Zachte Huid PU HOL ■*■1111 m B i x JMJL SÈ m li; ZATERDAG 28 MAART 1925 Aan het eipde der Week. j In het Britsche Lagerhuis is een be- j langrijke discussie gevoerd over het protocol van Gehève, of algemeener en j juister uitgedrukt over het vraagstuk der veiligheid in Europa. De minister van Buitenlandschc Za- i ken Chamberlain heeft een groote rede gehouden, waarin hij allerlei zaken, met deze kwestie verband houdende, besproken heeft Het groote belang dezer rede is voor- al, dat daardoor licht verspreid is over de plannen met betrekking tot een Eu- I ropeesch veiliglie±dsverdrag. Chamberlain zelf voelde wel iets voor een eenzijdig Britsch garantiever drag met Frankrijk en België, doch I gelukkig voor den vrede in Europa, zouden wij zeggen de Britsche re- geering wilde daarvan niets weten. Deze laatste ziet de oplossing van j het veiligheidsvraagstuk veeleer in de (Duitsche voorstellen inzake een West- Europeesch veiligheidsverdrag. Im mers hierbij is geen sprake van eenzij- j dige machtsgroepeering, doch van een algemeene samenwerking der bij het probleem betrokken mogendheden. De Britsche regeering is overtuigd, j dat Duitschland het ernstig meent met f deze voorsellen. Het is- begrijpelijk, dat men jn som mige Fransche kringen van oordeel is, dat Chamberlain van eqn wat al te groot vertrouwen in Duitschland blijk geeft En ook" in Duitschland zijn er onte vredenen, n.l. bij de uiterst rechtsche groepen. Zij keeren zich tegen Strese- mann, wien zij verwijten, dat hij „het opgelegde vredesverdrag van Versail les wil erkennen." Polen daarentegen is niet erg gerust wat dit laatste betreft. Dit land is even als de Fransche nationalisten, wel be reid tót veiligheidsverdragen en wat dies meer zij, doch onder éene voor waarde: strikte handhaving f van het verdrag van Versailles en van zijn een maal bekomen rechten, cLw.z. behoud van alles wat het heeft. Een factor van beteekenis zal ock nog zijn, hoe de presidentsverkiezing in Duitschland- op a..s Zondag zal uit vallen. i Vooreerst omdat dan de huidige Duit sche regeering uit den stand der par tijen op het oogenblik zal kunnen op maken ip hoeverre zij de meerderheid !des volks achter zich heeft en voorts ook omdat de richting, die de gekozen rijkspresident zal inslaan, van over- heerschende beteekenis is in de eerst- volgende zeven jaren. Dr. Mart, de candidaat van het Cen- trum, die wel met den candidaat der 1 rechterzijde Jarres de beste kansen heeft heeft in een rede te Keulen ver klaard, dat hij, indien hij tot rijkspre sident mocht worden gekozen, vast be sloten is, den weg te vervolgen, die hij \als rijkskanselier heeft ingeslagen. Die weg, aldus verklaarde hij, leidt naar /verzoening door overleg met de vroe- jgere tegenstanders, zonder dat daarbij jde eer en het aanzien van Duitschland op het spel wordt gezet. I Zal de politiek van Europa in een I dergelijke bedding worden geleid, dan [kam, onder beding van Gods zegen, 'ons werelddeel in de eerstvolgende ja- ren een tijd van veiligheid en als ge lwig daarvan ock van meerdere wel vaart tegemoet gaan. Uit het grijs verleden. ÏACITUS als GESCHIEDSCHRIJVER Bossuet heeft Tacitus „den ernstig- jsten der geschiedschrijvers" genoemd. Men heeft dien ernst, ja gestreng heid van Tacitus op rekening van zijn humeur geschreven. Hij zou, wat men noemt een pessimist geweest zijn, iemand, die steeds bij voorkeur den donkeren kant der dingen ziet. Zij, die zoo oordeelen, hebben gelijk. De Romeinen waren trouwens in 't algemeen gepraedisponeerd tot een dergelijke geestesgesteldheid. Wat hen onderscheidde van de Grie ken, was dat zij waren, of wilden schij nen, ernstig tot stroef toe, dat zij den loop der gebeurtenissen met be zorgdheid gadesloegen en weinig ver trouwen in den mënsch hadden. Het sprak dan ook vanzelf, dat Ta citus, die een zoo volmaakt Romein was, ook een pessimistischen kijk op de wereld had. Daar kwam nog bij, dat de tooneelen die hij in zijn jeugd aanschouwd had, 'ook niet geschikt waren hem tot an dere gevoelens en gedachten te bren gen dan die in overeenstemming met zijn temperament waren. Zijn jeugd viel onder de regeering van Nero. In veertien maanden zag hij vier kei zers elkaar opvolgen; het Capitool in brand, Rome stormenderhand veroverd de barbaren in opstand aan de grenzen en het Rijk den ondergang nabij. Het is dan ook niet te verwonderen, dat een verdrietige stemming zich van hem meester maakte. Reeds in de oudste werken, die wij van hem bezitten, oordeelt hij met ge strengheid over de maatschappij zijner dagen. De laatste drie jaren van de regee ring van Domitianus (8196), tóen hij van zeer nabij zag ,hoe ver het met _een machtig heerscher, wanneer hij toegeeft aan de bedwelming der wreed heid of zich laat beheerschen door vrees, komen kan, lietén bij hem een onuitwischbaren indruk na. En zelfs in de schoonste jaren van Trajanus (98117) heeft hij met zekere bezorgdheid de toekomst tegemoet ge zien. Tot hen, die zich overgaven aan een optimistischer beschouwing in verband met de momenteel gelukkige en voor spoedige jaren, sprak hij de woorden, die hij een vooruitziend Senator in den mond legt: „Wie verzekert u, dat er geen tyran- nen meer zullen zijn? Bij den dood van Tiberius en Caligula dachten zij, die hen overleefden, evenals gij; en toch, niéuwe tyrannen zijn opgestaan, wree- der en afschuwelijker!" Tacitus vormt wel een tegenstelling met dien anderen grooten Romein- schen geschiedschrijver, met T it u s L i v i u s>» die een eeuw eerder dan hij leefde. Men voelt in den arbeid, van dezen laatste den nationalen trots van Rome, dat van overwinning tot overwinning1 schreed. Vandaar, dat er ih dit groote werk van 123 hoeken, geen spoor van ver moeidheid te vinden is. De belangstel ling wordt telkens opnieuw verleven digd bij het verhalen van weer nieuwe overwinningen; 't geheele werk wordt gedragen door de glorie van Rome, die steeds groeiende is. Tot het eindelijk, onder Augustus, op het hoogtepunt is gekomen en als de schrijver van daar uit met eenige ongerustheid blikt naar de toekomst die hem donker en ge vaarlijk toeschijnt, keert hij zich lie ver om en ziet terug op den algelegden weg, die steeds ging bergopwaarts. Tegen het midden van zijn geschied werk, in een der boakeD, die verloren gegaan zijn, zegt hij, dat hij genoeg eer verworven heeft, dat hij zou kun nen ophouden, indien zijn ijel, die geen rust kende, zich niet voedde met zijn werk. Hoe ver is Tacitus van een dergelijke voldoening en vreugde in zijn 'arbeid verwijderd! Hoe verheelt hij het ons niet, dal in plaats van „zich te voeden met zijn werk" dit hem ondankbaar en treurig toeschijnt; het is een taak, die hein is opgelegd door den plicht en die hij zonder plefzier vervult. Zoo is hij dan een pessimist, doch dit pessimisme is niet altijd een ge vaar Voor een historicus. Kan het hem somwijlen het spoor bijster doen worden, het kan hem ook dienen. Tacitus dankt er een van zijn vóór naamste hoedanigheden aan: die scherpzinnigheid, die hem belet den schijn voor het wezen aan te zien en die hem de dingen doet zien zooals zij zijn. En dat was vooral een verdienste in een tijd als waarin liij leefde en waar in de regeering al haar best deed te schijnen wat zij niet was, een tijd, waarin de dingen niet beantwoordden aan de namen, die ze droegen, en de namen niet aan de dingen, die zij aan duidden. Doch temidden van al die donker heid en verwarring heeft Tacitus met helderen blik de waarheid gezien. Hij behoorde niet tot die naïeven, die de etiketten van vrijheid, die men met zorg bewaarde om het publiek te be driegen, au sérieux namen. En daarom, omdat Tacitus in het ta fereel der geschiedenis, dat zich voor zijn oogen ontrolde, het innerlijke en het wezenlijke speurde, is zijn werk onsterfelijk en een voorbeeld voor de historieschrijvers van alle eeuwen. RECLAME Voor Behoud van een GgIVG en van Handen en Gelaat gebruik ik altijd BINNENLAND. Wanneer gaat de Kamer op reces? In de gisteren gehouden Tweede Ka mer-zitting heeft de heer Dresselhuys (V.B.) geïnformeerd, hoe lang de Ka mer nog gedurende dit zittingsjaar zal bijeenkomen. Het kwam spr. wensche- lijk voor, niet meer na 19 Mei, den dag der candidaatstelling, bijeen te komen. De voorzitter antwoordde, dat hij met het oog op de verkiezingen de Ka mer niet al te lang zitting wil doen houden, doch definitieve toezeggingen kan de voorzitter toch niet doen. In elk geval zal de Kamer niet meer na Pinksteren (31 Mei en 1 Juni) hij een- komen. De heer Dresselhuys achtte het toch wenschelijk, om in elk geval een da tum vast te stellen, waarop de zittin gen zullen eindigen, doch de voorzitter wilde hiervan niets weten. De voorzit ter voegde hieraan toe, dat hij na het Paasch-reces de Kamer weer tegen 21 April had willen bijeenroepen. Dit zal waarschijnlijk echter niet mogelijk zijn omdat dan verschillende wetsontwer pen nog niet voor openbare behande ling gereed zijn. Daarom zal na het Paascbireces de Kamer hoogstwaar schijnlijk weer op 28 April bijeenko men. Subsidie Olympische Spelen. De Hervormde (Geref.) Staatspartij heeft aan de Staten-Generaal een pro test gezonden tegen het wetsontwerp inzake de subsidie voor de Olympische Spelen. Wijziging Nederl. Spoorwegtijden. In verband met de invoering van den Zomertijd in België, Frankrijk en En geland, ingaande 5 April a.s. worden in de dienstregeling der reizigerstrei nen op de Nederlandsche Spoorwegen eenige wijzigingen en aanvullingen ge bracht, die opgenomen zijn in strooi biljetten, die van morgen af kosteloos aan de stations verkrijgbaar zijn. De Forensenbelasting. Naar „Het Centrum" meldt^ ligt bet in de bedoeling van de Regeering het wetsontwerp inzake de Forenseribelas- ting spoedig te behandelen, opdat de eventueel gewijzigde maatregelen nog kunnen worden toegepast op het ko mende belastingjaar. De Rötterdamsche wethouders vacature. Van den heer mr. Abr. van der Hoe ven is bij den gemeenteraad de mede deel ing ingekomen, dat hij, in verband met de verwerping van het voorstel- Schouten c.s. de benoeming tot wet houder niet aanneemt. In verband biermede is de burge meester voornemens, overeenkomstig art. 86 der Gemeentewet, een vergade ring van den Raad uit te schrijven op Donderdag 2 April a.s. SCHAAKRUBRIEK. Redacteur: J. Verstoep Jzn. Frederik Hendrikstraat 37, Delft. Boekbespreking. Handleiding tot he/ Schaakspel, van Neumann Schelfhout. Tiende omgewerkte druk. Uitgave G. B. van Goor Zonen te Gouda. Prijs f 0.90. Alleen reeds de omstandigheid, dat het een 10de druk beleeft, pleit voor dit Schaakwerkje. Binnen een bestek" van 110 pagina's geeft het boekje van alles wat: de be ginselen vrij uitvoerig, dan enkele oefenpartijen voorzien van eenvoudige, voor beginners zeer leerzame opmer kingen, vervolgens eindspelen on een 32-tal stellingen uit gespeelde partijen. 1-Ieel handig en gemakkelijk zijn ook de opgenomen iabelarische varianten van de meest gespeelde klassieke en hyper-moderne openingen.. Zum Schlusz een 15-tal „Meesterpar- tijen", uitvoerig geanalyseerd en van behartenswaardige wenken voorzien. Het boekske ziet er uiterlijk goedver zorgd uit, goed papier, goeden druk on duidelijke diagrammen, zoodat we de aanschaffing vooral aan eerstbeginnen den zeer kunnen aanbevelen. We laten nu éen der „Meesterpar- tijen" uit het werkje volgen. Wit: F. Marshal!. Zwart: S. Tarrasch. (Meestertournooi te Hamburg, 1910). Max Lange-aanval. 1 e2e4 e7e5 2 Pgl—f3 Pb8c6 3 Lflc4 Lf8c5 4 d2d4 e5 x d4 5 0—0 Pg8—f6 Deze stand kan men nog langs vier andere wegen bereiken. Bijv.: I 1 e4, e5, 2 d4, ed4: 3 Lc4 Pc6 4 Pf3, Lc5. 5 00, Pf6 (Middengambiet) II 1 e4, e5, 2 Pf3, Pf6, 3 d4, ed4, 4 Lc4, Lc5, 5 00, Pc6 (Russische partij). III. 1 e4, e5, 2 Lc4, Lc5, 3 d4, ed4: 4 Pf3, Pc6, 5 00, Pf6 (Loopergambiet). IV 1 e4, e5, 2 Pf3, Pc6, 3d4, ed4: 4 0—0, Pf6, 5 Lc4, Lc5 (Schotsch gambiet). 6 e4e5 d7—d5 of 6Pg4, 7 Lf4, enz.'Zie bladz. 70. 7 e5 x f6 d5 x c4 8 Tfl—elf of 8 fg7: Tg8, 9 Lg5, Dd5, 10 Lf6, enz. 8 Lc8—e6 Na 8.Kf8, 9 Lg5, gf6: 10 Lh6f, Kg8, 11 Pc3! Lf5, 12 Pe4, Lf8, 13 Dd2, Lg7, 14 Df4, Lg6 kan zwart zich verdedigen. 9xPf3g5 Dd8d5 En niet Df6:? wegens 10 Pe6: feb. 11 Dh5f en Dc5:I 10 Pblc3 Dd8—f5 11 Pc3—e4 Hier kan wit nog 11 g4 of 11 fg'7 spelen, maar de zetten zijn minder sterk. Bijv. 11 g4, Dg6, 12 Pe4, LbS, 13 f4, 0-0-0, 14 f5, Lf5: 15 gf5: Df5: er. Zwart krijgt aanval. Of: 11 fg7, Tg8. 12 g4, Dgó ,13 Pe4, Le7 met goed spel. voor zwart. 11 0-0-0 Zwart rekende hier op 12 g4, De5, 13 Pf3, Dd5, 14 fg7: Lg4! 15 gh8, DThS: 16 PfG, Df3: 17 Pg4: Ddl: 18 Tdl: Tg8. 19 h3, h5! en zwart staat beter. Maar de Amerikaansche meester heeft een verrassenden zet in petto. 12 Pg5 x e6 f7 x eG 13 g2g4 Df5e5 14 f6 x g7 Th8g8 15 Lel—h6! Dit is de nieuwe zet, waardoor deze opening voor Wit zeer kansrijk gewor den is. 15 d4d3 16 c2c3 Lc5d6 Om 17 f4 uit te lokken. Beter was 16.., d2, 17 Te2, Lb6, 18 Dfl, Td3, 19 Tdl, Pd8, 20 g5, Pf7, 21 Pg3! 17 f2—f4 De5d5 18 Ddl—f3 Ld6e7 19 g4g5 Dd5f5? Beter was hier Td7 gevolgd door Pc6d8f7. 20 Pe4g3 Df5—f7 Hier had zwart Db5 moeten spelen. 21 Df3g4Td8e8 22 Tel—e4! b7—b5 Maakt een mooien slotaanval mogelijk Stand na den 22sten zet van Zwart. Wit. M.È ith;.: I E k i IÈ A Zwart. a7a6 16 x b5 23 a2—a4 24 a4 x b5 25 Kgl—g2 Dreigt e6 te slaan. 25 Pc6d8 26 Dg4—f3 Df7—g6 27 Te4—d4 Dreigt Ta8 mat. Ld6 helpt hier niet, wegens Td6: gevolgd door Da8f e*r Ta7 mat. 27 c7cG 28 Td7 x d8f Kc8 x d8 29 Df3 x c6 Zwart geeft op, want mat is niet te voorkomen. In een van Capablanca's partijen ont stond de navolgende stand en menig een waande hem verloren. Zwart: Rauhitschek. WM W<>, abc d e f g h Wit: Capablanca. Hij annonceerde echter mat in drie zetten (1 Ta7:f enz.) (N. v. d. D.) Leidsche Penkrassen. Amice, Wat kunnen overigens knappe en verstandige menschen soms toch won derlijke dingen zeggen. Dat dacht ik dezer dagen, amice, toen ik het verslag las, van de bijeenkomst „waarin bet eenjarig bestaan der vereeniging van handelaren in zuivelproducten werd herdacht. Een der sprekers in die vergadering was de heer Korteweg, de voorzitter van de Neutrale Middenstandsvereeni- ging, die zeker alleszins bevoegd is om oyer het door hem besproken onder werp „Middenstandsbelangen" te han delen. Over dit onderwerp werden op merkingen gemaakt, die deden zien, dat de spreker op dit gebied volkomen thuis is "en waarvan de Middenstand zeker nog wel een en ander kan leeren. De middenstanders zijn inderdaad in sommige opzichten een beetje achter lik, en kortzichtig Waarschijnlijk doordat ze weinig tijd hebben om zich met andere dingen dan hun eigen za ken te bemoeien, hebben ze behalve de laatste jaren, van de organisatiege- clachte weinig voordeelen geplukt.. Ze hebben in hunne collega's veel meer ;ezien de concurrenten die men moet ijreezen en wantrouwen, dan de stand- nooten met wie men moet samen- erken. Terecht merkte de heer Korteweg op, dat de middenstanders in dit opzicht van andere maatschappelijke groepen nog wel een en ander kunnen leeren en het was dan ook goed gezien dat door hem op versterking van de midden standsorganisatie werd aangedrongen. Niet zonder vérbazing amice, zag ik echter dat de spreker zich aan het slot keerde tegen de Middenstandsorgani saties op Christelijken grondslag. Dat verbaasde mij vooreerst omdat zulks m.i. op een vergadering als deze, waar geen gelegenheid tot verweer kon wor den gegeven, niet te pas kwam. Me dunkt, de spreker had moeten hegrij pen dat hij misbruik maakte van zijne positie door op deze plaats de vereeni- gingen op confessioneelen grondslag, zooals hij het uitdrukte, een duw te geven. Maar dit optreden verbaasde mij ook omdat de spreker zelf beter en duide lijker misschien dan eventueele deba ters hadden kunnen doen, aangaf, dat er voor organisatie op Christelijken grondslag wel degelijk reden bestaat. De beer K. was n.l. van meening, dat het beginsel dat iemandn aanhangt, bij he't zakendoen niet van invloed kan zijn en dat men als koopman eenslecht figuur zou maken, als men dit in zijn zaken liet meespreken. Dat klinkt heel voornaam en heel verstandig amice, en vooral erg „zake lijk" maar het bewijst dan toch dat de spreker het hier had over dingen waar van hij al bitter weinig begrip he «ft. 't Is dezelfde redeneering waarmee men onzen arbeiders altijd weer aan boord komt als men ze tracht over te halen om lid te worden van een z.g. neutrale of moderne organisatie. Gods dienst, men heeft er alle respect voor. Meent iemand, dat hij God den Heere moet eeren en dienen en vreezen, men heeft er niet het minste bezwaar te gen, mits het dan maar beperkt blijft tot het intieme leven, tot de binnenka mer en de kerk. Maar in het maat schappelijke en staatkundige lever heeft men den Godsdienst niet noodig. Dat is een terrein waar de mensch het alleen wel af kan, en men acht het de dwaasheid gekroond om daarbij met Gods Woord en wet rekening te willen houden. Zoo wordt een scheiding, een tegenstelling gemaakt, die met het wezen van het Christendom lijnrecht in strijd is. Nu neem ik onmiddellijk aan amice, dat de spreker hier evenals zoovele an deren voor hem, te goeder trouw is ge weest en dat hij uit^onjcunde als een blinde over de kleuren heeft geoor deeld, maar dat had m.i. juist een re den moeten zijn om een zoo belangrijk onderwerp niet aan te roeren. Dat de Godsdienst op dit gebied wat te zeggen heeft en dat middenstands organisatie op confessioneelen grond slag om deze uitdrukking nu maar eens over te nemen wel noodzake lijk is, werd door denzelfden spreker duidelijk aangegeven toen bij het 'had over de vraag waarom de Middenstan ders zich dienen te organiseeren, en over de taak die de Middenstand heeft te vervullen. 'tls toch niet zoo, amice, dat zooals het werd voorgesteld ,de middenstands organisaties in de eerste plaats strijd- vereenigingen zijn tegen de andere groepen der bevolking. Dat is in zijn consequentie de leer van den klassen strijd, die niet alleen door Christenen, maar door alle nuchter denkende men- schen moet worden veroordeeld. En onjuist is ook de voorstelling, dat heel de arbeidswetgeving zou zijn een lonken naar de revolutionaire groepen. Dat mag zoo schijnen in het oog van hen die zich op neutraal standpunt plaatsen, wie vasthoudt aan zijn Christelijke belijdenis zal het daar mee niet eens zijn. Ik denk er niet aan te beweren, amice, dat op dit gebied nooit fouten zijn gemaakt en dat soms niet te diep is ingegrepen. Wie w e r k t heeft een van onze voor mannen eens gezegd, maakt fouten. Alleen wie stil blijft zitten en niets uitvoert, doet het^niet, tenzij dat dit stilzitten als éen groote fout kan worden aangemerkt. Wie in den vlie genden storm een schip door de bran ding moet brengen in de veilige haven, zal misschien weieens een weinig uit den koers loopen, maar dat kan geen reden zijn om het sturen naar ue ha ven zelf te veroordeelen. Wie op Christelijk standpunt staat amice, zal in de sociale wetgeving iets anders zien dan een hunkefen naar de volksgunst. Hij zal erkennen dat de Overheid als dienaresse Gods hier een taak heeft te vervullen en het stemt dan ook tot voldoening dat de Chris telijke middenstanders op dit gebied geen onzuiver geluid hebben laten hoe ren. Intusschen blijkt uit dit enkele voor dbeeld reeds niet hoe gewen-scht, maar hoe noodzakelijk het is, dat onze Chris telijke middenstanders zich op eigen grondslag en naar eigen beginsel or ganiseeren en met blijdschap heb ik gezien dat er op bedoelde vergadering mannen aanwezig waren, bereid om voor hunne overtuiging in dezen uit te komen. Van de noodzakelijkheid van mid denstandsorganisatie ben ik overtuigd, maar niet minder ben ik overtuigd van het goed recht en de noodzakelijkheid van organisatie op Christelijken grond slag. En het doet mij leed dat er nog altijd Christelijke middenstanders zijn- die dit niet blijken te verstaan. Als de overigens uitnemende rede van den heer K. er toe heeft medege werkt dat dit meer dan tot nu toe in gezien wordt, dan is er zeker reden tot tevredenheid en zou ik mij zelfs over dit déraillement van den spreker, die dan onbedoeld een goede zaak een gce- den dienst heeft bewezen, kunnen ver heugen. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6