ZATERDAG 28 FEBRUARI 1925
Nieuwe Leidsche Courant.
TWEEDE BLAD.
Uit de Schriften. j|
BE ZONDE BEDEKKEN.
Mijne zonde maakte ik U be
kend en mijne ongerechtigheid
bedekte ik' niet. Ik zeide: ik zal
belijdenis doen voor den Heere;
en Gij vergaaft de ongerechtig
heid mijner zonde.
Psalm. 325'.
Er ïs wel niet moeilijkere voor
den mensch dan om zijne zonden te
belijden.
Hoe verleidelijk en aanlokkend de
zcnde ook moge schijnen, voordat ze
begaan wordt, zoodra ze begaan is,
verdwijnt de glans van begeerlijk
heid, waarmede Satan haar omgaf,
en toont ze zich aan het nu weer hel
derziende oog der consciëntie in hare
ware gestalte als iets onreins, iets wat
ons besmet en bezoedelt, iets walge
lijks, waarvoor we ons wel diep heb
ben te schamen.
En dat schaamtegevoel drijft er ons
dan van zelf toe om de zonde te wil
len bedekken.
Haar ongedaan maken kunt ge niet,
maar ge wilt haar verbergen zoowel
voor de oogen der menschen als voor
de oogen van uw God.
Dat bedekken der zonde kan dan
op allerlei wijze geschieden.
Ge kunt de zonde zoo in 't geheim
J verrichten, dat geen mensch er ach
ter komt, en het kwaad, dat ge deedt,
voor de oogen der wereld verborgen
'bleef.
Of wel, wanneer de zonde toch open
baar werd en allerlei boos gerucht van
u rondgaat, de zonde driestweg ont
kennen, door liegen uw onschuld
staande houden om zoo de straf van
uw zonde te ontgaan.
Of ook, indien de bewijzen te sterk
worden en de booze daad niet langer
ontkend kan worden, de schuld van
u af te werpen en,op een ander la
den. Zooals Adam deed, toen Hij door
God tot verantwoording geroepen, de
schuld lafhartig op Eva wierp en
zeide: de vrouw, die Gij mij gegeven
hebt, die heeft mij verleid.
Nu ligt er in dat willen bedekken
van de zonde nog altoos een getuige
nis uwer consciëntie, dat 'de zonde in
uw oog een kwaad is.
Het is een uiting van het zedelijk
'schaamtegevoel.
En al willen we daarmee allerminst
vergoelijken, wanneer iemand door
zijn wettige rechters ondervraagd,
door liegen en ontkennen aan de straf
tracht te ontkomen, wat alléén een
bewijs van zedelijke zwakheid is, toch
mag aan de andere zijde nooit verge
ten worden, dat de onbeschaamdheid
en driestheid, waarmede zoo menig
kind ter wereld openlijk voor zijn
zonden uitkomt, er zelfs roem op
draagt en er een behagen in vindt,
dóór den Apostel Paulus als een der
ergste-teekenen van de menschelijke
verdorvenheid wordt genoemd.
Een maatschappij, waarin de kan-
j kerwonden der zonde niet bedekt,
maar openlijk tentoongesteld en zelfs
verheerlijkt worden, heeft alle schaam
tegevoel uitgeschud en is voor het
oordeel rijp.
Alleen, hoe natuurlijk die drang ook
moge wezen om uw zonde voor de
menschen te bedekken, voor uw God
kunt en moogt ge het niet doen.
Het baat u niet, want voor het al
ziend oog van uw God, is niets ver
borgen, ook niét de geheimste ge-
dachtenzonde van uw ziel.
Al zoudt ge zeggen: „de duisternis
zal mij immers bedekken", dan zou
de nacht een licht worden als de dag.
(Ps. i39 11, 12) en met een Mozes
zoudt ge moeten uitroepen: „Gij",
Heere, stelt onze ongerechtigheden
voor U, onze heimelijke zonden in het
licht Uws1 aanschijns". (Ps. 90 Si1;.
En niet alleen dat het u niet baat,
maar als ge toch' uw zonde verbergen
wilt voor uw God, als gij1 ze wilt be
dekken door zwijgen, dan wordt die
toegedekte zonde daarbinnen een vuur
dat u verschroeit en verbrandt.
Zoo had David het ondervonden na
zijn diepen val in zonde met Bathseba.
Hij zweeg en zijne beenderen werden
verouderd in zijn brullen den gan-
schen dag; zijn sap werd veranderd
in zomerdroogten. (Ps. 32 3, 4).
Dat duurde dagen, .weken, maan
den lang.
Totdat eindelijk Nathan, de pro
feet, kwam, David zijne zonde aan
zei en hem tot belijdenis van schuld
bewoog.
Toen bedekte David' zijne zonde
niet langer; hij maakte ze Goide be
kend en zeide: Ik zal belijdenis doen
van mijne overtredingen voor den
Heere. (vs. 5).
Met onweerstaanbare kracht, als
een stroom die lang was opgesloten,
maar waarvan eindelijk de sluizen
werden opengezet, 'drong en perste het
uit David's ziel en over zijn lippen,
toen hij voor zijn God knielde om
zijn zonde te belijden.
Toen werd niets verborgen of be
dekt; alle bedekselen der schande
werden afgerukt, alle wonden van zijn
hart naakt aan God getoond, geen
ander werd aangeklaagd of beschul
digd als verleider, David zelf was de
schuldige alleen.
En in de bitterste zelfaanklacht
kreet hij het voor de ooren van zijn
God: Tegen U, U alleen heb ik ge
zondigd, en gedaan dat kwaad is in
Uwe oogen". (Ps. 15 6).
En toen heeft David het ook on
dervonden, hoe zalig het is de zonde
voor God niet te bedekken, maar te
belijden.
,Want wat David niet kon en wat
geen mensch kan: de zonde bedek
ken, dat kan uw God wel.
Als gij uw zonde maar ontdekt voor
Hem, dan komt Hij met de hand
zijner genaderen bedekt ze, zoo dat
ze voor altoos verborgen is voor zijn
oog en u niet meer beschuldigen kan.
Daarom jubelt David in het begin
van dezen Psalm: „Welgelukzalig is
'hij', wiens overtreding vergeven, wiens
zonde bedekt is. Welgelukzalig is
de mensch, dien de Heere de onge
rechtigheid ak-t toerekent".
Of wilt ge het in de taal van het
Nieuwe Testament uitgedrukt: „Indien
wij onze zonden belijden, Hij is ge
trouw en rechtvaardig, dat Hij ons
de zonde vergeve en ons réinige van
alle ongerechtigheid".
LIEDJES ZONDER WOORDEN.
Daar trilt een liedjen in de blèren,
Wanneer de koeltjes labbrend varen,
Door 't geurig loof der groene tent;
Maar, of ons oor aandachtig luistert,
Toch, wat het blad aan 't blaadje
fluistert,
Wien is 't bekend?
Daar trilt een liedje in 't schomm'lend
koozen
Van 't bloempje, dat bij 't zachte
blozen,
Zich naar het wuivend bloempje
wendt;
Maar of ons oor aandachtig luistert,
Toch wat de knop aan 't knopje fluis
tert,
Wien is 't bekend?
Daar trilt een liedjen in 't geklater,
Van 'tvroolijk huppelende water,
Dat glipt door weide en loovertent;
Maar of ons oor aandachtig luistert,
Toch wat de golf aan 't golfje fluistert,
\yien is 't bekend?
Zie water- blad- bloemaccoorden,
'tZijn allen liedjes zonder woorden
Die de aarde naar den hemel zendt;
En, of ons oor vergeefs ook luistert.
Wat golfje, blaadje en knopje fluistert
God is 't bekend.
G. JONCKBLOET.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
B eroepen: Te Herveld, G. J. G. de
Bel te Sliedrecht. Te Wirdum, H. H.
Schipper te Willemsoord.
Aangenomen: Naar Balk', D. M.
Vermet te Klaaswaal.
GEREF. KERK.
Beroepen: Te Meeden en te Laar
(Graafschap Bentheim, Duitschland), cand.
K. Spoelstra te Sappemeer.
Ds. D. Ringaalda,
Naar „De Rotterd" verneemt, bevindt
Ds. D. Ringnalda, wien door den Ker-
keraad der Geref. Kerk Den HaagOost
een ziekteverlof van drie maanden werd
toegestaan, zich sinds de vorige week te
Bennekorn tot verder herstel van gezond
heid.
J. H. Feringaf
Een mijner Amerikaansch'e correspon
denten, zegt Dr. de Moor, zond me het
volgende bericht:
„Te Flushing N. Y. is in den ouderdom
van 68 jaar overleden J. H. Feringa. Vóór
zijn komen naar hier was' hij, indien ik
mij niet vergis, predikant bij de Gerei.
Kerken te Klundert en Zaandam'. Féringa
heeft tevergeefs getracht lid te worden van
de Geref. Kerk (Dutch Reformed) en
heeft zich toen aangesloten bij de Ame-
rikaansche Episcopaalsche Kerk. Binnen
de grenzen van die kerk heeft hij eenige
kleine gemeenten als „rector" gediend.
Invloed is er hier niet van hem uitgegaan.
Meer dan een „monument in de levens
zee" is hij niet geweest Een waarschu
wend monument, dat vermaant tot wa
ken en bidden. Een van zijn dochters
maakt zich verdienstelijkdoor zoo nu en
dan een goed boek uit het Hollandsch
te vertalen in het Engelschze heeft b.v.
Ulfers' „Oostloorn" vertaald".
Ik denk; dat de?e mfededeeling bij de
ouderen onder ons gemengde herinnerin
gen zal opwekken.
Eenmaal was de overledene een groot
man in ons midden.
Zijn reformatorische arbeid in het Zui
den zal nog bij velen in de gedachtenis
leven. Hij wees zelfs een beroep van Am
sterdam, dat hem lief had en waar hij ook
zoo gaarne was, af, omdat hij meende,
dit werk niet te mogen afbreken. En als
hij in die dagen te Amsterdam preekte
wat een ontzaggelijke toeloop! Men moest
minstens een uur tevoren aan de kerk
zijn om kans te hebben, binnen te komen.
Een hoogst populaire prediking was dan
te beluisteren, en menigeen ontving een
zegen onder zijn dienst.
Later dunde zijn gehoor, ook in de
hoofdstad. En nog later kwam de droeve
debacle. Het slot leest men boven, met
weemoed. We herinneren nog aan zijn
reis naar het Oosten met Ds. van der
Linden, aan zijn bundel Catechismuspree-
ken en vooral aan zijn boek „Gods kin
deren van Ur". Dit leven plaatste ons
voor een raadsel, waarvan het sterven
de oplossing gegeven zal hebben, die- ons
echter onbekend blijft".
Emeritaat en pensioen.
De classis Middelburg derGeref. Ker
ken heeft inzake het advies der Part.
Synode, om bij de emeriteering nog een
half jaar het volle tractement uit te keeren,
de volgende'conclusies aangenomen:
a. dit advies niet op te. volgen;
b. hiervan mededeeling te doen aan de
Synode van 1925 met opgaaf van redenen.
c. de Kerken te adviseeren bij emerïtetr-
ring ernstig te overwegen of'haar taak
niet uitgaat boven het uitkeeren van pen
sioen;
d. de Kerken te adviseeren bij over
lijden het pensioen aan te vullen tot het
volle tractement en de pastorie beschik
baar te laten beide gedurende minstens
drie maanden,
Geref. Predikantenvereeniging.
Woensdag 15 en Donderdag 16 Apri\
zullen de jaarlijksche samenkomsten wor
den gehouden van de Geref. Predilcanten-
Vereeniging, in het Jaarbeursgebouw te
Utrecht. De sprekers voor dit jaar zijn:
Ds. H. S. Bouma van Leeuwarden, Ds.
N. Buffinga, van Rotterdam; Prof. Di.
V. Hepp, van Amsterdam en de heer C.
Smeenk, lid van de Tweede Kamer te
Arnhem.
Predikanten-gebrek.
Binnen veertien dagen vertrekken we
der twee predikanten uit de Ned. Herv.
classis Bommel, zoodat nu in Bomme-
lerwaard juist de helft vacant is. Vo\-
art. 24 Reglement op de Vacaturen is
nu door het classicaal bestuur bepaald
dat de naburige ring Tuil te hulp zal
komen bij het vervullen var nreekbeurten. J
en herderlijk werk. Bij vijftal ga-
meenten is weigering te voldoen aan den
aanslag van Beheer de oorzaak' van de
zen toestand.
Fransch op de lagers school.
Het Comité tot bevordering yan den
wettelijken teïiigkeer van het Fransch op
de scholen voor gewoon lager onderwijs
ingesteld door afgevaardigden uit acht
tien verschillende steden in. ons land,
heeft 2ich met het volgende verzoek tot
de hoofden van scholen gericht
„Plet Comité is - voornemens een on
derzoek' in te stellen naar den omvang
dien het onderricht in het Fransch, on
danks de officieele afschaffing daarvan
heeft aangenomen in het bijzonder op
scholen, die gewoonlijk leerlingen afle*
veren aan gymnasia, lycea, hoogere bur
gerscholen, handelsscholen, en andere
scholen voor.'voortgezet onderwijs £n hier
van te bevoegder plaatse mededeeling te
doen. Vernomen hebbende, dat ook uwe
school tot deze categorie dient gerekend
te worden, verzoeken ondergeteekenden
u beleefd, de hierbij gevoegde lijst te
willen invullen' en toe te zenden aan de
laatste ondergetéekende. Het comité zou
het dan tev-ens-zeer op prijs stellen, sym
pathiebetuigingen -met zijn streven 'te ont
vangen".
Het Daltonstelsel.
Het „Schoolblad" vat aldus zijn oor
deel over Dalton samen:
„Een kind--moet in de"-leeskunst goed
ervaren zijn en moet iets op schrift kun
nen brengen, dat'er niet al te mal uitziet.
We snijden dus de vier laagste leerjaren
af. .-r'
Vervolgens. Er is ons^ gebleken, dat
voor een groep, kinderen 't daltonnen niet
alleen ongevaarlijk, maar van groot voor
deel was. Voor een andere groep daaren
tegen werkte 't zoo verkeerd, dat frien.
noodgedrongen de kinderen weer aan de"
lijn moest nemen.. Ligt de conclusie niet
voor 't grijpen. We achten, onder zekere
voorwaarden, een gematigde- toepassing
van 't Dalton-denkbeeld van groote waar
de in enkele klassen van de tweede afdee-
ling van een differentieerend schoolstel
sel 1
We zien dé versterking van de indivi-
eele activiteitin de daarvoor geschikte
klassen a.ls één der .faktoren, welke in
samenwerking met allerlei- faktoren do.
maatschappelijke- ppvoecling inderdaad
zullen maken tot'waf haar naam uitdrukt:,
opvoeding voor Y maatschappelijk leven.
Tot die faktoren behooren onder andere
een grondige herziening van de leerstof
onder het licht van een nieuwe doelstelling
het wegnemen van, de abstrakte grenzen
tusscben de zaakvakken en het wegsnijden
van alle overléefsels, welke in de tegen
woordige behoeften geen rechtvaardiging
van hun voortbestaan kunnen vinden. En
dus zal ons heerlijke rekenonderwijs aan
een gedwongen gedaanteverwisseling, een
allergrondigste gedaanteverwisseling, naar
we hopen, niet ontsnappen en kan het een
leervak worden, om het hart van ieder
Daltoniaante dóen .opspringen van vreug
de. Wat 't nii Mr Lynch is onze getuige
niet is.
We zijn zoo vrij,..dit- als één der bewijzen,
te beschouwen, dat Dalton niet in het 'oude
kader thuis behoort, maar de gereorgani
seerde school'evenzéer behoeft als de
gereorganiseerde 'school Dalton.
Dalton, wel' te verstaan, zuiver gezien
als versterking .der -individueele activiteit
en zonder eenige verbintenis met betrek
king tot het overnemen van het technische
apparaat en de ideeën, 'waaraan c ie 't aan
zijn dankt".
HANDEL IN BLANKE SLAVINNEN.
Kcrtèn tijd geleden werd meldiryr
gemaakt van een tréffend staaltje van
brutalen vrouwenroof iiï het Rijnland;
een meisje dat op den openbaren "weg
met geweld door automobilisten werd
geroofd.
Welke afmetingen dit schandelijkste
van alle oedrijvën, de z.g. handel in
blanke slavinnen, den laatsten tijd in
Duitschland heeft aangenomen, olijkt
uit een alarmkreet van Emma Mül-
lenhoff in de „Frankf. Z.", waarbij
wordt medegedeeld, hoe in donkerst
Hamburg een Madchenbörse" word;
gehouden, van waaruit duzenden Duit
sche vrouwen en meisjes naar den
Balkan, Frankrijk en Z.-Amerika wor^
den gezonden om. daar hun leven ver
der te slijten in huizen van ontucht.
Nog onlangs heeft de regeering van
Slees wijk verklahrd, dat binnen' een
I Aan het Zoeklicht.
Leiden, 28 Februari 1925.
Te Hillegom heeft -zich onlangs eeni
geval van pokken voorgedaan.
Dit geeft aan Dr. X. aanleiding óm1
in het „Vaderland" nogeens óp* -ge- 1
dwongen vaccinatie, revaccinatie en
du.vaccinatie aan. te dringen.
Het ideaal van dezen dokter is, ttèar
hij verklaart gedwongen vaccinatie in
liet eerste levensjaar, revaccinatie als
het kind naar school gaat en daar.na
desnoods let op dat desnoods!
met langere tusschenpoozen.
En deze dwang wordt gemotiveerd
met een beroep op het- algemeen be
lang, want: als in een woning pokken
uitbreken, loopt bet gezin van den
buurman gevaar, tenzij hij zich door
vaccinatie afdoende heeft beschermd.
Duidelijk is deze redeneering niet.
Als toch vaccihatie en revaccinatie
een afdöende bescherming geeft, waar
om zou men dan bevreesd zijn voor
hen flie zich niet laten vaccineeren?
Dan dreigt den buurman immers
geen gevaar! En welke grond is. er dan i
nog voor dwang?
De zaak is naluurlijk.dat deze Dr. X. I
evenal9 de meeste voorstanders van
den vaccinedwang in de vaccinatie j
toch bitter weinig vertrouwen stelt.
Maar toch wordt de dwang, de tót
drie en meermalen herhaalde dwang
bepleit, OBSERVATOR.
half jaar meer dan 3700 Duitsche
meisjes ontvoerd zijn.
Na verschillende voorbeelden te heb
ben aangehaald, van de brutale me
thoden, «door de handelaars gevolgd
om zich van hun „waar" meester te
maken, deelt de schrijfster mede, dat
bijv. in Keulen en Dusseldorf gemid
deld eiken dag een Duitsch meisje
spoorloos verdwijnt, van wie nooit
meer iets gehoord wordt. De gees- j
telijke v. Dörrien uit Sleeswijk Hol- i
stein is thans een waren kruistocht
begonnen om de opeiibare meening
in het geweer te brengen. Met klem
wordt tenslotte aangedrongen op eén
scherper wetgeving öp dit gebied en
wordt een beroep gedaan op den
nieuwen Rijksdag om te helpen, de
eer en de waardigheid van de -Duitj 1
sche vrouwen en meisjes te bescher
men en te redden.
WEKSTEM VOOR HET GE V/ETEN.
Een predikant moest eens naar Lon
den, om er een moeilijketaak te vol
brengen, daar hij moest collecteeren
voor zijn gemeente, die een groote som
schuldig was.
Voor hij zijn gemeente verliet, ver
zamelde hij nog eens alle leden, die
tot de meest gegoeden behoorden, en
zeide hun: „Men zal mij vragen of wij
volgens ons geweten alles gedaan heb
ben wat in ons vermogen was, om onze
schuld te betalen. Wat moet ik hierop
antwoorden? Gij broeder, wat denkt gij
er van?"
„O, mijnheer", was het antwöord,
„indien gij mij op het geweter yf,
vraagt, moet ik bekennen, dat ik niet
gedaan heb, wat ik doen kon en doen
moest!"
Dezelfde vraag werd nu aan eén
tweede en derde gedaan, en zoo,ver
volgens.
Allen legden hetzelfde getuigenis af.
De bijeengebrachte som werd gete'.J.
en tot groote blijdschap van den lee-
raar bemerkte hij, dat zijn reis niet
'meer noodig was, daar alle schuld nu
afbetaald kon worden.
De verkiezingen naderen. Als we
straks geen geld voor de propaganda
hebben zouden we ons allen op den
man af eens moeten afvragen, of we
er financieel voor hebben gedaan, wat
we konden. Er staan zulke groote be
langen op het spel. Men zorge zijn ge
weten in dezen vrij te houden.
(Houten Pomp.)
FEUILLETON.
Bn 's levens branding
(Uit het Engelsch)).
50)
„Ik stem toe, dat het onwaarschijn
lijk klinkt, maar wij moeten de feiten
aannemen, zooals zij zijn. Sinds Maan
dagavond is er niets van hem gehoord
of gezien. Hij heeft zijn overjas aan
getrokken en zijn hoed opgezet en is
uitgegaan, met het plan terug te ko
men; en dat is alles wat wij weten.
Hij is niet teruggekomen, en waar hij
is, weet niemand."
„U vreest dus, dat er een misdaad
in 't spel is?"
„Ik weet zelf bijna niet, waar ik
bang voor ben. Hij heeft geen enkelen
vijand in de stad, zoover ik weet. Hij
was wel op 't laatst van November het
middel, dat een paar inbrekers in den
val liepen, doch die zitten nu achter
slot en grendel. Ik heb mij wel eens
afgevraagd, of de een of ander hunner
medeplichtigen misschien wraak op
hem genomen heeft. Dat is echter zeer
onwaarschijnlijk. Als hem eenvoudig
een ongeluk was overkomen, dan zou
dit nu reeds lang ontdekt zijn."
„En u zegt, dat hij zich goed heeft
gedragen, sedert hij hier in de stad
woont; ik bedoel, dat hij altijd kalm
geleefd heeft? U weet, jongelui zijn
jongelui."
Ik kan u verzekeren mijnheer, dat
er op zijn leven niet het minst is aan
te merken. Persoonlijk heb ik hem nog
niet lang gekend, dat is waar, maar
zijn huisjuffrouw'geeft de gunstigs+e
getuigenissen omtrent zijn levenswan
del. Volgens haar, heeft hij geen enkele
ondeugd."
„Zoo. Ik was anders bang dat nu
dat hij eerder een anderen weg zou
zijn opgegaan. U weet zeker, dat hij
geheel gebroken heeft met zijn vroe
gere omgeving?"
„Ik weet weinig of niets van zijn
vroeger leven," antwoordde John. „Wij
ontdekten, natuurlijk, dat hij een man
van opvoeding en beschaving was, en
besloten dat hij betere dagen gekend
had."
„Zijn moeder beweert, dat hij in geen
enkel opzicht deugt",» zeide de majoor,
die mededeelzaam werd. Maar ik moet
zeggen, dat ik de partij kies van denv
jongen. Natuurlijk hecht ik aan gods
dienst, en dat alles; en ik hoop altijd
te blijven, wat ik ben: een beslist voor
stander van de kerk; maar mijn zus
ter gaat mij te ver. Zij is veel te gods
dienstig. Ja, dat ii zei Zij heeft haar
huis gevuld met allerlei vreemd volk
geestverwanten, noemt zij ze en
ik vrees, dat zij bijna al haar geld
heeft verspild aan allerlei godsdien
stige stokpaardjes. Ik zeg dit tot u,
want u zijt een vriend van den jon
gen."
„Ik heb hem ooit over zijn moeder
hooren spreken", antwoordde John.
„Hij vermeed zelfs zorgvuldig over
zijn vroeger leven te, spreken."
„Dat was mooi van hem. Ja, daar
heb ik hem des te liever om. Ziet u,
hij was voor predikant bestemd, maar
toen hij bijna met zijn studies klaar
was. gaf hij het op.hij zeide, dat hij
't niet eens was met een paar van de
artikelen, of iéts van dien aard."
Hierin sympathiseer ik niet met
hem. Godsdienst is iets, dat wij geen
van allen begrijpen. Wij moeten maar
met den dichter zeggen: „met hegrij
pen zal 't niet gaan, neem het onbe
grepen aan, ten minste, dat vind ik.
maar, naar hetgeen zijn moeder mij
vertelde, heeft hij alle geloof overbcord
geworpen. Het was vreeselijk hard
voor haar, zooals u denken kunt. Zij
voelde zich verplicht afstand te doen
van hem; en dat is het hardste van
alles. Maar ik keur dat in haar af.
Bloed is dikker dan water of moest
het tenminste zijn. En zij is maar
steeds bezig andere menschen te be-
keeren, en laat haar eigen zoon1 naar
den duivel loopen of-waarheen hij wil.
Dat kan ik niet volgens-den-bijbel-
handelen noemen. Maar ik ben een mi
litair én beweer niét verstand van dio
dingen te hebben, wat dunkt u ervan?
„Ik denk er precies 'zoo over als u",
was het antwoord. „Ik kan geen vrou
wen uitstaan, die er op uitgaan om
de wereld te bekeerén, en hun eigen
familie vérwaarloozen."
„Maar mijn zuster is geen alledaag-
sche vrouw", zeide de majoor snel.
„Ook heeft ze geen kosten gespaard
voor de opvoeding van den jongen."
„Maar wat zegt zijn vader van dit
alles?" vroeg John.
Ja, ziet u, hij had een betrekking
in Indië, en zag zijn vrouw en zijn
zoon weinig. Hij was een goed man in
zijn soort. Zijn ziel ruste in vrede."
„Is hij dood?"
„Hij is anderhalf jaar geleden ge
storven dat heeft mijn zuster een
gevoeligen stoot gegeven. Zij is niet
meer wie zij was. En ik ben overtuigd,
dat zij in haar hart naar den jongen
verlangt. Dat is 'de reden, dat ik hier
naar hem ben komen zoeken."
„Hij is een jonge man, waar zijn
moeder trotsch op moest zijn," ant
woordde John met warmte. „Ik geef
toe, dat liij niet veel sympathie schijnt
te voelen voor den godsdienst en zijn
uiterlijke vormen. Maar, in de beste
beteelcenis van het woord, houd ik
hem voor een echt godsdienstig man."
„Ging hij geregeld naar de kerk."
„Ik geloof het niet. Ik weet eigen
lijk zeker, dat hij alle kerken vermeed.
„Dan begrijp ik nret, hóe u hem met
mogelijkheid godsdienstig kunt noe-"
m&n" antwoordde de majoor lachende.
„Als een man cenigen godsdienst heeft
bezoekt hij de kerk even geregeld als
een soldaat de exercitie. Ik geef mij
zelf niet voor Fijzondér godsdienstig
uit, maar ik ga naar de kerk dat
is te zeggen, als ik er in de gelegen
heid toe ben."
John Sudden lachte hartelijk, maar
antwoordde niet.
„Ik zie, dat u het niet met mij eens
zijt", zjeide de majoor. „Maar u zult
-mij niet kwalijk nemen, dat ik rond
uit zeg, hoe ik erover denk Mijn zus
ter nu is een streng godsdienstige
vrouw. Dat is zé, zonder twijfel. Het*,
is haar stokpaard. Zij heeft er al haar j
tijd cn aandacht aan gegeven orf haar
geld op den koop toe."
,Ja?" vroeg John op drogen toon.
(Wordt vervolgd):