Wissink deed des avond intrede
met een leerrede over 2 Petrus 3:18a.
Na de gebruikelijke toespraken werd
Ds. Wissink toegesproken door ouderl.
C. van Muiswinkel Mzn namens kerkeraad
een gemeente.
Zondag werd Ds. A. A'. van O p-
stal bevestigd door Ds. Dijkstra van
Diever in de Geref. Kerk van Vledder met
een predicatie over Spr. 2723.
Des middags verbond Ds. van Opstal
zich aan zijn Gemeente met een, leerrede
over 2 Cor. 12:10b. waarna de gebrui
kelijke toespraken volgden.
Zondag had de inzegening en be
vestiging plaats van D s. W. J. Manger
bij de Ev. Luth. Gem. te Tiel door Ds.
Schroder van Amsterdam, met een pre
diking over Ezechiël 3:17.
Ds. Manger verbond zich daarna aan
de gemeente met een leerrede over Luc.
17 vers 5.
Na des morgens door Ds. P. de
Groot van Rotterdam te zijn bevestigd,
deed Zondagavond Ds. G. Molenaar
zijn intrede bij de Chr. Geref. Gem. te
Oud-Beijerland met een predicatie over
1 Cor. 2:2.
Goede Vrijdag en Avondmaal.
De ,,N. R. Crt" wijdt een beschouwing
aan de viering van den Goeden Vrijdag,
waarop door de vrijzinnigen beslag i= ge
legd en waarop zij de nieuwe .lidmaten
'voor het eerst aan het avondmaal laten
deelnemen.
Aan het 'Zoeklicht.
Leiden, 8 April 1925.
Sinds enkele jaren i9 er een bewe
ging gaande om den Goeden Vrijdag 'n
plaats te geven in de rij der Christe
lijke feestdagen.
Ik kan niet zeggen dat ik met deze
beweging sympathiseer.
'tls toch duidelijk waar 'theen gaat.
'tBeteekent dat er een dag wordt
vrijgemaakt voor feestelijkheden en
uitstapjes, een dag voor genot en ver-|
maak.
Op zichzelf i9 daar weinig tegen.
Maar 't 9chijnt me wel ietwat absurd
om daar den Goeden Vrijdag Yoor te!
bestemmen.
Zal deze dag werkelijk „gevierd"'
worden, dan zal dat moeten zijn een'
„vieren" van den arbeid maar ook van1
alles wat op feestvreugde en het zoe-;
ken van genot lijkt.
En waar de kans op zulk een „vie
ren" al zeer gering is schijnt me ook
het procl^meeren van den Goeden
Vrijdag tot een erkenden Christe-
lijken feestdag weinig aanbevelens
waard. OBSERVATOR.
Voor velen, zegt het blad, is deze eer
ste viering tevens de laatste. De invoering
van persoonlijke bekertjes heeft hieraan
weinig kunnen veranderen.
Bij deze eigenaardige Goede Vrijdags
viering, schijnen de traditioneele symbolen
echter niet steeds voldoende. Het gebruik
van muziek en zang, tot voor kort t®t de
feestdagen in majeur als Kerstmis, Pa-
schen en Pinksteren beperkt, breidt zich;
thans ook uit tot den Goeden Vrijdag. Wij
lazen althans van een Remonstrantsche
gemeente, waarin men, thans in mineur,
de reeds gebruikelijk geworden zangeres
vioolsolo's, kerkkoren, e.d. ook bij den.
Goeden Vrijdag-herdenking toepassen zal.
Waarom ook niet?
Met dit al zal de eigenlijke kern van de
plechtigheid, de bediening van het Avond- j
maal inmiddels nog voor velen e^n be
zwaar blijven. Toch zijn er nog slechts
weinig 'vrijzinnige gemeenten, waarin men
deze geheel heeft afgeschaft. In een Doops
gezinde gemeente in Friesland h:eft tien
jaar geleden een besluit opschudding ver-1
wekt, om, voortaan bij de Avondmaalsvie-;
ring het uitdeelen van brood en wijn ach
terwege te laten". Maar veel navolging
schijnt de Franeker kerkeraad niet te heb
ben gehad.
Grondig alleen heeft de Amsterdamsche
Vrije Gemeente me: de Avondmaalsvie
ring gebroken. Merkwaardig is, dat, naa
wij thans in de Nieuwe Stemmen lezen,
op Goeden Vrijdag een poging zal wor
den gedaan, om de nagelaten leemte te
vervan gen door een nieuwe, oorspronke-
lijke en los van de oude kerkelijke tra-
ditie staande liturgie. De zaal van de
Vrije Gemeente zal in rouwstemming ge
kleed worden en in die „in rouwstemming
gekleede" zaal zullen twaalf rouwdragers
met neergehouden lampen, symboliseeren-
de het ondergegane licht, 'godsdienstige
liederen zingend, binnenkomen en zich
zetten aan deixvoet van het podium. „Te
zamen zullen zij", aldus beschrijft het or
gaan de komende plechtigheid, ,.de lijdens
geschiedenis herzeggen het droef ver
haal van de veroordeeling en kruisiging
van den symbolischen Godmenschen het
koor en solostemmen zullen gewijde kora
len er door heen zingen. Het zal uitloopen
op een overdenking van den voorganger
van 't woord: „zij hebben mijnen Heer-
weggenomen en ik weet niet, waar zij
Hem gelegd hebben".
De treurende vrienden zullen deze tekst
gedachte herhalen. Solozang zal de klacht
overnemen en verder dragen. Totdat de
beteekenis van het lijden duidelijk zal wor
den en een klare sopraan het zal uit
zingen in het Agnus Dei van Mozart.
Dan zal in de overdenking ook blijken,
dat het lijden het eind niet is. Nog eens
zal in een duet sopraan en alt de klacht
van den tekst overdacht worden, maar in
de rouwdragers is het geloof aan de op-
standingg reeds ontkiemd een zal Het
uitspreken met het lied uit Ellen: „maar
daar is lijden schooner dan de dood".
Zij allen zullen opstaan en de lampen
hoog tillen, want zij weten het: het licht
zal weer verrijzen. En onder het zingen
van een lied door koor en allen, zullen,
zij ons weer verlaten".
Het is alles heel mooi en erg aandoen
lijk.
Maareen verloochening van den
gestorven en verheerlijkten Heiland.
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
Een verwisseld ei.
De Haagsche Briefschrijver van
„De Tijd" geeft de volgende beschou
wing over de stemplicht tragi-comedie:
De Minister van Binneniandsche Za
ken moet gisteren naar huis gegaan
zijn met het gevoel van een kip, die
op een eendenei te broeien is gezët.
Het ei, door hem gelegd, was een
wetsontwerp tot afschaffing van den
stemplicht. "Hij heeft daar lang op
gezeten, natuur.ijk in de verwachting,
dat het kuiken, dat het licht zou zien,
de afschaffing van den stemplicht zou
zijn. Zijn wetsontwerp is nu gisteren
aangenomen in zooverre is zijn
succes volkomen "doch brengt niet
afschaffing, maar behoud van den
sfempncht, ja verscherping ervan door
een strengere Itraf bepaling. Het ei
onder den Minister is toch verwisseld
geworden en heeft hem een eendë-
kuiken bezorgd.
Die kip, die in zoo'n geval' verkeert
is erg bezorgd, als zij het jonge eentje
te water ziet gaan, maar blijft op het
droge. Onze Minister is niet zoo ge
lukkig, hij moet mede te water. In
cle Eerste Kamer zal hij zijn voor
stel moeten verdedigen tot hand
having van den stemplicht. Men zal
hem daarbij aardig kunnen bekogelen
met argumenten van hemzelven. In
de Memorie van Toelichting betoog
de hij bijv. dat het groot getal over
tredingen de tenuitvoerlegging der be
treffende artikelen „onmogelijk'* maak
te en liet daarop volgen:
De omstandigheid, dat de uitvoe
ring bij een geringe aantal delinquen
ten in kleine gemeenten wel moge
lijk is, vergroot nog het bezwaar, ge
legen in het buiten toepassing laten
van de genoemde artikelen in de
groote gemeenten.
„Ter wille van den eerbied yoor
wettelijke voorschriften zullen dan
ook de bepalingen betreffende de straf
rechtelijke sanctie op de naleving van
deri stemplicht uit de Kieswet be-
heoren te vervallen."
In zijn Memorie van Antwoord zegt
hij het nog sterker en noemt hij het
een „niet te dubden toestand", „dat
in de eene gemeente de overtrëdër
wordt gestraft, en in de andere vrij
uitgaat".
In dezelfde Memorie van Antwoord
bestreed hij bij voorbaat het amen
dement-Oud. Onoverkomelijk heet het
bezwaar daar, „afgezien van de ad-
ministratieve moeilijkheden, dat het
toch met de eerste beginselen van
strafrecht strijdt een boete op te leg
gen aan iemand, die wellicht volkomen
geldige redenen van verzuim heeft en
hem dwingen voor een administra
tieve autoriteit zich van schuld te zui
veren.
Hier zou niet slechts omkeering,
van bewijslast plaats .vinden, maar ver
oordeeling zonder verhoor zelf van
den beklaagde."
Hoewel het amendement-Oud in die
omkeering van den bewijslast de op
lossing zoekt, vond de Minister het
aannemelijker dan het amendemënt-
Wintërmaïis, hetwelk hij straks in de
Eerste Kamer zal hebben te verdedi
gen. Het amendement-Oud gaf ten
minste ten deel een oplossing van de
moeilijkheid, dat genoemde sanctie te
gen duizenden geen toepassing vindt.
Men zou moeten betalen, tenzij men
bewees, een geldige reden te-hëbbën
gehad,om niet aan de stembus te
verschijnen, h£a de wijziging zullen ca-
su quo zij het op eenvoudiger wijze
in de groote steden soms tusschen
de 50 en 80.000 overtreders moeten
worden vervolgd. In de practijk ver
andert dus zeker niets aan den door
den Minister als „onduldbaar" ge;
brandmerkten toestand, dat „in de
eene gemeente de overtredër wordt
gestraft en in de andere niet". In dat
opzicht vervalt men zelfs vermoede
lijk van kwaad tot erger.
De minister had dan ook verstan-
wag—nagga—ia—
FEUILLETON.
De Loods van Zwaankreek.
Een verhaal uit hot verre Westen.
14)
Hij zag vuurrood, was erg lawaaiig
en beefde over 'tgeheele lichaam. De
Prins, die aan het hoofd van de tafel
zat, had een harden trek om den mond
maar, hoewel zeer bleek, was hij vol
komen nuchter. De anderen waren al
len min of meer aangeschoten en de
kamer droeg de kemteekenen van eer
in brasserijen dootrgebrachten nacht.
Een omgegooide bank, gebroken fles-
schon, scherven van verschillend aar
dewerk over een vloer, te smerig bijna
om den voet op ncier te zetten: De. wal-
ging, duidelijk leenbaar op mijn gelaat,
noopte den jonger a Hil, die juist zoo
goed en kwaad alls 'tging ham en ei
eren opdroeg voor zijn gasten, een ver
ontschuldiging te stamelen.
,,'t Is de uitgaansdag van mijnwerk
meid" verklaarde hij.
„Zij is uit wandalen met haar vrijer"
voegde er een ander aan toe.
,,'k Koop, dat meneer Connor ons
haar afwezigheid' ten goede wil hou
den", spotte Bruoe zoo onaangenaam
mogelijk.
„Stoor je maar niet aan hem", fluis
terde Hi, „de ^uivel in hem is los."
Dit werd naarmate de uren verlie
pen meer en meer duidelijk. Op buien
van uitgelaten vroolijkheid volgden
buien van stugge korzeligheid en aan
vallen van angst voor iets onbestemds.
Hi's pogingen om hem neer te zetten
maakten hem eindelijk razend. Hij
haalde een revolver uit zijn zak en
verhaalde, dat hij best in staat was
om op zichzelf te passen, ten (.bewijze
waarvan hij de lichten begon uit te
schieten.
De anderen vluchtten buiten zijn be
reik, allen, behalve de Prins, die rus
tig naar truce's schieten bleef staan
kijken. Met de woorden: „Laat ik het
ook eens probeeren, Bruce", boog hij
zich over de tafel en greep de hand,
idie het vuurwapen hield.
„Dat kan je denken! Niemand krijgt
mijn revolver!" schreeuwde Bruce, en
probeerde zich los te rukken.
Hij sloeg naar de hand, die de zijne
omkneld had, en probeerde zich les te
rukken.
Hij sloeg naar de hand, die de zijne
omkneld had, trok zoo hard hij kon,
en riep onder de akeligste vloeken:
„Laat los, laat los! of ik schiet je
dood! ik vermoord je!"
Met eer> geweldige krachtsinspan
ning richtte hij zich, op en boog zich
achterwaarts zoodat hij den Prins half
over de tafel trok. Een flikkering, een
knalen Bruce zakte ineeh, nog
steeds vastgehouden door dén ander.
Toen zij hem opbeurden bevond men,
dat hij een diepe wond had in den
arm, daar de kojjel door het vleezige
gedeelte was gegaan* Ik verbond hem
zoo goed mogelijk en trachtte hem te
overreden om wat te gaan liggen.
Maar hij verkoos, naar zijn eigen huis
terug te keeren en wilde Van geen te
genspraak hooren. Éindelijk besloot de
Prins hem te vergezelen, en weg reden
zij, Bruce woest tierende en razende,
en Volhoudende, dat hij best alleen
kon gaan en niemand noodig had.
't Was een treurig einde van 't feest
en wij gingen hiep terneergeslagen uit
een. Ik vond Moore thuis op mij wach
ten, verlangend naar eenig bericht aan
gaande Bruce. Tevergeefs trachtte ik
het gebeurde licht voor te stellen. Teen
ik gedaan had, staarde hij mij aan
met oogen vol ontzetting.
„Onnoodig mij te zeggen, dat ik mij
niet bezorgd belioef te maken", zeide
hij. ,Gijzclf zijt er ook niet gerust op.
Ik zie het, ik voel het."
u\ 'nu ja, waarom zou ik het ont
kennen? Ik ben er natuurlijk een beet
je ongerust over; maar niet erg. Waar
lijk, gij moet het niet t© zwaar opne
men. Gij zult uzelf nog van streek ma
ken."
„Neen, dat zal ik niet; maar ik wou,
dat zijn moeder binnen bereik was."
„Loop! zoo'n vaart zal het niet ne
men. Wel wou ik, dat hij in een beter
vel stak. Hij was toch al half kapot
zonder dat gat in zijn arm."
Voordat hij mij verliet, nam Moore
mij de belofte af, dat ik hem den vol
genden dag bij Bruce zou brengen, hoe
wel ik allesbehalve gerust was op de
ontvangst, die hem wachtte. Maar zie,
wij hadden on^ nog niet op weg be
geven, of daar kwam de Prins, zijn
zwarte pony, Jingo, met zweet en
schuim bedekt door 't harde rijden.
„k kom je halen, Connor. Hij heeft
een slechten nacht gehad en is eerst
in slaap gevallen, even voordat ik weg
ging. Als hij wakker wordt, zullen wij
niets dan wartaal te hooren krijgen,
'tls meer de whisky, dan die kogel.
Slangen, adders, je weet wel. Neem
ook je verbandkist mee."
In tien minuten wkren wij op het
pad. Moore, schoon niet uitgenoodigd,
deelde den Prins bedaard mede, dat
hij van plan was ons te vergezellen.
„Heel goed", antwoordde deze onver-
schillig. „Waarschijnlijk zai hij u toch
niet herkennen.""
Na een half uur flink te hebben
doorgereden naderden wij Bruce's blok
huis, dat in een populierenboachje
stond.
„Halt!" riep de Prins. „Was dat een
schot?"
Wij stonden stil en luisterden. Weer
een schot, en wij zetten onze paarden
aan. Nogmaals deed de Prins ons stil
houden, want van uit de woning drong
gezang tot ons door, een bekende
wijs.
„Psalm drie en twintig", zei Moore
met een zucht.
Wij reden het boschje in, bonden
-onze dieren vast en slopen naar de
achterzijde van het huis. Door een reet
in de planken zag ik iets ijzigs. Bruce
zat overeind in bed, een buks lag op
het dek, en een bandelier, gevuld met
patronen, hing om de beddestijl. Zijn
verband was losgerukt, zijn ontbloot c
armen en doodsbleek gelaat waren met
bloed besmeerd,, zijn oogen rolden
woest door zijn hoofd, en hij zong uit
volle borst:
De Heer is mijn Herder,
'k Heb al wat mij luit
(Wordt vervolgd 7