NÏEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 7 APRTL TS25 TWEEDE BLAD. Wat de bladen zeggen. De Staatsloterij. Wij lezen in de „Standaard": Het Voorloopig Verslag op Het wets- ntwerp tot afschaffing van de Staatsloterij :-i meldt, dat vele leden de indiening van het wetsontwerp niet ernstig konden ne men. De verdediging, die'deze leden geven an de Staatsloterij, wijst inderdaad op - ebrek aan ernst, maar niet bij de cri- i-iei» Wij mogen waarlijk wel zeggen, dat liet mo.-ilijk valt, deze verdediging en de bestrijding van het wetsvoorstel ernstig te nemen. Zoo schrijnend is hier het ge brek aan logica. Het schijnt, dat men er maar wat op os praatte. Én wij herhalen, wat wij bij :1e b- spreking van het wetsvoorstel schre den: ais men geen andere argumenten .aartegen heeft, dan de genoemde, dan moet het een goede kans hebben. Op de eerste bladzijde van het Voorloo pig verslag, vonden wij een aaneenrijging an wonderlijke beweringen. Wij willen ze noemen. De eerste bewering is, dat de speel- hartstocht er nu eenmaal is en door de Staatsloterij, niet wordt aangewakkerd. Om dat de staat de gelegenheid geeft aan deze neiging te voldoen, matigt hij de gevolgen ervan en beschermt hij tegen oneerlijke practijken, waarvan de voorbeelden nog in ieder^geheugen liggen. Wordt de Staats loterij opgeheven, dan maakt men voor deze practijken vrij baan. Welke waarde heeft zulke bewering, als men in aanmerking neemt, dat al die oneerlijke en kwade practijken volkomen vrije baan hadden in~ weerwil van. de Staatsloterij De voorbeelden ervan, die nog in ieders geheugen liggen, zijn immers van zeer recent en datum. De tweede bewering komt van een zijde waar men minder gunstig oordeelt over het wetsontwerp. Zij luidt aldus: de Staat heeft niet tot roeping de natuurlijke neiging van den mensch tot verrijking, voor zoover die zich in spel uit, onder alle omstandighe den tegen te gaan. Deze bewering heeft met de afschaffing van de Staatsloterij niets te maken. Het gaat daarbij niet om de vraag, of de overheid een neiging tegen zal gaan, maar of zijzelf gelegenheid zal geven, die nei ging bot te vieren. Derde bewering: de opzet der Staats loterij is, dat zij den hartstocht tot het spel niet prikkelt. Om dezen hartstocht dus niet te prik kelen, geeft men gelegenheid tot het spel. Wel vreemd. Vierde bewering: de Staatsloterij voor komt, dat de speelzucht een sociaal kwaad wordt. Een bewering, die door de feiten wordt weersproken. Heeft zij de Broekhuys-af- faire misschien gekeerd Vijfde bewering: de speelzucht is een gevaar, misschien zelfs een kwaad. De Overheid leidt die neiging in goede ba nen. Om dus een kwaad in goede banen te leiden, moed de Overheid zelf er de ge legenheid toe bieden. Zesde bewering: beter ware het, dat de overheid de beursspecutaties tegenging. Willen wij hier de logica vasthouden, dan zou de Overheid dus zelf de gelegen heid tot beursspeculaties moeten geven. Wat men niet wil. De effectenbeurs is toch geen officiëele instelling Zevende bewering: als men bezwaar heeft tegen kansspel, moet ook de loting bij de militie worden afgeschaft. Hier is de logica heelemaal zoek. De loting bij de militie heeft met kansspel of speelzucht niets te maken. Waarom hier b.v. ook niet het trekken der afdee- lingen in ons parlement genoemd Ziehier de redeneering van degenen, die de Staatsloterij willen behouden. Zeggen wij te veel, als wij spreken van slechte logica? Uit het grijs verleden. OUDE MORAAL. Religie en moraal behooren bijeen. Zoo is het niet slecht9 in de geopen baarde religie, doch eveneens in de godsdiensten der heidenen. En in den nieuweren tijd zijn alle pogingen een z.g. onafhankelijke moraal te grond vesten, op mislukking uitgeloopen. De moraal moet haar normen aan de re ligie ontleenen. FEUILLETON. De Loods van Zwaankreek. Een verhaal uit het verre Westen. 13) HOOFDSTUK VII. De laatste vergunning-Zondag. De lente was weer in 'tland. Bruce scheen niets te doen te hebben, al thans hij bracht het grootste gedeelte van den dag aan de Halte door, dronk er Latours whiskey en liep iedereen in den weg. Tevergeefs trachtte de Loods hem te winnen door hem boe ken te leenen en illustraties, en aller lei kleine beleefdheden te bewijzen. Hij zou zich een dag goed houden, om ion weer ruw uit te vallen tegen den godsdienst en allen, die voor gods dienstig doorgingen. Hij miste den Prins, die zuidwaarts was getrokken op een van zijn periodieke uitstapjes, aarvan niemand iets wist, of begeer de te weten. Het bijzijn Van den Prins had altijd een bedarenden invloed op ruce en maakte zijn manieren min or ruw. De godsdienstoefeningen erden urn de veertien dagen gehou- en en 'twas eigenlijk een verlich- -'^k vCvjr alleru dat hij bij do eerst- Gij de Grieken en Romeinen en de Indiërs was, althans in de oudste tij den de religie huisgodsdienst, zij be perkte zich tot den engen kring der familie. Met de moraal was het even zoo gesteld, ook deze droeg een exclu sief karakter. De religie leerde den mensch niet, in zijn «aaste een broeder te aanscliou wen, maar een vreemde: een, die an dere goden dan hij vereerde en met wien men zich niet kon vereenigen in een gemeenschappelijk gebed; hij moest als een vijand worden be schouwd. Daarom bad in die oude tijden de mensch nooit tot de godheid voor an dere menschën; hij riep haar slechts aan voor zich en de zijnen. Er is ons een oud Grieksch spreek woord bewaard gebleven, dat op dit isolement des menschen in zijn gebed een eigenaardig licht werpt en waarin we nog de herinnering vinden aan die lang vervlogen dagen. In den tijd van Plutarchus, die in de eerste eeuw na Chr. leerde, zeide men tot een egoïst: „Gij offert aan den haard." Dat betee- kent: Gi^ maakt u los van uw mede burgers, gij hebt geen vrienden, uw gelijken zijn niets voor u, ge dénkt slechts aan uzelf en de u-^n. Dit spreekwoord was alzoo afkomstiguit een tijd, toen alle religie rondom den haard was geconcentreerd, en moraal en genegenheid niet uitkwamen boven den engen kring der familie. Het spreekt vanzelf, dat de moraal denzelfden ontwikkelingsgang volgde als de religie en naarmate de gods dienst meeromvattend werd, ontwik kelde zich ook de moraal, totdat zij ten laatste den plicht om alle men schen lief te hebben proclameerde. Eer het zoover was, hebben evenwel heel wat factoren op haar ontwikkeling In gewerkt, men denke b.v. aan de philo- sophie, vooral die der Stoa. Gaan we met onze gedachten terug naar de alleroudste periode, toen de godsdienst der huisgoden nog in onge broken kracht gehandhaafd werd/ De mensch leefde toen In de onmid dellijke nabijheid der godheid. Bij al zijn daden was zij tegenwoordig. Hij bevond zich voortdurend onder de oogen van een getuige, die hem nooit verliet. Daarom voelde hij zich ook nooit alleen. Altijd, in huis, op den akker, had hij bij zich beschermers om hem staande te houden In de moei rijkheden des levens en rechters om zijn schuldige daden te straffen. „De Laren'*, zoo zeggen de Romei nen, „zijn geduchte godheden, aan wie opgedragen is, de menschelijke wezens te straffen en te waken over alles wat binnen in de huizen voorvalt." „De Penaten", zoo verklaren zij ver der, „zijn de goden, 'die ons doen le- veh; zij voeden ons lichaam en regelen onze ziel." Men gaf dan ook gaarne aan dén haard het epitheton „kuisch" en men geloofde dat hij -den menschen kuisch- heid oplegde. Geen enkele in materia eel of moreel opzicht onzuivere daad mocht in zijn tegenwoordigheid bedre ven worden. Hiermee hangen ook bij die primi tieve menschen de begrippen van kwaad, straf en verzoening ten nauw ste samen. De mensch, die zich schuldig wist, kon niet tot zijn eigen haard naderen: zijn god stootte hem terug. Hem, die bloed vergoten had, was geen offer meer toegestaan, geen plen ging, geen gebeden, geen gewijde maal tijd. De god was zoo streng, dat hij zelfs geen onderscheid maakte tus- schen een onvrijwilligen moord en oen met voorbedachten rade begaan mis drijf. De hand die met bloed bevlekt was, mocht de heilige dingen niet meer aanraken. Opdat de mensch dan weer met zijn god'in gemeenschap kon leven, was in de eerste plaats noodig dat hij zich- zelven zuiverde door een verzoenings plechtigheid. volgende gelegenheid wegbleef. Moore voegde er echter dadelijk bij, dat hij zich schaamde over dat gevoel van rust. „Ik kan geen vat op hem krijgen, hij 19 veel te geleerd", zeide hij na af loop van den dienst tot mij, „maar", en zijn stem trilde van mededoogen, „ik zou er heel wat voor over hebben om hem te kunnen helpen." „Als hij zijn gedrag niet verandert" antwoordde ik, „zal hij weldra niet meer te' helpen zijn. Hij ziet nooit meer naar zijn weiland om; de en kele stuks vee, die hij heeft, loopen in 't wilde rond; zijn huis is schande lijk verwaarloosd, en hijzelf is een ge broken man. Grooter gek dan hij ken ik niet. Is 'tgeen schande, dat Iemand zich zoo weggooit voor niets?" „Gij zijt hard in uw oordeel", zei Moore, mij strak aanziende. „Hard? Is het dan niet de waar heid?" antwoordde ik heftig, „En dat hij, die zoo'n goede moeder heeft!" „Ja; maar kan hij liet helpen? Is het wel alles zijn eigen schuld?" vroeg hij. „Zijn eigen schuld? Natuurrijk. Van wien anders?" „En de Edele Zeven? Zijn die er Kende deze religie der huisgoden geen plicht tot naastenliefde, wel schreef zij den mensch met bewonde renswaardige nauwkeurigheid de fa- milieplichten voor, waaraan hij zich te houden had. Zij maakte het huwelijk, tot een ver plichting. Het ongehuwd blijven was een misdaad in de oogen eener reli gie, die van de continuïteit der fami lie den. eersten en heilig3tcn der plich ten had gemaakt. Maar de vereeniging die zij beoogde kon slechts voltrokken worden in de tegenwoordigheid der huisgoden, van daar dat de band des huwelijks heilig en onverbreekbaar was. Het was in dien oudsten tijd niet geoorloofd, de riten ter zijde te laten en van het huwelijk slechts een op zin nelijke liefde berustend contract te maken, zooals in de latere Grieksch Romeinsche maatschappij. Dat stond die oude religie niet toe, on wie het toch doen zou, werd gestraft. Want de zoon, uit zulk een vereeniging ge boren, werd als een bastaard be schouwd, d.w.z. hij had geen plaats aan den haard, hij ..kon geen enkele godsdienstige handeling verrichten, bij kon niet bidden. Gemeenteraad Leiden. 13e Voorstel inzake het sluiten van kas- geldleeningen, gedurende het 2e kwartaal 1925- Ö3) Goedgekeurd. 14e. Voorstel tot het geven van namen aan een 3-tal straten. (65) Goedgekeurd. 15e. Verordening,regelende de verdee ling van de gemeente Leiden in stern- districten voor dé verkiezing van de le den van den Gemeenteraad. (72) Goedgekeurd. 16. Verordening, houdende aanwijzing van de stemlokalen voor de stemdistricten, waarin de gemeente Leiden is verdeeld voor de verkiezing van de leden voor de Tweede Kamer der Staten Generaal, van de Provinciale Staten en van den Gemeen teraad. (72) Goedgekeurd. 17e. Voorstel inzake dp vaststelling van het voorschot op/de vergoeding'voor 1925 bedoeld in art. 101/ 'der Lager- Onderwijs wet 1920, aan de besturen, van 'verschillen de bijzondere scholen uit te keeren. (87) De heer Oost dam (U.K.) zegt dat in andere gemeenten bij de vaststel ling van deze bedragen, een andere weg wordt gevolgd. Het gaat hier alles vrij eenzijdig, alles gaat van het secretarie uit. Kan ook hier b.v. geen „commis sie van contact" worden ingesteld Dat zou veel moeilijkheden en soms zelfs procedures kunnen voorkomen. De heer Zuidema vraagt of de wethouders kennis heeft genomen van wat onlangs Minister dé Visser in de Eerste Kamer heeft gezegd omtrent de vergoedoing van de administratiekos ten. De Kroon heeft meermalen be slist dat deze kosten niet mochten wor den berekend bij het vaststellen van de vergoeding, maar nu heeft de mi nister in de Eerste Kamer gezegd dat de gemeentebesturen die kosten wel op de begrooting kunnen brengen, en de bijzondere scholen de kosten dus vergoed krijgen. Dit schijnt spr. tegen strijdig, en hij zal gaarne weten hoe de wethouder hierover denkt. Worden de administratiekosten berekent, dan wordt in elk geval meer aan de bedoe ling van de wet voldaan. Verder vraagt spr. of de wethouder kennis heeft genomen van eenige in gezonden stukken in de N.- L, Crt. waarin beschuldigingen worden geuit die als ze ook sleohts gedeeltelijk juist zijn, een verontrustend karakter dra- Weth. Meynen zal trachten of er iets in de richting al9 door den heer Oostdam verlangd, kan worden gedaan Wat de vraag van den heer Zuidema betreft, heeft spr. indertijd de ingezon den stukken in de N. Crt. gelezen. De verdachtmakende toon daarvan heeft spr. tegen de borst gestuit, maar- gezien de vraag van den heer Zuidema zal spr. trachten daarop een antwoord te geven. geheel buiten?" Zijn stem klonk rus tig en bedaard, maar er was iets in, dat tot nadenken dwong. „Och.", antwoordde ik weifelend, „mij dunkt, ieder behoort op zichzelf te passen." „Zekert en ook als het noodig i9, op zijn broeder. Wat heeft een van u- lieden gedaan, om hem te helpen? De Prins had hem een f jaar geleden nog weer op streek kunnen brengen, als hij zichzelf een weinig had wille verloochenen; en datzelfde geldt van u allen. Gijlieden doet precies waar gij lust in hebt, zonder u om iemand te bekommeren, en zoodoende trekt de een den ander neer." Ik wist zoo gauw niet wat te ant woorden, ofschoon mij later genoeg te binnen schoot; want hoewel hij be daard sprak, flikkerden zijn oogen en gloeide zijn gelaat van inwendig vuur. Ik begreep wat een misdadiger voelen moet, wiens schuld bewezen Ss. Dit was ongetwijfeld een nieuwe leer voor het Verre Westen, lang niet gemakke lijk in de praktijk, een groote belem mering voor onze persoonlijke vrijheid, maar een noodzakelijk gevolg van Moo re's manier om de dingen te beschou wen. Wat een 'eiridelooze verantwoor- Een voorstel als het onderhavige be treffende* een voorschot op de vergoeding van de exploitatiekosten aan de Besturen van de Bijzondere Scholen bereikt den Raad elk! jaar en is ook telkens door den Raad aanvaard. Van het desbetreffend raadsbesluit van. I923 zijn drie Katholieke Schoolbesturen en het Bestuur der Geref. Scholen in beroep gegaan bij Ged. Staten. Zonder daarvoor positieve bewijzen te kun nen aanvoeren, achtten zij in gemoede de bedragen, inzonderheid die voor het U. L. O., te laag. De besturen wezen o.a. ook op de hoogere bases, die in andere gemeenten waren aangenomen, o.a. Rot terdam en ook op hun eigen ervaring, welke hen geleerd 'had, dat de Leidsche basis, destijds f 17 per leerling voor het L. O. en f21 voor het U. L. O. ontoerei kend waren. B. en W. Wethouder van Onderwijs was destijds Mr. v. d. Lip uitten hun bevreemding over de instelling van dit beroep, dat, omdat het raadsbe sluit niet een definitieve verrekening, doch slechts een niet bindend voorschot gold, geen wezenlijk effect kon hebben, en de den uitkomen, dat de gemeente uit den aard der zaak geen rekening kan houden met bedragen, welke door andere gemeen ten werden uitgekeerd en evenmin met hetgeen de leerlingen der Bijzondere Scho len aan hun besturen kostten. B. en W. voegden er aan toe, dat besturen van 'de acht Hervormde Scholen (te weten zeven scholen voor gewoon L. O. en één voor U. L. O.) hun ongevraagd hadden mede gedeeld, dat zij zich, volkomen overtuigd van de juistheid der toegekende bedra gen, geheel met het raadsbesluit konden vereenigen. Het beroep der vier Schoolbesturen had tot resultaat, dat het raadsbesluit door Ged Staten werd vernietigd, d.w.z., dat de Raad op drie belangrijke punten in het gelijk werd gesteld, maar dat Ged. Sta ten op twee punten het totaal-bedrag van het voorschot, zijnde f 93.502 verhoogden met f 395 voor kosten van brandverzeke ring en met f 3134 voor administratie kosten. Daardoor zouden de bases respec tievelijk' rijzen tot f17,35 en f211,67. Het Gemeentebestuur had de kosten voor brandverzekering niet meegerekend, om dat, in* overeenstemming met Ged. Sta ten van Groningen, èn door de Kroon, èn door den Raad van State was uitge maakt, dat deze kosten buiten de bereke ning moesten blijven. Het gemeentebe stuur had ook de kosten vo.or admini stratie niet meegerekend, omdat, even eens in overeenstemming met Ged. Sta ten van Groningen, èn door den Raad van State èn door de Kroon, ofschoon op .verschillende gronden was uitgemaakt, dat ook de kosten voor administratie bui ten berekening moesten blijven. Op 11 Mrt j.l. hebben ook Ged. Staten van Noord- Holland zich, naar aanleiding van een beroep uit Bussum, met deze zienswijze der Kroon vereenigd. Ondanks deze be slissingen hebben Ged. Staten van Zuid- Holland gemeend, dat beiderlei uitgaven, voor brandverzekering en voor administra tie, wel berekend moesten worden. Van dit besluit is ons Gemeentebestuur op zijn beurt in beroep gegaan bij de Kroon. Wij wachten nog op de beslissing. Zoo lang wij daarop wachten, laten wij de kos ten voor brandverzekering en voor admi nistratie natuurlijk buiten de berekening. Daarom staan ze ook niet op de vandaag aanhangige lijst. In zijn ingezonden stukken zegt de heer G.: „Op de geheéle gemeentebegrooting vindt u geen cent b.v. voor drukwerk". Deze opmerking snijdt geen hout; ook al vindt men niet voor elke uitgave voor de scholen een afzonderlijke post op de begrooting, toch worden al die uitgaven uit de onderwijsposten betaald en alle vol ledig voor vergoeding aan de Bijzondere Scholen in aanmerking gebracht. Even later lees ik in het ingezonden stuk: „Voorts vindt men niets voor kos ten van toezicht op en pensionnee ring van het gemeentepersoneel, dat de scho len onderhoudt, schoonmaakt en ver warmt". Hierop antwoordt ik: ie. Het onderhoud wordt jaarlijks aanbesteed en de kosten daarvan worden evenals die voor de groo te schoonmaak, op de onderwijsposten ge boekt; voorzoover het onderhoud zich be perkt tot kleine reparaties, worden de arbeidsloonen op den onderwijspost ge boekt; ze bedroegen in 1924 f 3168,41 voor het G. L. O. en f 24 „57 voor het U. L. O.; het personeel, dat de scholen, schoonmaakt en verwarmt, is niet in pen sioengerechtigden dienst, maar werkt op arbeidscontract; de verschuldigde rente zegels worden op onderwijsposten verant woord en voor de vergoeding in aanmer king gebracht. De vier in beroep gegane schoolbesturen delijkheid! Ik had geen lust om er mij verder in te verdiepen. Veertien dagen later waren wij ge noodzaakt om er ons ernstig mee be zig te houden. De Edele Zeven zou den een groote partij geven op de hoe ve van de gebroeders Hill. De Prins was van zijn uitstapje teruggekeerd, nog wat lusteloozer en cynischer dan voorheen. De partij zou plaats hebben op den Vergunning-Zondag. Wij had den namelijk beurtelings een Vergun ning-Zondag en een Kerk-Zondag, een beleefdheid aan den Loods, die voor namelijk te danken was aan den in vloed van Hi en zijn voetballers. Er was reeds iets gewonnen met deze wij ziging in den toestand. Hi drukte het nogal eigenaardig uit: .„De duivel en de Loods heeft nog niet veel gekregen, maar willen we er eens om wedden wie van de twee het op den duur zal winnen? Ik wed op hem, en jij? Bill was voorzichtig en wou liever eerst de kat uit den boom zien, waar toe hij spoedig genoeg in de gelegen heid kwam. De partij bij de broeders Hill slaag de uitnemend wat de gezelligheid aan gaat. Er waren heel wat Vergunning- kaarten aangevraagd, zoodat whisky en ook de heer G/, vinden de biases voor dc exploitatie-vergoeding, speciaal die voor U. L. O. laag. M.i. niet ten onrechte. Oolc: ik vind die voor U. L. O. aan den lagen i kant. Maar B. en W. kunnen daaraan, langs wettelijkèn weg en een andere is j er voor hen niet niets doen. Ieder Col- j lege, hetzij rechts of links, iedere Wethou- der, hetzij rechts of links, heeft zich te 1 gedragen volgens de wet en die zegt in art. 101, al. 2, dat de vergoeding be- draagt het gemiddelde bedrag der kosten van de gewone openbare lagere scholen van de openbare U. L. O. scholen. Welnu, de zuivere kostenberekening over 1923 voor de beide openbare U. L. O. scholen bedroeg f 9741,21. Omdat dit be drag ook mij laag voorkwam, heb ik mij door persoonlijk onderzoek, post voor póst van de juistheid vergewist. En het aan- tal leerlingen, let wel, uitsluitend U. L. O.- leerlingen de lagere school-leerlingen 1 van de jongensschool Pieterskerk dus niet 1 meegerekend bedroeg 409. Bij deeling 1 geeft dit een bedrag van f 83,82 per leer- ingl. Dit betrekkelijk lage bedrag vindt zijn verklaring in verschillende oorzaken: ie. Deze beide gemeentescholen zijn groo te scholen, die reeds daardoor zuinig ex- ploiteeren; 2e. het zijn bovendien reeds lang bestaande scholen, die daardoor al behoorlijk voorzien waren van leermidde len en dus betrekkelijk weinig nieuwe en dure leermiddelen behoefden aan te schaf- 1 fen; waarbij 3e nog komt, dat op deze scholen een lofwaardige zuinigheid wordt betracht, waarbij ze o.a. betrekkelijk lang met haar stellen boeken doen. Twee voorbeelden ter illustratie: ie. Ik heb een rekening van een bijz. school gezien, waarop 400 rapportboekjes geno teerd stonden voor f 70; dit jaar zijn voor de openbare scholen rapportboekjes ge drukt waarvan 400 exemplaren komen op f 20. 2e. Op de openbare U. L. O. scholen I bevindt zich o.a. een stel leermiddelen voor het onderwijs in plantkunde, datf 180 1 kost. Dit bedrag komt, verdeeld over 400 1 leerlingen, op f 0,45 per leerling. Voor een school met 90 leerlingen zou het neer komen op f 2 per leerling, voor een school met 60 leerlingen op f 3 en voor een school met 30 leerlingen op f 6 per leer ling. De schrijver der ingezonden stukken acht de inlichting, dat de beide openbare U. L. O. scholen groote scholen zijn, onjuist; hij vindt haar aantal leerlingen juist niet groot. Dit is niet uit te maken: de een vindt groot, wat de ander klein vindt; een objectieve maatstaf ontbreekit. Maar stellig zijn ze met haar 246 en 178 leerlingen toch de grootste van alle Leid- sche U. L. O. scholen, die in 1924 res- pectievelijk 33, 59, 72, 83 en 85 leerlin gen telden en samen hadden de beide openbare scholen in 1924 meer leerlingen (424) dan de vijf bijzondere met elkaar (332). In het ingezonden stuk wordt verzekerd, dat met een bedrag van f22,42 per leer ling niet alleen scholen met een zeer klein, doch ook scholen met een zeer groot aantal leerlingen in de knel ko men. Ik antwoord, dat nochtans de beide openbare scholen zich met dit bedrag niet in de knel bevinden. In het ingezonden stuk lees ik, dat de i Gemeente over 1922 vergoedingen van f 25, voor G. L. O. en van f35 voor U. L. O. in het vooruitzicht stalde, maar later, toen het op betalen aankwam, uit een ander vaatje tapte en, wegens veran derd inzicht, slechts resp. f 16,99 en f22,42 betaalde. En daaraan verbindt het inge zonden stuk dan in gemoede de vraag: „Kan een schoolbestuur daartegen wa ken?" Ik antwoord: Neen, tegen wat toen gebeurd is, kan geen schoolbestuur, maar kan ook geen gemeeiitebestuur waken. Want niet het gemeentebestuur tapte uit j een ander vaatje en niet bij het gemeente bestuur was het veranderd inzicht. Het tappen uit een ander vaatje geschiedde in Den Haag en het veranderd inzicht kwam uit Den Haag. Want thsschen de vaststel ling van het voorschot en de definitieve verrekening kwam er een Kon. Besluit volgens hetwelk door de Gemeentebestu ren over 1922 geen vergoeding voor vak onderwijzers aan de Schoolbesturen kon worden gegeven. Tengevolge van dat Kon. Besluit moest het gemeentebestuur helaas de aanvan kelijk bedoelde bijdragen wel verminderen met de bedragen voor vakonderwijzers. Een andere gedragslijn door het Gemeen tebestuur ware ten eerste revolutionair en ten tweede onmogelijk geweest. Op grond van datzelfde Kon. Besluit hebben Ged. Staten van 1 Noord Holland op 11 Maart 1925 het beroep van een schoolbestuur tegen een raadsbesluit der Gemeente Bus sum ongegrond verklaard. Een teleur stelling voor veel Schoolbesturen, maar en bier rijkelijk vloeiden. Wedrenn2n den geheelen dag en kaartspel tot diep in den nacht; allerlei soorten van brouwsel, zoowel bij dag als bij nacht; daarenboven luimige invallen, die tot nieuwe vermakelijkheden leidden, zoo als bijvoorbeeld het wegschieten der horens van losloopende jonge stieren dit waren de buitensporigheden, waaraan de Club zich overgaf. Maan dagavond begaf ik mij op weg naar de hoeve, daartoe aangezocht door Moore, die bepaald wenschte, dat iemand van ons naar Bruce zou omzien. „Ik hoor niet bij hen, gij wel", zei hij. „U zullen zij het niet kwalijk ne men, als gij eens komt kijken." Dat deden zij dan ook niet. Zij za-| ten aan de thee en verwelkomden mij luidruchtig genoeg. „Hola, schoolmeester!" schreeuwde Bruce, „waar is je vrind de zedepree- ker?" „Waar gij ook behoorde* te wezen, als je tenminste nog in staat bent om er te komen thuis." „Als'tjablieft geen gawuiik over den Loods!" viel Hi uit. „Poeh, poeh" riep de ander, „maal? maar zoo'n drukte niet. Schenk liever» eens in." (Wordt vervoïgdJl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5