ZATERDAG 28 MAART 1925
Nieuwe Leidsche Courant.
TWEEDE BLAD.
VERSCHEIDENHEID EN EENHEID.
Zij nam acht op hetgeen door
Pauius gesproken werd.
Hij viel voor Pauius en Silas
neder.
Hand. 16: 14, 29.
Lydia en ae stokbewaarder, is er
grooter tegenstelling denkoaar?
Beiden wonen te Fiiippi, over bei
den-wordt in hetzelfde hoofdstuk ge
sproken, beiden komen in aanraking
met Pauius, beiden vormen tenslotte
•mede de gemeente te Filippi, waar
aan Pauius later zijn bekenden brief
zou schrijven maar welk ee.n ver-^
schil tusschen deze personen.
Dat verschil moeten wij niet zoeken
daarin, dat de eene een vro.uw is en
de ander een man. Daar zijn ook
onder de mannen naturen als van Ly
dia, welke geteekend kunnen worden
met dezelfde woorden, die van de pur
perverkoopster gebezigd worden. En
daar kunnen zusters in de gemeente
wezen, die langs een donkeren weg
van veel strijd en vertwijfeling tot
ruimte zijn gekomen.
Wij moeten er ook niet al te veel
nadruk op leggen, dat Lydia blijkens
de van haar gebezigde uitdrukking,
dat zij „God diende", tot de prose
lieten behoorde, en zich min of meer
bij de Synagoge had aangesloten, ter
wijl wij in den stokbewaarder niets an
ders dan een heiden kunnen zien.
Heeft de Heere Jezus niet gespro
ken van Jodengenooten, die nog veel
meer een „kind der hel" waren dan
de Schriftgeleerden en de Farizeen,
die zee en land omreisden, om hei
denen voor het Jodendom te winnen?
En teekent de Schrift ons niet tel
kens heidenen, die verlangend uitzien
naar vergeving en vernieuwing?
Neen, de aangrijpende tegenstelling
tusschen Lydia en den stokbewaar
der schuilt in de zoo verschillende
wegen, waarlangs zij geleid worden
tot hetzelfde doel.
Bij Lydia is daar inderdaad het stil
le „geleid" worden, gelijk een schaap
gevoerd wordt door den Herder naar
grazige weiden en wateren der rust.
De, weg daarheen moge wat korter
of wat langer zijn, maar hij voert
niet door een huilende wildernis, doch
langs veel betreden paden.
Als wij echter zien naar den stok
bewaarder, dan staan wij midden in
den strijd. Hoe hoog gaan daar de
golven, hoe vreeselijk huilt de storm
wind, hoe schrikwekkend gaapt de af
grond. Zeker, ook hij bereikt de ha
ven, maar dwars door hooge zeeën.
Bij Lydia gaat alles zoo stil en zoo
rustig voort.
Wij weten niet, hod; maar zij had
gebroken met den dienst der afgoden
en zich gevoegd bij de Joodsche ge
meente, bij de aanbidders van den
éénen God.
En op de plaats des gebeds, aan
de rivier buiten de stad Filippi, zat zij
op den Sabbat stil te luisteren naar
den vreemdeling, die daar sprak van
1 de vervulling der oude beloften.
Open ging haar hart, zooals een
bloem ontluikt als ze door het zon
licht gekust wordt en zij dronk het
levenswoord in.
En toen kwam als iets van zelf
sprekends de doop, opdat ook zij, als
straks Pauius er niet meer was, haar
weg met blijdschap zou kunnen 'ver
volgen, steunende op God-; onwank l
bare verbondstrouw.
Wat stond de stokbewaarder, bij Ly-
1 dia vergeleken, ver af!
Hij was een onwetende heiden, en
gevoelde niet de minste sympathie
voor mannen, die den weg der za
ligheid verkondigden, zooals blijkt uit
zijn grooten ijver om Pauius en Silas
stevig te kerkeren.
Hij hoorde niet de lofzangen, die
de beide Godsmannen in den nacht
opzonden tot God, en die de andere
gevangenen tot luisteren dwongen.
Maar toen hij wakker werd' en de
door de aardbeving geopende deuren
der gevangenis zag, wist hij geen raad
en wilde de hand aan eigen leven
slaan. En als een wilde angst kwam
het toen plotseling over hem, dat hij
den „weg der zaligheid"- niet kende.
Maar dan klinkt te midden van den
storm de boodschap des heils en de
baren worden stil, en in dien zelfden
nacht nog wordt hij gedoopt, en er
komt groote vreugde in zijn huis.
Twee geheel' verschillende wegen,
maar die ten slotte samenvallen.
Twee geheel' verschillende leidingen
maar die beide uitloopen op één ge
loofsbelijdenis, op één Zaligmaker, op
één teeken en zegel van Gods genade
in den Zoon Zijner liefde.
Twee geheel' verschillende men-
schen maar die beiden met hun huis
zich verheugen in ,Gods barmhartig
heid. Twee geheel verschillende wo
ningen, maar in beide wordt aan Gods
heilgezanten de grootste hartelijkheid
betoond.
Die hartelijkheid wordt door den
stokbewaarder geheel anders geuit dan
door Lydia, maar in beider hart is
een zelfde dankbaarheid voor de groo
te verlossing.
Gods wegen zijn verscheiden, want
de harten en de omstandigheden der
menschen zijn duizenderlei.
Wij spreken van schare en massa,
en daar is ongetwijfeld veel massaals
in het leven en daardoor veel eenvor
migs, maar dat eenvormige zit toch
alleen aan de oppervlakte.
Daal af in de diepten des levens,
en ge bemerkt overal' verschil. Daar
zijn geen twee zielen gelijk; de klop
van het ééne hart valt nooit geheel
samen met dien van het andere; hier
ontmoet ge gansch andere vragen, be
kommeringen, verwachtingen dan
ginds.
En daarom is ook de arbeid van
Gods opzoekende, reddende, vertroos
tende liefde niet een eenvormige als
van de machine, die alle* naar één
model maakt, maar het is de duizend-
vormige arbeid, waartoe de hoogste
Liefde uitgaat, die èn Lydia's en
stokbewaarders, die èn moordenaars
èn Maria's van Bethanië zoekt; het
is1 het werk van den Goeden, den
Waren Herder, die wel voor eene
groote kudde uitgaat, maar die elk
Zijner schapen bij name roept.
Welk een oneindige verscheidenheid
biedt de wereld aan, en toch is daar
ook weer een eigenaardige eenheid.
Al' die harten zijn in denzelfden
nood, den nood der zonde. Die zonde
moge zich openbaren op tailooze wij
zen, in de meest van elkander afwij
kende vormen, in het vroom gewaad
van den Farizeër of in de geraffineerd
heid van den beroepsmisdadiger, ze
is in den wortel bij allen dezelfde:
afval van God, ongehoorzaamheid.
Maar daarom is er ook voor al die
zondaren, voor de stille Lydia's en
voor de hartstochtelijke stokbewaar
ders, één Heiland, wiens licht straalt
in de groote duisternis, en die een
Redder is in den grooten nood.
Oneindige verscheidenheid in deze
zondige wereld maar toch: één Heer,
één geloof, één doop.
Wij mogen nooit een bekeeringsweg
voorschrijven, zooals het piëtisme en
het metliodisme telkens weer doen.
Daar is God zij geprezen! niet
een uniforme wijze van bekeering; al
geldt voor allen dezelfde eisch: Be
keert u.
Wij hebben slechts de boodschap
van Gods genade uit te dragen in de
wereld, en dan stil te letten op Gods
doen. In de Synagoge en in de ge
vangenis, in de kerk en in de contro
lewoning, op de stille bidstond en op
de drukke markt moet het woord des
Evangelies uitgeroepen worden, en
dan zal God komen, hier in storm
en onweder, en daar in het suizen
van. eene zachte stilte.
Wij kunnen slechts prediken, maar
God zelf bereikt op Zijn wijze de Ly
dia's en de stokbewaarders.
En te midden van de rijke verschei
denheid Zijner vrijgekochten zal ge
zien worden de eenheid des geloofs
£n der liefde.
JEZUS' VERNEDERING.
O. Zoon van God! o eeuwig Woord!
Wiens oogen 't al regeeren,
Wiens stem de gansche schepping
hoort,
Dien w*als den Vader eeren!
Hoe groot U uw verneed'ring maakt
Kan God alleen waardeeren;
Uw Vader weet, wat Gij verzaakt,
Die kan alleen U eeren.
Hij, die zelf God, wat God is, weet,
'tGeen schepsels vruchtloos wenschen,
Hij kent den prijs, dien Gij besteedt,
O eeuwig God! voor menschen.
Wij zinken voor Uw voelen neêr,
Terwijl de hemellingen
Als 't hoogste toppunt van Uw eer
Uw zondaarsliefde zingen.
Gij door die liefd' ondenkbaar groot,
Gij schuwt geen smaad, geen lijden,
Geen angst, geen kruis, geen vloek,
geen dood,
Zoo 't zondaars kan bevrijden.
Zoo 't zondaars redt, zijt Gij bereid
De zond' op 't kruis te dragen;
Gij 't beeld van 's Vaders heerlijkheid,
Gij. 's Vaders welbehagen
Uw liefd' is groot, is groot als Gij,
Door d' eeuwen nooit volprezen;
Oneindig als uw heerschappij,
Onpeilbaar als uw wezen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Kampen (vac.-C. B.
Holland), P. J. Steenbeek te Bergam
bacht.
GEREF. KERK.
Beroepen: Te Schoonhoven, Hvan
de Elskamp, te Koog-Zaandijk.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Vlaardingen, J. P.
Meijering te Nieuwpoort. Te Franeker,
J. L. de Vries te Rijnsburg.
EVANG. LUTH. KERK.
Aangenomen: Naar TielCulem-
borg, cand. W. J. Manger te Amsterdam.
De classis Franeker der Geref. Ker
ken heeft gister, na peremptoir examen
toegelaten tot de bediening des Woords
en der Sacramenten in de Geref. Ker
ken, de heer W. J. Baan. theol cand.
te Heemstede, beroepen predikant te Win-
sum (Fr.).
Legerpretiikant.
Benoemd tot legerpredikant (standplaats
Arnhem) Ds. J. H. Groe newegen,
predikant bij de Remonstrantsche Gem.
te Oude Wetering.
Synodaal predikantencorps.
Hen Convent, het orgaan van de groep
Gereformeerde Kerkieradén, die zich bin
nen de Ned. Herv. Kerk zelfstandig heb
ben georganiseerd, wijl zij geen vrede kon
den nemen met de synodale inrichting,
bevat een paar opstellen, waarin de schrij
vers, Prof. Dr. J. A. C. van Leeuwen en
Ds. J. Severijn, hun ontstemming uitspre
ken over een uitdrukking, door den. heer
Bloemers als lid van den Raad van Be
heer in de buitengewone classicale ver
gadering te Assen gebezigd.
In die vergadering heeft deze n.l. ge
zegd,'"dat de synode der Ned. Herv. Kerk
van oordeel is, dat de gemeente, die aan
de uitvoering van het Reglement op de
Predikanietractementen niet meewerkt,
„geen predikant uit haar predikantencorps
krijgt".
„Hier leeft", aldus Prof. van Leeuwen,
„de voorstelling, dat er een synodaal
predikantencorps bestaat, waarvoor de sy
node waakt, dat het door te karige sa-
larieering niet kleiner wordt. M.a.w. de
predikant ambtenaar der Synode.
Daarheen gaat het. Daarheen wordt weï
bewust gestuurd.
De Dienst des Woords, niet opkomend
uit de Kerk des Heeren, die voor Zijn
Woord buigt; de Dienaar des Woords
niet, als ambtsdrager, in levensverband
met kerkeraad en plaatselijke Kerk. Maar
een ambtenaar uit het synodale corps.
Straks wordt zij de gemeente gestuurd
Nu reeds wordt zij, indien zij aan het
onrechtmatig en gruwelijk reglement niet
voldoet, verhinderd, te beroepen. Mis
schien is de tijd niet zoo heel ver meer,
dat het centrale gezag, di. de synode
jzijn ambtenaren benoemt en daarheen
zendt, waar, onder allerlei invloeden, de
ambtenaar wenscht te gaan, of het cen-
traalst gezag, de Raad van Beheer, het
noodig zal oordeelen".
Clir. Geref. Kerk.
Te Woudenberg is een Chr. Geref. ker
kelijke actie ontstaan, Om de 14 dagen
wordt daar door een Chr. Geref. pred.
gesproken. Men hoopt eerlang tot stich
ting van een gemeente te kunnen over
gaan.
Radio-kwesties.
De Kerkeraad van de Geref. Kerk te
Enhuizen besloot, o.p aanvrage van de
Chr. Vereen, voor Draadlooze Telefonie
om steun, nog een tijdje te wachten, om
de ontwikkeling der radio-beweging na
te gaan en te zien in welke richting zich
deze actie zal ontwikkelen. Een verzoek
van Gereformeerde leden te Oosterdijk,
die in de gelegenheid gesteld wilden wór
den, om langs draadloozen weg de pre
diking te kunnen volgen, werd afgewezen,
als onuitvoerbaar en ten deele ook on
billijk tegenover anderen.
Ned. Herv. Predikantenvereeniging.
Op de jaarlijksche vergadering der Ned.
Herv. Predikanten-vereeniging, 21 en 22
April te Utrecht, zal Dr. A. Troelstra te
Den Haag, de openingsrede houden; den
avond tevoren zal in een gezellig samen
zijn Ds. A. K. Straatsma te Zandvoort
spreken over: „Felix Timmermans". Ver
der vermeldt de agenda: „De beteekenis
van Kohlbrugge voor de theologie van
onzen tijd", door Ds. O. Noordmans te
Laren (Geld.); „Liturgie", door Prof. Dr.
G. van der Leeuw te Groningen; „Dia-
nale perspectieven", door Dr. J. H. Adri-
ani, diaken te Utrecht; „Is er rellgieuse
kentering in de sociaal-democratie door
Dr. K. J. Brouwer, predikant te Doetin-
chem.
Het Tooropraam.
Naar men ons uit Utrecht meldt, heeft
Ds. H. E. Gravemeijer uit Amsterdam,
gisterenavond in een vergadering van de
Herv. (Geref.) Staatspartij de zaak vfcn
het Tooropraam ter sprake gebracht en
gezegd, dat hij zich vergist had, toen hij
verleden jaar in Utrecht beweerde, dat
mevr. Loudon, de schenkster van het
raam, R.-Katholiek' was. Hij' kwam nu
op die verklaring terug.
Overigens bleef hij bij zijn vroeger in
genomen standpunt, maar betoogde, dat
de actie, inzake het Tooropraam los van
de Herv. (Geref.) Staatspartij stond.
Hij riep het Comité van Actie ten sterk
ste toe, haar actie te staken.
Dr. Masahisa Uamura t
Een van de grootste Christelijke leiders
in Japan, de predikant Dr. Masahisa
Uemura, is in zijn woning te Tokio in
januari plotseling overleden.
Dr. Uemura* zegt de „Rotterd.", was
in de Gereformeerde Kerk geen onbeken
de. In 1923 was hij afgevaardigde ter
Synode van de Geref. Kerk in Noord-
Amerika, n.l. te Pella (Iowa). Het Rutgers
College heeft hem destijds vereerd met
den titel van Doctor in de' Godgeleerd
heid.
Op den namiddag van 8 Januari j.l.
had Dr. Uemura eenige bezoekers te zij
nen huize ontvangen, die in een bepaalde
zaak advies kwamen vragen. In zijn ern
stig gesprek wees hij er met klem op,
dat een Christen altijd bereid moet zijn
om te sterven. Hij nuttigde zijn avondeten
als gewoonlijk en kort daarop, door een
beroerte getroffen, blies hij den laatsten
adem uit. Zijn laatste predikatie op Zon
dag 4 Januari was krachtig en maakte
op zijn groot gehoor van Japanneezen
een diepen indruk.
Zijn heengaan is voor de Christelijke
Kerk van Japan een groot verlies. Hij
was als 't ware de ziel van het werk
der Kerk en haar geestelijke leidsman.
Ook nam hij een belangrijke plaats in,
in de godsdienstige wereld van Japan in
het algemeen en zijn persoonlijke invloed
werd. gevoeld in de hoogste kringen van
het keizerrijk.
Bijbelverspreiding.
Door de Vereeniging voor Bijbel
verspreiding (Keizersgracht 328330 te
Arasterdam) zijn van Sept. 1923 t. m_ ,31.
Aug. 1924 gratis verspreid: 940 volledige j
Bijbels, ,109 Nieuwe Testamenten en 1
Oude Testament, 290 psalmboekjes, 26.000
kalenders, 760000 nr. van de „Huisvriend"
61.805 geïllustreerde Evangeliën, 2584 uit
gekozen gedeelten uit den Bijbel, 52.785 j
raad- en troostboekjes, uitgekozen psal
men, gezangen en evangelisatieboekjes,
25.286 geïllustreerde bijbelbladen, 101.594'
wandteksten, 26.825 ansichtkaarten, be
nevens 25.040 belooaiingskaartjes voor
Zondagsscholen en voor verspreiding op
kermissen.
Gedurende het boekjaar 1923'24 werd
ontvangen aan giften f 13.683,921/2', aan
contributies f 30.718,65 Vo, aan vergoeding
van Zondagsscholen, enz. f 17.081,11, in
totaal f 72.451,84, de uitgaven bedroegen
f 56.810,41, zoodat er een saldo is van
f I5-64M3-
Examen vrije- en ordeoefeningen.
De Minister van Onderwijs heeft beves
tigend geantwoord op de vraag van den
heer K. ter Laan of het juist is, dat leer
lingen van kweekscholen voor onderwij-
zers, die reeds in het bezit zijn vlan de
akte van bekwaamheid in de vrije en
orde-oefeningen der gymnastiek, bij hèt
eindexamen der kweekscholen opnieuw
examen moeten afleggen in hetzelfde vak'.
Het bezit van bedoelde akte is geen
reden om bij de eindexamens der Rijks-,
gemeentelijke en bijzondere kweekscholen,
vrijstelling in dit vak te verleenen. Er ia
naar de meening van den Minister ook
geen voldoende aanleiding om dit bezit
tot een reden van vrijstelling te maken.
DRAADLOOS.
Men hoort en spreekt thans draadloos.
En roemt de ontdekking luid.
't Is ook een nieuw gebeuren
Met nieuwerwetsch geluid.
Toch vond men wat vóór eeuwen,
Van 't scheppingsuur bestond,
't Is wonder, dat vernuftling
't Geheim niet eerder vond.
Eén was goed op de hoogte:
Natuur is hem een maagd,
Die zijn belang moet dienen.
Als hij den mensch belaagt.
Hij kent haar zielsgedachten,
Begrijpt haar vrouwenkracht.
Haar zichtbre en duistre schatten
Gebruikt hij voor zijn macht.
Vóór iemand 't mocht ontdekken,
Wat door de wolken zucht,
Wist hij haar wondre wetten,
Als overste der lucht.
Ja, wat er meer mocht wefken
En nog verborgen lag,
Wist hij van de eerste wereld,
Die hij eens worden zag.
Hij fluisterde uit de verte
Zijn dienaars in het oor;
Ze ontvingen zijn bevelen
In tintelend gehoor.
En die zijn stem weerstonden.
Wie kracht niet overwon,
Verzocht hij listig ruischend
Uit onbekend station.
Rondzwervend door de ruimte-
Ving hij de klanken op,
Beluisterde geheimen
Vernam den harteklop.
0, zoo hij ongebonden
En vrij was in zijn da&n,
Dan had hij de gebeden
Verhinderd door te gaan
Doch deze bleven stijgen
Naar 't luistrend Vaderoor,
'Dat kon geen duivel weren:
Hij leent Zijn kind gehoor.
Was hij in 't eerst onrustig,
Dat men hem had doorzien,
Nu ziet hij hoe de ontdekking
Hem 't allerbeste dien'.
Ook die strijd moet gestreden;
Een nieuwe kamp vangt aan.
De wereld mag hem loven,
Gods kind past hem te staan,
Te grijpen wat de Schepper
In 's menschen handen stelt,
Tot Zijn eer te gebruiken,
Verdringend boos geweld.
J. P. VERGOUWEN.
FEUILLETON.
De Loods van Zwaankreek.
Een verhaal uit het verre Westen.
5
Dan waren er ook nog de twee broe
ders Hill. De jongste, Bertie, een vroo-
lijke blonde krullebol, in 't geheel niet
in staat om op eigen beenen te staan,
droevig geneigd als hij was om alle
mogelijke dwaasheden te begaan. Hij
had echter een warm hart en was in
nig gehecht aan zijn grooten broer
Humphrey, in de wandeling Hump ge
noemd, die veefokker was geworden,
voornamelijk om op zijn jongeren broe
der te kunnen passen. En dat was
geen gemakkelijke taak, want iedereen
hield van Bertie en deed bijgevolg me
de om hem te gronde te richten.
Behalve dezen waren er nog twee
over van het oorspronkelijke zevental,
maar door omstandigheden bestond
hun betrekking tot de Club alleen
maar in naam. Blalce, een volbloed Ier,
had een betrekking gevonden bij de
politie op het fort, en Gifford was ge
trouwd, zoodat hij voortaan, volgens
Bill, aan den ketting lag.
De Clubgenooten, benevens de vee
drijvers, die op de wijde prairie hun
werk vonden, .en eenige boeren, die
dichter bij het Fort hunne tenten had
den opgeslagen, waren de eenige be
woners van het district Zwaankreek,
Een zonderlinge verzameling men
schen van allerlei stand en nationali
teit, maar hoewel onder hen lieden
waren, diep bedorven van hart en er
gerlijk van levenswandel, zoo is het
toch een feit, dat ik, wat de Club be
treft, nergens elders mannen heb aan
getroffen, dapperder, trouwer, warmer
van hart. Gebreken hadden zij, en, he
iaas, van zeer emstigen aard; maar
die waren meer een gevolg van hun
omstandigheden, dan van de natuur
lijke neigingen huns harten. Gedurende
dien zomer en den daarop volgenden
winter leefde ik met en onder hen. Ik
kampeerde op de bergweiden, sliep in
hunne blokhuizen, verzorgde het vee
zoolang het zomer was, en ging toen
de winter aanbrak mee op de wolven
jacht. Daar .ik niet verstandiger was
dan zij, maakte ook ik trouw gebruik
van de Vergunning-avonden. Nooit och
ter heb ik eèn van hen, waar het de
Clubgenooten betrof, te kort zien schie
ten in trouw aan hun begrip van eer.
HOOFDSTUK III.
De Loods.
Hij was de eerste zendeling die Laag
Heuvelland betrad. tWas de voortrek
ker, die hem dien bijnaam gaf. Wan
neer de Voortrekker zich in deze streek
had neergezet wist men niet, en dien
tengevolge was zijn invloed verbazend
groot. Niemand waagde met hem van
gevoelen te verschillen, want door een
andere opvatting van de dingen te heb
ben dan hij, kenmerkte men zichzelf
als 'n nieuweling En dat was iets, waar
iedereen zich natuurlijk zorgvuldig
voor wachtte. Men deed gewoonlijk z'n
best, om zoo spoedig mogelijk de ge
woonten en spreekwijze van de oud-
gasten over te nemen, en den datum
van eigen komst zoo gauw het maar
kon te vergeten. Zoo gebeurde het dan,
dat de zendeling geruimen tijd onder
ons verkeerde als „de Hemel loods",
kortweg „de Loods."
Ik was intusschen schoolmeester ge
worden te Zwaankreek. In het voor
jaar hadden de Muizerts en Bremans
zich onder ons gevestigd, beiden rijk
met kinderen gezegend. Dat had groote
ontsteltenis teweeggebracht ^nder de
veefokkers, die hun onbegrensde wei
landen ingekort zagen en afgecet door
prikkeldraad-omheiningen rondom om
geploegde velden. Een school was be
paald noodig. Er werd een houten ge
bouwtje neergezet en ik werd tot on
derwijzer benoemd.
In die hoedanigheid kwam ik aller
eerst in aanraking met den Loods,
want de brief, dien de vrachtrijders
van Hudson-baai mij op een zomer
avond brachten, was geadresseerd aan:
Den Schoolmeester van de Openbare
School, Zwaankreek, Prov. Alberta
De brief had iets gedistingeerds. Het
schrift was onberispelijk, de woorden
waren goed gekozen, de handteekening
was flink: .Arthur Wellington Moore."
Het verheugde hem, schree,f hij, dat
in Zwaankreek een school was en een
onderwijzer, want een school wou zeg
gen, dat er kinderen waren, en die had
hij zielslief, terwijl hij in den onderwij
zer stellig een vriend zou vinden, en
zonder een vriend kon hij niet leven.
In vertrouwen deelde hij mij mede,
dat hij, hoewel hij gesolliciteerd had
naar dezen verafgelegen zendingspost,
niet veel preekgaven bezat en er vol
strekt niet zeker van was te zullen
slagen.
Maar hij wilde het probeeren, en
vond het een heerlijk vooruitzicht al
thans éen belangstellende te zullen
vinden. Hij verzocht mij zoo vriende
lijk te zijn om op een in het oog val
lende plaats de ingesloten bekendma
king aan te plakken, na de opengela-
teh ruimte naar mijn beste wete"n te
hebben ingevuld.
„Aanstaanden Zondag Godsdienst
oefening te Zwaankreek inte..
uur.
Allen worden vriendelijk uitgenoo-
digd.
Arthur Wellington Moore'.
Over 't geheel maakte deze brief een
aangenamen indruk. Dal de schrijver
niet hoog dacht van zichzelf beviel mij,
en die kalme verzekerdheid van mijn
belangstelling en medewerking vond
ik heel aardig.
Maar ik zat er erg mee. Ik herinnei -
de mij dat diezelfde Zondag vastgesteld
was voor een grooten voetval wed
strijd, waardoor de Club zich zou me
ten met ieder, die zich aanmeldde.
Daarenboven een godsdienstoefening
was een nieuwigheid in Zwaankrealr
cn ik wist vooruit, dat rij volmtemki
niet in den smaak zoo vnIRm.
(Wordt vienrolgid i