WOENSDAG 25 MAART 1925
WIJLEN LORD GURZON.
Aan een interessant opstel van een
Londcnschen correspondent over den
onlangs overleden Engelsclien staats
man is het volgende ontleend:
Het is nu alweer een jaar of vijf-en-
twintig geleden, toen ik voor het eerst
van Lord Curzon hoorde anders dan
uit de couranten. Destijds was ik als
eenige Europeaan lid eener Indische
debatingclub hier te lande. En ik ge
loof niet, dat er in die jaren van mijn
lidmaatschap éen enkele Zaterdagsche
bijeenkomst is voorbijgegaan, zonder
dat Lord Curzon's naam er te berde
.werd gebracht, zijn persoonlijkheid
den uitslag beheerschte der debatten.
Dit ging zoo. De leden dezer groote
debating club beleden vijf hoofdgods-
Üiensten, of mischien zes. Er waren
Christenen, Hindoes, Moslems, Siekhs
en .Parsi's onder, benevens voorstan
ders van Arja-Somadzj en Brachmo-
Spmadzj. Wanneer nu het onderwerp
van debat was „Dat de vrouw de ge
lijke *2s van den man" of „Dat het ge
bruik van een vork aan tafel onhy
giënisch is", of welk ander denkbaar
of ondenkbaar onderwerp ook, zag
men aldra de Moslems en de Hindoes
tegenover elkander in het veld, terwijl
Christenen, Shieks en Somadzj's als
hulptroepen der laatsten fungeerden
en de Parsi's een gladde neutraliteit
betrachtten. Het was niet zoozeer een
kwestie van meeningsverschil als van
groepsanimositeit of rassenruzie, die
allengsf tot een zoo hoogloopende en
luidruchtige twist werd, totdat de par
tijen op het punt schenen elkander
in het haar te vliegen.
En dan kon het zoo gek niet loopen,
of opeens werd Lord Curzon er bij ge
haald. Die bleek er altijd iets mee te
maken te hebben, met de vrouw, met
de vork, of met wat dan ook. Als bij
tooverslag heelden zich dan al de won
den van partijschap. Al de wrok en
verontwaardiging keerden zich een
drachtig tegen den „Viceroy."
Dat was in de dagen der verdeeling
van Bengalen, een maatregel admini
stratief even onberispelijk en aanbe
velenswaardig, als psychologisch on
verstandig.
Ik moest aan dezen wonderlijken
toestand denken bij de gelijksoortige
herinneringen die Spender thans naar
aanleiding van het overlijden van den
grooten administrateur in de „West
minster Gazette" publiceert. Hij ver
telt, dat hij bij zijn bezoek aan Indië
dertien jaar geleden bevond, dat Cur-
jzon, de eenige onderkoning was ge-
j Weest, die "overal zijn merkteeken heeft
achtergelaten. „Alles scheen te datee
ren van Curzon." Sedert Lord Ripon,
zegt hij, is geen onderkoning moedi
ger in het perk getreden voor de bil
lijke en behoorlijke behandeling van
de Indiërs door de Europeanen, en
toch was er geen een onder de Indi
ërs meer onpopulair dan hij. Hij heeft
indertijd zijn indrukken in boekvorm
doen verschijnen, en ontving toen van
Lord Curzon de verzekering, dat dit
het eerste beleefde en vriendelijke
oordeel was, hetwelk hij over dit deel
zijner administratieve bemoeiingen te
lezen kreeg. Doch een Indisch vriend,
wien hij dit mededeelde, zeide: „Ja,
maar hij heeft er u niet bij verteld,
dat hij in Indië redevoeringen heeft
gehouden, waarin hij gezegd heeft dat
alle Indiërs leugenaars zijn!"
Dit teekent den heelen Curzon, zijn
succes en zijn falen in Indië, gelijk in
Engeland en gansch de verdere wereld.
En de „Times" is wel wat naïef, wan-
)neer zij vreklaart, dat Curzon „een
groote onderkoning" was, de laatste
jder groote onderkoningen der oude
(School, doch dat zijn qualiteiten mis
schien niet berekend zouden geweest
zijn voor de ingewikkelde staatkun
dige vraagstukken,, waarvoor zijn op
volgers zich geplaatst hebben gevon
den. Het blad had er bij kunnen ver
klaren. dat Curzon de veroorzaker is
geweest dezer ingewikkelde politieke
(vraagstukken.
Na dan in herinnering te hebben ge
(bracht dat Curzon een uiterst zwak ge
stel had, vervolgt de correspondent:
Nimmer heeft deze man van stalen'
wil en plichtsbetrachting zich in het
minst gespaarth Hij achtte zich de
slaaf van het algëP^en belang. Hij
iwas niet slechts: e engewer^^0 werker
doch ook een minutieuze werkèT* Niets
(had hij van den Virtuoos, den schiii***
renden amateur*. In dat opzicht was
ihij wel de volkomen tegenvoeter van
iLloyd George, zoozeer, dat van hem,
itoen hij met deun premier in het be-
(knopt oorlogska&binet zat, gezegd kon
(Worden, dat hij alleen van a tot z de
izaken doorvorscLit had en doorzag.
Toch had hij geen buitengewoon in
tellect. Maar hij .'kende zelf zoozeer de
beperkte mate vaun dit intellect, dat hij
het vol profijt eïruit wist te trekken,
en er mee Wist "fte woekeren door een
geconcentreerde loiauwgezetheid.
Zoo begon hij :sijn bureauwerk vaak
pas des avonds tei zeven uren en bleef
hij doorwerken tut diep in den nacht
tot wanhoop zijjner ondergeschikten,
die ook bij de litind nioesten blijven.
Want hij had er steeds geweldig den
wind onder. j
Gedeeltelijk lag die passie voor
nauwgezetheid aan zijn opvoeding
thuis. Zijn vader was dominé, die ge
durende een deel van zijn leven het
niet ruim had. Later werd dat door
erfenis beter. En Lord Curzon is zelf
tweemaal 'getrouwd met schatrijke A-
merikaansche vrouwen. Doch de ge
woonte was gevormd, en tot in het be
lachelijke toe. Zoo moest elk onderdeel
van zijn eigen uitvoerig huishouden
eerst zijn volle goedkeuring verkrijgen
Eens in de maand zag de minister van
buitenlandsche zaken thuis de huis
houdboekjes na
Nooit heeft hij geleerd eenig onder
deel uit handen te geven. Zijn grootste
karakterfout is echter wel geweest,
dat hij als ambtenaar en bewindsman
zich steeds de drager dacht der statie
van heel het Britsche Empire. En toch
was die ondragelijke statigheid geen
pose. Zij kwam voort uit het inner lij
ke van zijn wezen. Zij was deel van
zijn bewustzijn. Vorsten, presidenten
en gewone menschen werden zonder
onderscheid des persoons met dezelf
de hoogheid behandeld.
Op Frankrijk, dat toch al niet ge
sticht was door Curzon's liberalisme
en door zijn verlangen naar de herzie
ning van het verdrag van Versailles,
werkte deze hooghartigheid als een
roode lap op een stier. En met den
sovjet kon iemand als Curzon natuur
lijk heel niet overweg.
Geboren lid der regeerehde klasse
van een staat, dien hij geroepen achtte
tot regeering der aarde, wist Curzon
niet, gelijk anderen dit plegen te doen
dit superioriteitsgevoel achter voorge
wende bescheidenheid te verbergen,
doch liep hij er zeer naief mede te
koop. In dat opzicht is hij juist niet
geweest, wat man hem in den vreemde
vaak achtte, de typische Engeïsch-
man."
GOEDEREN IN DE DOODE HAND.
Aan de redactie van „Antirevolutionaire
Staatkunde" werd o.m. gevraagd: „Wat
verstaat men onder goederen in de „doode
hand" van welke belastingen zijn ze vrij
gesteld; en is het gewenscht, dat die vrij
stelling wordt opgeheven?"
Hierop wordt door de redactie o.m'.
het volgende geantwoord:
„Onder goederen in de doode hand ver
staat men gewoonlijk die, welke toebe-
hooren aan zedelijke lichamen en stich
tingen. Dus niet b.v. het kapitaal van
naamlooze vennootschappen, coöperatieve
vereenigingen en andere handelsvereni
gingen. Maar wel de goederen van ver
eenigingen met ideëel doel (b.v. school
verenigingen, kerken, kloosters, liefda
digheidsverenigingen, instellingen voor
wetenschap en kunst, en het vermogen van
publiekrechtelijke lichamen als ^taat, pro
vincie, gemeente, waterschap).
Van welke belastingen de goederen in
de doode hand zijn vrijgesteld, hangt
goeddeels af van de bijzondere omstandig
heden. Vermogensbelasting of verdedi
gingsbelasting I a en b worden slechts
door binnen het rijk wonende personen
(verdedigingsbelasting Ia ook door niet
binnen het Rijk' wonende personen of
lichamen voor hunne binnen het rijk ge
legen of gevestigde onroerende zaken)
betaald; binnen het Rijk gevestigde rechts
personen zijn vrij. Deze zijn evenmin on
derworpen aan. de gemeentelijke inkom
stenbelasting.
Aan Rijks-inkomstenbelasting en ver
dedigingsbelasting II zijn ze slechts on
derworpen, voorzooover ze zijn „Binnen
het Rijk gevestigde stichtingen, die een
bedrijf of beroep uitoefenen". Normaliter
zijn dus de inkomsten van de goederen
in de doode hand aan' deze belasting
onttrokken.
Wat voor de reeds genoemde belastin
gen geldt, geldt ook voor de opcenten
op die belastingen.
De wet op de personeele belasting komt
aan het bezit van doode goederen te
gemoet door de bepaling, dat geen be
lasting naar den eersten of tweeden grond
slag (huurwaarde en meubilair) wordt ge
heven wegens het gebruik van perceelen
en gedeelten van perceelen uitsluitend be
stemd:
a'. tot o penbaren eeredienst;
b'. voor den dienst van het Rijk of an
dere publiekrechtelijke lichamen;
c. als inrichting van onderwijs of tot
opleiding voor een ambt, beroep of be
drijf; als kostschool;
d. als inrichting van weldadigheid of
tot genezing of verpleging van zieken pf
gebrékkigen
e. als inrichting, tot algemeen nut door
zedelijke lichamen, vereenigingen in het
bezit van rechtspersoonlijkheid of stich
tingen mits niet gebezigd voor uitvoerin
gen, voorstellingen of bijeenkomsten,
waarbij aan het publiek' tegen betaling van
meer dan 20 cent per persoon toegang
wordt verleend;
fcii ander voorzoover daarbij geen
winst wordt beoogd of gemaakt anders
dan voor inrichtingen als hier bedoeld of
voor armenzorg (art 4 par. 1).
Ook in de wet op de grondbelasting
alsmede in gemeentelijke belastingveror-
deningen, op gebouwde en ongebouwde
eigendommen zijn bepalingen ten gunste
van zedelijke lichamen en stichtingen met
ideëel doel opgenómeri.
De successiewet verleent vrijstelling van
schenkingsrecht voor de schenkingen aan
een binnen het Rijk' gevestigden rechts
persoon, indien op nader omschreven wij
ze wordt aangetoond, „dat die rechtsper
soon hoofdzakelijk een algemeen maat
schappelijk belang beoogt, hoofdzakelijk
als instelling van weldadigheid werkzaam
is of zich hoofdzakelijk de verpleging van
zieken of gebreklcigen ten doel stelt",
als instelling van weldadigheid werkzaam
is of zich hoofdzakelijk de verpleging van
zieken of gebrekkigen ten doel stelt".
Het percentage van het successierecht
(3847 pet. der nalatenschap) wordt in
dat geval met twintig verminderd (artt. 65
en 80 sub 8 der successiewet).
Voorts zijn de lichamen, in wier bezit de
bedoelde goederen zijn, uit den aard der
zaak van dividend- en tantièmebelasting
vrijgesteld. I
Omtrent de laatste vragen wordt het
volgende opgemerkt:
Het is o.i. in het algemeen gewenscht
om in de belasting-wetgeving gunstige
bepalingen op te nemen voor lichamen,
wier vermogen g-irangschikt wordt onder
de z.g. goederen in de doode hand. Zulks
zoowel uit principieel als uit practisch
oogpunt.
Principieel, in zooverre het heffen van
zware belastingen van de goederen in
de doode hand noodzakelijk' moet leiden
tot verslapping van het particulier initia
tief. Immers, indien het kapitaal, hetwelk
men afzondert, voor onderwijs (scholen
of studiebeurzen), voor de kerk, voor we
tenschap of kunst, voor ziekenzorg of an
dere liefdadige doeleinden, aan de gewo
ne inkomsten- en vermogensbelastingen
zou zijn onderworpen; indien bijgevolg
in tal van gevallen bij1 den tegenwoordigen
druk ternauwernood een gedeelte van de
opbrengst voor het bestemde doel zou
overblijven; zou de geneigdheid om te
geven bijster gering worden. Doordat de
particuliere liefdadigheid zou verschrom
pelen zou de Staat, nog meer dan thans
reeds, haar taak overnemen.
.Volgens de A.R. beginselen heeft de
Staat het particulier initiatief te eerbie
digen en zooveel mogelijk te versterken.
En krachtens die beginselen meet de Over
heid derhalve de goederen in de doode
hand bij1 de belastingheffing in het alge
meen ontzien.
Uit practisch oogpunt verdient ont
heffing aanbeveling, wijl juist de lichamen
in wier hand de bedoelde goederen zijn,
doorgaans in het algemeen belang werk
zaam zijn.
Dit laatste mag, voorzoover de kerken
betreft, in sommige kringen 1 bepaaldelijk
onder degenen, die den godsdienst „opium
voor het volk" achten) worden betwijfeld,
onder verreweg het grootste deel der be
volking bestaat die twijfel gelukkig niet.
De arbeid van die verschillende lichamen
ontlast de overheid van allerlei uitgaven,
die anders op staat, gemeenten en- pro
vinciën en, via deze, op de belastingbeta
lers, zouden drukken. Werden de goederen
jn de doode hand aan den. volledigen be
lastingdruk prij'sgesteld, dan zou de aan
was van dit kapitaal worden geremd, ja
zelfs een deel van dit kapitaal door den
over de grenzen aan den fiscus worden
fiscus worden opgeëischt of door vlucht
onttrokken. En het eind van het iied
zou zijn, verzwaring van den belastingdruk
en vermindering van het productief ka
pitaal, voorzoover althans het vcormc-
gen in de doode hand op productieve
wijze (b.v. in landerijen) is belegd.
Natuurlijk' kunnen er gevallen zijn, waar
in geen grond voor ontheffing bestaat,
b.v. ingeval een zedelijk lichaam of stich
ting is opgericht met de bedoeling om
belasting te ontduiken.
Doch in deze bezwaren (de wet komt
er reeds goeddeels aan tegemoet) mag o.i.
geen reden worden gezien om de belasting
,druk voor de goederen in de doode hand
zonder onderscheid te verzwaren.
STATEN-GENERAAL.
Eerste Kamer.
Aan de orde is de begroeting vain bui
tenlandsche zaken.
De heer Anema (A.R.) geeft zijn vol
doening te kennen over de arbitrage
onderhandelingen met Duitschland en
Zwitserland.
Nu Engeland het protocol niet aan
vaardt, heeft het protocol een geheel ander,
aanzien gekregen, doch er ontstond een
gelukkige omkeer in de rechtsovertuiging
die met of zonder protocol niet meer on
gedaan is te maken. Spr waardeert de af
wachtende politiek' van minister Van Kar-
nebeek.
Het protocol als thans te aanvaarden
rechtsregeling is ten doode gedoemd, maar
het is een bijdrage om te komen tot
betere internationale verhoudingen.
De heer Polak (S. D.) dringt aan
op juiste voorlichting door de consu
laten. Hij geeft toe, dat er van het pro
tocol niet veel meer is te verwachten,
maar-hij is voor ,de toekomst toch' hoop
vol gestemd.
De heer Verkouteren (C. H.) onder
schrijft wat de heer Anema heeft gezegd.
Het heeft spreker verwonderd, dat man
nen als Mac Donald en Herriot zich ten
opzichte van het protocol zoo hebben ver
gist. Op den duur zal Amerika wel bij
den Volkenbond komen, maar voörloopig
nog niet, en dat is juist sprekër's bezwaar.
Ee heer Van Karnebee.k, minister
van buitenlandsche zaken, zégt, dat men
wel bedenken moet, hoe verschillend het
werk is van beroeps- en honoraire' con
suls. Maar spr. erkent, dat de handel recht
heeft op juiste inlichtingen.
iW, e mogen wel aannemen, dat
het Protocol thans onttrokken
is aan de sfeer der practische
politiek.
Toch is het nuttig, dat er hier over ge
sproken is. Met instemming, zelfs met ont
roering heeft spr: geluisterd naar den heer
Anema'. Den heer Polak merkt spr. op,
dat het protocol geen codex is van ethiek,
maar van politieke verplichtingen. Zijn
het kleinere idealjsten dan de anderen,
die voorop stellen', dat het militaire in
strument, gegeven aan een internationaal
college, noodig is in de internationale
gemeenschap? Spr staat aan de zijde van
den heer Anema, wanneer deze den Vol
kenbond wil behoeden voor échecs.
Waa'rheen de nieuwe formule Europa
zal vperen, is niet zeker, maar dat ze alle
aandacht verdient, wel. Speciale regelin
gen voor speciale gevallen zullen op den
voorgrond treden, en daarmede wordt de
toestand geschikter voor een collectieve
regeling als bedoeld in het protocol van
Genève. Het is de allereerste taak van
Nederland, te bevorderen de rechtskun
dige ordening in de internationale staat
kunde, het hooghouden van he: rechts
besef, de vreedzame afwikkeling van ge
schillen.
In die riohting wil spr. medewerken
De positie van het internationaal Hof van
Justitia zal gelukkig wel niet heel veel
mee rveranderen. Spr heeft hier niet v»eel
meer aan toe te voegen na de groote
redevoering van den heer Anema. Het
i$ nuttig, dat hier over deze groote aan
gelegenheid gesproken is geworden.
De begrooting wordt hierna) z. h'. s. aan
genomen. 1 1 -
GEMENGD NIEUWS.
Haastig eten. Het haastige eten wordt
door de docoren zeer verkeerd geacht.
Door slecht kauwen wordt, ook al is
men in het bezit van de beste tanden,
het voedsel slechts onvoldoende fijnge
malen en daardoor de voor de spijsver-
teering zoo noodzakelijke vermenging
ongelijkmatig gekauwd voedsel in de
met speeksel verhinderd. Wanneer zulk
maag komt, wordt daardoor de slijm-
huid van de maag geprikkeld en in een
toestand gebracht, die zeer storend
werkt op de vertering.
Duurt die gewoonte van haastig eten
en de maag uilen met onvoldoende
voorbereid voedsel lang, dan wordt dit
orgaan hoe langer hoe minder in staat
zijn werk naar behooren te verrichten.
Op den duur wordt daardoor de voeding
van het lichaam onmogelijk en langza
merhand zal het gestel daardoor ver
zwakken, en achteruitgaan, indien het
althans niet heel sterk is.
Maagpijn en stoornissen in de spijsver
tering zijn in ieder geval het waarschijn
lijk gevolg er van.
Moderne jeugd. Een 13-jarige knaap,
die vroeg naar bed was gestuurd, omdat
er visite was, heeft-zich uit woede hier
over doodgeschoten met de revolver van
zijn "vader.
Brand. Maandagmiddag brandde te
Nijmegen de wasproductenfabriek in de
Coehoornstraat 15a af. Een belendende
sigarenfabriek kreeg veel waterschade.
De oorzaak van den brand is onbekend.
Uit het Sociale Leven.
Uit de metaalnijverheid.
De Directeur-Generaal van den Ar
beid, de heer Zaalberg, heeft tot de
landelijke organisaties der metaalbe
werkers een schrijven gericht, waar
aan het volgende is ontleend:
„In de vergadering met vertegen
woordigers der scheepsbouwers en me
taalbewerkers op 11 December 192^
heb ik terloops gewezen op den zicht
baren achteruitgang van de groote
metaalbedrijven te Amsterdam. Mijne
bezorgdheid over deze eertijds zoo
bloeiende bedrijven, waarin een paar
duizend arbeiders onder betrekkelijk
gunstige voorwaarden werk vonden,
is er in den tusschentijd niet minder
op geworden.
Verschillende onrustbarende yer-
schijnselen worden voor een ieder dui
delijk. De Amsterdamsche Droogdok-
Maatschappij spreekt niet tegen, dat
zij wel afstand- van een groot dok wil
doen. De Ned. Scheepsbouw-Mij. ziet
welkome opdrachten naar elders gaan
en heeft ook al blijk gegeven, een deel
van haar bedrijf te gelde te willen
maken. „Werkspoor" zal waarschijn
lijk weldra de werkweek moeten gaan
verkorten wegens te weinig opdrach
ten. De Maatschappij „Nederland" laat
het belangrij kwerk in Hamburg uit
voeren. Hier staan geen gunstige ver
schijnselen in andere ondernemingen
tegenover.
De Amsterdamsche werkgevers heb
ben steeds hoogere loonen betaald dan
hunne concurrenten in andere plaat
sen. Het verschil is zelfs voortdurend
grooter geworden en ook thans willen
zij het Rotterdamsche tarief niet na
volgen.
Ik zie den toestand echter zóó don
ker. in, dat het mij niet zal verwonde
ren als spoedig het totale uitbetaalde
loon te Amsterdam belangrijk zal in
krimpen en (de bedrijven zoodanig
verzwakt zullen zijn, dat een hetere
toekomst niet gauw zal aanbreken.
Waar het in vele bedrijfstakken is
gebleken, dat een tijdelijke werktijd
verlenging een meestal probaat wer
kend middel is om weer op gang te
komen, meen ik mijne meening niet
te mogen verzwijgen, dat iets derge
lijks ook ,als poging om Amsterdam
uit zijn zichtbaar verval op te richten,
niet achterwege mag blijven."
De brief sluit met een betuiging van
leedwezen, dat de heer Zaalberg nood
gedwongen telkens mee moet werken
aan het opschorten van den acht-uren-
dag. „Doch hoe eer de industrie weer
tot bloei gekomen is, hoe eer de acht-
urendag weer gehandhaafd zal kun
nen worden." En ten slotte wordt in
het belang van allen, die bij deze in
dustrie betrokken zijn, het vorenstaan
de tot ernstige overdenking aanbevo
len."
Wij zijn niet genoegzaam op de hoog
te, merkt „Patrimonium" op, om aan
de metaalbewerkers een advies le ge
ven. Wij vertrouwen4 evenwel, dat met
name onze Christelijke vakorganisatie
de situatie ernstig onder de oogen zal
zien.
Het is natuurlijk mogelijk, dat de
heer Zaalberg zich vergist Maar het
maakt op ons wel indruk, dat een ter
zake kundig man, wiens sympathie
voor den 8-urendag onverdacht is, zóó
oordeelt.
In elk geval blijkt uit zijn mededee-
lingen, dat wij de crisis ook in de me
taalnijverheid nog niet te hoven zijn.
RECHTSZAKEN.
KANTONGERECHT LEIDEN.
Waarnemend Kantonrechter is Mr.
M. B. Vos.
Voor de openbare zitting komen op
de rol voor 102 zaken; 30 zaken voor
niet openbare behandeling.
C. P. K., te Leiden, heeft zich ach
ter een auto vastgehouden en zich zoo
op een rijwiel laten voorttrekken, wat
beklaagde zegt, dat hij gedaan heeft
omdat hij haast had. Eisch f2 of 2 d
F. I. A. M. F., te Leiden, heeft,
zonder de politie er van in kennis te
stellen, een vreemdeling geherbergd.
Beklaagde wist niet, dat hij zulks
moest melden. Eisch f2 of 2 dagen.
A. E., te Leiden, heeft te Leiden
op de Breestraat te hard gereden, waar
voor de ambtenaar f5 of 5 d. eischt'
D. H. te Delft heeft met een mo
torrijtuig bij de gevaarlijke bocht aan
het Groene Kerkje te Oegstgeesl
gereden zonder signaal te geven. Be
klaagde kon het tenlaste gelegde niel
ont- of bekennen, daar hij dikwijls en
overal rijdt, doch beklaagde wil hel
daarover niet hebben. De dagvaarding
is z.i. onjuist, want dat hij 55 jaren
oud is is niet zoo; ook is het huisnum
mer in de dagvaarding genoemd niet
juist. Eisch f3 of 3 dagen.
J. F. M. H. chauffeur te Botterdam,
is ten laste gelegd, dat hij te Oegst'
geest met een 4-wielig motorrijuig te
hard heeft gereden. Beklaagde heeft
echter volgens zijn beweren niet 32
K.M. gereden, zooals ten laste gelegd
wordt, doch 20, hoogstens 25 K.M. Ge
hoord worden de brigadier der Rijks-
veldwacht J. Been en de Rijksveld
wachter W. de Waard, die hun ver
baal bevestigen. Bekl. beweert, dat hij
zijn handschoenen aan zat te trekken,
dus niet hard gereden kan hebben.
Getuige de Waard heeft dat niet ge
zien, anders had er nog bijgekomen
dat hij de veiligheid in gevaar bracht.
Als getuige a dcliarge werden gehoord
v. d. Kruk uit Den Haag en A. Trijn
uit Rotterdam, die hetgeen beklaagde
aanvoerde bevestigen. Eisch f6 of 3
dagen.
H. J. v. B. te Hill eg om heeft te
Noordwijk gereden met. een rijwiel
voor éen persoon bestemd, waarop 2
personen hadden plaats genomen. Be
klaagde meende dat hij dat wel mocht,
want het rijwiel was voorzien van dub
bel versterkte bagagedrager en opstap
pen. Eisch f 1 of 1 dag.
J. Th. C. v. S. te O e g s t g e e s t heeft
op het klinkerpad gereden. Eisch fl
of 1 dag.
L. Zw., arbeider te K a t w ij k" heeft
met andere personen voor 'n garage
staan „beurzen" en was hinderlijk
voor den eigenaar. Bekl. Is daar even
gaan staan praten en niemand had er
last aan, evenmin is8 men hinderlijk
geweest.
Eisch f2 of 2 dagen.
A. de L. te Leiderdorp zoü op
zekeren nacht dronken geweest zijn en
stond daarvoor nu terecht. Bekl. ont
kent. Ben je daar dan niet voor aan
gehouden? vraagt de Kantonrechter.
Eigenlijk meer overvallen zegt bekl..
De verbaliseerende agenten kwamep
'"in eens achter de steenen vandaan, en
dat midden in den nacht. Hij schrok
zich „dood" en kan daardoor wel ge
waggeld hebben, althans in staat om
te spreken was hij niet. Van drank
drinken was geen sprake geweest. Hij
had éen glas bier gedronken gedu
rende den geheelen avond. De zaak
werd aangehouden om de verbalisan
ten te hooren.
A. v. T., B. v. T. en D. de J., de laat
ste 16 jéftr, pottenbakkers te L e id e r-
dorp, hebben zich op terrein bevonden
waar hen dat verboden is. Alleen de
laatste is verschenenen bekent. Eisch
II of 1 dag.
J. de W., schipper te Leiden, is
bekeurd voor Zaterdagsavond op de
Vischmaikt gereden te hebben met een
rijwiel. Eisch 50 cents. Of beklaagde j
nog wat aan te merken had? En toen
kwam het los. Bekl, is nooit anders
in Leiden dan des avonds laat en j
moest nog even naar een ijzerhandel
op de Vischmarkt. Uit de Nieuwstraat, I
door de Burchtsteeg was hij* auto's en
-rijtuigen gevplgd en werd toen opeens
aangehouden, door een agent die op
de Botermarkt stond. Maar later'heeft
hij gekeken, doch geen bord zien
staan. Het is op die manier een knip
waar ze je in laten vliegen. De Kan
tonrechter zal eens onderzoeken of
daar werkelijk geen borden staan; dan
wordt beklaagde niet veroordeeld.
Neeltje v. E. te Valkenburg heeft -
zonder licht gereden op een zeer laat
uur. Het was haar onmogelijk licht
(kaars) aan te houden dien avond. Het
was stormachtig. Eisch f 1 of 1 dag,
waarvan de Kantonrechter direct 50 j
ets. maakte.