ZATERDAG 28 MAART 1925 Nieuwe Leidsche Courant. TWEEDE BLAD. VERSCHEIDENHEID EN EENHEID. Zij nam acht op hetgeen door Pauius gesproken werd. Hij viel voor Pauius en Silas neder. Hand. 16: 14, 29. Lydia en ae stokbewaarder, is er grooter tegenstelling denkoaar? Beiden wonen te Fiiippi, over bei den-wordt in hetzelfde hoofdstuk ge sproken, beiden komen in aanraking met Pauius, beiden vormen tenslotte •mede de gemeente te Filippi, waar aan Pauius later zijn bekenden brief zou schrijven maar welk ee.n ver-^ schil tusschen deze personen. Dat verschil moeten wij niet zoeken daarin, dat de eene een vro.uw is en de ander een man. Daar zijn ook onder de mannen naturen als van Ly dia, welke geteekend kunnen worden met dezelfde woorden, die van de pur perverkoopster gebezigd worden. En daar kunnen zusters in de gemeente wezen, die langs een donkeren weg van veel strijd en vertwijfeling tot ruimte zijn gekomen. Wij moeten er ook niet al te veel nadruk op leggen, dat Lydia blijkens de van haar gebezigde uitdrukking, dat zij „God diende", tot de prose lieten behoorde, en zich min of meer bij de Synagoge had aangesloten, ter wijl wij in den stokbewaarder niets an ders dan een heiden kunnen zien. Heeft de Heere Jezus niet gespro ken van Jodengenooten, die nog veel meer een „kind der hel" waren dan de Schriftgeleerden en de Farizeen, die zee en land omreisden, om hei denen voor het Jodendom te winnen? En teekent de Schrift ons niet tel kens heidenen, die verlangend uitzien naar vergeving en vernieuwing? Neen, de aangrijpende tegenstelling tusschen Lydia en den stokbewaar der schuilt in de zoo verschillende wegen, waarlangs zij geleid worden tot hetzelfde doel. Bij Lydia is daar inderdaad het stil le „geleid" worden, gelijk een schaap gevoerd wordt door den Herder naar grazige weiden en wateren der rust. De, weg daarheen moge wat korter of wat langer zijn, maar hij voert niet door een huilende wildernis, doch langs veel betreden paden. Als wij echter zien naar den stok bewaarder, dan staan wij midden in den strijd. Hoe hoog gaan daar de golven, hoe vreeselijk huilt de storm wind, hoe schrikwekkend gaapt de af grond. Zeker, ook hij bereikt de ha ven, maar dwars door hooge zeeën. Bij Lydia gaat alles zoo stil en zoo rustig voort. Wij weten niet, hod; maar zij had gebroken met den dienst der afgoden en zich gevoegd bij de Joodsche ge meente, bij de aanbidders van den éénen God. En op de plaats des gebeds, aan de rivier buiten de stad Filippi, zat zij op den Sabbat stil te luisteren naar den vreemdeling, die daar sprak van 1 de vervulling der oude beloften. Open ging haar hart, zooals een bloem ontluikt als ze door het zon licht gekust wordt en zij dronk het levenswoord in. En toen kwam als iets van zelf sprekends de doop, opdat ook zij, als straks Pauius er niet meer was, haar weg met blijdschap zou kunnen 'ver volgen, steunende op God-; onwank l bare verbondstrouw. Wat stond de stokbewaarder, bij Ly- 1 dia vergeleken, ver af! Hij was een onwetende heiden, en gevoelde niet de minste sympathie voor mannen, die den weg der za ligheid verkondigden, zooals blijkt uit zijn grooten ijver om Pauius en Silas stevig te kerkeren. Hij hoorde niet de lofzangen, die de beide Godsmannen in den nacht opzonden tot God, en die de andere gevangenen tot luisteren dwongen. Maar toen hij wakker werd' en de door de aardbeving geopende deuren der gevangenis zag, wist hij geen raad en wilde de hand aan eigen leven slaan. En als een wilde angst kwam het toen plotseling over hem, dat hij den „weg der zaligheid"- niet kende. Maar dan klinkt te midden van den storm de boodschap des heils en de baren worden stil, en in dien zelfden nacht nog wordt hij gedoopt, en er komt groote vreugde in zijn huis. Twee geheel' verschillende wegen, maar die ten slotte samenvallen. Twee geheel' verschillende leidingen maar die beide uitloopen op één ge loofsbelijdenis, op één Zaligmaker, op één teeken en zegel van Gods genade in den Zoon Zijner liefde. Twee geheel' verschillende men- schen maar die beiden met hun huis zich verheugen in ,Gods barmhartig heid. Twee geheel verschillende wo ningen, maar in beide wordt aan Gods heilgezanten de grootste hartelijkheid betoond. Die hartelijkheid wordt door den stokbewaarder geheel anders geuit dan door Lydia, maar in beider hart is een zelfde dankbaarheid voor de groo te verlossing. Gods wegen zijn verscheiden, want de harten en de omstandigheden der menschen zijn duizenderlei. Wij spreken van schare en massa, en daar is ongetwijfeld veel massaals in het leven en daardoor veel eenvor migs, maar dat eenvormige zit toch alleen aan de oppervlakte. Daal af in de diepten des levens, en ge bemerkt overal' verschil. Daar zijn geen twee zielen gelijk; de klop van het ééne hart valt nooit geheel samen met dien van het andere; hier ontmoet ge gansch andere vragen, be kommeringen, verwachtingen dan ginds. En daarom is ook de arbeid van Gods opzoekende, reddende, vertroos tende liefde niet een eenvormige als van de machine, die alle* naar één model maakt, maar het is de duizend- vormige arbeid, waartoe de hoogste Liefde uitgaat, die èn Lydia's en stokbewaarders, die èn moordenaars èn Maria's van Bethanië zoekt; het is1 het werk van den Goeden, den Waren Herder, die wel voor eene groote kudde uitgaat, maar die elk Zijner schapen bij name roept. Welk een oneindige verscheidenheid biedt de wereld aan, en toch is daar ook weer een eigenaardige eenheid. Al' die harten zijn in denzelfden nood, den nood der zonde. Die zonde moge zich openbaren op tailooze wij zen, in de meest van elkander afwij kende vormen, in het vroom gewaad van den Farizeër of in de geraffineerd heid van den beroepsmisdadiger, ze is in den wortel bij allen dezelfde: afval van God, ongehoorzaamheid. Maar daarom is er ook voor al die zondaren, voor de stille Lydia's en voor de hartstochtelijke stokbewaar ders, één Heiland, wiens licht straalt in de groote duisternis, en die een Redder is in den grooten nood. Oneindige verscheidenheid in deze zondige wereld maar toch: één Heer, één geloof, één doop. Wij mogen nooit een bekeeringsweg voorschrijven, zooals het piëtisme en het metliodisme telkens weer doen. Daar is God zij geprezen! niet een uniforme wijze van bekeering; al geldt voor allen dezelfde eisch: Be keert u. Wij hebben slechts de boodschap van Gods genade uit te dragen in de wereld, en dan stil te letten op Gods doen. In de Synagoge en in de ge vangenis, in de kerk en in de contro lewoning, op de stille bidstond en op de drukke markt moet het woord des Evangelies uitgeroepen worden, en dan zal God komen, hier in storm en onweder, en daar in het suizen van. eene zachte stilte. Wij kunnen slechts prediken, maar God zelf bereikt op Zijn wijze de Ly dia's en de stokbewaarders. En te midden van de rijke verschei denheid Zijner vrijgekochten zal ge zien worden de eenheid des geloofs £n der liefde. JEZUS' VERNEDERING. O. Zoon van God! o eeuwig Woord! Wiens oogen 't al regeeren, Wiens stem de gansche schepping hoort, Dien w*als den Vader eeren! Hoe groot U uw verneed'ring maakt Kan God alleen waardeeren; Uw Vader weet, wat Gij verzaakt, Die kan alleen U eeren. Hij, die zelf God, wat God is, weet, 'tGeen schepsels vruchtloos wenschen, Hij kent den prijs, dien Gij besteedt, O eeuwig God! voor menschen. Wij zinken voor Uw voelen neêr, Terwijl de hemellingen Als 't hoogste toppunt van Uw eer Uw zondaarsliefde zingen. Gij door die liefd' ondenkbaar groot, Gij schuwt geen smaad, geen lijden, Geen angst, geen kruis, geen vloek, geen dood, Zoo 't zondaars kan bevrijden. Zoo 't zondaars redt, zijt Gij bereid De zond' op 't kruis te dragen; Gij 't beeld van 's Vaders heerlijkheid, Gij. 's Vaders welbehagen Uw liefd' is groot, is groot als Gij, Door d' eeuwen nooit volprezen; Oneindig als uw heerschappij, Onpeilbaar als uw wezen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Kampen (vac.-C. B. Holland), P. J. Steenbeek te Bergam bacht. GEREF. KERK. Beroepen: Te Schoonhoven, Hvan de Elskamp, te Koog-Zaandijk. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Vlaardingen, J. P. Meijering te Nieuwpoort. Te Franeker, J. L. de Vries te Rijnsburg. EVANG. LUTH. KERK. Aangenomen: Naar TielCulem- borg, cand. W. J. Manger te Amsterdam. De classis Franeker der Geref. Ker ken heeft gister, na peremptoir examen toegelaten tot de bediening des Woords en der Sacramenten in de Geref. Ker ken, de heer W. J. Baan. theol cand. te Heemstede, beroepen predikant te Win- sum (Fr.). Legerpretiikant. Benoemd tot legerpredikant (standplaats Arnhem) Ds. J. H. Groe newegen, predikant bij de Remonstrantsche Gem. te Oude Wetering. Synodaal predikantencorps. Hen Convent, het orgaan van de groep Gereformeerde Kerkieradén, die zich bin nen de Ned. Herv. Kerk zelfstandig heb ben georganiseerd, wijl zij geen vrede kon den nemen met de synodale inrichting, bevat een paar opstellen, waarin de schrij vers, Prof. Dr. J. A. C. van Leeuwen en Ds. J. Severijn, hun ontstemming uitspre ken over een uitdrukking, door den. heer Bloemers als lid van den Raad van Be heer in de buitengewone classicale ver gadering te Assen gebezigd. In die vergadering heeft deze n.l. ge zegd,'"dat de synode der Ned. Herv. Kerk van oordeel is, dat de gemeente, die aan de uitvoering van het Reglement op de Predikanietractementen niet meewerkt, „geen predikant uit haar predikantencorps krijgt". „Hier leeft", aldus Prof. van Leeuwen, „de voorstelling, dat er een synodaal predikantencorps bestaat, waarvoor de sy node waakt, dat het door te karige sa- larieering niet kleiner wordt. M.a.w. de predikant ambtenaar der Synode. Daarheen gaat het. Daarheen wordt weï bewust gestuurd. De Dienst des Woords, niet opkomend uit de Kerk des Heeren, die voor Zijn Woord buigt; de Dienaar des Woords niet, als ambtsdrager, in levensverband met kerkeraad en plaatselijke Kerk. Maar een ambtenaar uit het synodale corps. Straks wordt zij de gemeente gestuurd Nu reeds wordt zij, indien zij aan het onrechtmatig en gruwelijk reglement niet voldoet, verhinderd, te beroepen. Mis schien is de tijd niet zoo heel ver meer, dat het centrale gezag, di. de synode jzijn ambtenaren benoemt en daarheen zendt, waar, onder allerlei invloeden, de ambtenaar wenscht te gaan, of het cen- traalst gezag, de Raad van Beheer, het noodig zal oordeelen". Clir. Geref. Kerk. Te Woudenberg is een Chr. Geref. ker kelijke actie ontstaan, Om de 14 dagen wordt daar door een Chr. Geref. pred. gesproken. Men hoopt eerlang tot stich ting van een gemeente te kunnen over gaan. Radio-kwesties. De Kerkeraad van de Geref. Kerk te Enhuizen besloot, o.p aanvrage van de Chr. Vereen, voor Draadlooze Telefonie om steun, nog een tijdje te wachten, om de ontwikkeling der radio-beweging na te gaan en te zien in welke richting zich deze actie zal ontwikkelen. Een verzoek van Gereformeerde leden te Oosterdijk, die in de gelegenheid gesteld wilden wór den, om langs draadloozen weg de pre diking te kunnen volgen, werd afgewezen, als onuitvoerbaar en ten deele ook on billijk tegenover anderen. Ned. Herv. Predikantenvereeniging. Op de jaarlijksche vergadering der Ned. Herv. Predikanten-vereeniging, 21 en 22 April te Utrecht, zal Dr. A. Troelstra te Den Haag, de openingsrede houden; den avond tevoren zal in een gezellig samen zijn Ds. A. K. Straatsma te Zandvoort spreken over: „Felix Timmermans". Ver der vermeldt de agenda: „De beteekenis van Kohlbrugge voor de theologie van onzen tijd", door Ds. O. Noordmans te Laren (Geld.); „Liturgie", door Prof. Dr. G. van der Leeuw te Groningen; „Dia- nale perspectieven", door Dr. J. H. Adri- ani, diaken te Utrecht; „Is er rellgieuse kentering in de sociaal-democratie door Dr. K. J. Brouwer, predikant te Doetin- chem. Het Tooropraam. Naar men ons uit Utrecht meldt, heeft Ds. H. E. Gravemeijer uit Amsterdam, gisterenavond in een vergadering van de Herv. (Geref.) Staatspartij de zaak vfcn het Tooropraam ter sprake gebracht en gezegd, dat hij zich vergist had, toen hij verleden jaar in Utrecht beweerde, dat mevr. Loudon, de schenkster van het raam, R.-Katholiek' was. Hij' kwam nu op die verklaring terug. Overigens bleef hij bij zijn vroeger in genomen standpunt, maar betoogde, dat de actie, inzake het Tooropraam los van de Herv. (Geref.) Staatspartij stond. Hij riep het Comité van Actie ten sterk ste toe, haar actie te staken. Dr. Masahisa Uamura t Een van de grootste Christelijke leiders in Japan, de predikant Dr. Masahisa Uemura, is in zijn woning te Tokio in januari plotseling overleden. Dr. Uemura* zegt de „Rotterd.", was in de Gereformeerde Kerk geen onbeken de. In 1923 was hij afgevaardigde ter Synode van de Geref. Kerk in Noord- Amerika, n.l. te Pella (Iowa). Het Rutgers College heeft hem destijds vereerd met den titel van Doctor in de' Godgeleerd heid. Op den namiddag van 8 Januari j.l. had Dr. Uemura eenige bezoekers te zij nen huize ontvangen, die in een bepaalde zaak advies kwamen vragen. In zijn ern stig gesprek wees hij er met klem op, dat een Christen altijd bereid moet zijn om te sterven. Hij nuttigde zijn avondeten als gewoonlijk en kort daarop, door een beroerte getroffen, blies hij den laatsten adem uit. Zijn laatste predikatie op Zon dag 4 Januari was krachtig en maakte op zijn groot gehoor van Japanneezen een diepen indruk. Zijn heengaan is voor de Christelijke Kerk van Japan een groot verlies. Hij was als 't ware de ziel van het werk der Kerk en haar geestelijke leidsman. Ook nam hij een belangrijke plaats in, in de godsdienstige wereld van Japan in het algemeen en zijn persoonlijke invloed werd. gevoeld in de hoogste kringen van het keizerrijk. Bijbelverspreiding. Door de Vereeniging voor Bijbel verspreiding (Keizersgracht 328330 te Arasterdam) zijn van Sept. 1923 t. m_ ,31. Aug. 1924 gratis verspreid: 940 volledige j Bijbels, ,109 Nieuwe Testamenten en 1 Oude Testament, 290 psalmboekjes, 26.000 kalenders, 760000 nr. van de „Huisvriend" 61.805 geïllustreerde Evangeliën, 2584 uit gekozen gedeelten uit den Bijbel, 52.785 j raad- en troostboekjes, uitgekozen psal men, gezangen en evangelisatieboekjes, 25.286 geïllustreerde bijbelbladen, 101.594' wandteksten, 26.825 ansichtkaarten, be nevens 25.040 belooaiingskaartjes voor Zondagsscholen en voor verspreiding op kermissen. Gedurende het boekjaar 1923'24 werd ontvangen aan giften f 13.683,921/2', aan contributies f 30.718,65 Vo, aan vergoeding van Zondagsscholen, enz. f 17.081,11, in totaal f 72.451,84, de uitgaven bedroegen f 56.810,41, zoodat er een saldo is van f I5-64M3- Examen vrije- en ordeoefeningen. De Minister van Onderwijs heeft beves tigend geantwoord op de vraag van den heer K. ter Laan of het juist is, dat leer lingen van kweekscholen voor onderwij- zers, die reeds in het bezit zijn vlan de akte van bekwaamheid in de vrije en orde-oefeningen der gymnastiek, bij hèt eindexamen der kweekscholen opnieuw examen moeten afleggen in hetzelfde vak'. Het bezit van bedoelde akte is geen reden om bij de eindexamens der Rijks-, gemeentelijke en bijzondere kweekscholen, vrijstelling in dit vak te verleenen. Er ia naar de meening van den Minister ook geen voldoende aanleiding om dit bezit tot een reden van vrijstelling te maken. DRAADLOOS. Men hoort en spreekt thans draadloos. En roemt de ontdekking luid. 't Is ook een nieuw gebeuren Met nieuwerwetsch geluid. Toch vond men wat vóór eeuwen, Van 't scheppingsuur bestond, 't Is wonder, dat vernuftling 't Geheim niet eerder vond. Eén was goed op de hoogte: Natuur is hem een maagd, Die zijn belang moet dienen. Als hij den mensch belaagt. Hij kent haar zielsgedachten, Begrijpt haar vrouwenkracht. Haar zichtbre en duistre schatten Gebruikt hij voor zijn macht. Vóór iemand 't mocht ontdekken, Wat door de wolken zucht, Wist hij haar wondre wetten, Als overste der lucht. Ja, wat er meer mocht wefken En nog verborgen lag, Wist hij van de eerste wereld, Die hij eens worden zag. Hij fluisterde uit de verte Zijn dienaars in het oor; Ze ontvingen zijn bevelen In tintelend gehoor. En die zijn stem weerstonden. Wie kracht niet overwon, Verzocht hij listig ruischend Uit onbekend station. Rondzwervend door de ruimte- Ving hij de klanken op, Beluisterde geheimen Vernam den harteklop. 0, zoo hij ongebonden En vrij was in zijn da&n, Dan had hij de gebeden Verhinderd door te gaan Doch deze bleven stijgen Naar 't luistrend Vaderoor, 'Dat kon geen duivel weren: Hij leent Zijn kind gehoor. Was hij in 't eerst onrustig, Dat men hem had doorzien, Nu ziet hij hoe de ontdekking Hem 't allerbeste dien'. Ook die strijd moet gestreden; Een nieuwe kamp vangt aan. De wereld mag hem loven, Gods kind past hem te staan, Te grijpen wat de Schepper In 's menschen handen stelt, Tot Zijn eer te gebruiken, Verdringend boos geweld. J. P. VERGOUWEN. FEUILLETON. De Loods van Zwaankreek. Een verhaal uit het verre Westen. 5 Dan waren er ook nog de twee broe ders Hill. De jongste, Bertie, een vroo- lijke blonde krullebol, in 't geheel niet in staat om op eigen beenen te staan, droevig geneigd als hij was om alle mogelijke dwaasheden te begaan. Hij had echter een warm hart en was in nig gehecht aan zijn grooten broer Humphrey, in de wandeling Hump ge noemd, die veefokker was geworden, voornamelijk om op zijn jongeren broe der te kunnen passen. En dat was geen gemakkelijke taak, want iedereen hield van Bertie en deed bijgevolg me de om hem te gronde te richten. Behalve dezen waren er nog twee over van het oorspronkelijke zevental, maar door omstandigheden bestond hun betrekking tot de Club alleen maar in naam. Blalce, een volbloed Ier, had een betrekking gevonden bij de politie op het fort, en Gifford was ge trouwd, zoodat hij voortaan, volgens Bill, aan den ketting lag. De Clubgenooten, benevens de vee drijvers, die op de wijde prairie hun werk vonden, .en eenige boeren, die dichter bij het Fort hunne tenten had den opgeslagen, waren de eenige be woners van het district Zwaankreek, Een zonderlinge verzameling men schen van allerlei stand en nationali teit, maar hoewel onder hen lieden waren, diep bedorven van hart en er gerlijk van levenswandel, zoo is het toch een feit, dat ik, wat de Club be treft, nergens elders mannen heb aan getroffen, dapperder, trouwer, warmer van hart. Gebreken hadden zij, en, he iaas, van zeer emstigen aard; maar die waren meer een gevolg van hun omstandigheden, dan van de natuur lijke neigingen huns harten. Gedurende dien zomer en den daarop volgenden winter leefde ik met en onder hen. Ik kampeerde op de bergweiden, sliep in hunne blokhuizen, verzorgde het vee zoolang het zomer was, en ging toen de winter aanbrak mee op de wolven jacht. Daar .ik niet verstandiger was dan zij, maakte ook ik trouw gebruik van de Vergunning-avonden. Nooit och ter heb ik eèn van hen, waar het de Clubgenooten betrof, te kort zien schie ten in trouw aan hun begrip van eer. HOOFDSTUK III. De Loods. Hij was de eerste zendeling die Laag Heuvelland betrad. tWas de voortrek ker, die hem dien bijnaam gaf. Wan neer de Voortrekker zich in deze streek had neergezet wist men niet, en dien tengevolge was zijn invloed verbazend groot. Niemand waagde met hem van gevoelen te verschillen, want door een andere opvatting van de dingen te heb ben dan hij, kenmerkte men zichzelf als 'n nieuweling En dat was iets, waar iedereen zich natuurlijk zorgvuldig voor wachtte. Men deed gewoonlijk z'n best, om zoo spoedig mogelijk de ge woonten en spreekwijze van de oud- gasten over te nemen, en den datum van eigen komst zoo gauw het maar kon te vergeten. Zoo gebeurde het dan, dat de zendeling geruimen tijd onder ons verkeerde als „de Hemel loods", kortweg „de Loods." Ik was intusschen schoolmeester ge worden te Zwaankreek. In het voor jaar hadden de Muizerts en Bremans zich onder ons gevestigd, beiden rijk met kinderen gezegend. Dat had groote ontsteltenis teweeggebracht ^nder de veefokkers, die hun onbegrensde wei landen ingekort zagen en afgecet door prikkeldraad-omheiningen rondom om geploegde velden. Een school was be paald noodig. Er werd een houten ge bouwtje neergezet en ik werd tot on derwijzer benoemd. In die hoedanigheid kwam ik aller eerst in aanraking met den Loods, want de brief, dien de vrachtrijders van Hudson-baai mij op een zomer avond brachten, was geadresseerd aan: Den Schoolmeester van de Openbare School, Zwaankreek, Prov. Alberta De brief had iets gedistingeerds. Het schrift was onberispelijk, de woorden waren goed gekozen, de handteekening was flink: .Arthur Wellington Moore." Het verheugde hem, schree,f hij, dat in Zwaankreek een school was en een onderwijzer, want een school wou zeg gen, dat er kinderen waren, en die had hij zielslief, terwijl hij in den onderwij zer stellig een vriend zou vinden, en zonder een vriend kon hij niet leven. In vertrouwen deelde hij mij mede, dat hij, hoewel hij gesolliciteerd had naar dezen verafgelegen zendingspost, niet veel preekgaven bezat en er vol strekt niet zeker van was te zullen slagen. Maar hij wilde het probeeren, en vond het een heerlijk vooruitzicht al thans éen belangstellende te zullen vinden. Hij verzocht mij zoo vriende lijk te zijn om op een in het oog val lende plaats de ingesloten bekendma king aan te plakken, na de opengela- teh ruimte naar mijn beste wete"n te hebben ingevuld. „Aanstaanden Zondag Godsdienst oefening te Zwaankreek inte.. uur. Allen worden vriendelijk uitgenoo- digd. Arthur Wellington Moore'. Over 't geheel maakte deze brief een aangenamen indruk. Dal de schrijver niet hoog dacht van zichzelf beviel mij, en die kalme verzekerdheid van mijn belangstelling en medewerking vond ik heel aardig. Maar ik zat er erg mee. Ik herinnei - de mij dat diezelfde Zondag vastgesteld was voor een grooten voetval wed strijd, waardoor de Club zich zou me ten met ieder, die zich aanmeldde. Daarenboven een godsdienstoefening was een nieuwigheid in Zwaankrealr cn ik wist vooruit, dat rij volmtemki niet in den smaak zoo vnIRm. (Wordt vienrolgid i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5